Toelichting bij COM(2008)644 - Verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel



Het voornaamste doel van dit voorstel is het bestaande beleidskader van de EU aan te vullen en te versterken, en de internationale bestrijding van illegale houtkap en de daarmee samenhangende handel te ondersteunen.

Algemene context



Van illegale houtkap is sprake, wanneer hout in strijd met de nationale wetgeving van het land waar de houtkap plaatsvindt, wordt gekapt, verwerkt of verhandeld. Illegale houtkap heeft vele oorzaken, maar begint met de grote vraag naar hout en de zwakke regelgeving om de handel in illegaal gekapt hout te voorkomen. Illegale houtkap maakt deel uit van een omvangrijker probleem, waar ook kwesties als governance in de bosbouw, wetshandhaving en corruptie mee te maken hebben.

Omdat illegale houtkap clandestien plaatsvindt, is de omvang en de waarde ervan moeilijk te ramen, maar er zijn sterke aanwijzingen dat het een steeds groter wordend probleem is. In veel landen vindt even veel of zelfs meer illegale houtkap plaats dan legale houtkap. Ook in Europa komt illegale houtkap voor, hoewel niet op grote schaal.

Illegale houtkap levert een grote bijdrage aan de wereldwijde ontbossing, waardoor enorme milieuschade ontstaat. Wereldwijd is ontbossing verantwoordelijk voor ongeveer 20% van de uitstoot van broeikasgassen (meer dan de totale emissies van de vervoerssector) en een belangrijke oorzaak voor het verlies van biodiversiteit.

Bovendien ondermijnt illegale houtkap het concurrentievermogen van de legale bosbouw in de exporterende en de importerende landen en kost hij de regeringen aanzienlijke bedragen aan gederfde inkomsten. Ook ondermijnt de illegale houtkap de rechtsstaat en de beginselen van democratisch bestuur, wordt de duurzame ontwikkeling van vele ontwikkelingslanden erdoor verstoord, en kunnen er gewapende conflicten mee worden gefinancierd. De sociale gevolgen van illegale houtkap worden niet zo goed herkend. Er zijn echter ernstige mensenrechtenschendingen gerapporteerd.

De Europese Unie neemt en ondersteunt initiatieven op regionaal, nationaal en internationaal niveau om het algemeen engagement en de praktische inspanningen om illegale houtkap en de daarmee verband houdende handel drastisch aan te pakken, te stimuleren. De Europese Commissie en vele lidstaten zijn actief betrokken bij tal van dergelijke initiatieven, ook regionale zoals wetshandhaving en governance in de bosbouw (Forest Law Enforcement and Governance – FLEG). Zij neemt ook deel aan bilaterale en multilaterale besprekingen met derde landen; zo is zij met name aanwezig op multilaterale fora zoals het 'UN Forum on Forests and the International Tropical Timber Organisation' (Forum van de VN over bossen en de Internationale Organisatie voor Tropisch Hout) en voert zij bilaterale gesprekken met de belangrijkste houtverbruikende landen waaronder de VS, China, Rusland en Japan. De lopende onderhandelingen inzake partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten en inzake vrijhandelsakkoorden worden door de Commissie ook aangegrepen om het probleem van de instandhouding en het duurzame beheer van bossen, en met name illegale houtkap en de daarmee samenhangende handel, aan te kaarten.

In haar Mededeling van 2003 aan de Raad en het Europees Parlement heeft de Commissie een voorstel voor een EU-actieplan inzake wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw (FLEGT)[1] gedaan, om het probleem van de illegale houtkap en de daarmee samenhangende handel aan te pakken. Dit initiatief kwam vrijwel rechtstreeks voort uit de verbintenis die Commissaris Nielson in 2002 is aangegaan tijdens de Wereldtop over duurzame ontwikkeling, en uit de dynamiek die was ontstaan tijdens de regionale processen die door de Wereldbank waren opgestart, met name de ontmoeting op hoog niveau over wetshandhaving en governance in de bosbouw (Forest Law Enforcement and Governance - FLEG) die in 2001 in Bali werd gehouden.

In het EU-actieplan FLEGT is een pakket maatregelen afgekondigd, waaronder steun voor houtproducerende landen, inspanningen om de multilaterale samenwerking ter bestrijding van de handel in illegaal gekapt hout tot ontwikkeling te brengen, initiatieven van de particuliere sector, en maatregelen om te voorkomen dat investeringen worden gedaan in activiteiten die de illegale houtkap en de handel in 'conflicthout' aanmoedigen.

