Toelichting bij COM(2008)396 - Statuut van de Europese besloten vennootschap - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2008)396 - Statuut van de Europese besloten vennootschap. |
---|---|
bron | COM(2008)396 ![]() ![]() |
datum | 25-06-2008 |
In de mededeling van de Commissie over een interne markt voor het Europa van de 21ste eeuw[1] wordt benadrukt dat er voortdurend naar moet worden gestreefd het ondernemingsklimaat in de interne markt te verbeteren.
Ruim 99% van de ondernemingen in de Europese Unie behoort tot het midden- en kleinbedrijf (MKB), maar slechts 8% daarvan ontplooit grensoverschrijdende activiteiten en amper 5% heeft dochterondernemingen of joint ventures in het buitenland. De afgelopen jaren is het weliswaar gemakkelijker geworden om overal in de EU ondernemingen op te richten, maar er moet meer worden gedaan om de interne markt toegankelijker te maken voor het MKB, de groei van kleine en middelgrote ondernemingen te bevorderen en hun zakelijk potentieel te ontsluiten.
Het statuut van de Europese besloten vennootschap (Societas Privata Europaea) maakt deel uit van een maatregelenpakket ter ondersteuning van het MKB, dat bekend staat als de Europese 'Small Business Act' (SBA). Doel van de SBA is het makkelijker te maken voor het MKB om bedrijfsactiviteiten in de interne markt te ontplooien en aldus de marktprestatie van kleine en middelgrote ondernemingen te verbeteren. De SPE is een van de prioritaire initiatieven van het werkprogramma van de Commissie voor 2008[2].
Inhoudsopgave
Met dit initiatief wordt beoogd een nieuwe Europese rechtsvorm te scheppen die erop gericht is kleine en middelgrote ondernemingen concurrerender te maken door het hun makkelijker te maken zich in de interne markt te vestigen en op deze markt hun bedrijf uit te oefenen. Tegelijkertijd kan het statuut ook van nut zijn voor grotere ondernemingen en concerns.
Het voorstel voor een statuut van de SPE is op de specifieke behoeften van het MKB toegesneden. Het biedt ondernemers de mogelijkheid overal in de EU een SPE op te richten volgens dezelfde eenvoudige en flexibele vennootschapsrechtelijke voorschriften.
Het voorstel heeft ook ten doel de nalevingskosten bij de oprichting en werking van ondernemingen te verminderen welke voortvloeien uit de verschillen tussen de nationale voorschriften voor de oprichting en werking van vennootschappen.
Het voorstel heeft geen betrekking op aangelegenheden op het gebied van arbeidsrecht, belastingrecht, verslaggeving of insolventie van de SPE. Het heeft evenmin betrekking op de andere contractuele rechten en verplichtingen van de SPE of van haar aandeelhouders dan die welke uit de statuten van de SPE voortvloeien. Deze aangelegenheden blijven onder het nationale recht en de bestaande communautaire rechtsinstrumenten vallen, naar gelang van het geval.
De keuze van de SPE als rechtsvorm voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in de EU dient fiscaal neutraal te zijn. Er dient bijgevolg zorg voor te worden gedragen dat de SPE dezelfde fiscale behandeling geniet als soortgelijke nationale rechtsvormen. Om dit doel te verwezenlijken, is de Commissie voornemens in het najaar van 2008 besprekingen met de lidstaten aan te vatten met het oog op de indiening van een voorstel om de werkingssfeer van de Moeder/dochter-richtlijn (Richtlijn 90/435/EEG)[3], de Fusierichtlijn (Richtlijn 90/434/EEG)[4] en de Interest/royalty's-richtlijn (Richtlijn 2003/49/EG)[5] tot de SPE uit te breiden. De Commissie wil daarmee bereiken dat deze maatregelen al genomen zijn en aan de SPE's ten goede komen op het moment dat zij hun activiteiten aanvatten.
