Toelichting bij COM(2007)276-2 - Sluiting van de overeenkomst inzake wetenschappelijke en technische samenwerking met Israël

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Bij Besluit 2004/576/EG van 29 april 2004 heeft de Raad een overeenkomst inzake wetenschappelijke en technische samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de staat Israël gesloten, die op 12 mei 2004 in werking is getreden.

2. Bij deze overeenkomst wordt de staat Israël geassocieerd bij alle activiteiten van de specifieke programma's van het zesde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie. In artikel 5, lid 5, van deze overeenkomst wordt bepaald dat, indien de Gemeenschap een nieuw meerjarig kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling vaststelt, deze overeenkomst onder onderling overeen te komen voorwaarden kan worden herzien of hernieuwd.

3. Op 25 september 2005 heeft de staat Israël officieel om verlenging van deze overeenkomst verzocht teneinde te worden geassocieerd bij het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling van de Europese Gemeenschap (KP7).

4. Het is in het belang van de Gemeenschap deze overeenkomst te verlengen teneinde Israël bij het zevende EG-kaderprogramma te associëren en zo de voortzetting van de succesvolle wetenschappelijke en technische samenwerking tussen de partijen en de verdere integratie van Israël in de Europese onderzoeksruimte mogelijk te maken.

5. Op 3 oktober 2006 heeft de Commissie derhalve de Raad verzocht om machtiging tot het voeren van onderhandelingen over de verlenging van de huidige overeenkomst. Op 18 december 2006 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om daarover en ook over de eventuele voorlopige toepassing daarvan te onderhandelen, teneinde Israëlische entiteiten in staat te stellen om met de status van in een geassocieerd land gevestigde entiteiten deel te nemen aan de eerste oproepen tot het indienen van voorstellen krachtens KP7.

6. Over de verlenging van de overeenkomst is onderhandeld overeenkomstig de richtsnoeren bij het besluit van de Raad van 18 december 2006. De onderhandelingen werden op 15 februari 2007 afgerond met de parafering van de bijgevoegde ontwerpovereenkomst door de gemachtigde vertegenwoordigers van beide partijen.

7. De ontwerpovereenkomst is gebaseerd op de beginselen van wederzijds profijt, wederkerigheid van mogelijke deelname aan programma's en activiteiten van elke partij op de gebieden die onder de overeenkomst vallen, non-discriminatie, doeltreffende bescherming van de intellectuele eigendom en billijke verdeling van de intellectuele-eigendomsrechten.

8. Aangezien het de verlenging betreft van de overeenkomst inzake wetenschappelijke en technische samenwerking, waarbij Israël bij het kaderprogramma wordt geassocieerd, is de ontwerpovereenkomst gebaseerd op de beginselen die in de vorige overeenkomst zijn vastgelegd, met name wat betreft de bijdrage van Israël tot het budget van het kaderprogramma. Zij werd echter aangepast aan de specifieke kenmerken van KP7.

De ontwerpovereenkomst voorziet met name in de mogelijke deelname van Israël aan de krachtens de artikelen 169 en 171 van het EG-Verdrag tot stand gebrachte juridische structuren overeenkomstig de regels (besluiten van de Raad en het EP en verordeningen van de Raad) die daarvoor zullen worden goedgekeurd en mits deze regels in Israël toepasbaar worden. De overeenkomst bepaalt dat het Comité onderzoek EG-Israël, waarin overeenkomstig artikel 4 van de overeenkomst de Commissie de Gemeenschap vertegenwoordigt, een besluit zal nemen over de toepasbaarheid van deze regels in Israël. De Commissie verzoekt derhalve de Raad haar te machtigen om in het Comité onderzoek EG-Israël het standpunt van de Gemeenschap te bepalen over besluiten krachtens artikel 2, lid 1, inzake de toepasbaarheid in Israël van de regels voor de totstandbrenging van de juridische structuren overeenkomstig de artikelen 169 en 171 van het EG-Verdrag.

Voorts bepaalt de overeenkomst dat het Comité onderzoek EG-Israël op verzoek de regio’s van Israël mag identificeren die aan de criteria van artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad 1 voldoen en derhalve in aanmerking kunnen komen voor onderzoekacties die ressorteren onder het werkprogramma Onderzoekspotentieel in het kader van het specifieke programma Capaciteiten. De Commissie verzoekt derhalve de Raad haar te machtigen om in het Comité onderzoek EG-Israël het standpunt van de Gemeenschap te bepalen over besluiten krachtens artikel 4, lid 2, van de overeenkomst inzake de identificatie van deze regio’s.

9. Als gevolg van de inwerkingtreding van KP7, gezien het feit dat de geassocieerde staten een jaarlijkse bijdrage leveren aan de respectieve budgetten en rekening houdend met de voor de onderhandelingen over deze hernieuwing benodigde tijd, wordt voorgesteld deze overeenkomst met ingang van 1 januari 2007 voorlopig toe te passen, mits zij op een later tijdstip wordt gesloten.

10. Ten slotte waren de vertegenwoordigers van beide partijen het eens over de toevoeging van een gemeenschappelijke verklaring van de overeenkomstsluitende partijen over een nauwe dialoog met het oog op de totstandbrenging van nieuwe structuren krachtens de artikelen 169 en 171 van het EG‑Verdrag.

11. Gelet op de bovenstaande overwegingen stelt de Commissie voor dat de Raad:

- namens de Europese Gemeenschap de bijgevoegde besluiten goedkeurt;

- de Israëlische autoriteiten ervan in kennis stelt dat de Europese Gemeenschap de voor de inwerkingtreding van de overeenkomst noodzakelijke procedures heeft voltooid.