Toelichting bij COM(2005)589 - Wijziging van richtlijn 2002/59/EG betreffende de invoering van een gemeenschappelijk monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2005)589 - Wijziging van richtlijn 2002/59/EG betreffende de invoering van een gemeenschappelijk monitoring- en informatiesysteem voor ... |
---|---|
bron | COM(2005)589 |
datum | 23-11-2005 |
110
Motivering en doel van het voorstel
Al meer dan tien jaar voert de EU een slagvaardig beleid op het stuk van de maritieme veiligheid met de bedoeling de veiligheid van schepen, de beveiliging van mensenlevens op zee en de bescherming van het mariene milieu te verbeteren. Desondanks zijn ongevallen niet geheel uit te sluiten, ongeacht de moeite die de betrokkenen uit de maritieme vervoersketen zich getroosten. Bovendien hebben scheepsongevallen vaak niet alleen gevolgen voor het betrokken schip, maar ook voor de bedrijvigheid aan de kust in haar geheel. Terwijl vroeger alleen zeelieden beducht waren voor een scheepsongeval, groeit zo'n ongeval tegenwoordig, wanneer er ook vervuiling optreedt, steeds vaker uit tot een nationale of zelfs internationale ramp. Daarom was het wenselijk de beleidslijn preventie van het Gemeenschapsbeleid op het stuk van maritieme veiligheid aan te vullen met een beleidslijn voor operationeel beheer van de gevaren van de zeescheepvaart op Gemeenschapsniveau.
De Commissie heeft daartoe een voorstel ingediend, dat inmiddels is aanvaard als Richtlijn 2002/59/EG betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart. Deze richtlijn beoogt de integratie en organisatie van alle nu beschikbare instrumenten voor het scheepvaarttoezicht. Zij voorziet voorts in een dynamische invoering van middelen en in coördinatie tussen de nationale autoriteiten teneinde de lidstaten beter in staat te stellen gevaarlijke situaties te voorkomen of bestrijden.
Om de doeltreffendheid van de bij Richtlijn 2002/59/EG ingevoerde maatregelen te bewaren, is nauwlettend toezicht noodzakelijk zodat zij kan worden aangepast aan de operationele en technische ontwikkelingen in de scheepvaartwereld, met name op het gebied van identificatie- en volgsystemen voor de scheepvaart en satelliettechnologieën.
In verband hiermee en in de loop van het overleg dat de Commissie hierover met de lidstaten heeft gevoerd, is duidelijk geworden dat bepaalde voorschriften van Richtlijn 2002/59/EG aanpassing behoeven. In het bijzonder moet rekening worden gehouden met de goede resultaten van technische voorzieningen zoals automatische identificatie van schepen en dient te worden gezorgd voor samenhang met beleid op nationaal niveau, bijvoorbeeld ten aanzien van de plannen voor de opvang van schepen in nood in toevluchtsoorden.20
Algemene context
De uiterste datum voor de tenuitvoerlegging van de nationale uitvoeringsmaatregelen voor Richtlijn 2002/59/EG was 5 februari 2004, maar al vanaf de goedkeuring in juni 2002 hebben de lidstaten en de Commissie vanwege het bijzondere belang van een aantal bepalingen samengewerkt om te zorgen voor een snelle toepassing in de praktijk.
Zo is dankzij de door de Commissie in samenwerking het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA) georganiseerde bezoek- en vergaderrondes duidelijk geworden welke gemeenschappelijke criteria en principes moeten worden gehanteerd ten aanzien van de in artikel 20 van de richtlijn bedoelde plannen inzake toevluchtsoorden met het oog op een geharmoniseerde en doeltreffende toepassing van de richtlijn. Voorts wordt met het voorstel voor een verplichting om vissersschepen met een lengte van meer dan 15 meter uit te rusten met het automatische identificatiesysteem AIS iets gedaan aan het hoge aantal aanvaringen met vissersschepen die kennelijk niet door koopvaardijschepen zijn opgemerkt. Bij deze maatregel wordt rekening gehouden met de werkzaamheden van de Internationale Maritieme Organisatie (OMI), die enkele jaren geleden een AIS-uitrustingsplicht voor koopvaardijschepen (AIS klasse A) heeft ingevoerd teneinde het aantal aanvaringen terug te dringen.
