Toelichting bij COM(2006)178-2 - Sluiting van een regeling met IJsland en Noorwegen anderzijds inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Op 18 mei 1999 heeft de Raad van de Europese Unie met de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen een overeenkomst gesloten over de manier waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis.

Volgens artikel 21, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van 26 oktober 2004 tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, participeren de landen die betrokken zijn bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, in het agentschap. Nadere bijzonderheden van hun deelname aan de werkzaamheden van het agentschap worden uitgewerkt in afzonderlijke overeenkomsten ("regelingen").

Nadat de Commissie daartoe op 7 oktober 2004 was gemachtigd, werd met de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen onderhandeld over een regeling. De onderhandelingen werden op 18 mei 2005 afgerond, waarna de ontwerp-regeling werd geparafeerd.

De regeling heeft betrekking op de volgende punten: het uitzonderlijke, beperkte stemrecht van de vertegenwoordigers van IJsland en Noorwegen in de raad van bestuur, de financiƫle bijdrage van beide landen aan de begroting van het agentschap, gegevensbescherming en vertrouwelijkheid, de juridische status van het agentschap in IJsland en Noorwegen, de aansprakelijkheid van het agentschap, erkenning door beide landen van de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen over het agentschap, voorrechten en immuniteiten van het agentschap en het personeel van het agentschap, en de mogelijkheid voor onderdanen van IJsland en Noorwegen om op contractbasis in dienst te worden genomen door de uitvoerend directeur van het agentschap.

In de regeling is een gezamenlijke verklaring opgenomen, waarin wordt beklemtoond dat het toekennen van beperkt stemrecht aan IJsland en Noorwegen, ondanks het feit dat het agentschap een communautair orgaan is, geenszins als een juridisch of politiek precedent mag worden beschouwd. Deze verklaring wordt samen met de regeling bekendgemaakt in het Publicatieblad.

Artikel 62, punt 2, onder a), en artikel 66 juncto artikel 300 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vormen de rechtsgrond voor de regeling.