Toelichting bij COM(2007)797 - Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (2010)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. INLEIDING

De bestrijding van armoede en sociale uitsluiting is een van de hoofddoelstellingen van de Europese Unie (EU) en haar lidstaten. Toen in maart 2000 het initiatief tot de Lissabonstrategie werd genomen, verzocht de Europese Raad de lidstaten en de Commissie om zodanige stappen te ondernemen dat de armoede in 2010 definitief zou zijn uitgebannen. Tijdens daaropvolgende bijeenkomsten van de Europese Raad werd deze doelstelling steeds bekrachtigd. Uit de raadpleging om de balans van de sociale realiteit op te maken, waarmee de Commissie in 2006 een begin heeft gemaakt, is duidelijk gebleken hoe belangrijk het is dat in Europa oude en nieuwe vormen van armoede en sociale uitsluiting aangepakt worden.

Momenteel lopen in de Europese Unie 78 miljoen mensen het gevaar om tot armoede te vervallen. Een gedeelte van de bevolking van alle lidstaten gaat gebukt onder uitsluiting en achterstelling en heeft dikwijls maar in beperkte mate toegang tot basisvoorzieningen. Voorts zijn er aanwijzingen die erop duiden dat diepe armoede steeds ernstiger vormen aanneemt en dat het aantal mensen dat in absolute armoede verkeert is toegenomen.

Deze situatie is duidelijk in tegenspraak met de belangrijkste gemeenschappelijke waarden van de Europese Unie en moet met doortastende en overtuigende maatregelen bestreden worden. De open coördinatiemethode (OCM) voor sociale bescherming en sociale integratie – waartoe de Europese Raad van Lissabon de eerste aanzet heeft gegeven – is een belangrijk hulpmiddel gebleken waarmee op EU-niveau aan de lidstaten advies en ondersteuning kan worden geboden bij hun streven naar een grotere sociale cohesie in Europa. Gezamenlijke verantwoordelijkheid en de inzet van de relevante actoren zijn echter een cruciale voorwaarde om deze methode effectief te kunnen toepassen.

In haar sociale agenda voor 2005-2010 heeft de Commissie daarom een voorstel aangekondigd om 2010 uit te roepen tot het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Het Europees Jaar zal de activiteiten in het kader van de open coördinatiemethode aanvullen en zal bijdragen tot het versterken van de politieke bereidheid van de EU en haar lidstaten om doortastend op te treden bij de uitbanning van armoede en de bestrijding van sociale uitsluiting.

3.

2. EEN EUROPEES JAAR VAN DE BESTRIJDING VAN ARMOEDE EN SOCIALE UITSLUITING


4.

2.1. Algemene doelstellingen


Het voorstel om 2010 uit te roepen tot het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting moet de politieke verbintenis van de EU om een beslissende rol te spelen bij de uitbanning van armoede en sociale uitsluiting opnieuw bevestigen en meer gewicht geven.

Het Europees Jaar dient het publiek beter van armoede en sociale uitsluiting in Europa bewust te maken en duidelijk te maken dat armoede en uitsluiting een ontwrichtende uitwerking hebben op de maatschappelijke en economische ontwikkeling. Het moet ertoe bijdragen dat er vraagtekens worden gezet bij de opvatting dat de bestrijding van armoede slechts een verliespost voor de samenleving is en dat opnieuw het belang van collectieve verantwoordelijkheid wordt onderstreept, niet alleen gedragen door de beleidsmakers maar ook door de publieke en private actoren.

Ook moet het Europees Jaar een stem geven aan de mensen die onder armoede en sociale uitsluiting gebukt gaan, bijvoorbeeld door meer gewicht te geven aan de organisaties waarvan zij deel uitmaken en door hen te betrekken bij activiteiten die bedoeld zijn om een beslissende rol te spelen bij de uitbanning van armoede.