Een centraal onderdeel van het EU-actieplan FLEGT was het voorstel voor een FLEGT-vergunningenstelsel, waarbij de uitvoer van hout uit de deelnemende landen naar de EU zou worden gedekt door een (FLEGT-)vergunning waarin moest komen te staan dat het hout overeenkomstig de nationale wetgeving ter zake was gekapt. De Raad heeft in 2005 de FLEGT-verordening[2] goedgekeurd waarbij het wettelijke kader is vastgesteld voor de invoer in de EU van hout van oorsprong uit partnerlanden en heeft de Commissie gemachtigd onderhandelingen te beginnen met producerende landen en regionale organisaties die belangstelling hebben getoond om een vrijwillige partnerschapsovereenkomst (Voluntary Partnership Agreement – VPA) met de EU aan te gaan.

Tot oktober 2008 zijn vijf landen – Maleisië, Indonesië, Kameroen, Congo (Brazzaville) en Ghana – met de EU onderhandelingen begonnen over een dergelijke overeenkomst, terwijl er informele besprekingen gaande zijn met een aantal andere producerende landen die belangstelling hebben getoond. In september is de eerste overeenkomst gesloten met Ghana. Aangezien echter de uitvoering van VPA’s een zekere tijd in beslag neemt, en er een risico op omzeiling en witwassen bestaat, zijn VPA’s op zich onvoldoende om het probleem van de illegale houtkap aan te pakken.

In het FLEGT-actieplan heeft de Commissie ook erkend dat sommige belangrijke houtproducerende landen ervoor zouden kunnen kiezen om geen FLEGT-VPA’s met de EU te sluiten en dat de EU derhalve, omdat de vooruitgang op multilateraal gebied traag verloopt of nihil is, zelf aanvullende maatregelen zou moeten goedkeuren om de illegale houtkap op mondiaal niveau te bestrijden, onder meer wetgeving ter voorkoming van de invoer van illegaal gekapt hout in de EU. De Commissie is de verbintenis aangegaan om de verschillende opties te onderzoeken en het Europees Parlement en de Raad hebben die verbintenis sindsdien in formele resoluties[3] en conclusies[4] herhaald.

In de tussenliggende periode hebben de lidstaten, de Commissie en enkele denktanks en NGO's veel werk gedaan om te onderzoeken hoe het best verder kan worden gegaan. Rekening houdend met dit veelomvattende werk, is de Commissie eind 2006 gestart met de beoordeling van een aantal aanvullende maatregelen. De bevindingen van dit proces worden in een openbaar verslag van de Commissie samengevat.

Rekening houdend met de resultaten van de beoordeling, is de Commissie van mening dat het EU-beleid ter bestrijding van de illegale houtkap en de daarmee samenhangende handel moet worden versterkt. Verschillende lidstaten hebben laten weten dat zij bij gebrek aan een geharmoniseerde aanpak nationale maatregelen zouden nemen. De ervaring leert echter dat acties op nationaal niveau een barrière zouden kunnen opwerpen voor het vrije verkeer van goederen en tot concurrentievervalsing op de interne markt zouden kunnen leiden. De Commissie is derhalve van mening dat actie door de Gemeenschap geboden is. Voorgesteld wordt dit te doen door middel van een verordening waarbij de verplichtingen van de marktdeelnemers die hout en houtproducten op de EU-markt brengen, worden vastgelegd.

De voorgestelde verordening vormt geen beletsel voor communautaire actie ter bestrijding van ontbossing en verlies van biodiversiteit door middel van andere maatregelen, zoals bijvoorbeeld de instelling van duurzaamheidscriteria voor biomassa.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



De bestaande bepalingen zijn in het bovenstaande uitgelegd.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie



Klimaatbeleid: Recentelijk is men zich er in toenemende mate van bewust geworden dat bossen een vitale rol spelen in de koolstofcyclus; in bossen is ongeveer de helft van de koolstof op land opgeslagen. Met name bestaat er een steeds grotere overeenstemming over het feit dat, tenzij het probleem van de ontbossing wordt aangepakt, het gewoon niet mogelijk zal zijn de opwarming van de aarde tot 2°C boven de temperatuur in het pre-industriële tijdperk te beperken of enig profijt te hebben van de inspanningen van de EU om de klimaatverandering te bestrijden.

