Toelichting bij COM(2005)587 - Gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (Herschikking)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel


De noodzaak van een passende behandeling van de instellingen die schepen inspecteren en certificaten daarvoor afgeven, algemeen bekend als 'classificatiebureaus', is een constante zorg geweest van de communautaire wetgever. Reeds in haar mededeling 'Erika I' stelde de Commissie dat er nog steeds ernstige twijfel bestaat of op alle niveaus van het hele classificatiesysteem voldoende wordt gedaan om het vereiste kwaliteitspeil te halen. Het is niet langer voldoende zich tevreden te stellen met het bestaande systeem: het moet verder worden verbeterd om de goede exploitanten te scheiden van de slechte, de tekortkomingen op evenredige maar efficiënte wijze te corrigeren en zonder aarzelen diegenen van het systeem uit te sluiten die het niet mochten respecteren. - Aldus heeft de Raad in zijn conclusies van 13 december 2002 gewezen op de rol van de Commissie in de procedures voor machtiging en controle van de classificatiebureaus. - Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie over de versterking van de maritieme veiligheid [2003/2235(INI)] aan de Commissie gevraagd een efficiënte controle en een audit van de classificatiebureaus, hun dochterondernemingen en deelnemende ondernemingen uit te voeren en sancties in te voeren voor niet-nakoming van de verplichtingen. In zijn naar aanleiding van de schipbreuk met de Prestige aangenomen resolutie [2003/2066 (INI)] heeft het Europees Parlement bovendien opnieuw bevestigd dat het noodzakelijk is op internationaal en communautair niveau exhaustieve mechanismen voor technische inspectie in te stellen die het mogelijk maken te beschikken over betrouwbare informatie over de werkelijke toestand van schepen. Dienovereenkomstig is het onderhavige voorstel gericht op de hervorming van het huidige systeem voor erkenning van classificatiebureaus door de Gemeenschap, ingesteld bij Richtlijn 94/57/EG (PB L 319 van 12.12.1994, blz. 20), en meer bepaald op: (1) Het versterken van de systemen voor controle van de erkende instellingen. (2) Het unificeren van het huidige dubbele systeem van gewone en beperkte erkenning. (3) Het vereenvoudigen en beter structureren van de criteria voor communautaire erkenning. (4) Het hervormen van het systeem van sancties. (5) Het verduidelijken van de draagwijdte of vergemakkelijken van de toepassing van sommige bepalingen van de richtlijn. Terwille van de transparantie en de leesbaarheid van de communautaire wetgeving is het bij deze vierde actualisering van de richtlijn van belang gebruik te maken van de herschikkingstechniek. Bovendien maakt de herschikking het, afgezien van de voorgestelde inhoudelijke wijzigingen, mogelijk de considerans van de richtlijn te actualiseren.