De EU moet eveneens haar verantwoordelijkheid voor de wereldwijde bestrijding van armoede opnieuw beklemtonen. Een beter besef van de onderlinge afhankelijkheid in de wereld en van de noodzaak tot duurzame ontwikkeling en solidariteit tussen en binnen de generaties moeten deel uitmaken van de algemene bewustmaking. Meer besef van armoede in de wereld zal nauw gekoppeld worden aan de bewustmaking van kwesties op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking en het voornaamste doel daarvan, namelijk de bestrijding van de armoede.

Het Europees Jaar zal op deze wijze de inzet van de EU voor solidariteit, sociale rechtvaardigheid en meer cohesie opnieuw bevestigen en zal de samenhang en ondersteuning van de overkoepelende doelstellingen van de Europese Unie stimuleren, met name ten aanzien van de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid en de strategie voor duurzame ontwikkeling.

2.2. Specifieke doelstellingen — Erkenning — Verantwoordelijkheid — Cohesie — Inzet

Behalve de algemene doelstellingen liggen er vier specifieke doelstellingen ten grondslag aan het voorstel voor een Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting:

erkenning — De erkenning van het recht van mensen die zich in een situatie van armoede en sociale uitsluiting bevinden, op een waardig leven en volwaardige rol in de samenleving.

verantwoordelijkheid — Een grotere gezamenlijke verantwoordelijkheid voor beleid en activiteiten op het gebied van de sociale integratie, met het accent op ieders verantwoordelijkheid bij de bestrijding van armoede en marginalisering.

cohesie — Bevordering van een op grotere cohesie gerichte samenleving door een betere publieke voorlichting over de voordelen voor iedereen van een samenleving zonder armoede waarin niemand veroordeeld is om in de marge te leven.

inzet — Herbevestiging van de krachtige politieke inzet van de EU voor de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting en stimuleren van deze inzet op alle bestuursniveaus.

5.

2.3. Uitvoering van de activiteiten


Het Europees Jaar zal de open coördinatiemethode voor sociale bescherming en sociale integratie ondersteunen en het is de bedoeling dat het een duidelijke toegevoegde waarde qua beleidseffect en -effectiviteit oplevert.

Voorgesteld wordt om tijdens het Europees Jaar overeenkomstig de in het kader van het proces van sociale bescherming en sociale integratie vastgestelde prioriteiten de volgende thema's centraal te stellen:

- kinderarmoede en het 'overerven' van armoede van generatie op generatie;

- een op integratie gerichte arbeidsmarkt;

- onvoldoende toegang tot onderwijs en scholing;

- de genderdimensie van armoede;

- toegang tot basisvoorzieningen;

- de bestrijding van discriminatie en de bevordering van de inburgering van immigranten en de integratie van etnische minderheden in de samenleving en op de arbeidsmarkt;

- inspelen op de behoeften van mensen met een handicap en andere kwetsbare groepen.

Bij de planning van de activiteiten voor het Europees Jaar zullen de lidstaten deze thema's aanpassen aan de nationale, regionale en lokale situatie en uitdagingen, zonder daarbij met de territoriale cohesie samenhangende aspecten uit het oog te verliezen. In alle prioriteiten zal recht worden gedaan aan de betrokkenheid en participatie van de belanghebbenden.

De Commissie en de lidstaten zullen bij de uitvoering van de activiteiten van het Europees Jaar rekening houden met de verschillende wijze waarop vrouwen en mannen armoede en sociale uitsluiting ervaren. Ook zullen zij erop toezien dat de genderdimensie in alle prioriteiten van het Europees Jaar wordt geïntegreerd om zo de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen.

6.

2.4. Samenwerking met de deelnemende landen


De Europese Unie kan weliswaar een kader voor coördinatie op diverse niveaus bieden, maar tastbare vooruitgang kan slechts worden bereikt door een aanzienlijke inbreng van de deelnemende landen op nationaal niveau. De op Europees niveau vastgestelde activiteiten waarmee een samenhangende benadering bij het streven naar een op integratie gerichte samenleving wordt gegarandeerd, moeten daarom aan de specifieke kenmerken van elk deelnemend land worden aangepast.