Voorts is in het voorstel rekening gehouden met de lopende ontwikkelingen in het kader van het Gemeenschappelijk visserijbeleid ten aanzien van plaatsbepalings- en communicatiesystemen voor de inspectie van de vissersvloten. Het is wenselijk om in samenwerking met de lidstaten en de Commissie en met hulp van het EMSA te onderzoeken of het mogelijk is het AIS-systeem te combineren met de controlesystemen voor de visserij, zodat het aantal geïnstalleerde systemen beperkt kan worden gehouden. Dergelijke ontwikkelingen mogen evenwel geen afbreuk doen aan de specifieke doelstellingen en eisen van beide systemen, met name de preventieve werking van AIS wat betreft aanvaringen en de noodzaak van beveiligde en vertrouwelijke informatieoverdracht in het kader van de visserij-inspectie.
Bovendien zal met de invoering door de betrokken lidstaten van een informatiesysteem voor stuurlieden over ijsgang en over de daardoor veroorzaakte vaaromstandigheden een bijdrage worden geleverd tot de preventie van ongevallen in een uiterst vijandige omgeving.
Ten slotte zijn de lidstaten en de Commissie in 2002 in het kader van de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2002/59/EG gestart met een project voor de realisatie van een platform voor informatie-uitwisseling tussen de scheepvaartautoriteiten van de Unie, SafeSeaNet genaamd. Dit systeem, dat sinds oktober 2004 door het Europees Agentschap wordt beheerd, dient uitdrukkelijk te worden aangemerkt als referentiesysteem van de Gemeenschap zodat het optimaal kan worden benut en juridisch kan worden onderbouwd.
Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied
Richtlijn 2002/59/EG van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad.
Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU
Het betere toezicht op de scheepvaart dankzij SafeSeaNet, de maatregelen inzake de scheepvaart bij ijsgang, alsmede de invoering van een beter raamwerk voor de opvang van schepen in nood in toevluchtsoorden zullen een rechtstreeks effect op het milieu hebben doordat de kans op ongevallen en milieuverontreiniging wordt verlaagd en doordat de uitvoeringsinstanties bij een ongeval of bij milieuverontreiniging doeltreffender kunnen optreden.
Daarenboven zal de maatregel dankzij het geringere risico van ongevallen of milieuverontreining ook gunstige economische gevolgen hebben. Een maatschappelijk voordeel van de verplichte uitrusting van vissersvaartuigen met AIS is dat de kans op ongevallen en het verlies aan mensenlevens in de visserijsector worden verminderd.
2)
Inhoudsopgave
- Overleg met belanghebbenden
Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten
De Commissie heeft in mei 2004 en in februari 2005 een tweetal overlegrondes georganiseerd met vertegenwoordigers van de lidstaten en de scheepvaartsector op basis van een uitvoerige vragenlijst met betrekking tot de beoogde aanpassingen.
Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden
Uit dit overleg en uit de studies van de verwachte effecten is naar voren gekomen dat het uitvoeringskader van Richtlijn 2002/59/EG verduidelijking en aanpassing behoeft. De Commissie heeft beloofd rekening te zullen houden met de ontwikkelingen binnen de internationale regelgeving en met de vooruitgang op Gemeenschapsniveau. Ten slotte bleek ook dat de geraadpleegde partijen graag nieuwe maatregelen voor de veiligheid van de scheepvaart in de richtlijn opgenomen zien, zoals de invoering van een wettelijk kader voor instrumenten betreffende de scheepvaart bij ijsgang.
