Toelichting bij COM(2008)162 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 423/2004, wat betreft het herstel van kabeljauwbestanden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel


Hierbij wordt voorgesteld om Verordening (EG) nr. 423/2004 van de Raad van 26 februari 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde kabeljauwbestanden, het zogenaamde herstelplan voor kabeljauw, te wijzigen. Het algemene doel van Verordening (EG) nr. 423/2004 is het waarborgen van het herstel van de kabeljauwbestanden tot het door wetenschappers aanbevolen voorzorgsniveau binnen een tijdsbestek van vijf à tien jaar. Uit wetenschappelijk advies door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) dat gebaseerd is op het advies van de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES) komt naar voren dat de vangstbeperkingen die het gevolg zijn van het gezamenlijke effect van de totaal toegestane vangsten (TAC's), de technische maatregelen (bijv. maaswijdte, samenstelling van de aanvoer, sluiting van gebieden) en aanvullende visserijinspanningsverordeningen, bijlange na niet voldoende waren om de visserijsterfte te verlagen tot het niveau dat nodig is om de kabeljauwbestanden weer op peil te brengen. Van de vier kabeljauwbestanden uit het plan heeft alleen de noordzeekabeljauw enig herstel te zien gegeven (een leeftijdsklasse hoger dan in vorige jaren) terwijl geen van de andere kabeljauwbestanden enig duidelijk teken van herstel vertoont. Aangezien het herstel van de kabeljauwbestanden te langzaam verloopt, moeten de voorwaarden van het plan worden herzien. Aan de hand van de ervaring die is opgedaan met de uitvoering van Verordening (EG) nr. 423/2004 en van het daarmee samenhangende inspanningsbeheerssysteem (dat sinds 2003 in de jaarlijkse TAC's- en quotaverordening wordt opgenomen) en aan de hand van de adviezen van de belanghebbenden, die tijdens een in maart 2007 gehouden symposium over herstel van de kabeljauwstand zijn samengevat, kan worden vastgesteld op welke punten het plan vooral moet worden gewijzigd om de effectiviteit ervan te verbeteren. De voornaamste nieuw op te nemen punten die deze wijziging rechtvaardigen, zijn de volgende: De doelstellingen moeten worden herzien Er zijn momenteel aanwijzingen dat de langetermijndoelstellingen van de herstelplannen op grond van de gevolgen van de klimaatverandering moeten worden herzien. Het plan moet niet meer zozeer gericht zijn op het bereiken van hoeveelheden biomassa die als gevolg van veranderende omstandigheden in de oceanen wellicht niet meer haalbaar zijn, maar veeleer op het bereiken van het optimale exploitatieniveau waarbij de maximale duurzame opbrengst onder de gewijzigde omstandigheden kan worden gegarandeerd. Het inspanningsbeheerssysteem moet worden vereenvoudigd Het inspanningsbeheerssysteem dat is opgenomen in een bijlage van de jaarlijkse TAC's- en quotaverordening is zo ingewikkeld geworden, met name als gevolg van de vele uitzonderingsbepalingen, dat het moeilijk is geworden dit systeem uit te voeren, er toezicht op te houden en het te controleren. Er is een nieuw systeem nodig, dat gebaseerd is op maximale inspanningsniveaus die door de lidstaten zelf moeten worden beheerd, om de verordening verder te vereenvoudigen, de lidstaten meer flexibiliteit te geven en de uitvoering efficiënter te maken. Het plan moet worden aangepast aan verschillende herstelniveaus In de plannen moet de erkenning doorklinken dat, wanneer de bestanden zich enigszins herstellen, het inspanningsbeheer geleidelijker kan verlopen. Hiertoe wordt in het gewijzigde plan een modulaire aanpak ingevoerd, waarbij de visserijsterfte gekoppeld wordt aan de bereikte mate van herstel. De opstelling van bevissingsregels bij gebrek aan gegevens Uit recent opgedane ervaring blijkt ook dat wetenschappers, als gevolg van de slechte kwaliteit van de gegevens, vaak niet in staat waren om de parameters te verstrekken die nodig waren om het bestaande plan strikt toe te passen. Dit heeft ertoe geleid dat de Raad ad-hocbesluiten moest nemen. Er moeten duidelijke regels komen voor die gevallen waarin wetenschappers geen nauwkeurige ramingen van de bestandsstatus kunnen geven. De teruggooi van kabeljauw moet worden verminderd In het herziene plan moet een belangrijke plaats worden ingeruimd voor de vermindering van de teruggooi. Er moeten nieuwe mechanismen worden ingevoerd om de vissers ertoe te bewegen mee te doen aan programma's om de vangst van kabeljauw te vermijden. Het kabeljauwbestand in de Keltische Zee moet in het plan worden opgenomen Het kabeljauwbestand in de Keltische Zee is in 2004 buiten het herstelplan voor kabeljauw gehouden omdat het in een betere staat van instandhouding verkeerde. Uit recent onderzoek blijkt echter dat dit bestand zich in een vergelijkbare situatie van overbevissing bevindt als de andere kabeljauwbestanden in de communautaire wateren. Daarom moet het betrokken bestand in het herstelplan worden opgenomen. In dit verband moeten de controlemaatregelen ook worden aangepast aan de nieuwe structuur en bepalingen. Daartoe moet het bestaande herstelplan voor kabeljauw worden gewijzigd om het verder aan te vullen, aan te passen aan recente ontwikkelingen, te vereenvoudigen, efficiënter te maken, en de uitvoering, het toezicht en de controle ervan gemakkelijker te maken. Met het oog op de voorgestelde wijzigingen van het herstelplan voor kabeljauw moeten bepaalde in Verordening (EEG) nr. 2847/93 van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid vastgestelde controlemaatregelen worden verbeterd om ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan de maatregelen die in het gewijzigde herstelplan voor kabeljauw zijn vastgesteld.

