Toelichting bij COM(2006)29 - Gemeenschappelijk mechanisme voor civiele bescherming (Herschikking) - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2006)29 - Gemeenschappelijk mechanisme voor civiele bescherming (Herschikking). |
---|---|
bron | COM(2006)29 |
datum | 26-01-2006 |
Het communautair mechanisme voor civiele bescherming [hierna ‘het mechanisme’ genoemd] werd in 2001 ingesteld ter ondersteuning van de mobilisering en coördinatie van bijstand door de civiele bescherming bij ernstige noodsituaties binnen en buiten de Unie. Vanaf zijn oprichting is het mechanisme een eenvoudig, maar doeltreffend middel gebleken om de samenwerking en coördinatie bij civiele bescherming te verbeteren. Recente ervaringen hebben aangetoond dat het bestaande mechanisme verder dient te worden ontwikkeld. De belangrijkste doelstellingen van dit voorstel zijn een versterking van het mechanisme, op basis van ervaringen uit het verleden, en het creëren van een rechtsgrondslag voor acties door de Gemeenschap die noodzakelijk zijn om een antwoord te bieden op de huidige behoeften op het gebied van civiele bescherming. Het voorstel bouwt verder op de Mededeling van de Commissie "Verbetering van het communautair mechanisme voor civiele bescherming”, die is aangenomen op 20 april 2005 i en houdt rekening met de conclusies van de Raad van 18 juli 2005. Het voorstel is tevens gebaseerd op de vertrouwelijke Mededeling “Solidariteit door wederzijdse bijstand” van 8 november 2005 i. Bovendien houdt het voorstel rekening met een aantal verklaringen van de Europese Raad en het Europees Parlement, waarin beleidsoriëntaties worden ontwikkeld voor een versterking van de Europese samenwerking op het gebied van civiele bescherming. De Raad van juni 2004 stelde dat “de bestaande samenwerking op het gebied van civiele bescherming moet worden opgevoerd, als teken van de bereidheid van de lidstaten […] solidair op te treden.” In december 2004 bevestigde de Raad dat er behoefte is aan “een verdere beoordeling en ontwikkeling van civiele beschermingsvermogens, met inbegrip van gezamenlijke oefeningen en coördinatie van voorlichtingsaspecten”. Naar aanleiding van de tsnunami in Zuid-Azië heeft de Raad een actieplan aangenomen om alle door de Unie en de lidstaten genomen, of geplande, initiatieven te bundelen, waaronder de eventuele verbetering van het mechanisme en de ontwikkeling van een snellereactiemechanisme bij rampen i. Op hetzelfde moment riep het Parlement op tot “de oprichting van een gemeenschappelijke kern van gespecialiseerde, adequaat uitgeruste civiele eenheden voor civiele bescherming, die gezamenlijk worden opgeleid en beschikbaar zijn in geval van [rampen] binnen de Unie of in de rest van de wereld.” In juni 2005 verzocht de Europese Raad de Commissie prioriteit te verlenen aan de versterking van de vermogens op het gebied van civiele bescherming […] en de ontwikkeling van een snellereactiecapaciteit op basis van de modules voor civiele bescherming van de lidstaten”. Deze verklaringen geven samen een duidelijke richting aan voor toekomstige Europese samenwerking op het vlak van civiele bescherming.
(
Algemene context
De jongste jaren is het aantal, de ernst en intensiteit van natuurrampen aanzienlijk toegenomen. Dit heeft geleid tot het verlies van mensenlevens, de vernietiging van economische en sociale infrastructuur en schade aan reeds kwetsbare ecosystemen. Civiele bescherming wordt complexer door nieuwe technologische risico’s. Bij een aantal terreuraanslagen in de EU is gebleken hoe belangrijk een doeltreffende beheersing van de gevolgen is. De jongste jaren is het aantal landen dat een beroep deed op het mechanisme voor onmiddellijke bijstand op het vlak van civiele bescherming aanzienlijk toegenomen. Tijdens de eerste tien maanden van 2005 hebben meer dan tien landen via het mechanisme bijstand gevraagd. Een aantal lidstaten, kandidaat-lidstaten, partners in ontwikkelingslanden en ook enkele zeer welvarende landen hebben een beroep gedaan op het mechanisme om hen te helpen het hoofd te bieden aan rampen die zij alleen niet de baas konden.
