Toelichting bij COM(2009)293 - Agentschap voor het operationele beheer van grootschalige IT systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Achtergrond van het voorstel

Motivering en doel van het voorstel



Het doel van dit voorstel voor een verordening is de oprichting van een agentschap dat belast wordt met het operationele beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht.

Het agentschap wordt verantwoordelijk voor het operationele beheer op langetermijnbasis van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II), het Visuminformatiesysteem (VIS) en Eurodac.

Met dit voorstel voor een verordening wordt tevens beoogd een kader vast te stellen voor de ontwikkeling en het operationele beheer door het agentschap van andere grootschalige IT-systemen die nodig zijn voor de toepassing van titel IV van het EG-Verdrag en eventueel ook andere grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht. Voor de integratie van dergelijke andere systemen is echter een specifiek mandaat van de wetgever vereist, dat in dit voorstel niet is opgenomen.

Dit wetgevingspakket omvat twee voorstellen: dit voorstel voor een verordening en een voorstel voor een besluit van de Raad waarbij het bij deze verordening opgerichte agentschap belast wordt met taken die verband houden met het operationele beheer van SIS II en het VIS in het kader van de uitvoering van titel VI van het EU-Verdrag. Het voorstel voor een verordening heeft betrekking op de eerstepijleraspecten van SIS II, VIS en Eurodac. De derdepijleraspecten van SIS II en het VIS komen in het voorstel voor een besluit aan de orde.

Om de beste oplossing te vinden voor het operationele beheer van SIS II, VIS en Eurodac op de lange termijn, heeft de Commissie een effectbeoordeling uitgevoerd  i. In gezamenlijke verklaringen bij de rechtsinstrumenten voor SIS II en het VIS  i hebben de Raad en het Europees Parlement de Commissie verzocht om na een effectbeoordeling waarbij de verschillende alternatieven in financieel, operationeel en organisatorisch opzicht inhoudelijk worden bekeken, de nodige wetgevingsvoorstellen te doen om “een bureau” (een agentschap) te belasten met het operationele beheer voor de lange termijn van SIS II en het VIS. Na analyse van de verschillende opties kwam een nieuw regelgevend agentschap als het best haalbaar uit de bus voor de uitvoering van de taken van een beheersautoriteit voor deze systemen op de lange termijn.

De kerntaak van het agentschap is het operationele beheer van SIS II, VIS en Eurodac. Deze systemen moeten 24 uur per dag en zeven dagen per week continu in bedrijf blijven om een permanente, ononderbroken gegevensuitwisselingsstroom te waarborgen. Naast deze operationele taken moet het agentschap worden belast met de daarmee samenhangende verantwoordelijkheden inzake het vaststellen van beveiligingsmaatregelen, verslaglegging, publicatie, toezicht en informatie, organisatie van specifieke opleidingen op het gebied van het VIS en SIS II, het uitvoeren van proefprojecten op specifiek en exact verzoek van de Commissie en het volgen van de ontwikkelingen op onderzoeksgebied. Door de systemen in één agentschap onder te brengen kunnen synergieën worden benut en faciliteiten en personeel worden gedeeld. De bestuursstructuur van het agentschap weerspiegelt de huidige zogeheten “variabele geometrie”: er is een heterogene groep deelnemende landen (EU-lidstaten die in uiteenlopende mate aan de informatiesystemen deelnemen, en derde landen die bij de systemen worden betrokken).

Dit voorstel heeft geen invloed op het financiële kader voor 2007-2013. Het financieel memorandum bij dit voorstel is voornamelijk gebaseerd op schattingen en cijfers van de in 2007 uitgevoerde effectbeoordeling. Voor het financieel memorandum is bovendien uitgegaan van de veronderstelling dat het voorstel in 2010 zal worden aangenomen, zodat het agentschap in 2011 wettelijk kan worden opgericht en in 2012 alle taken kan overnemen betreffende het operationele beheer van SIS II, VIS, Eurodac en andere grootschalige IT-systemen. In de gezamenlijke verklaring bij de rechtsinstrumenten voor SIS II en het VIS zeggen het Europees Parlement en de Raad toe dat zij de voorstellen voor het operationele beheer van SIS II en het VIS voor de lange termijn zo snel mogelijk zullen behandelen, zodat zij op een zodanig tijdstip kunnen worden goedgekeurd dat het agentschap binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de rechtsinstrumenten zijn activiteiten volledig kan uitoefenen.

Tot slot dient de Raad rekening te houden met de implicaties van de keuze van de locatie van het agentschap.

Algemene context



Volgens artikel 61 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna “EG-Verdrag” genoemd) moeten maatregelen worden aangenomen die erop gericht zijn het vrije verkeer van personen te waarborgen overeenkomstig artikel 14 van het EG-Verdrag, in samenhang met daarmee rechtstreeks verband houdende begeleidende maatregelen met betrekking tot controles aan de buitengrenzen, asiel en immigratie, en maatregelen ter voorkoming en bestrijding van criminaliteit.

