Toelichting bij COM(2008)454 - Instelling van een tijdelijke specifieke actie ter bevordering van de herstructurering van de door de economische crisis getroffen vissersvloten van de EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel



Zelfs reëel gezien is de olieprijs momenteel historisch hoog als gevolg van een structurele verschuiving in de wereldeconomie. De Commissie bekijkt dit onderwerp vanuit het breedst mogelijke perspectief en heeft in dit verband onlangs de mededeling 'Maatregelen tegen de stijgende olieprijzen' (COM(2008) 384, Brussel, 13.6.2008) gepubliceerd. De Commissie wijst erop dat de oliemarkten mondiaal zijn, zodat zijzelf, maar ook de EU als geheel, niet veel mogelijkheden heeft om rechtstreeks in te grijpen. Erkend wordt dat de voortdurende stijging van de olieprijzen, die in de afgelopen maanden opmerkelijk fors was, een zeer zware druk legt op de visserijsector. De visserij is niet de enige sector die problemen ondervindt als gevolg van de hoge olieprijzen, maar de problemen in de visserij zijn bijzonder complex door de beperkingen die voortvloeien uit het feit dat de vissersvloot te kampen heeft met een structurele overcapaciteit die nog wordt verergerd door kleinere vangstmogelijkheden dan in het verleden. Bovendien was veelal sprake van stagnerende prijzen voor vis en behoort het overgrote deel van de visserijsector tot het midden- en kleinbedrijf. De hoge olieprijzen vormen een structureel probleem dat structurele oplossingen vergt. Ook acties op korte termijn moeten echter worden overwogen om ervoor te zorgen dat de visserijsector niet volledig wordt weggevaagd. De Commissie heeft in haar 1835e vergadering in Straatsburg op 17 juni 2008 nota genomen van het informatiedocument SEC(2008)2079/3 over een noodpakket niet alleen om iets te doen aan de economische en sociale tegenspoed waarmee de visserijsector in de EU op dit moment te kampen heeft, maar ook om een duurzame bijdrage te leveren tot het aanpakken van de structurele overcapaciteit. Zo'n antwoord moet voor de hele EU gelden en worden gecoördineerd om verstoring van de concurrentie en discriminatie tussen lidstaten of vloten te voorkomen. De diepe crisis die door de hoge brandstofprijzen is veroorzaakt, maakt het meer dan ooit absoluut noodzakelijk de structurele problemen van de sector bij de wortel aan te pakken. Het pakket is er in de eerste plaats op toegespitst de overcapaciteit te verminderen en ervoor te zorgen dat de sector doelmatiger kan vissen en zijn productiviteit kan verhogen. Omdat deze noodsituatie gecoördineerde oplossingen op EU-niveau vergt, is het pakket voornamelijk gebaseerd op een intensiever gebruik van het Europees Visserijfonds (EVF). Het bestaat hoofdzakelijk uit maatregelen die op tijdelijke afwijkingen van de EVF-regels zijn gebaseerd met als doel een snellere aanpassing van de communautaire vloot aan de huidige situatie te bevorderen en in de overgangsfase tijdelijke bijstand te verlenen ter verzachting van de economische en sociale gevolgen.

Algemene context



De visserijsector is een essentieel onderdeel van de economie van vele kustgebieden van de Europese Unie en levert een onmiskenbare bijdrage aan de voedselzekerheid en de volksgezondheid door een breed scala producten van hoge kwaliteit voort te brengen. In 2005 verschafte de hele waardeketen voor visserijproducten in de EU-27 werk aan in totaal 407.000 personen, van wie 187.000 personen in de eigenlijke visvangst en 18.000 personen in aanverwante bedrijven werkzaam waren. De visserijsector in de EU lijdt reeds lang onder een vicieuze cirkel van een geringe economische rentabiliteit en overexploitatie van bestanden als gevolg van een aanzienlijke overcapaciteit. Sinds de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid in 2002 is een aantal stappen ondernomen om die vicieuze cirkel te doorbreken, maar overcapaciteit en een veel te grote visserijinspanning brengen de economische levensvatbaarheid van de sector nog steeds in gevaar. In de context van deze structurele kwetsbaarheid heeft de enorme stijging van de olieprijzen de visserijsector bijzonder zwaar getroffen, vooral omdat die stijging plaatsvindt in een marktsituatie die in het afgelopen decennium voortdurend werd gekenmerkt door stagnerende prijzen bij de eerste verkoop van vis.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU



De voorgestelde maatregelen sluiten aan bij de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid en zijn in overeenstemming met het beleid van de Gemeenschap inzake duurzame ontwikkeling.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Onmogelijk wegens het spoedeisende karakter van het voorstel

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling



Wegens het spoedeisende karakter van het voorstel is geen formele effectbeoordeling uitgevoerd. Niettemin kunnen de volgende elementen naar voren worden gebracht waaruit blijkt dat de voorgestelde afwijkende maatregelen de best mogelijke optie vormen.

Waarschijnlijk zal het huidige mondiale fenomeen van hoge olieprijzen de marges en de liquiditeitspositie van de ondernemers in de visserijsector verder onder druk zetten. De internationale prijs voor Brent-olie is meer dan vervijfvoudigd van 20 dollar per vat in 2002 tot meer dan 140 dollar per vat eind juni 2008 en niets wijst erop dat aan die ontwikkeling een einde zal komen. In de genoemde periode zijn de prijzen voor mariene brandstoffen in de EU feitelijk met circa 240% gestegen en nu liggen zij vaak boven 0,7 euro per liter.

