Toelichting bij COM(2007)445 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 2100/94 wat betreft het recht om een aanvraag voor een gemeenschappelijk kwekersrecht in te dienen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Artikel 12 van de verordening inzake het communautaire kwekersrecht bevat de voorwaarden voor het recht op het indienen van een aanvraag voor een communautair kwekersrecht. Overeenkomstig deze bepaling hebben alleen kwekers uit landen die lid zijn van de Internationale Unie tot bescherming van kweekproducten het recht om een aanvraag voor een communautair kwekersrecht in te dienen onder dezelfde voorwaarden als kwekers uit een lidstaat.

Wat andere aanvragers betreft, moet de Commissie beslissen of zij het recht hebben om een aanvraag in te dienen. Overeenkomstig artikel 12, lid 1, onder b), kan deze beslissing afhangen van wederkerigheid en gelijke behandeling. Met name kan de Commissie als voorwaarde stellen dat het land in kwestie:

een gelijke bescherming biedt voor rassen van hetzelfde botanische taxon;

deze bescherming biedt aan onderdanen van alle lidstaten;

een gelijke bescherming biedt als Verordening (EG) nr. 2100/94.

Doel van de voorgestelde wijziging

Om de handel te vergemakkelijken en de bepalingen van de verordening in overeenstemming te brengen met andere communautaire wetgeving, dient Verordening (EG) nr. 2100/94 te worden gewijzigd zodat de voorwaarden voor het recht om een aanvraag voor een communautair kwekersrecht in te dienen, worden vereenvoudigd en er één aanvraagregeling voor alle aanvragers worden ingevoerd.

Mogelijke gevolgen van de wijziging

De schrapping van de bepalingen van artikel 12, lid 1, onder a) en b), zal bijdragen tot de vereenvoudiging van de communautaire wetgeving.

Sinds zijn oprichting in 1994 heeft het Communautair Bureau voor plantenrassen 27 317 aanvragen voor communautaire kwekersrechten ontvangen (situatie op 28 februari 2007). Daarvan kwamen er 4 693 (17,1%) uit niet-EU-landen. Gedurende die periode zijn slechts 89 aanvragen ontvangen uit derde landen die geen lid zijn van de Unie tot bescherming van kweekproducten, waarover de Commissie dus overeenkomstig artikel 12, lid 1, onder b), moest beslissen.

Gezien de ervaring met de toepassing van de verordening gedurende twaalf jaar en het aantal en de situatie van de landen die geen lid zijn van de Unie tot bescherming van kweekproducten, zal dit voorstel geen merkbare gevolgen hebben voor het midden- en kleinbedrijf in de lidstaten.

Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de Gemeenschapsbegroting.