Illegale houtkap is een van de belangrijkste rechtstreekse oorzaken van ontbossing. Illegale houtkap ondermijnt eveneens de governance in de bosbouw en het duurzame bosbeheer, die van essentieel belang zijn voor de doeltreffendheid van de maatregelen in de bosbouwsector die in het kader van de internationale klimaatovereenkomst voor de periode na 2012 moeten worden getroffen.

De goedkope houtproducten die het gevolg zijn van de illegale houtkap, zijn ook nadelig voor de Europese marktdeelnemers in de houtsector en hun werknemers. Dit voorstel is erop gericht dit probleem te bestrijden en te zorgen voor gelijke concurrentieverhoudingen voor het bedrijfsleven en de werknemers.

Het doel van dit voorstel is in overeenstemming met de strategische doelstellingen van de Commissie en het beginsel van 'betere regelgeving', met name om doeltreffende en doelmatige maatregelen te treffen, om een hoog niveau van rechtszekerheid in de hele EU te verzekeren en om marktdeelnemers de mogelijkheid te geven dynamischer te zijn zonder de lasten daarvoor in belangrijke mate te verhogen, en om zo te helpen de geloofwaardigheid van de Gemeenschap in de ogen van de burgers te versterken.

Evenals het FLEGT-actieplan is het voorstel alleen gericht op het vraagstuk van de wettigheid en heeft het geen betrekking op duurzaamheid. In veel landen is de boswetgeving echter gebaseerd op het principe van duurzaam bosbeheer, waardoor de wettigheid niet helemaal los staat van de duurzaamheid. Aangezien dit voorstel bovendien gericht is op een verbeterde handhaving en governance, zou het een belangrijke stap zijn op weg naar duurzaamheid, vooral in landen die te maken hebben met illegale houtkap. De doelstellingen van dit voorstel zijn overwogen in het kader van de duurzame-ontwikkelingsstrategie waarover de Europese Raad in juni 2006 overeenstemming heeft bereikt, en van de Strategische Europese Energieherziening die in januari 2007 door de Commissie aan de Europese Raad is voorgelegd. Het voorstel en eventuele uitvoeringsmaatregelen moeten in overeenstemming zijn met deze doelstellingen.

2. OVERLEG MET BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

Tussen december 2006 en juni 2008 hebben uitgebreide consultaties plaatsgevonden, waaronder een raadpleging van het publiek via internet en talloze vergaderingen met belanghebbenden. Bovendien heeft de Commissie een effectbeoordeling van de voorgestelde beleidsopties uitgevoerd, naar aanleiding waarvan een rapport is verschenen.

Aanvankelijk werden vier opties overwogen:

Optie 1: Uitgebreide versie van de bilaterale aanpak via FLEGT-VPA's (vrijwillige partnerschapsovereenkomsten)

Deze optie houdt in dat de Gemeenschap prioriteit geeft aan de versterking van de uitvoering van de VPA-aanpak. Deze aanpak zou echter slechts een groot effect sorteren als alle belangrijke producerende, doorvoerende en verwerkende landen FLEGT-VPA's zouden sluiten of als een en ander tot een multilateraal initiatief zou uitgroeien. Het eerste wordt algemeen als een onmogelijke opdracht gezien, terwijl het tweede zeer onwaarschijnlijk lijkt.

Optie 2: Vrijwillige maatregelen door de particuliere sector verder tot ontwikkeling brengen

In het kader van deze optie zou de Gemeenschap de versterking van op de particuliere sector gerichte maatregelen stimuleren, zoals gedragscodes en boscertificeringsregelingen, door deze bijvoorbeeld te erkennen in het kader van de FLEGT VPA's, waardoor het lidmaatschap van de federaties een verplicht karakter zou krijgen, en door ondersteunende maatregelen zoals prikkels op financieel of regelgevend gebied.

Er zijn gedragsregels opgesteld door houthandelsfederaties en –organen die verantwoordelijk inkoopbeleid ontwikkelen en hun leden daarover informeren. Er zijn particuliere certificeringsregelingen opgezet om bosbeheersnormen op te stellen aan de hand waarvan bossen, producten en/of beheerders kunnen worden erkend. Hoewel deze initiatieven bepaalde voordelen hebben, met name dat ze flexibel zijn, sterk motiverend werken en zeer kosteneffectief zijn, hebben daarentegen het vrijwillige karakter, het gebrek aan toezicht op de naleving en het gebrek aan sancties voor niet-naleving in de loop der jaren de geloofwaardigheid en de duurzaamheid ervan op de proef gesteld.

