Toelichting bij COM(2003)589 - Beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

I. Inleiding

Wetenschappers hebben bij herhaling gewezen op de zorgelijke situatie van verscheidene visbestanden in de Middellandse Zee en op het feit dat met de huidige exploitatie duurzame visserij niet kan worden gewaarborgd. In vergelijking met de opbrengsten van 20 jaar of langer geleden zijn de totale productie en de totale vangsten, ondanks een toename van de visserij-inspanning, gestaag gedaald. In sommige van de meest visrijke gebieden, zoals de Adriatische Zee en de Straat van Sicilië, zijn de vangsten per inspanningseenheid met meer dan 60% gedaald. De vangsten voor Sint-Jacobsschelpen zijn met meer dan 90% gedaald. Voor andere gebieden en bestanden bestaan soortgelijke voorbeelden.

Deze daling van de opbrengst heeft zich voorgedaan ondanks het feit dat de teruggooi is beperkt: de hoeveelheid teruggegooide vis is aanzienlijk afgenomen doordat de vroeger zo rijke visbestanden minder vis bevatten, waardoor het winstgevender is geworden bepaalde vissoorten en vis van bepaalde grootteklassen aan te voeren die in het verleden gewoonlijk werden teruggegooid.

Voor verscheidene belangrijke bestanden is het lage peil van de paaibiomassa zorgwekkend. Om het productiepotentieel van de bestanden en het aantal volwassen vissen in de bestanden op een verantwoord niveau te houden is het van fundamenteel belang jonge vis te beschermen. Dit kan worden bereikt door de visserijmethoden selectiever te maken en de kraamgebieden te beschermen.

In de Middellandse Zee worden door de gelijktijdige of achtereenvolgende toepassing van verschillende visserijmethoden alle beschikbare vis en visgronden tot op een diepte van meer dan 800 meter geëxploiteerd. Tot voor kort werd het groeipotentieel van de visserij in de Middellandse Zee gegarandeerd door de zeevisserijactiviteiten uit te breiden naar uit de kust gelegen visgronden, waarbij nieuwe bestanden of nieuwe gedeelten van reeds overbeviste bestanden worden geëxploiteerd.

Voor de exploitatie van dieper gelegen visgronden is evenwel een voorzichtiger aanpak vereist, omdat deze biologische systemen worden gekenmerkt door een lage productiviteit, waardoor diepzeevis kwetsbaarder is voor de visserij en omdat het gaat om belangrijke, maar niet goed in kaart gebrachte habitats.

1.

II. Actieplan van de Commissie voor de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in de Middellandse Zee


In het kader van de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan een mededeling aan de Raad en aan het Europees Parlement betreffende de vaststelling van een communautair actieplan voor de instandhouding en de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (COM(2002) 535 def van 9 oktober 2002). In dit actieplan heeft de Commissie de belangrijkste onderdelen van het toekomstige visserijbeleid in de Middellandse Zee aangegeven, en bijzondere aandacht geschonken aan het instandhoudingsbeleid.

In het actieplan werd de mediterrane specificiteit benadrukt. Deze specificiteit houdt in dat de in Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad vastgestelde doelstellingen van het communautaire beheer van de visserij weliswaar dezelfde moeten zijn voor de Middellandse Zee als voor de andere wateren van de Gemeenschap, maar dat de instrumenten waarmee die doelstellingen worden bereikt, moeten worden aangepast aan de specificiteit van de visserij in de Middellandse Zee, rekening houdend met de verschillende biologische, geografische en juridische omstandigheden in deze regio en voortbouwend op de ervaring en de praktijken van de vissersorganisaties.

In december 2002 heeft de Raad conclusies met betrekking tot dit actieplan goedgekeurd. Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 26 maart 2003 advies uitgebracht. Het Europees Parlement heeft op 19 juni 2003 een resolutie over dit actieplan aangenomen. De daarin vervatte conclusies onderschrijven grotendeels de aanpak van de Commissie, maar leggen op sommige punten andere accenten.