Het voorstel is gebaseerd op artikel 308 van het EG-Verdrag. Deze bepaling vormt de rechtsgrondslag voor EU-optredens waarmee wordt beoogd een van de communautaire doelstellingen te bereiken, maar waarvoor in het EG-Verdrag geen specifieke rechtsgrondslag voorhanden is. Artikel 308 is ook de rechtsgrondslag voor de bestaande Europese vennootschapsvormen, namelijk de Europese vennootschap, het Europees economisch samenwerkingsverband en de Europese coöperatieve vennootschap.
4. Subsidiarit EIT EN EVENREDIGHEID
Het voorstel is erop gericht de interne markt toegankelijker te maken voor het MKB door kleine en middelgrote ondernemingen een instrument ter beschikking te stellen, waarmee zij hun activiteiten makkelijker naar andere lidstaten kunnen uitbreiden. Het voorstel stelt de oprichting van een SPE niet afhankelijk van de eis dat er van een grensoverschrijdend aspect sprake moet zijn (bv. het hebben van aandeelhouders uit verschillende lidstaten of het leveren van het bewijs dat er een grensoverschrijdende activiteit wordt verricht). In de praktijk richten ondernemers doorgaans een bedrijf in hun eigen lidstaat op alvorens hun activiteiten naar andere landen uit te breiden. Het stellen van de eis dat er van een grensoverschrijdend aspect sprake moet zijn, zou het potentieel van het instrument derhalve aanzienlijk verminderen. Bovendien kan een dergelijke eis makkelijk worden omzeild en zou het controleren en doen naleven ervan een onredelijke belasting voor de lidstaten met zich brengen.
Er is een optreden op EU-niveau vereist om het MKB in staat te stellen overal in de EU van dezelfde vennootschapsvorm gebruik te maken. Dit doel kan niet door de lidstaten afzonderlijk worden verwezenlijkt. Ook al zouden alle lidstaten zich ertoe verbinden hun vennootschapswetgeving bedrijfsvriendelijker te maken, dan nog zou het MKB met een lappendeken van 27 nationale stelsels te maken krijgen.
De SPE is het meest efficiënte en doelgerichte middel om de bovenbeschreven doelstelling te realiseren doordat zij het MKB een vennootschapsvorm ter hand stelt die eenvormig is en rechtszekerheid maar tegelijkertijd ook flexibiliteit biedt. Een ander middel om dezelfde doelstelling te bereiken, zou erin bestaan ten minste de essentiële nationale vennootschapsrechtelijke voorschriften te harmoniseren die op besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid van toepassing zijn. Een dergelijke oplossing zou leiden tot een aanzienlijke en wellicht onevenredige inmenging in de wetgevingen van de lidstaten. Anders dan bij een harmonisatie laat dit voorstel de nationale wetgeving grotendeels ongemoeid. Krachtens het voorstel zou het MKB beschikken over een alternatieve vorm die naast de nationale vennootschapsvormen zou bestaan.
Voor de schepping van een nieuwe Europese rechtsvorm is een rechtsinstrument vereist dat rechtstreeks toepasselijk is, d.w.z. een verordening. Noch een aanbeveling, noch een richtlijn zou resulteren in een eenvormige regeling die in alle lidstaten van toepassing is.
Het idee van een statuut van de Europese besloten vennootschap is voor het eerst geopperd in de jaren negentig door het bedrijfsleven en de academische wereld en kon gaandeweg op steeds meer steun rekenen van brancheorganisaties, alsook van het Europees Economisch en Sociaal Comité[6]. De invoering van een dergelijk statuut werd als mogelijke maatregel genoemd in het actieplan 2003-2009 voor de modernisering van het vennootschapsrecht en de verbetering van de corporate governance[7]. De in 2006 gehouden openbare raadpleging over de toekomstige prioriteiten van de Commissie op het gebied van het vennootschapsrecht en de corporate governance bracht de bevestiging van de steun voor een dergelijke maatregel[8].