Algemene context


De ontwikkeling van de technische veiligheidsnormen gebeurt in de praktijk gedeeltelijk door de Internationale Maritieme Organisatie door middel van internationale verdragen (zogenaamde 'wettelijk voorgeschreven' normen), en gedeeltelijk door de classificatiebureaus door middel van hun technische voorschriften ("klassevoorschriften"). Wat waaronder valt varieert volgens het verdrag, de materie of het scheepstype. De klassevoorschriften hebben betrekking op de structurele aspecten van het schip (zoals de weerstand of de stabiliteit en het drijfvermogen ervan): de machinekamer (motoren, roer, enz.); de boorduitrusting; bepaalde aspecten van de werking van het schip (bijvoorbeeld reddingsuitrusting, uitrusting voor specifieke ladingen zoals op olietankers en chemicaliëntankers). Hetgeen opvalt is dat de technische voorschriften van de voornaamste classificatiebureaus steeds meer naar elkaar toegroeien, wat zich echter (met name wat de uitrusting betreft) niet noodzakelijk vertaalt in wederzijdse erkenning. Voor de toepassing van de internationale verdragen is het aan de vlagstaat om de vereiste inspecties uit te voeren en de desbetreffende certificaten af te geven, maar het staat deze vrij de inspectie of beide taken samen te delegeren aan een erkend classificatiebureau. Een van de voorafgaande eisen in verband met de afgifte van de belangrijkste internationale certificaten is dat het schip gebouwd en onderhouden wordt conform de technische voorschriften van een classificatiebureau. De classificatiebureaus keuren dan ook de plannen goed en houden toezicht op de bouw; zij houden de controle over de basisvoorschriften en de inspectiemethodologie die zij toepassen om te certificeren dat een nieuw gebouwd schip voldoet aan de voorschriften. Indien, zoals zeer vaak voorkomt, de classificatiebureaus handelen namens de vlagstaat, zijn zij het die vervolgens de certificaten afgeven van conformiteit met de internationale verdragen. Tijdens de hele levensduur van het schip blijft het classificatiebureau de twee types certificaten afgeven. - Het gebrek aan kruiscontroles in het systeem maakt het onwaarschijnlijk dat bij de afgifte van internationale certificaten de kwaliteit van de klassecertificaten ooit ter discussie staat. Gemaakte fouten zullen onvermijdelijk gevolgen hebben verderop in het proces, inclusief voor de wettelijk voorgeschreven certificaten. Fouten kunnen gevolgen hebben voor een groot aantal schepen alvorens te worden ontdekt. - In de praktijk hangt de keuze van het classificatiebureau af van de krachtsverhouding tussen de reders en de scheepswerven. Terwijl de grote reders er over het algemeen in slagen de bureaus op te leggen waaraan zij de voorkeur geven, moeten andere zich tevreden stellen met de keuze van de werf. Sommige classificatiebureaus klagen zelfs openlijk dat zij blootstaan aan de pressie van grote werven die, omdat zij een groot productievolume hebben, de markt en de uitvoering van de technische voorschriften kunnen beïnvloeden. Wanneer een classificatiebureau eenmaal gekozen is voor een nieuw gebouwd schip, bepaalt dat bureau welke uitrusting er aan boord wordt geïnstalleerd aangezien het zich in een machtspositie bevindt ten opzichte van de leveranciers van die uitrusting, die over het algemeen buiten de onderhandelingen worden gehouden tussen de reder, de scheepswerf en het bureau zelf. Zodra het schip aan de eigenaar is afgeleverd en tijdens de hele levensduur ervan brengt het classificatiebureau de kosten van zowel klasseringswerkzaamheden als wettelijk voorgeschreven taken aan de reder in rekening: de reder wordt aldus de enige klant. Het uitvoeren van deze taken vereist totale onafhankelijkheid, de toepassing van een strikte gedragscode, een bijzonder hoog competentieniveau, zeer specialistische en constant evoluerende technische kennis alsmede een bijzonder strikt kwaliteitsbeheer.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied


De Gemeenschap, die geen regeling kan instellen die fundamenteel verschilt van de internationale regeling, werd geconfronteerd met de noodzaak de zwakke punten van deze regeling te ondervangen en bovendien de vrije verlening van diensten voor veiligheidsinspectie en certificering van de veiligheid van schepen onder Europese vlag in de interne markt te verzekeren. Zo is richtlijn 94/57/EG ontstaan die, zonder iets essentieels aan de hierboven beschreven status-quo te veranderen, gezorgd heeft voor het opleggen van strikte criteria van onafhankelijkheid en beroepsbekwaamheid als voorwaarde voor het verlenen van de communautaire erkenning. Dit mechanisme werkt op twee manieren: enerzijds moeten de lidstaten nagaan dat schepen onder hun vlag worden ontworpen, gebouwd en onderhouden conform de voorschriften van een erkende instelling of, exceptioneel, op basis van gelijkwaardige nationale voorschriften; anderzijds mogen taken die onder de internationale verdragen vallen slechts aan erkende instellingen worden opgedragen.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU


De versterking van de controles op schepen zal een directe impact hebben op het milieu door de vermindering van de kans op ongevallen en derhalve op verontreinigingen die door dergelijke ongevallen kunnen worden veroorzaakt. Anderzijds zal de maatregel positieve economische gevolgen hebben vanwege deze vermindering van de kansen op ongevallen en verontreiniging. Deze wijzigingen beogen eveneens de exploitanten van maritiem vervoer in een concurrerende en billijkere omgeving te brengen door oneerlijke concurrentie van niet aan de normen voldoende schepen te beperken, die strenger zullen worden gestraft, en door de exploitanten van kwaliteitsschepen aan lichtere controles te onderwerpen.