Twee onderdelen van het actieplan zijn in het bijzonder van belang: (1) de actualisering van de verordening betreffende de voor de Middellandse Zee geldende technische maatregelen (Verordening (1626/94) en de invoering van een communautair beheer van de visserij-inspanning in het gebied en (2) de discussie over de mogelijke uitbreiding van de visserij-jurisdictie van de lidstaten van de Gemeenschap in de Middellandse Zee, indien mogelijk in het kader van een breder multilateraal initiatief waarbij ook de overige kuststaten van de regio zijn betrokken. Dit voorstel heeft betrekking op de eerste van deze doelstellingen. De tweede zal worden besproken tijdens een door de Gemeenschap in Venetië georganiseerde diplomatieke conferentie in november 2003.

2.

III. Structuur en inhoud van het voorstel voor een verordening


Dit voorstel voorziet in de herziening en de vervanging van de in Verordening (EG) nr. 1626/94 vastgelegde maatregelen, maar tegelijkertijd blijven bepaalde onderdelen die algemeen door de belanghebbenden van de visserij in de Middellandse Zee en de publieke opinie worden aanvaard, gehandhaafd. In het voorstel wordt rekening gehouden met de aanbevelingen en/of adviezen van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV), van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) van de FAO en van de Internationale Commissie voor de instandhouding van de tonijnachtigen in de Atlantische Oceaan (ICCAT), alsmede van de lidstaten in hun voorstellen voor specifieke herstelplannen. Maar het voorstel voegt tevens belangrijke nieuwe elementen toe, waarop de belanghebbenden tijdens regionale workshops en per brief de aandacht van de Commissie hebben gevestigd.

Het voorstel behelst met name:

- de invoering van nieuwe technische maatregelen ter verbetering van de selectiviteit van de momenteel gebruikte sleepnetten met een maaswijdte van 40 mm, zonder onmiddellijk de maaswijdte te vergroten, alsmede een vergroting van de minimummaaswijdte tot 60 mm in twee fasen in de komende zes jaar.

- een aanscherping van het huidige verbod op sleepnetten in kustgebieden;

- beperking van de totale afmetingen van bepaalde vistuigen die van invloed zijn op de visserij-inspanning;

- invoering van een procedure voor het tijdelijk of het permanent sluiten van gebieden voor specifieke visserijmethoden in de wateren van de Gemeenschap of in internationale wateren;

- de goedkeuring van beheersplannen in de Middellandse Zee, waarbij het beheer van de visserij-inspanning wordt gecombineerd met technische maatregelen;

- de invoering van bepalingen die ervoor zorgen dat de sportvisserij op zodanige wijze wordt beoefend dat zij de beroepsvisserij niet hindert en de duurzaamheid van bepaalde bestanden niet in gevaar brengt.

- de overdracht van bevoegdheden aan de lidstaten om, in hun territoriale wateren en onder bepaalde voorwaarden, de visserijactiviteiten te reguleren die geen grote communautaire dimensie of geen invloed op het milieu hebben, waaronder bepaalde lokale takken van visserij die momenteel zijn toegestaan volgens de communautaire wetgeving.

Het voorstel bevat tevens instandhoudingsmaatregelen voor de 25-mijlsbeheerszone rond Malta, overeenkomstig de richtsnoeren van het in 2003 opgestelde Toetredingsverdrag tot de Europese Unie.

3.

Structuur van het voorstel


Het voorstel bevat de volgende hoofdstukken:

4.

Hoofdstuk I: Toepassingsgebied en begripsomschrijvingen


In dit hoofdstuk wordt het geografische toepassingsgebied van de verordening beschreven en worden definities gegeven van bepaalde technische termen.

5.

Hoofdstuk II: Beschermde soorten en habitats


In dit hoofdstuk wordt voorgesteld de in verschillende internationale verdragen geregelde bescherming van bepaalde mariene soorten te integreren in het gemeenschappelijk visserijbeleid en te voorzien in de bescherming van zeegrasbedden tegen bepaalde vistuigen.