(
Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied
Op dit moment valt civiele bescherming onder twee communautaire wetgevende instrumenten: i) Beschikking 1999/847/EG van 9 december 1999 betreffende een communautair actieprogramma voor civiele bescherming i, die eind 2004 zou aflopen, maar tot eind 2006 is verlengd. De beschikking functioneert op basis van een specifieke meerjarenbegroting. ii) Beschikking 2001/792/EG, Euratom van 23 oktober 2001 tot vaststelling van een communautair mechanisme ter vergemakkelijking van versterkte samenwerking bij bijstandsinterventies in het kader van civiele bescherming i. Dit is geen financieel instrument maar regelt de operationele verplichtingen van de lidstaten en de Commissie. Dit voorstel heeft betrekking op Beschikking 2001/792/EG, Euratom. Deze beschikking wordt gewijzigd met het oog op een betere samenwerking en coördinatie.
(
Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU
Er werd bijzondere aandacht besteed aan het vermijden van overlapping met acties in het kader van andere communautaire instrumenten en maatregelen, in het bijzonder wat betreft humanitaire hulp door de Gemeenschap.
2)
Inhoudsopgave
Raadpleging van belanghebbende partijen
Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten
Tijdens de voorbereiding van dit voorstel heeft de Commissie de lidstaten, de vijf andere landen die aan het mechanisme deelnemen i en andere belanghebbenden geraadpleegd via een openbare procedure. Er werd een discussienota en vragenlijst op het internet geplaatst en er is een overlegvergadering georganiseerd.
Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden
Tijdens de raadplegingsprocedure is gebleken dat de algemene beleidsdoelstelling om de bestaande instrumenten voor civiele bescherming te versterken algemeen wordt onderschreven. De respondenten hebben hun algemene instemming betuigd met de in het raadplegingsdocument opgenomen doelstellingen en sluiten zich aan bij de visie van de Commissie om geen nieuwe instrumenten te ontwikkelen, maar verder te bouwen op het bestaande instrument. Anderen hebben twijfels geuit bij de keuze van een richtlijn als instrument en de nadruk gelegd op de behoefte om te voldoen aan de algemene financiële vooruitzichten en bij verdere ontwikkelingen uit te gaan van een grondige kostenanalyse. Door een aantal respondenten werd erop gewezen dat de zichtbaarheid van de Europese bijstand inzake civiele bescherming moet worden verbeterd. Ook werd benadrukt dat het subsidiariteitsbeginsel moet worden geëerbiedigd en op het niveau van de EU naar een maximale toegevoegde waarde moet worden gestreefd. Een aantal lidstaten heeft benadrukt dat de coördinatie en complementariteit tussen humanitaire hulp en civiele bescherming in derde landen moeten worden gewaarborgd. Een aantal belanghebbenden heeft gewezen op het belang van vroegtijdige waarschuwing. Met al deze antwoorden is rekening gehouden.
Van 20.1.2005 tot 1.6.2005 heeft via internet een openbare raadpleging plaatsgevonden. De resultaten staan op: europa.eu.int/comm/environment/civil
Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid
Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid. Het voorstel is gebaseerd op ervaringen uit het verleden met de werking van het mechanisme bij rampen.
(
Effectbeoordeling
Bij de voorbereiding van dit voorstel werden drie opties onderzocht. De eerste optie bestaat erin geen beroep te doen op een wetgevingsinstrument. Op deze manier kan de Gemeenschap de door de Europese Raad en het Europees Parlement gestelde beleidsdoelstellingen niet realiseren. De meest ambitieuze optie om deze doelstellingen te bereiken is de oprichting van een permanente Europese civiele beschermingsmacht. Deze macht zou putten uit de civiele beschermingseenheden van de lidstaten en op Europees niveau stand-by worden gehouden om snel te reageren bij noodsituaties. Deze optie biedt weliswaar verschillende voordelen, in het bijzonder snelheid, doeltreffendheid, zichtbaarheid en coördinatie, maar wordt in de ontwikkelingsfase van het mechanisme niet realistisch geacht omwille van de financiële gevolgen en uitdagingen op het vlak van administratie en management die ermee verbonden zijn. Een derde optie is een beperkt aantal verbeteringen aanbrengen in de beschikking van de Raad over het mechanisme. Via deze weg kan de Gemeenschap haar ambities op het vlak van samenwerking voor civiele bescherming op een pragmatische en kostenefficiënte manier waarmaken. Dit biedt de Gemeenschap de mogelijkheid verder te bouwen op de middelen voor civiele bescherming waarover de lidstaten beschikken, de belangrijkste bron van Europese bijstand, en extra ondersteuning te bieden als aanvulling op de middelen van de lidstaten. Terwijl de financiële kosten van optie 2 worden vermeden, waarborgt het voorstel een evenwicht tussen ondersteuning en aanvullende acties, waardoor de Gemeenschap als geheel hulp kan bieden bij ernstige noodsituaties.