Optie 3: Maatregelen aan de grens om de invoer van illegaal gekapt hout te voorkomen

Deze optie houdt in dat de invoer van uit de illegale houtkap afkomstige houtproducten op grond van de communautaire wetgeving illegaal zou worden verklaard en dat hout alleen nog in de Gemeenschap zou mogen worden ingevoerd als de wettigheid ervan is bewezen. Zowel dit verbod als deze voorwaarde zouden van toepassing zijn op alle landen, ongeacht het risiconiveau inzake de handel in illegaal gekapt hout. De controle op de naleving zou plaatsvinden aan de buitengrens van de EU, op basis van documentatie waaruit moet blijken dat het om legaal gekapt hout gaat.

Bij deze optie zou de Gemeenschap ervan uitgaan dat illegale houtkap alleen buiten de EU plaatsvindt, en daarom zouden handelsmaatregelen een overheersende rol spelen bij de bestrijding van de illegale houtkap. Deze optie is problematisch in die zin, dat zij wellicht niet verenigbaar is met de WTO-regels (discriminatie van marktdeelnemers in de houtsector) en wellicht strijdig is met het evenredigheidsbeginsel.

Optie 4: Verbod om illegaal gekapt hout op de EU-markt te brengen

In het kader van deze optie zou het illegaal zijn om illegaal gekapt hout of producten daarvan op de communautaire markt te brengen. De optie zou gelden voor zowel ingevoerde bosbouwproducten als in de EU geproduceerde producten.

Er kunnen twee alternatieve benaderingswijzen worden gevolgd:

Optie 4A: Wetgeving die de handel in en het bezit van in strijd met de wetgeving van het land van oorsprong verkregen hout en houtproducten verbiedt

Door deze optie zou het worden verboden illegaal gekapt hout op de EU-markt te brengen. De bewijslast van de illegaliteit zou bij de rechtshandhavingsorganen komen te liggen, en marktdeelnemers zouden alleen hoeven aan te tonen dat zij de regelgeving hebben nageleefd als hen daarom wordt gevraagd.

Bij deze optie zou vooral naar gevallen met een hoog risico worden gekeken, en marktdeelnemers zouden er derhalve toe worden aangezet hout aan te kopen dat afdoende garanties biedt ten aanzien van het legale karakter ervan. De uitvoering van deze optie zou echter aanzienlijke problemen opleveren; de onderliggende illegaliteit kan immers moeilijk worden aangetoond omdat houtproducten ingewikkelde toeleveringsketens hebben die verscheidene landen en marktdeelnemers omvatten, en omdat Europese rechtbanken recht zouden moeten spreken inzake overtredingen van de wetgeving van derde landen die in die landen hebben plaatsgevonden. Bovendien zou de rechtszekerheid die nodig is voor het soepel functioneren van de markt, niet worden gegarandeerd.

Deze optie is vergelijkbaar met het bepaalde in de 'Illegal logging amendment' op de Lacey Act van de Verenigde Staten van 2 juni 2008, waardoor de bescherming wordt uitgebreid tot planten en bomen die buiten de VS illegaal zijn verzameld of gekapt.

Optie 4B: Wetgeving die eist dat alleen legaal gekapt hout en producten daarvan op de markt mogen worden gebracht

In het kader van deze optie zouden hout en houtproducten slechts in de Gemeenschap op de markt mogen worden gebracht, als de marktdeelnemer heeft aangetoond dat ze legaal zijn. Met het oog op de handhaving moet dergelijk bewijs worden geleverd door het overleggen van schriftelijke documentatie bij elke zending en derhalve dreigt met deze optie een ingewikkeld, duur en handelsverstorend systeem te worden gecreëerd.

Tot op zekere hoogte steunt deze optie op een aanpak die vergelijkbaar is met die van optie 3, waarbij marktdeelnemers het schriftelijke bewijs moeten leveren dat elke zending hout of houtproducten die zij op de EU-markt brengen, legaal is, ongeacht de oorsprong ervan. Zulk bewijs moet op verzoek of systematisch worden geleverd, en in het kader van de rechtshandhaving kan het bewijs van legaliteit enkel worden geleverd aan de hand van documenten.