De betrokkenheid van de deelnemende landen maakt de invoering van coördinatiemechanismen op zowel nationaal als EU-niveau noodzakelijk om zo de noodzakelijke synergieën en hefboomeffecten te bereiken. Er zal een uit vertegenwoordigers van de lidstaten bestaand comité worden ingesteld om de Commissie bij de uitvoering van de activiteiten in het kader van het Europees Jaar terzijde te staan.

Het comité zal toezicht houden op de uitvoering van de activiteiten aan de hand van door de Commissie in het strategisch kaderdocument vastgelegde gemeenschappelijke richtsnoeren zodat de samenhang met het Gezamenlijk verslag over de sociale integratie wordt gewaarborgd. Dit document zal als referentiepunt voor de lidstaten dienen en naast de voor het Jaar vastgelegde doelstellingen de voornaamste prioriteiten voor het Europees Jaar bevatten.

Met het oog op een doeltreffende aanpak zal de EU ernaar streven met zeer diverse belanghebbende partijen samen te werken en hen uitnodigen om deel te nemen aan de lopende dialoog over de prioriteiten van het Europees Jaar en de uitvoering ervan. De Commissie zal voorts zorg dragen voor de nodige contacten met het Comité voor sociale bescherming, zodat dit comité regelmatig en adequaat op de hoogte wordt gehouden van de uitvoering van de activiteiten in het kader van het Europees Jaar.

De Commissie kan voor het Europees Jaar ook samenwerken met de daartoe in aanmerking komende internationale organisaties, met name de Raad van Europa, de Internationale Arbeidsorganisatie en de Verenigde Naties. Op nationaal niveau is iedere lidstaat verantwoordelijk voor de coördinatie en uitvoering van nationale, regionale en lokale maatregelen.

De uitvoering op nationaal niveau moet in overeenstemming zijn met de voor het Europees Jaar in het bovengenoemde strategisch kaderdocument vastgestelde beleidsdoelstellingen.

Elke lidstaat dient bij de Commissie een nationaal programma voor de uitvoering van het Europees Jaar in. In deze programma's zijn de in het besluit tot instelling van het Europees Jaar omschreven en in het strategisch kaderdocument nader uitgewerkte algemene doelstellingen en fundamentele uitgangspunten opgenomen. De opstelling ervan zal in nauwe coördinatie en samenhang met de nationale strategieën voor sociale bescherming en sociale integratie plaatsvinden.

Ieder programma dient in nauwe samenwerking met de door de aan het Europees Jaar deelnemende landen aangewezen nationale uitvoeringsorganen (NUO’s) gepland, goedgekeurd en uitgevoerd worden. De NUO's zijn bestuursorganen of equivalente instanties die over deskundigheid en bewezen ervaring op het gebied van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting beschikken en die een belangrijke rol spelen bij de opstelling van, het toezicht op en de beoordeling van nationale actieplannen voor sociale integratie. De NUO's zijn verantwoordelijk voor de selectie van nationale, regionale en lokale initiatieven, die in overeenstemming zijn met de door de Commissie vastgestelde beleidsdoelstellingen.

Bij de vaststelling en uitvoering van hun nationale strategieën plegen de NUO's overleg en werken zij nauw samen met een nationale adviesgroep – NAG – waarin een breed scala aan belanghebbenden zitting hebben, zoals maatschappelijke organisaties die de belangen van mensen die in armoede leven vertegenwoordigen, vertegenwoordigers van het nationale parlement, van de sociale partners en de regionale en lokale autoriteiten.

7.

3. COMPLEMENTARITEIT


De Commissie draagt er zorg voor dat de gedurende het Europees Jaar gefinancierde activiteiten ook andere relevante communautaire initiatieven en activiteiten aanvullen, die nauw verband houden met sociale integratie, zoals bijvoorbeeld de structuurfondsen, met name het ESF, de routekaart voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, het Progress-programma, de onderwijs- en scholingsprogramma's, het Europees pact voor de jeugd, het programma 'Jeugd in actie', het gezondheidsprogramma, het immigratie- en asielbeleid, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en het zevende kaderprogramma voor onderzoek.