Wat de AIS-uitrustingsplicht voor vissersvaartuigen betreft, waren de nationale overheden enthousiast over het positieve effect van de uitrusting van visservaartuigen met AIS, maar toonden zij zich terughoudend ten aanzien van het toepassingsgebied van de maatregel, met name wat betreft de categorie schepen waarvoor zij moet gelden. De Commissie had geopperd AIS verplicht te stellen voor vissersschepen vanaf 12 meter, een drempelwaarde die in het voorstel uiteindelijk op 15 meter is gebracht, vooral om rekening te houden met de drempelwaarden die in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid worden gehanteerd.
Over de problematiek van de toevluchtsoorden heeft de Commissie met hulp van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid drie vergaderingen met de lidstaten belegd en een reeks informatiebezoeken aan de nationale autoriteiten gebracht. Daarbij is gebleken dat het nuttig zou zijn de bepalingen inzake toevluchtsoorden te verduidelijken. De scheepvaartsector heeft in het bijzonder aangedrongen op betere operationele procedures om de noodsituaties waarin schepen terecht kunnen komen doeltreffender het hoofd te kunnen bieden, alsmede op het belang van de kwestie van de financiële zekerheden voor de eventuele economische schade als gevolg van de opvang van schepen.
Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid
Relevante wetenschaps- en kennisgebieden
Maritieme veiligheid, toezicht op de scheepvaart, preventie van aanvaringen en scheepvaart bij ijsgang.
Gevolgde methodiek
De Commissie heeft haar voorstel opgesteld op basis van:
- de technische analyse die gemaakt is naar aanleiding van de twee deskundigengroepen en de workshop die door de Commissie en het EMSA in het kader van de ontwikkeling van SafeSeaNet zijn opgezet;
- het verslag van een studie over aansprakelijkheid en schadevergoeding bij de opvang van schepen in toevluchtsoorden die op verzoek van de Commissie in opdracht van het EMSA door de Universiteit van Oslo is gemaakt.
Voornaamste geraadpleegde organisaties en deskundigen
- Werkzaamheden van de tijdelijke commissie van het Europees Parlement voor de verbetering van de veiligheid op zee naar aanleiding van de ramp met de olietanker Prestige in 2002 (conclusies van de commissie MARE)
- Resultaten van een door de Commissie met hulp van het EMSA gehouden evaluatieronde onder de nationale autoriteiten met betrekking tot de toevluchtsoorden
- Werkzaamheden van de IMO (met name de door deze organisatie aanvaarde resolutie over de toevluchtsoordenproblematiek)
Samenvatting van de ontvangen en gebruikte adviezen
Volgens de ontvangen adviezen dient de richtlijn te worden aangepast op grond van de volgende problemen:
De richtlijn houdt onvoldoende rekening met de technologische ontwikkelingen die zich sinds de vaststelling ervan hebben voltrokken. Na de tenuitvoerlegging zijn de systeembeschrijving, de gedetailleerde verantwoordelijkheden van de lidstaten en de technische specificaties voor de uitwisseling van gegevens via het netwerk vastgesteld. Deze punten zijn evenwel niet in de huidige richtlijn opgenomen.
De visserij is een van de gevaarlijkste activiteiten in de maritieme sector, zo blijkt uit het hoge aantal visserij-ongevallen. Een van de hoofdoorzaken van aanvaringen met andere schepen is dat vissersvaartuigen niet goed genoeg worden gedetecteerd en geïdentificeerd, met name door koopvaardijschepen die hun weg kruisen.
In Richtlijn 2002/59/EG zijn bepalingen opgenomen die de lidstaten verplichten plannen op te stellen voor de opvang van schepen in nood in toevluchtsoorden. De ervaring met de uitvoering van de richtlijn heeft aan het licht gebracht dat de lidstaten deze op uiteenlopende wijze interpreteren en toepassen waar het de inhoud van deze plannen en de taken van de betrokken instanties betreft. Het is wenselijk hier een oplossing voor te vinden door de huidige bepalingen te verduidelijken.
Bepaalde zeegebieden van de Europese Unie, met name in de Oostzee, zijn elk jaar enkele maanden met ijs bedekt waardoor de kans op ongevallen en verontreiniging met mogelijk catastrofale gevolgen voor het milieu toeneemt. Al enkele jaren neemt het vervoer van aardolieproducten over de Oostzee gestaag toe, waardoor de noodzaak van een betere beveiliging en een beter toezicht groeit.
