Toelichting bij COM(2008)320 - Machtiging van de lidstaten het verdrag inzake arbeid in de visserij van de IAO van 2007 te bekrachtigen (Verdrag nr. 188)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel


Verdrag nr. 188 inzake arbeid in de visserij van de Internationale Arbeidsorganisatie ("de ILO") werd in juni 2007 tijdens de 96e zitting van de Internationale Arbeidsconferentie goedgekeurd ("Verdrag 188"). De goedkeuring van Verdrag 188 werd noodzakelijk nadat het geconsolideerde verdrag van de ILO betreffende maritieme arbeid ("het VMA") in februari 2006 was bekrachtigd[1]. Het VMA sloot de visserij van haar toepassingsgebied uit. Vanaf 2003 hebben het Bureau en de drie groepen (regeringen, werkgevers en werknemers) van de ILO zich gebogen over de formulering van een aangepaste en brede internationale arbeidsnorm voor de visserij, die de vissers wereldwijd adequate bescherming dient te bieden en op grote schaal dient te worden geratificeerd. Verdrag 188 beoogt de vaststelling van internationale minimumnormen voor de visserij. Dit brengt de herziening met zich mee van het Verdrag betreffende de minimumleeftijd voor toelating tot de tewerkstelling als visser van 1959 (nr. 112), het Verdrag betreffende het geneeskundig onderzoek van vissers van 1959 (nr. 113), het Verdrag betreffende de arbeidsovereenkomst van vissers van 1959 (nr. 114) en Verdrag betreffende accommodatie van scheepsbemanningen (vissers) van 1966 (nr. 126); voorts heeft het betrekking op belangrijke kwesties zoals gezondheid en veiligheid op het werk, bemanningssterkte en rusttijden, bemanningslijst, repatriëring, werving en aanstelling, sociale zekerheid, naleving en handhaving. Verdrag 188 gaat vergezeld van Aanbeveling 199 over werk in de visserij, die in juni 2007 door de Internationale Arbeidsconferentie werd goedgekeurd. Het Verdrag van 2007 heeft als uiteindelijk doel gelijke voorwaarden in de visserij te scheppen en te handhaven door aanvaardbare levens- en arbeidsomstandigheden voor vissers en eerlijker mededingingsvoorwaarden in de wereld te stimuleren, zodat de lage ratificatiegraad van tal van verdragen op het gebied van maritieme arbeid in positieve richting kan worden omgebogen. De EU was intensief betrokken bij de onderhandelingen over en de afronding van Verdrag 188 door middel van coördinatie op EU-niveau. Bij de EU-coördinatie tijdens het overleg in 2004, 2005 en 2007 werd rekening gehouden met de samenhang tussen en de verenigbaarheid van de ILO-bepalingen met het communautair acquis. Dit was met name relevant voor een aantal gebieden van het verdrag die op grond van Verordening nr. 1408/71/EEG van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen – vastgesteld op grond van artikel 42 van het EG-Verdrag – uitsluitend tot de bevoegdheid van de Gemeenschap behoren, namelijk de coördinatie van de stelsels van sociale zekerheid. De artikelen 13, lid 2, onder c), en 14, ter, van Verordening (EEG) nr.1408/71 bevatten specifieke bepalingen voor zeevarenden en vissers. De toepassing van Verordening (EEG) nr.1408/71 werd bij Verordening (EG) 859/2003 van 14 mei 2003 uitgebreid tot onderdanen van derde landen. In deze verordening worden de voorschriften uiteengezet die van toepassing zijn op onderdanen van derde landen en worden hun op het gebied van sociale zekerheid dezelfde rechten toegekend als onderdanen van EU-lidstaten wanneer zij zich binnen de EU verplaatsen. Verordening (EEG) nr. 408/71 zal te zijner tijd worden vervangen door Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, na de goedkeuring van de nieuwe ontwerp-toepassingsverordening. In de tekst van de ILO zijn zowel de vlaggenstaat als de woonstaat bevoegd voor de sociale zekerheid, zij het op verschillende gebieden, terwijl op grond van de EG-wetgeving over het algemeen de wetgeving inzake de sociale zekerheid van de vlaggenstaat van toepassing is uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 1408/71 en Verordening (EG) nr. 883/2004. Met het oog op mogelijke strijdigheden tussen het verdrag van 2007 en het communautair acquis met betrekking tot de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels werd in de tekst een vrijwaringsclausule opgenomen (art. 37). Deze clausule heeft tot doel om de voorrang van de EG-wetgeving op het gebied van de coördinatie van socialezekerheidsstelsels te garanderen wanneer het verdrag op dit gebied andere bepalingen zou inhouden. In overeenstemming met de AETR-jurisprudentie van het Hof van Justitie inzake externe bevoegdheid kunnen de lidstaten het verdrag van 2007 niet bekrachtigen zonder daartoe door de Gemeenschap gemachtigd te zijn, omdat de bepalingen inzake de coördinatie van socialezekerheidsstelsels van invloed zijn op de uitoefening van de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap op dit terrein. In dit verband, en om te waarborgen dat de verdeling van de bevoegdheden tussen de Gemeenschap en de lidstaten overeenkomstig het Verdrag wordt nageleefd, stelt de Commissie voor dat de Raad de lidstaten machtigt om Verdrag 188 in het belang van de Gemeenschap te bekrachtigen.