Daarom zullen coördinatiemechanismen worden ingevoerd om overlappingen te voorkomen en om de steun voor het promoten van de kernboodschappen van het Europees Jaar te kanaliseren.

De Commissie zal eveneens zorgen voor complementariteit met andere initiatieven door samenwerking met internationale organisaties en derde landen, waaronder ontwikkelingslanden, op gebieden die van belang zijn voor de doelstellingen van het Europees Jaar.

8.

4. TOEGEVOEGDE WAARDE OP EU-NIVEAU (SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID)


Uit de ervaring met eerdere Europese Jaren op sociaal gebied is gebleken hoe belangrijk zij zijn bij de bewustmaking van het publiek, de bevordering van participatie, de verbetering van de politieke inzet op alle niveaus en de bijdrage aan beleidsveranderingen.

De voor het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting voorgestelde maatregelen zijn bedoeld om waarde toe te voegen op EU-niveau door:

- een betere bewustmaking van het publiek van de oorzaken, de verspreiding en de talloze schakeringen van armoede binnen de huidige Europese Unie en van de resultaten van het Europese sociale model. Dit biedt een unieke kans voor een 'participatieve' beoordeling van het effect van beleid tot bevordering van sociale integratie, onder meer door de ondersteuning van innovatieve acties op nationaal en lager niveau.

- een debat op gang te brengen om mensen die zich momenteel buitengesloten voelen bij de samenleving te betrekken, en een groter aantal belanghebbende partijen in staat te stellen te participeren door hun standpunten over de mogelijke aanpak van armoede en uitsluiting naar voren te brengen, publiciteit te geven aan hun acties, hun onderlinge complementariteit te versterken en concrete voorstellen over deze problematiek uit te wisselen;

- de bevordering van een hechtere samenleving en een betere integratie van de sociale dimensie in het Europees en nationaal beleid voor economische groei en werkgelegenheid en de strategie voor duurzame ontwikkeling, alsook een nauwere aansluiting bij en grotere synergieën met EU-initiatieven en -programma's, zoals de structuurfondsen, tot stand te brengen;

- te zorgen voor een krachtige politieke bereidheid van de kant van de diverse EU-actoren om een halt toe te roepen aan armoede en sociale uitsluiting, daarbij voortbouwend op de reeds in het kader van de open coördinatiemethode voor sociale bescherming en sociale integratie gedane toezeggingen.

Bij het streven naar deze resultaten is er voor de EU een doorslaggevende en onontbeerlijke rol weggelegd bij de coördinatie, ondersteuning en aanvulling van de op nationaal en lokaal niveau uit te voeren acties. Het voorstel beantwoordt daarom aan het subsidiariteitsbeginsel in artikel 5 van het Verdrag.

In het voorstel voor het Europees Jaar wordt er tegelijkertijd de nadruk op gelegd hoe belangrijk het is de verschillende tradities en nationale situaties in de lidstaten te respecteren, zowel met het oog op een flexibele uitvoering als om conflicten met de in bepaalde lidstaten reeds bestaande goede werkwijzen te vermijden. Zodoende respecteert het voorstel eveneens het evenredigheidsbeginsel.

9.

5. EXTERNE RAADPLEGING


Bij de opstelling van dit voorstel hebben de diensten van de Commissie de voornaamste belanghebbende partijen om hun mening over de doelstellingen en de uitvoering van het Europees Jaar gevraagd.

Tussen april en juni 2007 vond er een externe raadpleging van de daartoe in aanmerking komende belanghebbende partijen plaats. Deze was gebaseerd op een vragenlijst waarin de deelnemers werd verzocht om hun mening over de volgende kwesties kenbaar te maken: doelstellingen; deelname van de belanghebbende partijen; de globale opzet en het kader van de acties en de soorten acties; en de voor een effect op de lange termijn benodigde follow-up.