Wijze waarop het deskundigenadvies voor het publiek beschikbaar is gesteld
De verzamelde gegevens en de gedetailleerde conclusies van de studie van de verwachte effecten zijn opgenomen in bijgaand document SEC ../.... Zij kunnen als volgt worden samengevat:
Effectbeoordeling
Optie 1 – Voorlopig niets doen: Bij deze optie blijven fundamentele interpretatieverschillen over een aantal bepalingen van de richtlijn bestaan, met name wat betreft de reikwijdte van de verplichtingen van de lidstaten inzake de toevluchtsoorden.
Optie 2 – Als de lidstaten hun activiteiten zouden beperkten tot regionale samenwerkingsorganen (zoals Helcom voor de Oostzee of het Verdrag van Bonn voor de Noordzee) zou daarmee het principe van een geharmoniseerde toepassing van de richtlijn tussen de verschillende zeegebieden van de Europese Unie worden verlaten. Bovendien zou deze oplossing voor bepaalde maatregelen tot aanzienlijke, ongerechtvaardigde verschillen in de behandeling van vergelijkbare schepen leiden.
Optie 3 – Overgaan tot een totale herziening van de richtlijn waarbij rekening wordt gehouden met de werkzaamheden die in het kader van de invoering van het systeem voor informatie-uitwisseling inzake maritieme veiligheid van de Gemeenschap, SafeSeaNet, zijn verricht, en waarbij met name bepaalde rapportageberichten worden gecombineerd. Een dergelijke totale herziening lijkt, gezien de voortgang bij de omzetting van Richtlijn 2002/59/EG en de opvattingen van de meeste lidstaten, in dit stadium voorbarig.
Optie 4 – Een gerichte aanpassing van de richtlijn
Op grond van een uitvoerige analyse van de situatie en gelet op het effect van de voorgestelde maatregelen en met name de dringende behoefte aan harmonisatie van de procedures inzake de toevluchtsoorden van de lidstaten lijkt een gerichte aanpassing van Richtlijn 2002/59/EG het meest geschikt om een goede toepassing van de bepalingen te waarborgen.
231
Deze effectbeoordeling is opgenomen in het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie en is beschikbaar op de website van de Commissie:
europa.eu.int/comm/secretariat_general/impact ."
3)
Samenvatting van de voorgestelde maatregel
De bedoeling van dit voorstel is:
- in Richtlijn 2002/59/EG aanvullende maatregelen op te nemen om de veiligheid van de zeescheepvaart en de bescherming van het milieu beter te garanderen;
- de plannen voor de zogenaamde toevluchtsoorden te harmoniseren teneinde tot een uniforme toepassing in de lidstaten te komen en aldus ernstige milieuverontreiniging te helpen voorkomen. In het bijzonder is het de bedoeling de uitvoeringsvoorschriften voor deze beginselen duidelijker te maken;
- de beginselen die zijn bepaald in het kader van de activiteiten van de lidstaten en de Commissie voor de realisatie van het systeem voor uitwisseling van informatie over de zeescheepvaart SafeSeaNet, in de richtlijn op te nemen. Het gaat er vooral om de beginselen te definiëren voor enerzijds de systematische uitwisseling van gegevens over de maritieme veiligheid op communautair niveau met behulp van het systeem SafeSeaNet en anderzijds de samenwerking tussen de lidstaten bij het toezicht op en de ontwikkeling van dit systeem. In dit verband dient elk nationaal systeem compatibel met SafeSeaNet te zijn en dient de presentatie van alle voor de gehele Gemeenschap relevante informatie te worden geharmoniseerd;
- het Gemeenschappelijke juridische raamwerk voor te bereiden op toekomstige technologische ontwikkelingen, met name in de ruimte gestationeerde toepassingen zoals volgsystemen voor de scheepvaart met behulp van bakens, beeldsystemen en Galileo. Deze vooruitgang dient in feite de uitbreiding mogelijk te maken van het toezicht op het zeescheepvaartverkeer in de Europese wateren en met name op volle zee.