RAADPLEGING VAN DE BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van de belanghebbende partijen

Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten


De Commissie heeft in februari 2005 de vertegenwoordigers van de lidstaten en de maritieme sector geraadpleegd op basis van werkdocumenten van haar diensten die een gedetailleerde lijst van vragen over de verschillende mogelijke opties bevatten. Deze hadden betrekking op a) de scheiding van wettelijk voorgeschreven en klasseringstaken, b) de hervorming van de beperkte erkenning, c) de hervorming van het systeem van sancties, d) de hervorming van de erkenningscriteria en e) bepaalde aspecten van de toepassing van de richtlijn. De Commissie heeft bovendien aan de geraadpleegde deelnemers gevraagd haar schriftelijk hun gedetailleerde opmerkingen te doen toekomen en heeft vervolgens bilaterale contacten onderhouden met met name vertegenwoordigers van de sector en de erkende instellingen. Het Europees Agentschap voor Maritieme Veiligheid heeft een studie uitgevoerd die meer licht heeft geworpen op het probleem van de opeenstapeling van taken en de basisgegevens heeft geleverd die vereist zijn voor een gedetailleerde effectbeoordeling.

Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden


De eventuele scheiding van taken stuitte op hevige tegenstand, aangezien de erkende instellingen zelf en een meerderheid van de lidstaten er de voorkeur aan gaven meer gebruik te maken van, vooral verticale, audits. Uit de ontvangen antwoorden kwam naar voren dat de geraadpleegde belanghebbenden duidelijk voorstander waren van de hervorming van de beperkte erkenning teneinde de procedure minder omslachtig te maken en het negatieve effect op de prestatie van de betrokken instellingen weg te werken. De hervorming van de erkenningscriteria en de hervorming van het systeem van sancties werd vooral goed ontvangen door de erkende instellingen zelf, die zich met name zorgen maakten over de evenredigheid ervan. Al deze elementen, die trouwens sterke overeenkomsten vertonen met die in de effectanalyse van de Commissie, zijn in het voorstel in aanmerking genomen.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Het was niet nodig een beroep te doen op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling


De verzamelde gegevens en de gedetailleerde conclusies van de effectstudie zijn opgenomen in het bijgevoegde document SEC ../.., dat hierna wordt samengevat: a) Hervorming van de controlesystemen voor de erkende instellingen In verband met de communautaire erkenning richtte men zich tot nu toe op de beroepsnormen en hield men zich niet bezig met de risico’s van de opeenstapeling van taken door de erkende instellingen. Er werden twee types oplossingen onderzocht: - Invoering van kruiscontroles bij de inspecties en de afgifte van certificaten, hetgeen de scheiding van wettelijk voorgeschreven en klasseringstaken impliceert. Uit de analyse van de Commissie bleken de voordelen van deze formule, maar ze heeft een fundamenteel nadeel: zij kan enkel toegepast worden op de vloot die onder de communautaire vlag vaart. - Versterking van de bestaande controlemechanismen binnen een passend kader. De analyse toont aan dat dit kan leiden tot een verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening en de doeltreffendheid van de inspecties wat betreft alle erkende instellingen, zonder onderscheid van de vlag waaronder gevaren wordt, en met minimale kosten voor de erkende instellingen. Bij het bilaterale overleg met de Commissie toonden de erkende instellingen zelf zich voorstander van een versterking van de verticale audits. b) Hervorming van de beperkte erkenning De hervorming van de beperkte erkenning, waarbij de toepassingssfeer ervan wordt uitgebreid tot heel het communautaire grondgebied en de huidige kwantitatieve criteria worden vervangen door kwalitatieve criteria, werd geacht geen economische effecten te hebben. Deze verandert immers niets aan de marktsituatie omdat in het huidige systeem de beperkte erkenning van een instelling op elk moment kan worden uitgebreid tot de lidstaten die daarom verzoeken. c) De erkenningscriteria De vereenvoudiging en actualisering van de erkenningscriteria, waarbij geen nieuwe verplichtingen aan de erkende instellingen worden opgelegd, heeft uiteraard geen merkbare economische effecten (behalve betreffende het verbod gebruik te maken van niet-fulltime inspecteurs, waarvan de impact evenwel klein blijft en werkzaam is op de hele door de erkende instellingen geklasseerde vloot). d) De hervorming van het systeem van sancties: invoering van geldboeten. Aangezien het hier gaat om een wijziging van strikt juridische aard, is geen economische impact te verwachten van deze hervorming van het sanctiesysteem. e) Andere elementen van de hervorming Aangezien het gaat om wijzigingen van strikt juridische aard die vooral betrekking hebben op het verduidelijken en/of de correcte toepassing van andere bepalingen, is geen economische impact te verwachten van de nieuwe bepalingen betreffende de juridische structuur van de erkende instellingen, de inspectiebevoegdheden van de Commissie en de uitsluiting van 'veiligheidsaspecten' van de werkingssfeer van de richtlijn.