Uit de resultaten van de raadpleging blijkt duidelijk dat het voorstel voor een Europees Jaar voor de bestrijding van de armoede en de sociale uitsluiting een warm onthaal vindt bij alle belanghebbende partijen. Uit de reacties blijkt onmiskenbaar hoe belangrijk een Europees Jaar voor communicatie en mobilisatie kan zijn; voorts worden er waardevolle suggesties met betrekking tot het doel en de opzet van het initiatief gedaan. Ook wordt er gewezen op de toegevoegde waarde ervan voor de open coördinatiemethode voor sociale bescherming en sociale integratie. Aan de hand van de bevindingen van de raadpleging zijn de doelstellingen en acties voor het Europees Jaar vastgesteld.

Een raadpleging kan nooit een eenmalige procedure zijn; voor een effectieve voorbereiding moet een raadpleging in diverse fasen plaatsvinden. De aanloopfase van het Europees Jaar zal tal van belanghebbenden verdere mogelijkheden bieden (zoals onder meer de jaarlijkse rondetafelconferentie over armoede en sociale uitsluiting) om een bijdrage te leveren aan de opzet en de voorbereiding ervan.

1.

Effectbeoordeling



Bij dit voorstel voor een besluit van het Parlement en de Raad is een door de Commissie uitgevoerde effectbeoordeling van het Europees Jaar gevoegd. In overeenstemming met de voorschriften voor evaluaties vooraf bevat het een uitvoerige toelichting van de behoeften waarin moet worden voorzien, de te verwezenlijken doelstellingen, de verwachte resultaten en de benodigde indicatoren aan de hand waarvan deze worden gemeten. Ook wordt hierin nagegaan wat de toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Gemeenschap is, welke risico's er aan de voorstellen zijn verbonden, welke alternatieve opties er bestaan en welke lessen er getrokken zijn uit soortgelijke ervaringen in het verleden. Ten slotte bevat de beoordeling een schatting van de omvang van de overeenkomstig het kosteneffectiviteitsbeginsel toe te wijzen kredieten, personele middelen en andere administratieve uitgaven alsook een beschrijving van het in te voeren toezichtsysteem.

2.

Artikelsgewijze toelichting



In artikel 1 wordt 2010 uitgeroepen tot het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting.

In artikel 2 worden de doelstellingen van het Europees Jaar vastgesteld.

In artikel 3 wordt de inhoud van de acties vermeld en wordt de lezer voor nadere bijzonderheden naar de bijlage verwezen.

Artikel 4 bepaalt dat het genderaspect in alle met het Europees Jaar verband houdende activiteiten moet worden geïntegreerd.

In artikel 5 wordt beschreven hoe de samenwerking en de tenuitvoerlegging op communautair niveau verlopen en wordt vastgesteld hoe de acties op Europees niveau in het kader van het Europees Jaar worden uitgevoerd.

In artikel 6 wordt vastgesteld hoe de samenwerking en de tenuitvoerlegging met en binnen de deelnemende landen verloopt en hoe de acties in het kader van het Europees Jaar worden uitgevoerd.

In artikel 7 wordt voorzien in de instelling van een comité dat tot taak heeft de Commissie bij te staan bij beslissingen inzake de uitvoering van het Europees Jaar.

In artikel 8 worden de financiële regelingen voor de op communautair en nationaal niveau uit te voeren acties vastgesteld.

In artikel 9 wordt de procedure voor de selectie van de acties op communautair en op nationaal niveau vastgesteld.

In artikel 10 wordt bepaald dat de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, moet zorgen voor samenhang en complementariteit met andere communautaire acties en initiatieven.

In artikel 11 worden de voorwaarden voor deelname van derde landen beschreven.

In artikel 12 wordt de begroting voor de acties vastgesteld.

In artikel 13 wordt bepaald dat de Commissie met internationale organisaties kan samenwerken.

Artikel 14 voorziet in maatregelen ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap.

In artikel 15 wordt het kader voor toezicht op en evaluatie van het Europees Jaar vastgesteld.

In artikel 16 wordt de inwerkingtreding van het besluit geregeld.