Algemene context


Verdrag 188 is in overeenstemming met het mandaat van de ILO, waartoe onder meer de taak behoort om internationale arbeidsnormen voor de visserij vast te stellen met het oog op de bevordering van behoorlijke arbeidsomstandigheden voor zeevarenden. In Verdrag 188 wordt rekening gehouden met het feit dat vissers, gezien de specifieke kenmerken van de sector en de daarmee verbonden specifieke arbeids- en levensomstandigheden, bijzondere bescherming nodig hebben. Het verdrag onderscheidt negen afzonderlijke soorten normen: I) definities en toepassingsgebied, II) algemene beginselen, III) minimumvereisten voor het werken aan boord van vissersvaartuigen, IV) arbeidsvoorwaarden, V) accommodatie en voeding, VI) medische zorg, gezondheidsbescherming en sociale zekerheid, VII) naleving en handhaving, VIII) wijziging van de bijlagen I, II en III, en IX) slotbepalingen. Met het oog op de uitvoering verplicht Verdrag 188 zowel de vlaggenstaten als de havenstaten een nalevings- en handhavingssysteem in te voeren. In het verdrag is een “geen gunstiger behandeling"-clausule opgenomen, zodat schepen van staten die het verdrag niet hebben bekrachtigd, geen gunstiger behandeling ontvangen dan schepen die de vlag voeren van een staat die dit wel heeft gedaan. Voor tal van aspecten die door het VMA worden bestreken, bestaat een uitgebreid communautair acquis, gebaseerd op de artikelen 42, 71, 137 en 138 van het EG-Verdrag. Het grootste deel van de bepalingen van het verdrag van 2007 heeft betrekking op kwesties in verband met gedeelde bevoegdheid. De bevoegdheid van de Gemeenschap geldt onder meer op gebieden als arbeidsrecht, arbeidsomstandigheden, veiligheid en gezondheidsbescherming, accommodatie en de veiligheidsvoorschriften inzake de bouw en het onderhoud van vissersvaartuigen. De partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied (POV's) tussen de EU en derde landen bevatten ook een sociale clausule waarin wordt verwezen naar de ILO-normen. In het EU-blauwboek inzake het maritieme beleid (Een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie) wordt aangedrongen op de ratificatie en toepassing van internationale arbeidsverdragen voor de maritieme sector, zoals Verdrag 188.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied


| Er bestaan nog geen bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU


Niet van toepassing

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Niet relevant

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling


Niet relevant. Het is derhalve niet nodig verschillende opties te onderzoeken.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)


De communautaire voorschriften blijven van toepassing op gebieden die door Verdrag 188 worden bestreken en er moet een duidelijk signaal worden afgegeven aan de rest van de wereld om duidelijk te maken welk belang de Gemeenschap aan Verdrag 188 en aan de arbeids- en levensomstandigheden van vissers hecht. Anders dan bij andere internationale fora is in de statutaire voorschriften van de ILO geen proces van formele ondertekening voorafgaand aan de bekrachtiging voorzien. In het geval van de ILO wordt de ondertekening vervangen door een stemprocedure ter goedkeuring, die equivalent is aan ondertekening. Het verdrag in kwestie werd op 14 juni 2007 bij stemming goedgekeurd tijdens de Internationale Arbeidsconferentie, maar het moet nog in werking treden. Ook al kunnen alleen staten toetreden tot het verdrag, feit blijft dat de Commissie namens de Europese Gemeenschap nauw betrokken was bij de formulering en de onderhandelingen door middel van coördinatie op EU-niveau. Gezien de tripartiete opzet van de ILO, namen ook werkgevers- en werknemersafgevaardigden deel aan de onderhandelingen en aan de stemming ter goedkeuring van Verdrag 188. De Commissie faciliteerde de EU-coördinatie eveneens door in samenwerking met het voorzitterschap van de EU vergaderingen van deskundigen van de lidstaten en overleg met de sociale partners binnen de EU en op internationaal niveau te organiseren. De Commissie was aanwezig in de hoedanigheid van actief waarnemer. Er wordt op gewezen dat dit verdrag zo snel mogelijk in werking moet treden. Daar de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels een communautaire bevoegdheid is, kunnen de lidstaten het verdrag niet bekrachtigen zonder daartoe door de Gemeenschap gemachtigd te zijn. De Commissie stelt voor dat de Raad de lidstaten machtigt om Verdrag 188 in het belang van de Gemeenschap te bekrachtigen. Door de voorgestelde beschikking zullen de lidstaten dan ook onmiddellijk alle stappen kunnen nemen die nodig zijn voor ratificatie.

Rechtsgrondslag


Artikel 42 van het EG-Verdrag

Subsidiariteitsbeginsel


Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheidsbeginsel


Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Niet relevant

Niet relevant

Keuze van instrumenten



Voorgesteld(e) instrument(en): andere

Andere instrumenten zouden om de volgende reden(en) ongeschikt zijn. Niet relevant en niet adequaat

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.

4.

Aanvullende informatie



Nadere uitleg van het voorstel


Niet relevant