3)
(
Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)
Dit voorstel is een herschikking van Beschikking 2001/792/EG, Euratom overeenkomstig het interinstitutioneel akkoord over de herschikking van besluiten. De belangrijke wijzigingen van Beschikking 2001/792/EG, Euratom en de niet gewijzigde bepalingen worden in één tekst geïntegreerd. Dit voorstel vervangt deze beschikking, welke wordt ingetrokken. Dit komt de transparantie en toegankelijkheid van de communautaire regelgeving ten goede.
(
Rechtsgrondslag
Volgens artikel 3, lid 1, onder u), van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap omvat het optreden van de Gemeenschap maatregelen op het gebied van civiele bescherming. Aangezien bijstand op het gebied van civiele bescherming ook noodzakelijk kan zijn bij radiologische noodsituaties dient dit voorstel ook in overeenstemming te zijn met het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. Aangezien er geen specifieke rechtsgrondslag bestaat voor civiele bescherming, is dit voorstel gebaseerd op artikel 308 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en artikel 203 van het Euratomverdrag. In beide gevallen geldt dezelfde beslissingsprocedure: de Raad neemt bij eenparigheid van stemmen de passende maatregelen op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement.
(
Subsidiariteitsbeginsel
Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voorzover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen.
De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende reden(en) niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt.
Het mechanisme werd ingesteld omdat individuele lidstaten niet over voldoende middelen beschikken om het hoofd te bieden aan belangrijke rampen. In dat geval is er behoefte aan wederzijdse bijstand inzake civiele bescherming om de nationale hulpverleningscapaciteit te versterken.
De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende reden(en) beter door een optreden van de Gemeenschap worden verwezenlijkt.
Een versterking van de middelen van de Gemeenschap om reële bijstand te kunnen bieden op het vlak van civiele bescherming bij grote rampen is zowel vanuit politiek als praktisch oogpunt noodzakelijk. De Europese Raad en het Europees Parlement hebben aangegeven dat er behoefte bestaat aan betere samenwerking op het niveau van de Unie inzake civiele bescherming. Door het voorstel zullen lidstaten beter kunnen bijdragen tot civiele bescherming op communautair niveau en de voordelen genieten van een betere coördinatie en samenwerking op grond van een beter rechtskader. Voorts waarborgt het mechanisme de lidstaten in geval van nood doeltreffende en goed gecoördineerde bijstand op het vlak van civiele bescherming door andere lidstaten.
Door dit voorstel kunnen lidstaten op bepaalde gebieden, zoals logistiek en vervoer schaalvoordelen realiseren en hun schaarse middelen efficiënter aanwenden.
Kortom, het voorstel beoogt een betere samenwerking op communautair niveau ter ondersteuning en aanvulling van de inspanningen van de lidstaten wanneer de omvang van een ramp de nationale hulpverleningscapaciteit overstijgt.
Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.
Evenredigheidsbeginsel
Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.
Het voorstel gaat niet verder dan nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken. Het voorstel werkt de bij vorige interventies geconstateerde tekortkomingen weg en beantwoordt aan diverse mandaten van de Europese Raad en het Europees Parlement.
De administratieve last voor de Gemeenschap en de nationale overheden is bescheiden en beperkt tot wat nodig is om de Gemeenschap toe te laten een doelmatige civiele bescherming te bieden wanneer om bijstand wordt gevraagd.
Keuze van instrumenten
Voorgesteld instrument: Beschikking van de Raad.
Andere instrumenten zouden om de volgende reden(en) ongeschikt zijn. Beschikking 2001/792//EG, Euratom kan alleen door een andere beschikking van de Raad worden herschikt.
4)
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.
5)
(
Vereenvoudiging
Het voorstel behelst een vereenvoudiging van de wetgeving.