In juni 2006 heeft de Commissie juridische zaken van het Europees Parlement een openbare hoorzitting over de SPE gehouden en tevens een initiatiefverslag en een resolutie opgesteld waarin de Europese Commissie werd verzocht vóór eind 2007 een voorstel voor een SPE in te dienen[9]. In een resolutie van 25 oktober 2007 heeft het Parlement herhaald dat het initiatief op zijn steun en vastberaden inzet kan rekenen[10]. Gezien het grote belang dat door het Parlement aan het voorstel wordt gehecht, dient het van meet af aan nauw bij de werkzaamheden met betrekking tot de SPE te worden betrokken.
In juli 2007 heeft het directoraat-generaal Interne markt en diensten de aanzet gegeven tot een specifieke openbare raadpleging over de SPE. Daarnaast heeft het Europees toetsingspanel van het bedrijfsleven (EBTP) een enquête onder ondernemingen van de 27 lidstaten gehouden[11].
Op 10 maart 2008 heeft de Commissie een conferentie over de SPE georganiseerd.
De adviesgroep van de Europese Commissie op het gebied van corporate governance en vennootschapsrecht[12] heeft informatie over de effectbeoordeling verstrekt en advies verleend over de inhoud van het SPE-statuut. De groep werkt momenteel ook aan voorbeeldbepalingen voor de statuten van een SPE. Deze zullen worden bekendgemaakt om het voorstel voor een SPE-statuut begrijpelijker te maken.
Uit recente enquêtes[13] en openbare raadplegingen blijkt dat het MKB, ondanks zijn sterke potentieel, wordt geconfronteerd met juridische en administratieve belemmeringen die zijn ontplooiing in de interne markt bemoeilijken. Hoewel alle ondernemingen die hun activiteiten over de grenzen heen willen uitbreiden met juridische en administratieve belemmeringen te maken krijgen, zijn deze verhoudingsgewijze groter voor kleinere ondernemingen omdat deze over minder financiële en personele middelen beschikken.
De voornaamste moeilijkheden waarvoor ondernemingen zich als gevolg van de uiteenlopende vennootschapsvormen geplaatst zien, zijn de nalevingskosten voor de oprichting van een vennootschap (bv. wettelijk vereist minimumkapitaal, registratiekosten, notariskosten en kosten van deskundig juridisch advies) en moeilijkheden en nalevingskosten verbonden aan de werking van een vennootschap, welke ertoe leiden dat het dagelijks functioneren van buitenlandse dochterondernemingen duurder is dan bij binnenlandse dochterondernemingen.
Het MKB wordt ook in zijn grensoverschrijdende ontwikkeling gehinderd door het gebrek aan vertrouwen in sommige buitenlandse vennootschapsvormen in andere lidstaten. Dit probleem doet zich vooral voor ten aanzien van minder algemeen bekende vennootschapsvormen.
In de effectbeoordeling worden de onderstaande vier algemene beleidsopties onderzocht.
- Niets doen en vertrouwen op bestaande wetgeving en jurisprudentie: ondanks alle inspanningen om de oprichting van een vennootschap overal in de EU sneller en vlotter te doen verlopen, wordt het MKB nog steeds met 27 verschillende vennootschapsrechtelijke stelsels geconfronteerd.
- Streven naar harmonisatie van het vennootschapsrecht van de lidstaten: het zou een hoge mate van harmonisatie van de nationale stelsels vereisen om de oprichtings- en functioneringskosten van vennootschappen in alle lidstaten aanzienlijk te verminderen. De ingrijpende wijzigingen in de nationale wetgeving welke deze aanpak met zich zou brengen, zou evenwel niet noodzakelijkerwijze in verhouding staan tot het doel dat met het voorstel wordt beoogd.
- Verbeteren van het statuut van de Europese vennootschap (SE) en aanpassen ervan aan de behoeften van het MKB: er zouden ingrijpende wijzigingen in het statuut van de SE moeten worden aangebracht om dit toegankelijk te maken voor het MKB. Deze optie zou een grondige herziening en heronderhandeling van de SE-verordening vergen voordat deze in 2008/2009 wordt geëvalueerd.