Na de beoordeling van de vier verschillende bovengenoemde opties is geconcludeerd dat aan elk daarvan aanzienlijke nadelen kleven waardoor ze minder doeltreffend zijn. Het specifieke karakter van illegale houtkap vereist een nieuwe aanpak die rekening houdt met de structuur van de hele houtsector en die erop gericht is het gedrag van zowel marktdeelnemers als klanten systematisch te veranderen en tegelijk sectorspecifieke systemen in te voeren om te voorkomen dat illegaal gekapt hout en producten daarvan op de markt van de Gemeenschap kunnen worden gebracht. Op basis van deze doelstellingen is een vijfde optie bedacht.

Optie 5: Wetgeving die zorgvuldigheidseisen stelt aan alle marktdeelnemers die hout en houtproducten op de communautaire markt brengen

Bij deze optie moeten de marktdeelnemers er met de grootst mogelijke zorg op toezien dat het hout en de houtproducten die zij op de communautaire markt brengen, afkomstig zijn van legale houtkap. Daarbij wordt uitgegaan van het beginsel dat een efficiënte strategie de ontwikkeling van degelijke systemen om illegaal gekapt hout van de communautaire markt te weren, moet ondersteunen.

Een groot voordeel van die optie is dat hierbij toeleveringsstromen uit landen met betrouwbare bosbeheerspraktijken, en met name die landen waarmee de EU FLEGT-VPA’s heeft gesloten, worden bevoordeeld, aangezien de FLEGT-vergunning aanzienlijke garanties inhoudt ten aanzien van het legale karakter van de betrokken houtproducten. De kosten daarvan zijn evenredig met de behoefte van de Gemeenschap om de doeltreffendheid van haar beleid inzake de bestrijding van illegale houtkap en de daarmee samenhangende handel te verbeteren. Mettertijd zullen ook de marktdeelnemers voordeel hebben bij het uit de markt houden van illegale houtproducten.

Deze optie houdt tevens in dat de betrokken marktdeelnemers systemen en procedures toepassen om erop toe te zien dat zij nog uitsluitend legaal gekapt hout en producten daarvan op de EU-markt brengen.

- Openbare raadpleging

De Commissie heeft begin 2007 een raadpleging van het publiek via internet gehouden. In deze openbare raadpleging werd gevraagd naar meningen over de behoefte aan, en de gepastheid en de haalbaarheid van de beleidsmaatregelen van de EU om een halt toe te roepen aan het binnenbrengen op de Europese markt van illegaal gekapt hout en producten daarvan. De raadpleging betreft evenwel uitsluitend de eerste vier opties, omdat optie 5 pas is ontwikkeld op basis van een eerste beoordeling van die vier opties. Hoewel de respons niet groot was (93 antwoorden), werd inhoudelijk en qua verscheidenheid aan gezichtspunten toch aan de verwachtingen van de Commissie voldaan. De Commissie ontving ook 7 161 e-mails naar aanleiding van een Greenpeace-campagne om illegaal gekapt hout te weren ('Ban illegal timber').

De meeste respondenten waren van mening dat de bilaterale FLEGT-overeenkomsten niet ver genoeg gingen om het probleem van de illegale houtkap aan te pakken. Ook waren zij van mening dat nog meer gebruik zou kunnen worden gemaakt van vrijwillige regelingen in de particuliere sector als aanvulling op een deugdelijk bindend kader. Sommige respondenten waren van mening dat met een combinatie van deze beide benaderingen de aandacht vooral zou kunnen worden gericht op de gebieden met het grootste risico van illegale houtkap. Een belangrijk deel van de respondenten sprak de wens uit dat de EU niet langer de ogen zou sluiten voor de echte problemen en met name iets zou doen aan mogelijke mazen in de regelingen in het kader van FLEGT VPA's. Over het algemeen waren de respondenten vóór een wetgevingsaanpak, zij het zonder duidelijke voorkeur voor een van de opties. Het rapport waarin de resultaten van de raadpleging zijn samengevat, is te vinden op www.cc.cec/dgintranet/env/i/e2/doc/pdf_docs

- Nationale studies

In zijn conclusies heeft de Raad de lidstaten opgeroepen de Commissie van 'relevante informatie' te voorzien over de mate waarin bestaande nationale wetgeving kan worden gebruikt om de handel in illegaal gekapt hout te stoppen. Verscheidene lidstaten hebben in antwoord op dat verzoek een dergelijke analyse uitgevoerd. Uit de analyse blijkt dat er een zekere ruimte is om de illegale houtkap aan te pakken via bestaande wetgeving, zoals de wetgeving op het gebied van diefstal, handel in gestolen goederen, witwassen van geld, corruptie of smokkel.