Door een herschikking van de tekst kan de Gemeenschap de belangrijke amendementen die bij de beschikking van de Raad zijn voorgesteld en de ongewijzigde bepalingen in één tekst integreren. Bovendien werd de oorspronkelijke tekst van de beschikking verbeterd en verduidelijkt met het oog op de verbetering van de regelgeving. Een aantal elementen is geschrapt of gewijzigd, maar aan de essentie van de beschikking wordt niet geraakt.
(
Intrekking van bestaande wetgeving
De vaststelling van het voorstel heeft de intrekking van de bestaande wetgeving tot gevolg.
Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling
Het voorstel bevat een evaluatiebepaling.
(
Herschikking
Het voorstel impliceert een herschikking van de huidige wetgeving.
(
Europese Economische Ruimte
De voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.
(
Nadere uitleg van het voorstel, per hoofdstuk of per artikel
Hierna volgt een samenvatting van de belangrijkste voorstellen. 1. Vervoer (a) Huidige situatie Op dit moment is elke lidstaat verantwoordelijk voor de organisatie van het transport van zijn middelen voor civiele bescherming. De doeltreffendheid van Europese bijstandsinterventies op het gebied van civiele bescherming werd tot dusver vooral belemmerd door het gebrek aan beschikbare transportmiddelen. Bij elke recente interventie verklaarden verschillende lidstaten bereid te zijn de verzochte bijstand te verlenen, maar niet over de nodige transportmiddelen beschikten. Hiervoor bestaan talrijke en uiteenlopende redenen. Niet alle voor civiele bescherming bevoegde instanties van de lidstaten kunnen te allen tijde een beroep doen op luchttransport. In een aantal gevallen bestaan er geen procedures om in het kader van civiele bescherming een beroep te doen op militaire transportmiddelen. Commerciële toestellen inschakelen is vaak omslachtig en tijdrovend. Lidstaten staan soms met elkaar in concurrentie voor dezelfde transportmiddelen. Bovendien zijn de transportkosten soms onevenredig hoog tegenover de financiële waarde van de bijstand. Zoals reeds aangetoond in de effectbeoordeling, hebben deze problemen vaak tot gevolg dat de broodnodige bijstand vertraging oploopt of niet wordt verleend. Wanneer de lidstaten beslissen de financiële lasten voor het transport op zich te nemen, leiden deze kosten vaak tot een vermindering van de duur en de omvang van de interventie waardoor de positieve effecten van de communautaire bijstand op het gebied van civiele bescherming beperkt worden. (b) Voorstellen De Gemeenschap dient te streven naar nauwere samenwerking op dit gebied. Financiële en praktische steun van de Gemeenschap voor het transport van bijstand inzake civiele bescherming zal tot een toename van de beschikbare bijstand leiden. De steun zal de samenwerking en de zichtbaarheid van de collectieve solidariteit met landen die behoefte hebben aan bijstand bevorderen. Dit zal elke lidstaat tevens waarborgen dat hij kan rekenen op de communautaire bijstand inzake civiele bescherming, zelfs wanneer de middelen van de andere lidstaten uitgeput, ontoereikend of niet beschikbaar zijn. Het belangrijkste voordeel is dat de Gemeenschap meer levens zal kunnen redden en slachtoffers van rampen tijdig reële hulp kan verlenen. De bepalingen in de beschikking van de Raad betreffende het transport van bijstand voor civiele bescherming in het kader van het mechanisme moeten derhalve worden aangepast. De belangrijkste elementen zijn: i) Het vervoer van nationale middelen voor civiele bescherming blijft in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van elk land dat via het mechanisme bijstand verleent. Deze verantwoordelijkheid wordt in dit voorstel geregeld door de bepaling dat de lidstaten maatregelen dienen te nemen met het oog op een tijdig vervoer van de middelen voor civiele bescherming. ii) Waar mogelijk dienen de lidstaten te streven naar een collectief gebruik van transportmiddelen om de omvang van de bijstand te verhogen en een snelle inzet daarvan te waarborgen. iii) Communautaire financiering i kan worden ingeschakeld als vangnet wanneer geen, onvoldoende of niet de geschikte nationale transportmiddelen voorhanden zijn. Deze middelen bieden de Commissie de mogelijkheid de nodige extra transportmiddelen in te zetten, die anders niet beschikbaar zouden zijn, om een snelle reactie te waarborgen bij ernstige noodsituaties. Gedetailleerde regels voor het inzetten van extra transportmiddelen zullen worden vastgesteld volgens de in artikel 13 vastgestelde procedures. 