- Voorstellen van een SPE-statuut voor het MKB: de schepping van een nieuwe Europese rechtsvorm die specifiek op het MKB is toegespitst, vormt de beste oplossing voor de bovenbeschreven problemen doordat wordt voorzien in een vennootschapsvorm waarvoor overal in de EU eenvormige oprichtingsvoorschriften gelden en die flexibiliteit biedt wat de interne organisatie betreft, hetgeen kostenbesparingen met zich meebrengt. Het MKB zou daardoor ook over een Europees label beschikken en het aldus makkelijker hebben om grensoverschrijdende bedrijfsactiviteiten te ontplooien.
Hoofdstuk I: Algemene bepalingen
In de algemene bepalingen worden de hoofdkenmerken van de SPE omschreven. Een SPE is een vennootschap met rechtspersoonlijkheid en een maatschappelijk kapitaal. Het is een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hetgeen betekent dat de aandeelhouders ervan slechts verbonden zijn tot het bedrag van hun inbreng. Aangezien de SPE een besloten vennootschap is, mogen de aandelen ervan noch aan het publiek worden aangeboden, noch openbaar worden verhandeld.
Er gelden geen beperkingen voor de oprichting van de SPE . De SPE kan worden opgericht door één of meer oprichters, die natuurlijke personen kunnen zijn en/of vennootschappen of ondernemingen in de zin van artikel 48 van het EG-Verdrag. Daarnaast kunnen ook een SE, een Europese coöperatieve vennootschap, een Europees economisch samenwerkingsverband of een andere SPE aan de oprichting van een SPE deelnemen.
Wat het toepassingsgebied van de statuten en de wisselwerking ervan met de nationale wetgeving betreft, is in de verordening het volgende bepaald:
1. voor een SPE gelden in de eerste plaats de rechtstreeks toepasselijke, dwingende voorschriften van de verordening. Deze voorschriften vergemakkelijken de oprichting en garanderen de noodzakelijke eenvormigheid van de SPE in de EU;
2. krachtens de verordening moet een hele reeks aangelegenheden, en met name de interne organisatie van de SPE, worden geregeld bij de statuten (bijlage I). Om de nodige flexibiliteit te bieden, staat het de aandeelhouders vrij hoe zij deze aangelegenheden regelen, waarbij zij zich alleen aan de in de verordening neergelegde voorschriften moeten houden;
3. bij aangelegenheden die onder het SPE-statuut vallen, speelt het nationale vennootschapsrecht enkel een rol waar zulks in de verordening is aangegeven. De bepalingen die krachtens bijlage I in de statuten mogen of moeten worden opgenomen, vallen niet onder het nationale recht.
De reikwijdte van de EU-voorschriften wordt afgebakend door de bepalingen van de verordening en de in bijlage I opgenomen lijst van aangelegenheden die bij de statuten moeten worden geregeld. Het voorstel bevat geen regels van aanvullend recht die van toepassing zijn ingeval de statuten niet alle in bijlage I opgesomde aangelegenheden bestrijken. Het nationale recht dient evenwel in sancties voor een dergelijk verzuim of voor enigerlei andere inbreuk op de verordening te voorzien.
Het nationale recht is van toepassing op de aangelegenheden die niet door de verordening of door de in bijlage I omschreven statuten van de SPE worden bestreken. Dit is met name het geval voor niet in bijlage I vermelde aangelegenheden of voor terreinen die buiten de werkingssfeer van het vennootschapsrecht als zodanig vallen (bv. arbeids-, insolventie- of belastingrecht). Het relevante toepasselijke recht is het voor besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid geldende recht van de lidstaat waar de SPE haar statutaire zetel heeft. De lidstaten dienen de Commissie in kennis te stellen van de naam van de respectieve vennootschapsvorm.