6.

Hoofdstuk III: Beschermde gebieden


Beschermde gebieden waarin bepaalde typen visserij worden verboden of ingeperkt, worden beschouwd als een effectief instrument voor de bescherming van jonge exemplaren van bepaalde soorten en van het mariene milieu. In dit hoofstuk wordt een procedure voorgesteld voor het instellen van dergelijke gebieden. Tevens wordt voorgesteld dat de lidstaten dergelijke gebieden mogen instellen binnen hun territoriale wateren, op voorwaarde dat dit wordt gemeld aan en beoordeeld door de Commissie.

7.

Hoofdstuk IV: Beperkingen ten aanzien van vistuigen


In dit hoofdstuk worden voorwaarden voorgesteld voor het gebruik van bepaalde vistuigen, met de bedoeling het gebruik van vistuigen die schadelijk kunnen zijn voor het mariene milieu, te verbieden of te beperken en te zorgen voor minimumvoorwaarden voor de selectiviteit voor toegestaan vistuig, teneinde de jonge vis te beschermen en de teruggooi te beperken.

Een essentieel doel van het voorstel is de maaswijdte van bodemtrawls geleidelijk te vergroten tot 60 mm (nu 40 mm). Zo wordt beter geselecteerd op grootte, wordt de opbrengst hoger en neemt de kans toe dat jonge vis de geslachtsrijpe leeftijd bereikt en bijdraagt tot het herstel van de bestanden. Voorgesteld wordt een en ander stapsgewijs te verwezenlijken, door middel van een vergroting van de maaswijdte tot 50 mm vóór eind 2005 en tot 60 mm vóór eind 2008. Andere maatregelen op de korte termijn, zoals sluiting van gebieden en beperking van de visserij-inspanning, kunnen ertoe bijdragen dat de omvang van de visbestanden en van de vissen zelf toeneemt, waardoor de effecten op de korte termijn van een toekomstige vergroting van de maaswijdte op de opbrengst beperkt blijven.

De selectiviteit van gesleepte vistuigen wordt mede bepaald door de optuiging van het vistuig. Om rekening te houden met de ontwikkeling van de visserijtechnologie moeten de in Verordening (EEG) nr. 34400/84 vastgestelde bepalingen inzake de voorzieningen die aan trawlnetten mogen worden bevestigd, worden aangevuld met maatregelen inzake de optuiging van de trawlnetten.

Om grenzen te stellen aan de visserij-inspanning bevat het voorstel voorschriften inzake de maximumafmetingen van bepaalde vistuigen.

Het belangrijkste doel blijft de bescherming van de kustgebieden tegen de sleepvisserij, zowel wat betreft de bescherming van de kraamgebieden voor jonge vis als wat betreft de instandhouding van gevoelige habitats. Daarom worden communautaire voorschriften voorgesteld inzake de minimumafstand van de kust voor het gebruik van bepaalde vistuigen.

8.

Hoofdstuk V: Minimummaten van mariene organismen


Bepaalde soorten exploiteert de visserij in de Middellandse Zee in alle levensfasen. Het vaststellen van minimummaten bij aanvoer blijft het belangrijkste middel om jonge vis de mogelijkheid te geven volwassen te worden en zich voort te planten.

Met name hermafrodiete soorten zijn kwetsbaar voor overbevissing en niet-selectieve exploitatie. Sommige van deze soorten, die van belang zijn voor het voortbestaan van lokale vissersgemeenschappen, zijn uitgestorven of staan op het punt van uitsterven. Daarom is het van belang voor deze bestanden minimummaten bij aanvoer vast te stellen, ook al wordt het merendeel van deze soorten gevangen door de kustvisserij.