2. Ontwikkelen van een Europees snellereactievermogen (a) Huidige situatie De communautaire bijstandsverlening op het gebied van civiele bescherming bestaat uit teams, deskundigen en door de lidstaten op vrijwillige basis beschikbaar gestelde uitrusting. Hiertoe dienen de lidstaten op grond van artikel 3 van de beschikking vooraf te bepalen welke teams en deskundigen zo nodig beschikbaar kunnen worden gesteld voor interventies in het kader van het communautair mechanisme. Op grond van artikel 4, onder d), dient de Commissie een opleidingsprogramma op te zetten dat cursussen en oefeningen omvat en tevens voorziet in een uitwisselingssysteem van deskundigen om de paraatheid van het interventiepersoneel te verhogen. Deze elementen zijn weliswaar waardevol, maar ontoereikend voor de ontwikkeling van het door de Europese Raad gewenste Europese snellereactievermogen. Dit wordt bevestigd door de capaciteitsbeoordeling, waarbij is onderzocht welke bijstand inzake civiele bescherming beschikbaar is in het geval van een belangrijke terroristische aanslag in de Unie. Uit de beoordeling bleek dat de capaciteit op verschillende gebieden waarvoor wederzijdse bijstand kan worden gevraagd tekortschiet.[8] Deze problemen moeten worden weggewerkt om ervoor te zorgen dat de Gemeenschap als geheel te gepasten tijde de nodige bijstand kan verlenen. Uit ervaringen in het verleden is tevens gebleken dat een vrijwillig systeem van wederzijdse bijstand een aantal beperkingen inhoudt, vooral wanneer een aantal landen tegelijk wordt getroffen door gelijksoortige risico’s (vb. gelijktijdige terreuraanslagen in de Unie, bosbranden, overstromingen). Kortom, de bijstand door de lidstaten is ontoereikend om bij elke noodsituatie snelle bijstand op het gebied van civiele bescherming te waarborgen. (b) Voorstellen Het voorstel omvat vier nieuwigheden waarmee uitdrukking wordt gegeven aan de ambitie van de Unie om een Europees snellereactievermogen te ontwikkelen op basis van de civiele beschermingsmodules van de lidstaten. Ten eerste wordt de regeling bevestigd waarover reeds een overeenkomst werd bereikt door de Raad van 18 mei 2004 bij de vaststelling van de modaliteiten voor het beschikbaar stellen van militaire databases voor het mechanisme. Overeenkomstig deze modaliteiten worden de lidstaten in het voorstel verzocht in hun antwoord op verzoeken om bijstand ook informatie te geven over de beschikbaarheid van militaire middelen. Ten tweede worden de lidstaten er in het voorstel, zoals gewenst door de Europese Raad, toe aangespoord civiele beschermingsmodules op te zetten. Een module is een specifieke, vooraf vastgestelde verzameling van civiele beschermingsmiddelen waarover een lidstaat beschikt, die snel kan worden uitgezonden wanneer via het mechanisme om bijstand wordt verzocht. Het kan gaan om uitrusting, personeel of een combinatie van beide. Modules moeten volledig interoperabel, snel inzetbaar en uitgerust zijn om zowel ondersteuning te bieden als in te spelen op prioritaire behoeften bij noodsituaties. Bij de ontwikkeling van deze modules kan worden gezocht naar mogelijke synergieën met andere vormen van expertise die nuttig kan zijn bij belangrijke noodsituaties. Het is essentieel dat dergelijke modules zowel kunnen worden opgebouwd door één lidstaat als door samenwerking van verschillende lidstaten. Het laatste geval biedt extra mogelijkheden voor samenwerking, in het bijzonder voor kleine landen en laat alle lidstaten toe, hetzij individueel, hetzij collectief, deel te nemen aan communautaire bijstandsinterventies inzake civiele bescherming. Wanneer de modules een belangrijk onderdeel worden in de database van de beschikbare bijstand, zal het MIC bij elk verzoek om bijstand kunnen nagaan welke modules nodig zijn en ervoor zorgen dat ze, via de betrokken lidstaten, onmiddellijk worden ingeschakeld. Ten derde is uit de capaciteitsbeoordeling gebleken dat er behoefte is aan aanvullende maatregelen inzake logistiek. De Gemeenschap dient te