Hoofdstuk II: Oprichting
De verordening legt geen beperkingen op ten aanzien van de wijze waarop een SPE mag worden opgericht. Een SPE mag ex nihilo worden opgericht in overeenstemming met het bepaalde in de verordening. Een SPE mag ook worden opgericht door een bestaande vennootschap om te zetten of te splitsen, dan wel door een fusie van bestaande vennootschappen. Elke bestaande vennootschapsvorm naar nationaal recht (besloten of openbaar, met of zonder rechtspersoonlijkheid) kan een SPE worden conform de relevante bepalingen van het nationale recht. Ook een SE of een andere SPE kunnen aan de oprichting van een SPE deelnemen.
De naam van elke Europese besloten vennootschap moet worden gevolgd door de afkorting 'SPE'. De statutaire zetel en het hoofdbestuur of de hoofdvestiging van een SPE dienen op het grondgebied van de lidstaten te zijn gelegen. In overeenstemming met het Centros-arrest[14] van het Europees Hof van Justitie mag een SPE evenwel worden opgericht met statutaire zetel en hoofdbestuur of hoofdvestiging in verschillende lidstaten. De aandeelhouders kunnen ook besluiten de statutaire zetel van de vennootschap naar een andere lidstaat te verplaatsen.
De verordening voorziet niet in een specifieke procedure voor de registerinschrijving van de SPE, maar bouwt voort op de bepalingen van de Eerste Richtlijn Vennootschapsrecht (Richtlijn 68/151/EEG). Wel wordt een aantal voorschriften vastgesteld om de oprichting van een SPE makkelijker en goedkoper te maken. Ten eerste moet de registerinschrijving van een SPE langs elektronische weg kunnen worden aangevraagd. Ten tweede bevat de verordening een exhaustieve lijst van stukken en gegevens die de lidstaten bij de registerinschrijving van de SPE mogen verlangen. Ook wijzigingen in de stukken en gegevens moeten aan het register worden meegedeeld.
Ten slotte voorziet het voorstel in een enkele toetsing van de wettigheid bij de registerinschrijving van een SPE: ofwel controle van de wettigheid van de stukken en gegevens van de SPE door een administratieve of gerechtelijke instantie, ofwel waarmerking van de stukken en gegevens door een notaris. Er mag in geen geval worden verlangd dat oprichters van een SPE aan beide voorwaarden moeten voldoen.
Hoofdstuk III: Aandelen
De verordening laat aandeelhouders grote vrijheid bij het regelen van met aandelen samenhangende aangelegenheden, en met name bij het bepalen van de rechten en verplichtingen die aan aandelen verbonden zijn. Een SPE mag gewone of prioritaire aandelen uitgeven. Er gelden alleen beperkingen wanneer zulks in het belang van derden of minderheidsaandeelhouders noodzakelijk is.
Elk aandelenbezit moet worden ingeschreven in het register van aandeelhouders , dat door het leidinggevend orgaan van de SPE wordt opgesteld en bijgehouden. Dit register dient als bewijs voor het aandelenbezit, totdat het tegendeel wordt aangetoond. Het register kan op verzoek door de aandeelhouders of door derden worden geraadpleegd.
De voorwaarden voor de overdracht van aandelen moeten bij de statuten worden geregeld. Voor elke nieuwe beperking of elk nieuw verbod op aandelenoverdrachten is een bij gekwalificeerde meerderheid genomen besluit vereist (artikel 27). Met het oog op de bescherming van de belangen van minderheidsaandeelhouders dient een dergelijk besluit bovendien te worden genomen met de toestemming van alle aandeelhouders die gevolgen van de beperking of het verbod ondervinden.
De verordening verleent aandeelhouders niet het recht om minderheidsaandeelhouders uit te stoten . Evenmin verplicht zij de meerderheidsaandeelhouder of de SPE ertoe om de aandelen van de minderheidsaandeelhouder te kopen ( verkooprecht ). In de statuten kunnen daartoe strekkende bepalingen worden opgenomen. De verordening staat in bepaalde omstandigheden echter wel de uitsluiting en de uittreding van een aandeelhouder toe.