Het Schengeninformatiesysteem, dat op grond van de Schengenuitvoeringsovereenkomst  i is ingesteld, heeft tot doel de openbare orde en veiligheid, met inbegrip van de veiligheid van de staat te doen handhaven. Het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie, SIS II, is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 en Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II)  i. SIS II heeft tot doel om met behulp van de via het systeem verstrekte informatie bij te dragen aan een hoog niveau van veiligheid in de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid in de Europese Unie, onder meer door handhaving van de openbare orde en veiligheid en vrijwaring van de veiligheid op het grondgebied van de lidstaten, en om de bepalingen van deel III, titel IV, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (het EG-Verdrag) inzake het personenverkeer op hun grondgebied toe te passen.

Het visuminformatiesysteem (VIS) is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening)  i. Het VIS stelt consulaten en andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten in staat informatie uit te wisselen om de visumaanvraagprocedure te vergemakkelijken, “visumshopping” te voorkomen, bij te dragen aan de bestrijding van fraude, controles aan de doorlaatposten aan de buitengrenzen en op het grondgebied van de lidstaten te vergemakkelijken, bij te dragen aan de identificatie van onderdanen van derde landen, de toepassing van de Dublin-verordening te vergemakkelijken en bij te dragen aan het voorkomen van bedreigingen van de binnenlandse veiligheid van de lidstaten.

De rechtsinstrumenten voor SIS II en het VIS bepalen dat de centrale systemen en vervangende centrale systemen gehuisvest worden in Straatsburg in Frankrijk (CS-SIS en centraal VIS) respectievelijk Sankt Johann im Pongau in Oostenrijk (vervangend CS-SIS en vervangend centraal VIS).

Eurodac is een IT-systeem dat de hele Gemeenschap bestrijkt en tot doel heeft de toepassing van de overeenkomst van Dublin  i te vergemakkelijken. Deze overeenkomst stelt een mechanisme in om te bepalen welke lidstaat asielaanvragen moet afhandelen die in een van de lidstaten van de EU zijn ingediend. De overeenkomst is inmiddels vervangen door Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (Dublin-verordening)  i.

De rechtskaders voor SIS II, VIS en Eurodac worden gekenmerkt door een “variabele geometrie”. Enerzijds nemen Ierland en het Verenigd Koninkrijk deel aan Eurodac, maar slechts ten dele aan SIS II en helemaal niet aan het VIS, terwijl Denemarken met een andere rechtsgrondslag bij alle drie de systemen betrokken is. Anderzijds zijn of worden enkele derde landen, namelijk IJsland, Noorwegen, Zwitserland en Liechtenstein, betrokken bij de uitvoering, toepassing en ontwikkeling van het Schengenacquis, en nemen deze landen dus deel aan zowel SIS II als het VIS.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



Als gevolg van de pijleroverschrijdende aspecten van SIS II bestaat het rechtskader voor het systeem uit eerstepijlerverordeningen, -besluiten en -beschikkingen en derdepijlerbesluiten:

· Verordening (EG) nr. 2424/2001 van de Raad van 6 december 2001 betreffende de ontwikkeling van een Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II)  i;

· Besluit 2001/886/JBZ van de Raad van 6 december 2001 betreffende de ontwikkeling van een Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II)  i;

· Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II)  i;

· Verordening (EG) nr. 1986/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de toegang tot het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) voor de instanties die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen  i;

· Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II)  i;

· Beschikking 2007/170/EG en Besluit 2007/171/EG van de Commissie van 16 maart 2007 tot vaststelling van de netwerkvereisten voor het Schengeninformatiesysteem II  i;

· Verordening (EG) nr. 189/2008 van de Raad van 18 februari 2008 betreffende het testen van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II)  i;

· Besluit 2008/173/EG van de Raad van 18 februari 2008 inzake de tests betreffende het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II)  i;

· Beschikking 2008/333/EG en Besluit 2008/334/JBZ van de Commissie van 4 maart 2008 tot vaststelling van het Sirene-handboek en andere uitvoeringsmaatregelen voor het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II)  i;

· Verordening (EG) nr. 1104/2008 van de Raad van 24 oktober 2008 over de migratie van het Schengeninformatiesysteem (SIS 1+) naar het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II)  i;

· Besluit 2008/839/JBZ van de Raad van 24 oktober 2008 over de migratie van het Schengeninformatiesysteem (SIS 1+) naar het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II)  i.