- Overleg met derde landen

Met verscheidene internationale partners is overleg gepleegd. Er zijn vergaderingen op hoog niveau gehouden met andere grote houtimporterende landen als China, Japan en de VS. Er zijn vergaderingen belegd met landen die momenteel met de Gemeenschap onderhandelen over een FLEGT VPA (bijvoorbeeld Maleisië, Indonesië, Ghana en Kameroen), alsmede met sommige andere houtexporterende landen (Rusland, Brazilië) en landen die belangstelling hebben getoond voor besprekingen met de EU over VPA's.

- Effectbeoordelingsverslag

De Commissie heeft een verslag uitgebracht over de ecologische, economische en sociale gevolgen van de verschillende beleidsopties binnen en buiten de EU. Dit verslag is toegankelijk op de website van DG Milieu van de Europese Commissie. De Commissie heeft een adviesbureau in de arm genomen om de studie uit te voeren waarop zij dat verslag heeft gebaseerd.

- Ad-hocraadplegingen

In het kader van de effectbeoordeling zijn belanghebbenden geraadpleegd in workshops of via vraaggesprekken. De belanghebbenden is gevraagd om de verschillende opties te rangschikken op grond van kwaliteit. Aangezien optie 5 toen nog niet was uitgewerkt, werd om de meningen gevraagd over de vier op dat moment beschikbare opties.

Nadat optie 5 was uitgewerkt, hebben de diensten van de Commissie een aantal vergaderingen belegd met de belanghebbenden om de voordelen en nadelen van deze aanpak te bespreken. De reacties op optie 5 waren doorgaans positief. De belanghebbenden waren verdeeld over de vraag of in de EU geproduceerd hout onder de regeling zou moeten vallen, aangezien zich binnen de EU maar weinig gevallen van illegale houtkap voordoen. De technische uitvoerbaarheid van de toepassing van wettelijke eisen op samengestelde producten was een ander probleem dat werd genoemd, maar de meeste belanghebbenden ondersteunden een uniforme aanpak waarbij alle marktdeelnemers in de houtmarkt aan dezelfde voorwaarden moeten voldoen.

Er waren ook bedenkingen over het feit dat optie 5 in feite het op de markt brengen van illegaal gekapt hout en daarvan afgeleide producten niet verbiedt, maar de marktdeelnemers in de houtsector verplicht er op afdoende wijze op toe te zien dat zij geen illegaal gekapt hout op de markt brengen. Desalniettemin werd erkend dat de voorgestelde maatregelen, omdat zij de verantwoordelijkheid bij de marktdeelnemers leggen, de mogelijkheid in zich bergen om permanente en uitvoerbare veranderingen in de EU-houtmarkt teweeg te brengen en dus betere oplossingen kunnen bieden voor het grote probleem van de illegale houtkap en de daarmee samenhangende handel.

1.

Elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)



Het voorstel is vooral toegespitst op het moment waarop hout en houtproducten voor de eerste maal op de communautaire markt worden gebracht, ongeacht de oorsprong ervan, aangezien wordt vastgesteld aan welke verplichtingen de marktdeelnemers die de producten op de communautaire markt brengen, moeten voldoen. Het voorstel is gebaseerd op het beginsel van de toepassing van zorgvuldigheidseisen op grond waarvan de betrokken marktdeelnemers een stelsel moeten toepassen (het stelsel van zorgvuldigheidseisen) om het risico dat zij illegaal gekapt hout en producten daarvan op de communautaire markt brengen, tot een minimum beperken. Het stelsel van zorgvuldigheidseisen omvat maatregelen en procedures die het de marktdeelnemers mogelijk maken hout en houtproducten te traceren, toegang te verkrijgen tot informatie betreffende de naleving van de geldende wetgeving en het risico dat illegaal gekapt hout en producten daarvan op de communautaire markt worden gebracht, beheersbaar te maken. De voorgestelde maatregelen zijn erop gericht de marktdeelnemers ervan te weerhouden hout en houtproducten op de communautaire markt te brengen zonder dat zij redelijk zeker zijn over het legale karakter ervan, zodat zij daarmee een bijdrage leveren aan de wereldwijde inspanningen om de illegale houtkap te bestrijden. Ook verschaffen zij de consumenten de zekerheid dat zij door hout en houtproducten te kopen niet bijdragen aan het probleem van de illegale houtkap en de daarmee samenhangende handel.