Hoofdstuk IV: Kapitaal
Om het starten van een bedrijf te vergemakkelijken, stelt de verordening het vereiste minimumkapitaal vast op 1 euro. Het voorstel wijkt daarmee af van de traditionele benadering, waarbij het voorschrijven van een hoog wettelijk minimumkapitaal wordt gezien als een middel ter bescherming van de schuldeisers. Studies wijzen uit dat schuldeisers tegenwoordig meer oog hebben voor andere aspecten dan kapitaal (zoals kasstroom), omdat die relevanter zijn voor de solvabiliteit. Aandeelhouders-bestuurders van kleine ondernemingen bieden hun schuldeisers (bv. banken) vaak persoonlijke garanties. Ook leveranciers gebruiken andere methoden om hun vorderingen veilig te stellen (bv. bepalen dat de eigendom van de goederen pas bij de betaling overgaat). Bovendien hebben ondernemingen verschillende kapitaalbehoeften al naargelang hun activiteit, waardoor het onmogelijk is om een kapitaalniveau vast te stellen dat voor alle ondernemingen geschikt is. De aandeelhouders van een vennootschap verkeren in de beste positie om uit te maken hoeveel kapitaal er voor hun bedrijfsactiviteit vereist is.
De verordening stelt geen beperkingen aan het recht van de oprichtende aandeelhouders om te bepalen welk soort inbreng in ruil voor de aandelen moet worden verstrekt bij de oprichting van een SPE of bij een kapitaalverhoging. Er dient dan ook in de statuten te worden vastgelegd of de oprichters een inbreng in geld of in natura dienen te verstrekken. Zij mogen vrij beslissen welke eigendom, rechten, diensten enz. zij als inbreng in ruil voor de aandelen aanvaarden en wanneer deze inbreng moet worden gestort of verstrekt. In de statuten moet ook worden bepaald of de inbreng in natura al dan niet door een deskundige moet worden gewaardeerd. De aansprakelijkheid van de aandeelhouders voor hun inbreng wordt geregeld bij het toepasselijke nationale recht.
De verordening bevat eenvormige voorschriften voor het doen van uitkeringen (bv. de uitbetaling van dividenden, de inkoop van eigen aandelen van de SPE en het maken van schulden) aan aandeelhouders uit de activa van de SPE. Er mag pas een uitkering plaatsvinden als de SPE aan een balanstest voldoet, namelijk als na de uitkering de activa van de SPE haar verplichtingen volledig dekken. Het voorstel bevat geen definitie van 'activa' of 'verplichtingen'; in dit verband zijn de desbetreffende jaarrekeningenvoorschriften van toepassing (d.w.z. de vierde richtlijn vennootschapsrecht (Richtlijn 78/660/EEG) of Verordening (EG) nr. 1606/2002).
Aangezien momenteel slechts een beperkt aantal lidstaten een solvabiliteitstest voor uitkeringen kent, stelt het voorstel een dergelijke test niet verplicht voor SPE's. Het biedt aandeelhouders evenwel uitdrukkelijk de mogelijkheid in de statuten in een solvabiliteitstest te voorzien, naast de bij de verordening voorgeschreven balanstest. Indien de aandeelhouders bepalen dat het leidinggevend orgaan vóór het doen van een uitkering een solvabiliteitsattest moet ondertekenen, moeten zij ook de desbetreffende voorschriften vaststellen (bv. de gronden en de criteria) en dient het attest openbaar te worden gemaakt.
Het voorstel belet de SPE niet onder bepaalde voorwaarden eigen aandelen te verkrijgen om het vermogen van de vennootschap te beschermen. Alvorens eigen aandelen te verkrijgen, moet de SPE een balanstest en, indien de statuten zulks voorschrijven, een solvabiliteitstest uitvoeren. Het besluit over het verkrijgen van eigen aandelen wordt genomen door de aandeelhouders. De aan de respectieve aandelen verbonden niet-geldelijke rechten (met name stemrechten en voorkeursrechten) worden geschorst. De statuten kunnen in aanvullende voorwaarden en verdere beperkingen voorzien.