ar De Commissie heeft een effectanalyse uitgevoerd in het kader van het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie, waarvan het verslag beschikbaar is op europa.eu.int/comm/secretariat_general/impact

1.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregelen


a) De versterking van de systemen voor controle van de erkende instellingen (artikel 21) Het betreft de invoering door de erkende instellingen van een gemeenschappelijke structuur voor evaluatie en certificatie van de kwaliteit. Deze structuur moet onafhankelijk zijn en beschikken over alle nodige middelen om continu en diepgaand te werken en kan zowel individuele als collectieve corrigerende maatregelen voorstellen voor het verbeteren van de kwaliteit van het werk van de erkende instellingen. Bovendien wordt, opdat dit systeem correct kan functioneren, voorgesteld de samenwerking tussen de erkende instellingen op het gebied van verenigbaarheid van hun technische voorschriften, interpretatie van de internationale verdragen en uniforme toepassing van beide uit te breiden; hiermee zullen een gemeenschappelijke basis voor evaluatie alsmede instrumenten worden gecreëerd die de corrigerende maatregelen als hierboven bedoeld mogelijk zullen maken met het oog op een uniform niveau van veiligheid in de Gemeenschap. Bovendien zou de verenigbaarheid van de technische voorschriften logischerwijze moeten uitmonden in echte wederzijdse erkenning van de klassecertificaten, inclusief wat betreft de scheepsuitrusting, hetgeen tot een vermindering zou moeten leiden van de kosten van de leveranciers en scheepswerven aangezien het niet langer nodig zou zijn dat certificeringen door meerdere bureaus worden uitgevoerd. Tenslotte blijkt het noodzakelijk om de deelname te stimuleren van de lidstaten aan zowel de ontwikkeling van voorschriften (deze is momenteel facultatief) als aan de hiervoor bedoelde werkzaamheden inzake technische samenwerking (verenigbaarheid van de voorschriften, interpretatie van de internationale verdragen). b) Hervorming van de beperkte erkenning Er werd geconstateerd dat het huidige systeem van beperking van de erkenning naargelang van de grootte van de betrokken instelling de vernieuwing van haar vloot moeilijker maakt en zowel schadelijk is voor haar prestaties als voor haar vermogen om te evolueren en zich te verbeteren. Dit is een totaal onwenselijke situatie. Bovendien kan het systeem worden uitgehold indien de beperkte erkenning wordt uitgebreid tot meerdere lidstaten, met name als dit grote vloten betreft. De beoogde hervorming beoogt een einde te maken aan deze problemen: de communautaire erkenning zal niet langer een kwestie zijn van omvang, maar enkel en alleen van kwaliteit en prestaties op het gebied van veiligheid en bescherming van het milieu. Tegelijk zal het mogelijk worden te beletten dat een erkende instelling, ongeacht de omvang ervan, voor rekening van lidstaten handelt op specifieke gebieden (bijvoorbeeld zeer specialistische schepen zoals chemicaliëntankers, gastankers of grote passagiersschepen) waarvoor deze niet de noodzakelijke capaciteit heeft ontwikkeld. c) Hervorming van de erkenningscriteria In de loop van de successieve hervormingen werden de criteria voor het verlenen van erkenning ontwikkeld en geactualiseerd, en werden aan de erkende instellingen nieuwe verplichtingen inzake transparantie en samenwerking opgelegd. Deze hervormingen hebben echter tot een enigszins ongeordend geheel van criteria geleid met soms onnauwkeurige formuleringen of zelfs overbodige bepalingen. De voorgestelde hervorming beoogt het vereenvoudigen van dit geheel van criteria en het verbeteren van de