Algemene context


Bij de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid in 2002 zijn de Commissie en de Raad overeengekomen geleidelijk meerjarenplannen en herstelplannen in te voeren voor visbestanden die voor de Gemeenschap van belang zijn. Er zijn plannen opgesteld voor de meeste kabeljauwbestanden in de wateren van de Gemeenschap, voor twee heekbestanden, voor twee Nephropsbestanden, voor twee tongbestanden en voor de schol- en tongbestanden in de Noordzee. In 2002 waren de lidstaten ook medeondertekenaars van het uitvoeringsplan van de Wereldtop over duurzame ontwikkeling (Johannesburg). Dat uitvoeringsplan omvat een verbintenis om tegen 2015 de visserij volledig te bedrijven volgens het principe van de maximale duurzame opbrengst. De kabeljauwbestanden in de wateren van de Gemeenschap waren het eerste geval waarbij een meerjarenherstelplan is uitgevoerd. Hoewel meer beheers- en herstelplannen zijn goedgekeurd, blijft het herstelplan voor kabeljauw een essentieel onderdeel van het in 2002 hervormde gemeenschappelijk visserijbeleid. Het herstel van de kabeljauw moet een succes worden, vanwege het belang van de kabeljauwvisserij, de gevolgen van de kabeljauwvisserij voor de visserij op andere soorten, de grote economische en sociale belangen en de waarde van kabeljauw als symboolsoort. Daarom moeten de door wetenschappers en belanghebbenden aan het licht gebrachte zwakke punten worden aangepakt en moet het huidige plan worden gewijzigd.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied


Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid bevat de algemene kaderregeling voor een duurzame exploitatie van de aquatische hulpbronnen en geeft aan in welke situaties de Raad beheersplannen dient vast te stellen. Verordening (EG) nr. 423/2004 van de Raad van 26 februari 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde kabeljauwbestanden.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU


Het doel van duurzame ontwikkeling dat met het voorstel wordt nagestreefd, strookt met het milieubeleid van de Gemeenschap, en in het bijzonder met de elementen van dat beleid die betrekking hebben op de bescherming van natuurlijke habitats en het behoud van natuurlijke hulpbronnen.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten


Het voorstel is gebaseerd op de adviezen van de lidstaten en van de vertegenwoordigers van de belanghebbenden in de regionale adviesraden. De Commissie heeft in mei 2007 een technisch non-paper voor de regionale adviesraden en de lidstaten uitgebracht, dat gebaseerd was op het idee dat de kabeljauwbestanden zich kunnen (en zouden moeten) herstellen als de visserijsterfte voldoende wordt verlaagd. In het non-paper zijn twee aanpakken bestudeerd om tot dergelijke reducties van de visserijsterfte te komen. Eén aanpak was een algemene reductie van de visserijinspanning in vele visserijtakken waarbij kabeljauw werd gevangen, maar die aanpak werd door de meeste partijen afgewezen. Het alternatief was de kabeljauwvisserij los te koppelen van andere visserijtakken en de activiteiten van de kabeljauwvisserij in te krimpen; dit werd in principe gesteund, maar er waren maar weinig suggesties voor specifieke maatregelen om dat in de praktijk te bereiken. De regionale adviesraden hebben hun voorkeur uitgesproken voor een bestandsspecifieke aanpak; er zijn echter slechts weinig aanbevelingen gedaan voor specifieke beheersmaatregelen. De voornaamste bijdragen van de regionale adviesraden zijn de volgende: een vrijwillig systeem van tijdelijke, op korte termijn opgelegde sluitingen (zogenaamde 'realtimesluitingen' of 'onmiddellijke sluitingen'), en een toezegging door individuele schepen om de vangst van kabeljauw te vermijden ("plannen ter vermijding van kabeljauwvangsten"). Met betrekking tot het inspanningsbeheer heeft de Commissie met de lidstaten en met de regionale adviesraden overleg gepleegd over de mogelijkheid van een nieuwe aanpak op basis van de vaststelling van maxima voor de visserijinspanning, uitgedrukt in kilowattdagen. Gedurende het jaar 2008 kunnen de overheden en de beroepsorganisaties van de lidstaten de nodige bestuursrechtelijke regelingen treffen, zodat het nieuwe stelsel in 2009 operationeel kan worden.

Samenvatting van de reacties en de manier waarop daarmee rekening is gehouden

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Betrokken wetenschaps- en kennisgebieden


Aan ICES en het WTECV is wetenschappelijk advies gevraagd over het langetermijnbeheer van de visserij, indien mogelijk. Het WTECV heeft zijn verslag over kabeljauw in maart 2007 uitgebracht.

Samenvatting van de ontvangen en gebruikte adviezen


De belangrijkste punten hieruit zijn de volgende: De vangstbeperkingen door het gezamenlijke effect van de totaal toegestane vangsten (TAC's), de technische maatregelen (bijv. maaswijdte, samenstelling van de aanvoer, sluiting van gebieden) en aanvullende visserijinspanningsverordeningen waren bij lange na niet voldoende om de visserijsterfte te verlagen tot het niveau dat nodig is om de kabeljauwbestanden weer op peil te brengen. Het WTECV adviseert om de visserijdruk op kabeljauw onmiddellijk te verlagen, in plaats van alle inspanningen te blijven richten op het moeizaam vaststellen van even moeizaam te bereiken langetermijndoelstellingen. Die langetermijndoelstellingen zijn volgens ramingen exploitatieniveaus van rond 50% of minder van de geraamde niveaus voor de laatste jaren. Reductie van de visserijinspanning om de visserijdruk op kabeljauw te verlagen moet overeenstemmen met andere beheersmaatregelen en zo worden uitgevoerd, dat de resterende visserijinspanning niet op kabeljauw kan worden gericht. Het inspanningsbeheerssysteem moet gebiedsspecifiek worden gemaakt en moet maatregelen omvatten die de visserijtakken die de hoogste visserijsterfte van kabeljauw veroorzaken, bestraffen. Het voorstel is gebaseerd op de ontvangen adviezen.