streven naar schaalvoordelen op dit vlak en ervoor te zorgen dat centrale ondersteunende functies (communicatie, vloot van lichte voertuigen ter plaatse, materialen, technische werkplaats enz.) kunnen worden vervuld door speciale eenheden die ten dienste staan van de interventieteams van alle lidstaten. Op die manier kunnen de interventieteams zich concentreren op hun hoofdtaken, waardoor hun efficiëntie toeneemt en ook de doeltreffendheid van de Europese bijstand inzake civiele bescherming. De ondersteunende modules zullen bestaan uit middelen van de lidstaten die in overleg met de Commissie door de betrokken lidstaten worden uitgezonden. Ten slotte is het weliswaar de bedoeling dat de communautaire bijstand inzake civiele bescherming in eerste instantie gebaseerd blijft op vrijwillige bijdragen door de lidstaten, maar creëert het voorstel een nieuw kader waarbinnen de Gemeenschap op een kostenefficiënte manier ondersteuning en middelen kan verlenen als aanvulling op de bijstand door de lidstaten. De steun zal dienen om bijstand te bieden die niet beschikbaar is bij de landen die deelnemen aan het mechanisme. Het kan gaan om de tijdelijke huur van specifieke uitrusting (medevac vliegtuig, pompen met een hoog debiet voor overstromingen, blusvliegtuigen voor bosbranden, enz.). Met het oog op het laatste voorstel moeten, overeenkomstig de procedures van artikel 13, strikte criteria en drempels worden vastgesteld. Het is niet de bedoeling nationale paraatheidsmaatregelen te vervangen of communautaire financiering te bieden voor de aankoop van uitrusting voor civiele bescherming door de lidstaten. Het voorstel beoogt alleen te voorzien in een extra vangnet waarop in uitzonderlijke omstandigheden een beroep kan worden gedaan om de bij de lidstaten beschikbare bijstand te ondersteunen. Wanneer de lidstaten geen, onvoldoende of niet de gepaste bijstand kunnen verlenen, kan de Gemeenschap op deze manier tegemoet komen aan specifieke humanitaire behoeften of onherstelbare milieuschade voorkomen. Het voorstel beoogt een verbetering van de collectieve veiligheid van de Europese burgers door een aanvullend veiligheidsnet en is derhalve noodzakelijk en in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. Dit veiligheidsnet is noodzakelijk om de Gemeenschap toe te laten te allen tijden tegemoet te komen aan een verzoek om bijstand van een van de lidstaten, zelfs indien de gevraagde bijstand in geen enkele andere lidstaat beschikbaar is of de nationale bijstand van andere lidstaten ontoereikend of niet beschikbaar is. Het voorziet in een extra beschermings- en veiligheidslaag die niet kan worden gewaarborgd door de individuele lidstaten. 3. Vroegtijdige waarschuwing Om snel te kunnen reageren op natuurrampen dient de Gemeenschap te beschikken over systemen voor vroegtijdige waarschuwing waardoor de lidstaten en het waarnemings- en informatiecentrum zo snel mogelijk de nodige maatregelen kunnen treffen. Deze systemen dienen rekening te houden met bestaande waarschuwingssystemen zoals het Global disaster alert and coordination system (GDACS) en het UNDAC alert system. De Gemeenschap dient mee te werken aan de ontwikkeling van deze systemen om de lidstaten te helpen sneller te reageren op natuurrampen en het snellereactievermogen van de EU als geheel te verbeteren. De Raad heeft benadrukt dat hij er veel belang aan hecht dat de inspanningen terzake worden voortgezet. In deze beschikking van de Raad moet een passende rechtsgrond worden opgenomen om deze werkzaamheden binnen het mechanisme voort te zetten. De communautaire maatregelen op het vlak van vroegtijdige waarschuwing hebben in de eerste plaats tot doel de Europese burger beter te beschermen tegen de gevolgen van belangrijke natuurrampen. Enkele voorbeelden van maatregelen terzake zijn: evalueren en zo nodig verbeteren van bestaande systemen voor vroegtijdige waarschuwing, verbeteren van de verbinding tussen detectiesystemen en alarmmechanismen, zoeken naar synergieën tussen de verschillende systemen en deze aan elkaar koppelen met het oog op een makkelijke toegang voor beleidsverantwoordelijken 4. Coördinatie van interventies in derde landen (a) Huidige situatie Bijstandsinterventies buiten de Gemeenschap kunnen ofwel autonoom