leesbaarheid ervan, het aanpassen van die bepalingen welke moeilijk toe te passen zijn en het opvullen van bepaalde hiaten: - Duidelijke bevestiging van de noodzaak om over een aantal inspecteurs te beschikken dat in verhouding is tot de geklasseerde vloot – zonder evenwel een vooraf bepaalde drempel voor het verlenen van erkenning vast te stellen; - Stopzetting van het inschakelen van niet-fulltime inspecteurs door de erkende instellingen, hetgeen de richtlijn nog steeds toestaat voor klasseringstaken. De onstabiele werksituatie van deze inspecteurs houdt in dat de onafhankelijkheid en de kwaliteit van hun werk niet voldoende zijn gewaarborgd ondanks de basis- en voortgezette opleiding die door de erkende instellingen wordt verstrekt. Terwijl het gebruik van fulltime inspecteurs van andere erkende instellingen soms essentieel is om in alle omstandigheden wereldwijd te kunnen werken, moet dit de uitzondering blijven. - Eis van rechtspersoonlijkheid en certificering van de boekhouding van de erkende instellingen. Certificering van de boekhouding is essentieel met het oog op de controle van de financiële onafhankelijkheid van de erkende instellingen en de hervorming van het systeem van sancties die hieronder wordt behandelt. d) Hervorming van het systeem van sancties Efficiënte toepassing van de richtlijn is slechts mogelijk door samenwerking en partnerschap tussen de erkende instellingen, de autoriteiten van de lidstaten en de Commissie. Een beleid dat gericht is op de bescherming van de maritieme veiligheid en het milieu kan echter niet buiten een systeem van sancties dat de overheid greep geeft op de activiteiten van de erkende instellingen die hun verplichtingen niet mochten nakomen. De Commissie vindt het absoluut noodzakelijk vast te houden aan het beginsel dat tekortkomingen aan de bron moeten worden gecorrigeerd, en dit zelfs te versterken. Het doel hiervan is met name de risico’s aan te wijzen die veroorzaakt worden door elke inbreuk op de bepalingen van de richtlijn en de mogelijke gevolgen daarvan te corrigeren. Ook blijft het in de ernstigste gevallen waarin de veiligheid of het milieu op onaanvaardbare wijze worden bedreigd even onontbeerlijk om de erkenning van de instelling in kwestie in te trekken. Derhalve acht de Commissie het nodig het huidige systeem van sancties aan te passen om het te vereenvoudigen en tegelijk flexibeler en doeltreffender te maken. Daartoe zijn twee soorten maatregelen nodig: - Omwerking van het huidige dubbele systeem tot één lijst van inbreuken en straffen, of het nu gaat om inbreuken op de erkenningscriteria en andere verplichtingen van de erkende instellingen dan wel om ontoereikende prestaties. - Vervanging van de schorsing van de erkenning door de toepassing van financiële sancties: deze zijn per definitie progressief en dus verfijnder toe te passen dan de schorsing (die trouwens voor de betrokken instelling even fataal kan blijken te zijn als de intrekking van de erkenning, afhankelijk van de omvang van de Europese component van haar geregistreerde vloot). Financiële sancties zijn bovendien verenigbaar met het bevel tot corrigerende maatregelen, dat zij door middel van de dwangsom op nuttige wijze kunnen versterken. De financiële sancties moeten bovenal evenredig zijn met zowel de ernst van de inbreuk als met de economische draagkracht van de betrokken instelling. Twee sanctievormen zijn in dat verband denkbaar: een percentage van de omzet, of een bedrag per ton brutotonnenmaat van de geregistreerde vloot van de instelling – beide gedifferentieerd volgens de omstandigheden van de zaak. Terwijl de eerste methode eerder direct lijkt, houdt