Hoofdstuk V: Organisatie van de SPE
De aandeelhouders van de SPE genieten een grote vrijheid bij het bepalen van de interne organisatie van de SPE, met dien verstande dat zij zich aan de voorschriften van de verordening moeten houden. Artikel 27 bevat een niet-exhaustieve lijst van de besluiten die door aandeelhouders moeten worden genomen. In de statuten moeten de vereiste meerderheid bij en het vereiste quorum voor de stemming worden vastgelegd, met inachtneming van artikel 27, waarin is bepaald dat voor sommige van de bovenbedoelde besluiten een gekwalificeerde meerderheid is vereist (d.w.z. ten minste 2/3 van de stemrechten van de SPE, maar de statuten mogen voorzien in een grotere meerderheid, bv. 3/4).
Het is niet verplicht om fysieke algemene vergaderingen te houden. De methode voor het nemen van besluiten door de aandeelhouders dient in de statuten te worden vastgelegd. Aandeelhouders hebben verregaande rechten op informatie over de activiteiten van de SPE. Hun recht om zich tegen collectieve besluiten te verzetten, wordt geregeld bij het toepasselijke nationale recht.
De verordening waarborgt twee specifieke minderheidsrechten van de aandeelhouders: het recht te verzoeken dat een aandeelhoudersbesluit wordt genomen en het recht de bevoegde rechter of administratieve instantie te verzoeken dat een onafhankelijke deskundige (met name een onafhankelijke auditor) wordt aangewezen.
Alle besluiten die niet in de verordening of in de statuten zijn vermeld, vallen onder de bevoegdheid van het leidinggevend orgaan van de SPE, dat verantwoordelijk is voor het bestuur van de vennootschap. In de statuten wordt de bestuursstructuur van de SPE vastgelegd (één enkele bestuurder of meerdere bestuurders, monistisch of duaal bestuursmodel). Indien er in de SPE evenwel sprake is van werknemersmedezeggenschap, dan moet de gekozen bestuursstructuur de uitoefening van dit recht mogelijk maken.
De aandeelhouders van de SPE beslissen over de benoeming en het ontslag van bestuurders. De duur van het mandaat van de bestuurders en de eventuele criteria voor hun benoeming moeten worden vastgelegd in de statuten. Krachtens de verordening mag iemand die in een lidstaat onbekwaam is verklaard om als bestuurder werkzaam te zijn, geen bestuurder van een SPE zijn.
De verordening schrijft voor dat bestuurders verplicht zijn zich in te zetten voor de belangen van de vennootschap. De verplichtingen van bestuurders gelden derhalve jegens de SPE en mogen alleen door de vennootschap worden afgedwongen. De verordening verleent individuele aandeelhouders of schuldeisers niet het recht de leden van het leidinggevend orgaan rechtstreeks voor de rechter te dagen.
De verordening stelt een algemene zorgvuldigheidsnorm vast door voor te schrijven dat bestuurders bij de bedrijfsvoering moeten handelen met de zorgvuldigheid en de bekwaamheid die redelijkerwijze van hen kunnen worden verlangd. Deze bepaling kan nader worden uitgelegd door de nationale rechter. In de verordening zijn ook de belangrijkste specifieke taken van de bestuurders neergelegd (bv. uitkeringen voorstellen), maar in de statuten kunnen nog andere taken worden geformuleerd. Bestuurders moeten alle daadwerkelijke of potentiële belangenconflicten vermijden. In de statuten kan evenwel worden bepaald dat dergelijke conflicten in sommige situaties kunnen zijn toegestaan.