Naar schatting hebben de EU-vloten in 2006 ongeveer 1 miljard euro besteed aan brandstof, dit is ruwweg 15 à 20% van de besomming, waarbij de brandstofprijzen varieerden tussen 0,45 en 0,55 euro per liter. Nu is de brandstofprijs veel hoger. Bij de huidige prijsniveaus zouden de brandstofkosten van de vloot als geheel ongeveer 2 miljard euro per jaar bedragen, of ongeveer 30% van de besomming in de EU.

Uit een schatting van de brandstofkosten als percentage van de inkomsten blijkt dat de meest getroffen vlootsegmenten die zijn met gesleept vistuig (bv. trawlers), in welke segmenten doorgaans motoren met een groot vermogen worden gebruikt. In sommige gevallen lopen de brandstofkosten op tot 50% van de besomming. Voor vaartuigen die passief vistuig (bv. kisten, kieuwnetten, beuglijnen) gebruiken, is het effect veel kleiner, maar kan het nog steeds neerkomen op tussen 5 en 20% van de totale inkomsten uit de visserij. Uit de beschikbare informatie kan worden geconcludeerd dat bij de huidige brandstofprijzen 15% of meer van de banen verloren zou kunnen gaan. Het verlies van werkgelegenheid zou niet beperkt blijven tot de eigenlijke visvangst, aangezien veel havendiensten, visafslagen, enz. afhankelijk zijn van de activiteiten van vissersvaartuigen.

Sinds 1993 zijn de vangsten in de EU voortdurend gedaald met gemiddeld 2% per jaar. Voor bijna alle demersale bestanden geldt dat zij in de afgelopen jaren in omvang zijn afgenomen en momenteel geen duurzaam niveau bereiken. De pelagische bestanden, die sterkere cyclische ontwikkelingen doormaken, zijn over het algemeen gezonder. Kleine vangstmogelijkheden betekenen een lage productiviteit voor de sector. Daardoor stijgen de kosten per eenheid en staan de marges onder druk.

Hoewel de aangevoerde hoeveelheden bij de meeste visbestanden zijn gedaald, was reëel gesproken voor veel belangrijke soorten sprake van stagnatie of zelfs een daling van de prijzen bij eerste verkoop. Voor een deel is dit toe te schrijven aan de bederfelijke aard van vis, aan de versnippering van het aanbod en aan de grote afnemersmacht van de verwerkers en de afzetketens, die tegen lage invoerprijzen visproducten kunnen betrekken van de wereldmarkt. In elk geval staat het onvermogen van de vissers om hogere kosten af te wentelen op verdere stadia in de keten in scherp contrast met wat in vele andere bedrijfstakken gebeurt.

Een van de belangrijkste uitdagingen voor de visserijsector in de EU was en blijft het structurele gebrek aan evenwicht dat in vele visserijtakken bestaat tussen de vlootcapaciteit en de hulpbronnen. Enkele jaren geleden werd de overcapaciteit van de EU-vloot geschat op ongeveer 40%. Sinds een aantal jaren wordt in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid gepoogd dit probleem aan te pakken, maar het is nog steeds verre van opgelost. Door de overcapaciteit en het feit dat de hulpbronnenbasis ernstig is verzwakt door decennia van overbevissing, kan de sector weinig weerstand bieden aan externe economische druk zoals de stijging van de brandstofprijzen.

Uit economische analyses blijkt echter dat zelfs bij sommige demersale en pelagische vloten die sterk afhankelijk zijn van brandstof, een combinatie van kleinere vloten, herstelde visbestanden en hogere visprijzen het grootste deel van de sector weer winstgevend zal maken.

Essentieel bij het aanpakken van het probleem van de overcapaciteit zijn daarom structurele ingrepen met als doel de hulpbronnenbasis te helpen verbeteren, de afhankelijkheid van brandstof te verkleinen en de marktwaarde van vis te vergroten.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel



Het voorstel strekt ertoe een bijzondere tijdelijke regeling met ad-hockarakter in te stellen waardoor gedurende een periode tot en met 31 december 2010 zal worden afgeweken van sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds.

Rechtsgrondslag



De artikelen 36 en 37 van het Verdrag

Subsidiariteitsbeginsel



Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheidsbeginsel



Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

De betrokken verordening van de Raad opent nieuwe mogelijkheden voor de lidstaten om het Europees Visserijfonds doeltreffender te gebruiken ter ondersteuning van de herstructurering van de vloten die het zwaarst zijn getroffen door de economische crisis. De wijze waarop de voorgestelde verordening is opgezet, garandeert dat de effecten ervan niet verder gaan dan wat wegens de crisis nodig is, en dat zij de verwezenlijking van de basisdoelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid, met name wat het evenwicht tussen vangstcapaciteit en hulpbronnen betreft, niet in gevaar brengen.

Het voorstel heeft geen nieuwe financiële gevolgen voor de Gemeenschap. De lidstaten zullen de afwijkende bepalingen toepassen door hun nationale operationele programma's in EVF-verband aan te passen binnen de grenzen van de vastleggingskredieten van het EVF die momenteel voor de periode 2007-2013 zijn vastgesteld.

Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument: verordening.

Andere instrumenten zouden om de volgende reden ongeschikt zijn.

Het voorstel strekt ertoe tijdelijk af te wijken van een verordening van de Raad, waarvoor een nieuwe verordening van de Raad nodig is.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen andere gevolgen voor de begroting dan een verandering van het profiel wat de jaarlijks benodigde betalingskredieten uit het EVF betreft.