de tweede optie beter rekening met de gewone inkomstenstructuur van erkende instellingen. De toepassing van deze optie vereist evenwel een diepgaande analyse om ervoor te zorgen dat sancties afschrikkend maar eerlijk zijn. De Commissie is dan ook van oordeel dat het voldoende is dat de wetgever de beginselen van het systeem bepaalt en een absolute grens stelt aan het totale bedrag van de boetes die kunnen worden opgelegd aan een erkende instelling die een overtreding heeft begaan. Vervolgens kunnen door de Commissie samen met de lidstaten en in overleg met de erkende instellingen via de comitéprocedure uitvoeringsvoorschriften worden vastgesteld op basis van een grondiger studie. e) Inspectiebevoegdheden van de Commissie Het is van fundamenteel belang dat de Gemeenschap kan nagaan of de erkende instellingen dezelfde strikte normen toepassen op schepen die de vlag van een derde land voeren als op schepen die onder de vlag van een lidstaat varen, aangezien beide in de communautaire wateren varen. De goedkeuringscriteria maken dan ook geen onderscheid volgens de vlag en zijn gericht op uniforme kwaliteit bij de erkende instellingen. Het recht van toegang van de communautaire beoordelaars tot de schepen en tot de informatie met het oog op de beoordeling van erkende instellingen is reeds een impliciete eis van de richtlijn. Het is derhalve van belang de uitvoeringsbepalingen hiervoor vast te stellen, met name wat betreft: - Het onmogelijk maken dat men zich beroept op een vertrouwelijkheidsclausule in een overeenkomst om te beletten dat een erkende instelling wordt beoordeeld (toegang tot de dossiers). - Het opnemen van relevante bepalingen in contracten tussen erkende instellingen en scheepswerven en reders betreffende de afgifte van wettelijk voorgeschreven en klassecertificaten, om de afgifte ervan afhankelijk te maken van de goede samenwerking tussen de genoemde partijen (toegang tot de schepen). f) Inaanmerkingneming van de juridische structuur van de erkende instellingen Sedert de verlening van de eerste erkenningen door de lidstaten zijn de erkende instellingen geëvolueerd en hebben zij hun juridische structuur soms ingrijpend veranderd, die over het algemeen complexer is geworden. Er bestaat momenteel een grote diversiteit van rechtsvormen, gaande van de stichting tot de naamloze vennootschap, inclusief de exclusieve vormen van sommige niet-communautaire rechtssystemen. Ingaand op de bezorgdheid die het Europees Parlement te kennen heeft gegeven, stelt de Commissie voor een breed organisatorisch concept in te voeren dat rekening houdt met elke voorzienbare relatie van afhankelijkheid tussen juridische entiteiten die onder dezelfde noemer activiteiten uitoefenen welke onder de werkingssfeer van de richtlijn vallen. Het doel hiervan is ervoor te zorgen dat de erkenning (en derhalve de toepasselijkheid van de criteria en de verplichtingen die uit de richtlijn voortvloeien) van toepassing is op het hoogste niveau dat met dat concept overeenstemt. Aldus zullen zowel horizontale als verticale groeperingen worden bestreken, die ofwel volledig binnen of volledig buiten het communautaire systeem zullen vallen. g) Uitsluiting van de veiligheidsaspecten In haar huidige redactie bepaalt de richtlijn haar werkingssfeer onder verwijzing naar de internationale verdragen, waaronder het Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (SOLAS). Sinds de wijziging daarvan van 12 december 2002 omvat dit verdrag echter een onderdeel veiligheid dat in de communautaire rechtsorde is omgezet bij Verordening nr. 725/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 (PB L 129 van 29.4.2004, blz.