De verordening voorziet in de aansprakelijkheid van de bestuurders voor elk verlies dat of elke schade die de SPE lijdt omdat zij inbreuk hebben gepleegd op hun verplichtingen die uit de verordening, de statuten of een aandeelhoudersbesluit voortvloeien. Andere aspecten van de aansprakelijkheid, bv. de gevolgen van een inbreuk op de verplichtingen jegens de vennootschap, worden geregeld bij het toepasselijke nationale recht.
Hoofdstuk VI: Werknemersmedezeggenschap
Slechts in een paar lidstaten (bv. Zweden en Denemarken) is er sprake van werknemersmedezeggenschap in kleine ondernemingen.
Het algemene beginsel, dat van Richtlijn 2005/56/EG betreffende grensoverschrijdende fusies is afgeleid, is dat de SPE onderworpen is aan de voorschriften betreffende werknemersmedezeggenschap van de lidstaat waar zij haar statutaire zetel heeft. Wat werknemersmedezeggenschap betreft, zal een SPE derhalve niet meer of minder aantrekkelijk zijn dan vergelijkbare nationale vennootschapsvormen.
Grensoverschrijdende fusies waarbij SPE's betrokken zijn, vallen onder de richtlijn betreffende grensoverschrijdende fusies. Voor de verplaatsing van de statutaire zetel van een SPE zijn evenwel speciale regels vereist.
Hoofdstuk VII: Verplaatsing van de statutaire zetel van de SPE
De SPE kan haar statutaire zetel naar een andere lidstaat verplaatsen zonder daarom haar rechtspersoonlijkheid te verliezen en te moeten worden ontbonden. Ter bescherming van de belangen van derden staat de verordening niet toe dat de statutaire zetel van de SPE wordt verplaatst terwijl er een procedure tot ontbinding of vereffening, dan wel een soortgelijke procedure ten aanzien van de SPE loopt.
De verplaatsingsprocedure is geïnspireerd op de in de SE-verordening voorkomende bepalingen betreffende de zetelverplaatsing.
De verordening voorziet in een speciale regeling ingeval een SPE die aan een werknemersmedezeggenschapsregeling onderworpen is, haar statutaire zetel verplaatst naar een andere lidstaat waar werknemers geen of minder medezeggenschapsrechten hebben, of waar werknemers van in andere lidstaten gelegen vestigingen van de SPE niet hetzelfde recht tot uitoefening van medezeggenschapsrechten genieten als vóór de zetelverplaatsing. Indien ten minste een derde van de werknemers van de SPE in de lidstaat van herkomst werkzaam is, moeten in dergelijke gevallen onderhandelingen tussen het leidinggevend orgaan en de vertegenwoordigers plaatsvinden teneinde een overeenkomst over de medezeggenschap van werknemers te bereiken. Indien geen overeenkomst kan worden bereikt, blijven de in de lidstaat van herkomst bestaande medezeggenschapsregelingen gehandhaafd.
Hoofdstuk VIII: Herstructurering, ontbinding en nietigheid
In de verordening is bepaald dat de ontbinding van een SPE of de omzetting ervan in een nationale vennootschapsvorm bij het nationale recht worden geregeld. Ook voor de fusie van een SPE met andere vennootschappen of voor de splitsing van een SPE gelden de nationale voorschriften die op besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid van toepassing zijn.
Hoofdstuk IX: Aanvullende bepalingen en overgangsbepalingen
Krachtens artikel 42 mogen SPE's die in een niet tot het eurogebied behorende lidstaat in het register zijn ingeschreven, hun kapitaal in de nationale valuta van die lidstaat laten luiden en hun jaarrekening in de nationale valuta van die lidstaat opstellen. Dergelijke SPE's mogen hun kapitaal echter ook in euro laten luiden en/of hun jaarrekening in euro opstellen.
Hoofdstuk X: Slotbepalingen
De verordening schrijft voor dat de lidstaten bepaalde voorschriften moeten vaststellen. Er moeten met name procedurele voorschriften voor de registerinschrijving en de verplaatsing van de statutaire zetel van de SPE worden vastgesteld, alsook sancties voor inbreuken op de verordening en de statuten.