Het is belangrijk erop te wijzen dat de zorgvuldigheidseisen niet slechts een morele verplichting tot zorgvuldig handelen vormen, maar een wettelijke eis tot proactief gedrag zijn. Zij verplichten marktdeelnemers ertoe om na te gaan of het hout en de houtproducten die hun toeleveringsketen binnenkomen, legaal zijn, en daarbij voorzichtigheid aan de dag te leggen, zelf een oordeel te vellen en positieve actie te ondernemen om het risico dat zij illegaal gekapt hout en producten daarvan op de communautaire markt brengen, tot een minimum te beperken.

De wettigheid wordt gedefinieerd aan de hand van de wetgeving inzake bosbeheer, houtkap en houthandel van het land waar het hout is gekapt.

Hout en houtproducten die onder een FLEGT- of een CITES-vergunning vallen, worden als legaal gekapt beschouwd.

Marktdeelnemers die een stelsel van zorgvuldigheidseisen moeten toepassen, kunnen ofwel hun eigen stelsel ontwikkelen, of vertrouwen op een erkend stelsel van zorgvuldigheidseisen, aangezien het voorstel voorziet in de erkenning van door toezichthoudende organisaties ontwikkelde stelsels van zorgvuldigheidseisen. Dit betekent dat in dit voorstel de beginselen worden vastgesteld waarmee rekening moet worden gehouden bij het toepassen van een stelsel van zorgvuldigheidseisen, maar dat de marktdeelnemers de ruimte krijgen om zelf de mechanismen te kiezen die het gewenste resultaat opleveren.

De leidende beginselen van de voorgestelde verordening zijn doeltreffendheid en duidelijkheid op het gebied van de wettelijke verplichtingen. De marktdeelnemers zijn ervoor verantwoordelijk het risico dat illegaal gekapt hout en houtproducten daarvan op de markt worden gebracht, zo klein mogelijk te houden via een geheel van maatregelen en procedures. De voornaamste elementen daarvan maken deel uit van het voorstel. In de uitvoeringsbepalingen worden meer gedetailleerde voorschriften vastgesteld om de toepassing te vergemakkelijken, met name met betrekking tot de criteria om uit te maken of er een hoog dan wel een laag risico bestaat dat illegaal gekapt hout en houtproducten daarvan op de communautaire markt worden gebracht. Bij de vaststelling van de uitvoeringsbepalingen dienen de volgende beginselen in acht te worden genomen: de marktdeelnemers mogen geen onnodige lasten worden opgelegd; voor de onder deze verordening vallende marktdeelnemers moeten de kosten en baten in evenwicht zijn; de uitvoeringsbepalingen moeten met de nodige flexibiliteit kunnen worden toegepast; voor kleine marktdeelnemers moet het gemakkelijker worden gemaakt zich aan de in deze verordening vastgestelde voorschriften aan te passen. Aangezien ervan wordt uitgegaan dat voor een efficiënte toepassing van de voorgestelde maatregelen aanvullende maatregelen vereist zijn, wordt de verordening pas van toepassing nadat dergelijke maatregelen zijn vastgesteld.

Zelfs de breedste aanpak kan niet doeltreffend functioneren zonder het engagement en de volledige medewerking van alle bij de uitvoering betrokken partijen. Bij alle aspecten die met dit voorstel verband houden, is het van essentieel belang dat de belanghebbenden, met name de bedrijfstak en het maatschappelijk middenveld, via een gestructureerd kader van discussies en informatie-uitwisseling worden geraadpleegd om te bepalen welke de beste manier is om het voorstel ten uitvoer te leggen.

Rechtsgrondslag



De bepalingen van deze verordening betreffen de bescherming van het milieu. Artikel 175, lid 1, van het Verdrag is de passende rechtsgrondslag.