worden uitgevoerd, ofwel door deel te nemen aan een operatie onder leiding van een internationale organisatie. In bepaalde noodsituaties wordt civiele bescherming ingezet om tegemoet te komen aan humanitaire behoeften en draagt ze op die manier bij tot een grotere humanitaire inspanning. Zowel bijstand inzake civiele bescherming als humanitaire hulp spelen in op de onmiddellijke noden bij grote rampen. Bijstandsinterventies op het gebied van civiele bescherming zijn meestal van korte duur, terwijl humanitaire operaties gewoonlijk worden voortgezet na de acute fase van een ramp i. Binnen de Commissie werden afspraken gemaakt om een nauwe samenwerking te waarborgen tussen het mechanisme en ECHO en bij rampen te zorgen voor een grootschalige reactie. De operationele procedures van de Commissie zullen zorgen voor een verdere ontwikkeling van de synergieën tussen communautaire humanitaire hulp en civiele bescherming op basis van hun specifieke functies en comparatieve voordelen. Hierdoor zal ook de rapportage verbeteren van de humanitaire bijdragen die respectievelijk door de Gemeenschap en de lidstaten worden verleend. Er werd ook aandacht besteed aan een goede coördinatie met de Verenigde Naties. In oktober 2004 werd een overeenkomst ondertekend tussen de Commissie en het OCHA (Office for the Coordination of Humanitarian Affairs) van de VN waarin de basisbeginselen zijn vastgesteld voor verdere samenwerking en coördinatie en die als doel heeft overlappingen van de inspanningen te voorkomen. De Commissie zal blijven streven naar coördinatie met de VN en andere internationale actoren om de inzet van de beschikbare middelen te optimaliseren. (b) Voorstellen Een betere coördinatie binnen de Gemeenschap is essentieel om de algemene inspanningen inzake coördinatie te ondersteunen en als Gemeenschap bij te dragen tot de algemene inspanningen inzake hulpverlening. In artikel 6 van de beschikking van de Raad dienen derhalve de rol en verantwoordelijkheden –zoals ze in de praktijk zijn geëvolueerd- te worden omschreven van de lidstaat die het voorzitterschap waarneemt van de Raad en de Europese Unie, het plaatselijke team voor de coördinatie van de civiele bescherming en de Commissie. Het Voorzitterschap coördineert de politieke reactie in nauw overleg met de Commissie. Zijn belangrijkste taak bestaat erin, voornamelijk tijdens de eerste fasen van een ernstige ramp overleg te plegen met het getroffen land met het oog op een snelle inschakeling van de communautaire bijstandsinterventie. Het voorstel biedt het land dat het Voorzitterschap waarneemt ook de mogelijkheid een ander land te vragen de leiding van de politieke coördinatie volledig of gedeeltelijk op zich te nemen. Dit kan nuttig zijn wanneer een noodsituatie aanvangt tijdens het voorzitterschap van een land en voortduurt tijdens het volgende voorzitterschap, wanneer zich meerdere noodsituaties tegelijk voordoen of het Voorzitterschap geen bilaterale contacten onderhoudt met het getroffen land. Op een soortgelijke manier zou het Voorzitterschap in deze omstandigheden de Commissie om bijstand moeten kunnen vragen. Via het MIC coördineert de Commissie de Europese acties inzake civiele bescherming op operationeel niveau, in nauw overleg met de lidstaten die bijstand bieden, het getroffen land en, indien betrokken, de VN. Wanneer via het mechanisme een verzoek om bijstand is verspreid, dienen alle lidstaten die bijstand op het gebied van civiele bescherming verlenen het MIC te contacteren zodat de Commissie kan zorgen dat een volledige en samenhangende Europese bijdrage wordt geleverd tot de algemene hulpverlening. In voorkomend geval beslist de Commissie in overleg met het Voorzitterschap om een evaluatie- en/of coördinatieteam, bestaande uit een aantal deskundigen van de lidstaten, in te stellen en uit te zenden. Het evaluatie- en/of coördinatieteam moet beschikken over een duidelijk mandaat en de formele bevoegdheid voor de coördinatie van de civiele beschermingsteams die werken in het kader van het communautair mechanisme. Het team dient te beschikken over een logistieke basissteun, in het bijzonder communicatie-uitrusting zodat coördinatie tot stand kan worden gebracht met de Europese bijstand op het gebied van civiele bescherming.