Rechtsgrondslag
Artikel 80, lid 2, van het Verdrag
Subsidiariteitsbeginsel
Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voorzover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen.
De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt:
- De beoogde maatregel moet het communautair systeem voor toezicht op het scheepvaartverkeer versterken. Het is de bedoeling te zorgen voor een instrument dat nauwe samenwerking vergt bij de uitwisseling van informatie, met name over de door schepen vervoerde producten en het beheer van toevluchtsoorden.
- Bij onvoldoende coördinatie of een versnipperd beheer van informatie over schepen nemen de kansen op ongevallen en milieuverontreiniging toe. Bovendien zou door het voortbestaan van deze versnippering in de uitvoering van maatregelen in het kader van de opvang in toevluchtsoorden de bescherming van mensenlevens op zee en van het milieu in gevaar komen.
De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen beter door een optreden van de Gemeenschap worden verwezenlijkt:
- De voorgestelde maatregelen zijn specifiek bedoeld om de lidstaten in staat te stellen feitelijke kennis te verwerven over de schepen die de onder hun jurisdictie vallende wateren bezoeken, teneinde wanneer nodig risico’s te vermijden. In het kader hiervan kan door uitwisseling van informatie de kwaliteit van de verzamelde gegevens worden verbeterd en de verwerking ervan worden vergemakkelijkt.
- Met de uitvoering van de plannen inzake toevluchtsoorden zal een beslissende bijdrage worden geleverd aan de verbetering van het huidige kader voor maritieme veiligheid van de Unie.
- Dankzij een vermindering van het aantal aanvaringen met vissersvaartuigen, die momenteel nog niet over een AIS-systeem hoeven te beschikken, wordt het leven van vissers beter beschermd.
- De nieuwe geharmoniseerde voorschriften voor de scheepvaart in de winter op de Oostzee zijn nodig om de zeer hoge kans op ongevallen in dit zeegebied te verlagen.
- Ten slotte kunnen door de uitwisseling van informatie over gevaarlijke scheepsladingen de lidstaten de risico's beter inschatten en verminderen.
Het voorstel beantwoordt aan het subsidiariteitsbeginsel omdat het een aanvulling vormt op reeds bestaande maatregelen en garandeert dat deze op geharmoniseerde wijze worden toegepast.
Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.
- H
evenredigheidsbeginsel
Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel:
- Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel omdat het een verduidelijking en nadere uitwerking van reeds bestaande bepalingen betreft. In dit verband hebben de lidstaten zich voor het grootste deel al vastgelegd op de middelen en uitgaven die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de maatregelen van Richtlijn 2002/59/EG en de internationale instrumenten die zij zelf in IMO-verband hebben gevalideerd.
- Het voorstel brengt beperkte financiële en/of administratieve verplichtingen mee voor de economische subjecten (zo zijn enkele aanpassingen nodig bij schepen die in de winter op de Oostzee varen). De nationale overheden beschikken al (of hadden al moeten beschikken) over de voor de uitvoering van de nieuwe maatregelen noodzakelijke infrastructuur op grond van bestaande wetgeving.
Keuze van instrumenten
Voorgestelde instrument: richtlijn
Andere instrumenten zijn niet geschikt om de volgende redenen:
- Het voorstel dient tot wijziging van een bestaande richtlijn.
4)
409
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.
5)
- Simulatie, proefperiode en overgangsperiode
Het voorstel voorziet in een overgangsperiode.
Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling
Het voorstel bevat een herzieningsbepaling.
Concordantietabel
De lidstaten moeten de Commissie de tekst van de nationale bepalingen ter omzetting van de richtlijn meedelen, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
Europese Economische Ruimte
Het voorstel betreft een gebied dat onder de EER-Overeenkomst valt zodat de richtlijn voor de gehele Europese Economische Ruimte dient te gelden.