6). Deze verordening voorziet, conform de bedoelde nieuwe bepalingen van het SOLAS-Verdrag, in het begrip 'erkend veiligheidsbedrijf' op basis van criteria en uitvoeringsbepalingen die onverenigbaar blijken te zijn met de geest en de economie van Richtlijn 94/57/EG. Bijgevolg dienen de 'veiligheidsaspecten' van de werkingssfeer van Richtlijn 94/57/EG te worden uitgesloten.

Rechtsgrondslag


De rechtsgrondslag van het voorstel is artikel 80, lid 2, van het Verdrag.

Subsidiariteitsbeginsel


Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voorzover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen.

De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt.

Afzonderlijke maatregelen van de lidstaten zijn onverenigbaar met de doelstelling om de vrijheid van dienstverlening te verzekeren op het gebied van inspectie en controle van schepen die onder de Europese vlag varen en om tegelijk een hoog en uniform niveau van bescherming van de veiligheid te waarborgen op heel het grondgebied van de Gemeenschap, hetgeen bijzonder strenge normen inzake beroepsbekwaamheid en onafhankelijkheid van de erkende instellingen en controle van deze normen vereist.

De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen beter door een optreden van de Gemeenschap worden verwezenlijkt.

De controle en de sanctionering van niet-nakoming van hun verplichtingen door de erkende instellingen kunnen slechts doeltreffend zijn als men gebruik maakt van de snelheid en eenheid van optreden van de Gemeenschap. Dit controleren en sanctioneren kan enkel eerlijk gebeuren indien alle betrokken instanties op consistente wijze worden geëvalueerd.

Hoewel dit voorstel de modus operandi van het huidige communautaire systeem verbetert, verandert het niets aan de inhoud ervan. De doelstellingen ervan kunnen derhalve beter door de Gemeenschap worden gerealiseerd.

Bijgevolg strekt het voorstel ertoe de bepalingen van de bestaande richtlijn te versterken zonder de doelstellingen ervan te wijzigen of de werkingssfeer ervan uit te breiden.

Het voorstel is dus in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheidsbeginsel


Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

De voorgestelde maatregelen houden geen verhoging in van de communautaire bijdrage: integendeel, zij houden in dat de zelfreguleringsmechanismen waarover de erkende instellingen beschikken (controlemechanismen) worden veralgemeend en binnen een juridisch kader gebracht, omslachtige procedures (beperkte erkenning) verdwijnen, de bestaande bepalingen (erkenningscriteria) worden geactualiseerd, of zij zijn gericht op een meer flexibele en doeltreffende toepassing ervan (hervorming van het systeem van sancties).

Uit dit voorstel vloeit noch voor de lidstaten noch voor de communautaire begroting een financiële last voort. Het zorgt voor toegevoegde waarde in termen van veiligheid en bescherming van de burger terwijl de gekozen opties minimale kosten inhouden voor de ondernemingen.

Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument: richtlijn.

Andere instrumenten zijn niet geschikt om de volgende redenen. De vervanging van de huidige richtlijn door een verordening zou niet goed aansluiten bij het systeem op grond waarvan de lidstaten hun bevoegdheden om schepen te inspecteren en certificaten af te geven krachtens de geldende internationale verdragen kunnen delegeren.

2.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.

3.

Aanvullende informatie



Simulatie, proefperiode en overgangsperiode

Het voorstel was of wordt het voorwerp van een overgangsperiode.

Juridische herschikking Het voorstel impliceert een herschikking van de vigerende wettelijke bepalingen en maakt deel uit van het communautaire programma voor de actualisering en de vereenvoudiging van het acquis communautaire.

Concordantietabel


De lidstaten moeten de Commissie de tekst van de nationale bepalingen ter omzetting van de richtlijn mededelen alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Europese Economische Ruimte


Dit ontwerp van besluit valt onder een gebied dat geregeld wordt door de EER-Overeenkomst en dient derhalve tot de Europese Economische Ruimte te worden uitgebreid.

1. 2005/0237(COD)

ê 94/57/EG (aangepast)