Toelichting bij COM(2008)854 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 1334/2000 tot instelling van een gemeenschappelijke regeling voor controle op de uitvoer van producten en technologie voor tweeërlei gebruik

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Producten voor tweeërlei gebruik (met inbegrip van programmatuur en technologie) zijn civiele producten die voor militaire doeleinden kunnen worden gebruikt. Bij uitvoer uit de Europese Unie zijn zij aan controle onderworpen. Deze controle is met name bedoeld om de verspreiding van massavernietigingswapens te voorkomen. Zij voldoet met name aan de doelstellingen van Resolutie 1540 van de VN-Veiligheidsraad van april 2004.

Om deze controle zo doeltreffend mogelijk te maken en met de multilaterale verplichtingen van de lidstaten in overeenstemming te brengen, bepaalt artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1334/2000 dat voor de uitvoer van in bijlage I opgenomen producten voor tweeërlei gebruik een vergunning vereist is.

Overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1334/2000 zijn er vier soorten uitvoervergunningen. Communautaire algemene uitvoervergunning nr. EU001, als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1334/2000, geldt voor het grootste deel van de uitvoer van gecontroleerde producten naar zeven landen (Verenigde Staten van Amerika, Canada, Japan, Australië, Nieuw-Zeeland, Zwitserland en Noorwegen). Voor alle andere uitvoer waarvoor krachtens de verordening een vergunning vereist is, beslissen de nationale autoriteiten of een nationale algemene, globale of individuele uitvoervergunning wordt verleend (artikel 6, lid 2).

Nationale algemene uitvoervergunningen worden door individuele EU-lidstaten afgegeven en zijn in principe in de hele EU geldig. Er is echter, ondanks de voorschriften van de artikelen 15 en 20 van Verordening (EG) nr. 1334/2000, tussen de lidstaten onderling een gebrek aan transparantie met betrekking tot de werkingssfeer en de gebruiksvoorwaarden van nationale algemene uitvoervergunningen en de lijst van exporteurs waaraan geen nationale algemene uitvoervergunningen worden toegekend. Als gevolg daarvan is er een aanzienlijk risico van inbreuken op de verordening. Dit leidt ertoe dat bepaalde uitvoer uit het oogpunt van regelgeving wordt behandeld op een wijze die voor in de ene lidstaat gevestigde ondernemingen voordelig is maar, althans gedeeltelijk, ten koste gaat van in andere lidstaten gevestigde ondernemingen en van de nationale veiligheidsbelangen van die lidstaten, en die de belangen van de Gemeenschap in haar geheel niet optimaal dient. De discrepantie tussen de nationale vergunningen creëert bijzonder moeilijke omstandigheden voor ondernemingen die in verschillende lidstaten gevestigd zijn. Derde landen en de particuliere sector hebben vraagtekens gezet bij de huidige situatie, waarin voor dezelfde uitvoer zo sterk uiteenlopende praktijken zijn toegestaan.

In december 2006 heeft de Commissie dan ook voorgesteld nieuwe communautaire uitvoervergunningen in te stellen (COM(2006) 828) in een poging om het huidige rechtsstelsel te vereenvoudigen, het concurrentievermogen van de EU-industrie te vergroten en gelijke spelregels tot stand te brengen voor alle EU-exporteurs wanneer zij bepaalde producten naar bepaalde bestemmingen uitvoeren.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Het betreft een initiatief dat 'binnen enge grenzen' wetgevende maatregelen vereist op het gebied van controles op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik. Die maatregelen zullen waarschijnlijk weinig effect hebben buiten de regeling inzake goederen voor tweeërlei gebruik. Daarom werd met de nationale ambtenaren die vergunningen afgeven doelgericht overleg gepleegd in het kader van de subgroep inzake nieuwe communautaire algemene uitvoervergunningen van de Groep goederen voor tweeërlei gebruik, die door het Duitse Voorzitterschap in aansluiting op het bovenvermelde initiatief van de Commissie is opgericht en op 20 maart 2007 voor het eerst is bijeengekomen.

Dit initiatief brengt voor de ondernemingen geen nieuwe administratieve lasten met zich mee. Het stelt immers elke in een lidstaat gevestigde exporteur in staat gespecificeerde gecontroleerde producten uit te voeren zonder de administratieve verplichting om een vergunning (individuele of globale vergunning) aan te vragen voordat de uitvoer plaatsvindt, mits de zending en de bestemming aan de desbetreffende voorschriften en voorwaarden voldoen. Het doel daarvan is de exporteurs een instrument te bieden dat ruimer is dan de nationale vergunningen en in de gehele Europese Unie geldig is.

Daar er geen rechtstreeks verband is tussen de goederencodes en de in de regeling inzake producten voor tweeërlei gebruik beschreven goederen, zijn slechts heel beperkte statistieken beschikbaar, zodat het effect onmogelijk nauwkeurig te meten was. Het is echter duidelijk dat het initiatief een positief effect zal hebben voor de activiteiten van de exporteurs, dat er op EU-niveau geen negatief effect zal zijn en dat dit binnen enge grenzen genomen wetgevende initiatief geen verreikend economisch, sociaal of milieueffect zal hebben buiten de regeling inzake goederen voor tweeërlei gebruik.

Niettemin is het ontwerpvoorstel vrij breed qua werkingssfeer, want het omvat het grootste deel van wat momenteel onder de nationale algemene uitvoervergunningen valt in de zeven lidstaten die deze vergunningen toepassen (het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, Zweden, Nederland, Italië en Griekenland). EU-maatregelen op dit gebied zullen immers alleen een toegevoegde waarde hebben als de werkingssfeer van de nieuwe EU-wetgeving ten minste een aanzienlijk deel van de werkingssfeer van de bestaande nationale algemene uitvoervergunningen omvat.

Op basis van de besprekingen in de subgroep inzake nieuwe communautaire algemene uitvoervergunningen van de Groep goederen voor tweeërlei gebruik, die haar werkzaamheden onder het Portugese Voorzitterschap heeft voortgezet, kan de Commissie nu een voorstel voor nieuwe communautaire algemene vergunningen voor de uitvoer van bepaalde niet-gevoelige producten voor tweeërlei gebruik naar bepaalde niet-gevoelige landen bij de Raad indienen. Het ontwerpvoorstel betreft zes nieuwe communautaire algemene uitvoervergunningen. In dit voorstel zijn, vergeleken met de versie waaraan de subgroep inzake nieuwe communautaire algemene uitvoervergunningen de voorkeur gaf, enkele landen en producten toegevoegd en zijn enkele wijzigingen in de gebruiksvoorwaarden van de vergunningen aangebracht.

Voorstel van de Commissie

In het licht van het bovenstaande moeten aan Verordening (EG) nr. 1334/2000 zes nieuwe bijlagen worden toegevoegd en moeten de artikelen 6 en 7 dienovereenkomstig worden gewijzigd.