Voor heek wordt een stapsgewijze aanpak voorgesteld. Voorgesteld wordt de maat bij aanvoer tijdelijk te verlagen tot 15 cm, aangezien dit beter overeenstemt met de selectiviteit van de huidige maaswijdte van 40 mm, na veranderingen in de optuiging van het vistuig, en met de voorgestelde maaswijdte van 50 mm. Wanneer de maaswijdte wordt vergroot tot 60 mm (met ingang van 2009), moet een minimummaat bij aanvoer van 20 cm worden ingevoerd, in overeenstemming met de selectiviteit van die maaswijdte.

In Aanbeveling 2002/1 van de GFCM en in het advies van het WTECV wordt gesteld dat kleine pelagische soorten niet mogen worden gevangen voordat zij geslachtsrijp zijn. In het licht van dit advies is de minimummaat bij aanvoer voor ansjovis herzien en is voor sardines een nieuwe minimummaat gegeven.

9.

Hoofdstuk VI: Niet-beroepsmatige visserij


In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de noodzaak de sportvisserij te beperken, om ervoor te zorgen dat deze activiteit de beroepsvisserij niet hindert en de duurzame exploitatie van de bestanden niet ondermijnt. De sportvisserij moet tevens gegevens verstrekken met betrekking tot over grote afstanden trekkende soorten, zoals blauwvintonijn, zwaardvis en grote pelagische haaien.

10.

Hoofdstuk VII: Beheersplannen


Aangezien het bij de visserij in de Middellandse Zee vaak gaat om visserij op meerdere soorten en vanwege de technische wisselwerking tussen de verschillende vangmethoden, is het noodzakelijk om, in voorkomend geval, geïntegreerde beheerssystemen op te zetten op communautair niveau. Plannen hiervoor kunnen worden voorgesteld door de lidstaten of door een regionale adviesraad en worden op voorstel van de Commissie door de Raad goedgekeurd.

Hoewel de Commissie voorstelt dat het beheer van de kustvisserij op niet-gedeelde bestanden grotendeels aan de lidstaten moet worden overgelaten, moeten deze vóór eind 2004 beheersplannen ten uitvoer leggen met betrekking tot de visserij zonder trawlnetten in hun territoriale wateren.

11.

Hoofdstuk VIII: Controlemaatregelen


In dit hoofdstuk worden voorschriften voorgesteld die tot doel hebben de rechtshandhaving en de controle van de visserij in de Middellandse Zee te verbeteren, zoals bijvoorbeeld een aangewezen haven en een lagere minimumhoeveelheid voor het noteren van vangsten in een logboek.

12.

Hoofdstuk IX: Over grote afstanden trekkende soorten


Voor zwaardvis is de minimummaat bij aanvoer van 120 cm afgeschaft bij Verordening (EG) nr. 973/2001 van de Raad, met het oog op de vaststelling van een nieuwe minimummaat bij aanvoer die verenigbaar is met de grootte van geslachtsrijpe vissen en met de huidige exploitatie. De ICCAT heeft met betrekking tot deze kwestie echter nog geen aanbeveling gedaan. Aangezien 75% van de vangsten van deze soort voor rekening van de Gemeenschap komt, moeten een nieuwe communautaire minimummaat en daarmee overeenstemmende specificaties voor de beug worden vastgesteld. Tevens moet een vangstverbod van vier maanden worden ingesteld, van begin oktober tot eind januari, voor vaartuigen met de beug die op bepaalde over grote afstanden trekkende soorten vissen, teneinde de vangsten van jonge zwaardvis sterk te verminderen.

Ondanks Verordening (EG) nr. 1239/98 van de Raad is de laatste jaren veelvuldig illegaal met drijfnetten gevist op over grote afstanden trekkende soorten. Om deze praktijken tegen te gaan, wordt voorgesteld voor de visserij op bepaalde over grote afstanden trekkende soorten het gebruik van bodemnetten en geankerde drijfnetten te verbieden. Daarnaast wordt eveneens voorgesteld de grootte van de gecombineerde bodemnetten te beperken en de twijndikte vast te stellen. Beide voorschriften, die niet van invloed zijn op de opbrengst van soorten waarop gewoonlijk door de kleinschalige visserij wordt gevist, moeten bijdragen tot een betere naleving van Verordening (EG) nr. 1239/98 van de Raad en tot een verlaging van het sterftecijfer voor kleine walvisachtigen.