Keuze van instrumenten



Het voorgestelde instrument is een verordening, omdat een verordening nodig is om te zorgen voor de hoogst mogelijke mate van harmonisatie en om te voorkomen dat in de diverse lidstaten verschillende normen gelden.

- Subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel

Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen.

Er zijn sterke aanwijzingen dat illegale houtkap op grote schaal plaatsvindt, waardoor aanzienlijke milieuschade optreedt, de biodiversiteit afneemt en het concurrentievermogen van de legale bosbouwactiviteiten wordt ondermijnd, terwijl de corruptie, de georganiseerde misdaad en gewelddadige conflicten erdoor worden aangewakkerd. Het voorstel is erop gericht het risico dat illegaal gekapt hout en producten daarvan op de communautaire markt worden gebracht, zo klein mogelijk te maken door aan marktdeelnemers die hout en houtproducten op de communautaire markt brengen, een reeks verplichtingen op te leggen. Hoewel zich in de EU weinig incidenten met illegale houtkap voordoen, en bij afwezigheid van communautaire eisen betreffende het op de markt brengen van hout en houtproducten die in de EU zijn geproduceerd, is de voorgestelde verordening ook van toepassing op marktdeelnemers die binnen de EU geproduceerd hout en producten daarvan op de communautaire markt brengen. Het leidende principe bij de totstandkoming van deze verordening was non-discriminatie, ten einde te zorgen voor een veelomvattende en geïntegreerde aanpak en strijdigheid met de internationale handelsregels te voorkomen. De kern van het voorgestelde communautaire optreden is het opstellen van gemeenschappelijke verplichtingen voor marktdeelnemers die hout en houtproducten op de communautaire markt brengen. Door de risicobenadering wordt de administratieve belasting voor de marktdeelnemers verkleind en wordt het mogelijk de controles vooral te richten op gevallen die een groot risico inhouden. Door de voorgestelde geharmoniseerde aanpak worden de eisen voor de marktdeelnemers eenvoudiger en wordt het concurrentievermogen derhalve gestimuleerd, terwijl de consumenten beter worden geïnformeerd over de toepasselijke normen. Het stelsel zorgt ook voor de nodige rechtszekerheid en duidelijkheid om de markt naar behoren te laten functioneren.

Ramingen van de kosten die met de verschillende opties zijn gemoeid, zijn gemaakt als onderdeel van de effectbeoordeling. De kosten voor de importeurs en de producenten in de EU zijn in de voorgestelde verordening laag in vergelijking met de andere in de effectbeoordeling onderzochte opties. Het is belangrijk erop te wijzen dat in dit voorstel rekening is gehouden met de bestaande praktijken in de particuliere sector inzake de garantie van legaliteit, en dat bestaande mechanismen worden gerespecteerd. Daarom is een deel van de kosten reeds gedekt in het kader van bestaande stelsels.

Het is wel eens geopperd dat maatregelen die de invoer van hout en houtproducten beïnvloeden, slechts zouden zorgen voor een verschuiving van de handel naar markten die op dit punt geen onderscheid maken. De EU is echter een belangrijke speler op de internationale markt, en met het onderhavige initiatief zou zij het goede voorbeeld geven en een duidelijk signaal geven over het engagement van de EU ten aanzien van de bestrijding van de illegale houtkap, het verlies van biodiversiteit en de klimaatverandering, en daarbij andere grote verbruikende landen stimuleren om soortgelijke initiatieven te nemen.

Met het oog hierop is actie door de EU gerechtvaardigd en evenredig met het probleem.

2.

Gevolgen voor de begroting



Het onderhavige voorstel leidt slechts tot beperkte extra administratieve uitgaven ten laste van de begroting van de Gemeenschap.

3.

Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling



Het voorstel bevat geen evaluatiebepaling.

4.

Vereenvoudiging



Het voorstel leidt niet tot vereenvoudiging aangezien het geen betrekking heeft op reeds bestaande wetgeving.

7. INTREKKING

Met het voorstel wordt geen bestaande wetgeving ingetrokken.

5.

Herschikking



Het voorstel heeft geen herschikking tot gevolg.

6.

Transponeringstabel



Niet van toepassing, aangezien transponeringstabellen alleen voor richtlijnen vereist zijn.

7.

Europese Economische Ruimte (EER)



De voorgestelde wijziging betreft een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.