Wijze waarop het deskundigenadvies beschikbaar is gemaakt voor het publiek


Het advies van ICES en WTECV is voor het publiek beschikbaar op hun respectieve websites (www.ices.dk en fishnet.jrc.it/web/stecf).

Effectbeoordeling


De effectbeoordeling is met name op twee soorten gegevens gebaseerd: De wetenschappelijke analyse die met name door het Wetenschappelijk Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) wordt uitgevoerd; dit comité heeft sinds 2005 de uitvoering van het bestaande plan nauwkeurig geanalyseerd, en heeft met cijfers laten zien hoever het biologisch herstel is gevorderd. Het overleg met de belanghebbenden, dat is begonnen met een symposium over het herstel van de kabeljauwstand in maart 2007 in Edinburg, waarbij alle belanghebbenden in ruime mate vertegenwoordigd waren, en de daaropvolgende adviezen door de betrokken regionale adviesraden, daarbij gesteund door een gedetailleerd non-paper over opties en alternatieven dat door de diensten van de Commissie was opgesteld naar aanleiding van bovengenoemd symposium. Uit deze elementen kon een duidelijke analyse worden gemaakt van de redenen waarom het bestaande plan zijn doelstellingen niet haalt, en heeft een aantal te exploreren alternatieven aangedragen. De belangrijkste waren: vervangen van de biomassadoelstellingen door visserijsterftedoelstellingen; zorgen voor een geleidelijke benadering die evenredig is met de staat van instandhouding van de verschillende bestanden; regionale aanpak bevorderen; zorgen voor meer flexibiliteit om de visserijinspanning te beheersen; Kabeljauw ontkoppelen van soorten die samen met kabeljauw worden gevangen om algemene vangstbeperking voor visserijtakken waarbij kabeljauw slechts een bijvangstsoort is, te voorkomen.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Rechtsgrondslag


Verordening (EG) nr. 423/2004 heeft als rechtsgrondslag artikel 37 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Subsidiariteitsbeginsel


Het voorstel betreft een terrein dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing. De voorgestelde wijziging zorgt echter voor meer decentralisering naar de lidstaten, met name ten aanzien van het beheer van de visserijinspanning voor vaartuigen die de vlag van die lidstaten voeren. Deze decentralisering zorgt ervoor dat de lidstaten flexibeler zijn en draagt bij tot een vereenvoudiging van de communautaire wetgeving.

Evenredigheidsbeginsel


Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Het is een wijziging van een bestaande verordening. De doelstelling van dit voorstel is om bepaalde aspecten van een bestaand plan te moderniseren in het licht van nieuwe inzichten en op basis van de ervaring die is opgedaan met het bestaande plan.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.

4.

Aanvullende informatie



Evaluatie-/herzienings-/uitdovingsclausule

In het voorstel is een artikel opgenomen op grond waarvan de beheersmaatregelen met ingang van de datum van inwerkingtreding van de verordening om de drie jaar moeten worden geëvalueerd.



Het voorstel nader bekeken


De voorgestelde streefwaarden voor de visserijsterftecoëfficiënten zijn gebaseerd op wetenschappelijk advies van het WTECV; bij de vaststelling ervan wordt uitgegaan de bestaande biologische situatie. Het voorstel bevat een evaluatiebepaling om ervoor te zorgen dat de streefwaarden voor de visserijsterftecoëfficiënten kunnen worden gewijzigd als dat in het licht van nieuwe wetenschappelijke gegevens en adviezen aanbeveling verdient.

E- (Toelichting gevalideerd – 10 881 tekens – voldoet aan de DGT-norm.)

1. 2008/0063 (CNS)