13.

Hoofdstuk X: Bepalingen voor de wateren rond Malta


In dit hoofdstuk worden de maatregelen vastgesteld die zijn overeengekomen in het in 2003 opgestelde Toetredingsverdrag voor Malta, waarbij de visserij in de 25-mijlsbeheerszone wordt beperkt tot kustvisserij voor vaartuigen van minder dan 12 m lang, met uitzondering van een beperkt aantal grotere vaartuigen die specifieke vormen van visserij beoefenen. Deze maatregelen zijn in overeenstemming met de strategie voor de Middellandse Zee in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid, die tot doel heeft zowel de visserij-inspanning strenger te beheren, in het bijzonder door deze te verspreiden over verschillende gebieden, afhankelijk van het soort vissersvaartuig en de vangstgebieden, als de exploitatie te verbeteren door middel van technische maatregelen, waaronder gebieden waar met bepaalde vistuigen niet mag worden gevist.

14.

Hoofdstuk XI: Slotbepalingen


Dit hoofdstuk bevat bepalingen met betrekking tot de goedkeuring door de Commissie van uitvoeringsverordeningen en de intrekking van eerdere communautaire wetgeving inzake de visserij in de Middellandse Zee.

15.

IV. Aanvullende nationale maatregelen


Dit voorstel voorziet in een kader voor een communautair beheer van de visbestanden in de Middellandse Zee. Het bevat een aanzienlijk aantal communautaire voorschriften voor visserijvormen van gemeenschappelijk belang, procedures voor de verdere ontwikkeling van de communautaire voorschriften, zoals visserijbeheersplannen, en verplichtingen voor de lidstaten nationale voorschriften te ontwikkelen voor vormen van visserij die uitsluitend in hun territoriale wateren plaatsvinden.

Er zij op gewezen dat, in overeenstemming met de artikelen 9 en 10 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad, de kaderverordening van het GVB, lidstaten, met inachtneming van de kennisgevingsprocedures, niet-discriminerende maatregelen kunnen nemen voor de instandhouding en het beheer van visbestanden binnen de zone van 12 zeemijl gerekend vanaf zijn basislijnen en, wat betreft andere wateren onder hun jurisdictie, maatregelen kunnen nemen die uitsluitend van toepassing zijn op vissersvaartuigen die hun vlag voeren.

De lidstaten rond de Middellandse Zee worden ertoe aangemoedigd de nodige aanvullende nationale maatregelen te treffen, om de instandhouding van de visbestanden of de bescherming van het mariene ecosysteem te garanderen.

16.

V. Overleg met belanghebbenden


De Commissie heeft tijdens de voorbereiding van dit voorstel twee maal overleg gevoerd met de visserijsector in de Middellandse Zee. De bij dit overleg door de sector naar voren gebrachte punten zijn van invloed geweest op enkele van de belangrijkste onderdelen van dit voorstel. Als voorbeeld kunnen worden genoemd het idee om geïntegreerde beheersplannen op te stellen die het beheer van de visserij-inspanning koppelen aan technische maatregelen, de handhaving en de verscherping van het verbod op trawlnetten in kustgebieden, de noodzaak beperkingen op te leggen aan de sportvisserij, de noodzaak de exploitatie op de korte termijn te verbeteren door gesloten gebieden/seizoenen in plaats van algemene vergrotingen van de maaswijdtes en de overdracht aan de lidstaten van bepaalde beslissingsbevoegdheden inzake het lokale beheer. Al deze ideeën zijn nadrukkelijk aanbevolen door de vertegenwoordigers van de sector.