Anders dan SIS II is het VIS ingesteld in het kader van de eerste pijler. Er is echter ook een derdepijlerbesluit vastgesteld waarbij aangewezen rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten toegang krijgen tot het systeem voor raadpleging bij bepaalde strafbare feiten. De volgende rechtsinstrumenten zijn voor het VIS relevant:

· Beschikking 2004/512/EG van de Raad van 8 juni 2004 betreffende het opzetten van het Visuminformatiesysteem (VIS)  i vormt de rechtsgrond voor het opnemen van de kredieten die nodig zijn voor de ontwikkeling van het VIS in de algemene begroting van de Europese Unie;

· Beschikking 2006/752/EG van de Commissie van 3 november 2006 tot vaststelling van de locaties voor het Visuminformatiesysteem gedurende de ontwikkelingsfase  i;

· Beschikking 2006/648/EG van de Commissie van 22 september 2006 tot vaststelling van de technische specificaties betreffende de normen voor biometrische kenmerken in verband met de ontwikkeling van het visuminformatiesysteem  i;

· Beschikking 2008/602/EG van de Commissie van 17 juni 2008 tot vaststelling van de fysieke architectuur van en de vereisten voor de nationale interfaces en de communicatie-infrastructuur tussen het centrale VIS en de nationale interfaces gedurende de ontwikkelingsfase  i;

· Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening)  i;

· Besluit 2008/633/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 over de toegang tot het Visuminformatiesysteem (VIS) voor raadpleging door aangewezen autoriteiten van de lidstaten en door Europol, met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten  i.

Eurodac is ingesteld in het kader van de eerste pijler:

· Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad van 11 december 2000 betreffende de instelling van “Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin  i;

· Verordening (EG) nr. 407/2002 van de Raad van 28 februari 2002 tot vaststelling van sommige uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 2725/2000 betreffende de instelling van “Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin  i.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU



Dit voorstel is in overeenstemming met het beleid en de doelstellingen van de Europese Unie, in het bijzonder het streven om een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid tot stand te brengen.

1.

Raadpleging van belanghebbenden en effectbeoordeling



2.1. Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid; raadpleging van belanghebbenden

De effectbeoordeling is gebaseerd op een voorbereidende studie die door een externe contractant is uitgevoerd  i. Er zijn voor de studie 27 interviews afgenomen met vertegenwoordigers van lidstaten van de EU, Noorwegen, het Europees Parlement, de Europese Commissie, de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming, de gemeenschappelijke controleautoriteit voor Schengen, het Europees Milieuagentschap, het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen (Frontex), Europol, C.SIS in Straatsburg, dat verantwoordelijk is voor het operationele beheer van SIS 1+ en deskundigen van de bedrijfstak. Ter ondersteuning van de uitvoering van de effectbeoordeling is een interdepartementale stuurgroep opgezet met vertegenwoordigers van de betrokken directoraten-generaal van de Europese Commissie.

Effectbeoordeling



Na een eerste screening werden vijf opties vastgesteld en verder geanalyseerd waarmee het doel, het operationele beheer van SIS II, VIS en Eurodac op de lange termijn, kan worden bereikt:

– optie 1 (huidige situatie): de wijze waarop SIS II en het VIS tijdens de overgangsfase werden beheerd (waarbij de Commissie het operationele beheer toevertrouwt aan de autoriteiten van de lidstaten) wordt voortgezet als permanente oplossing. Eurodac wordt momenteel beheerd door de Commissie, welke situatie ook wordt gehandhaafd;

– optie 2 (huidige situatie plus): de Commissie vertrouwt het operationele beheer van SIS II, VIS en Eurodac toe aan de autoriteiten van de lidstaten;

– optie 3: er wordt een nieuw regelgevend agentschap opgericht, dat de verantwoordelijkheid krijgt voor het operationele beheer van SIS II, VIS en Eurodac op de lange termijn;

– optie 4: Frontex beheert alle drie de systemen. Daarvoor moeten het basisbesluit en de managementstructuur worden gewijzigd;

– optie 5: Europol beheert SIS II en de Commissie beheert VIS en Eurodac. Deze optie werd overwogen toen de onderhandelingen over de omzetting van de huidige Europol-overeenkomst in een Gemeenschapsbesluit nog aan de gang waren.

Uit de vergelijkende analyse kwam de optie om een nieuw regelgevend agentschap op te richten als gezamenlijke structuur voor het operationele beheer van SIS II, VIS en Eurodac als beste naar voren.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregelen



Met dit voorstel wordt beoogd een agentschap in te stellen voor het operationele beheer van SIS II, VIS, Eurodac en andere grootschalige IT-systemen die nodig zijn voor de toepassing van titel IV van het EG-Verdrag en eventueel ook andere grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, krachtens een daartoe strekkend rechtsbesluit.

Het feit dat een agentschap wordt belast met het operationele beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht doet geen afbreuk aan de specifieke regels inzake het doel, de toegangsrechten, de beveiligingsmaatregelen en andere vereisten op het gebied van gegevensbescherming die voor die systemen gelden.

Het regelgevend agentschap is een communautair orgaan met rechtspersoonlijkheid. De eerste aan het agentschap toe te vertrouwen taken zijn van operationele aard, dat wil zeggen dat zij betrekking hebben op het algemene beheer van de informatiesystemen en de werking van de systemen. Het agentschap moet een “expertisecentrum” worden, waar gespecialiseerd personeel werkzaam is. Met een gespecialiseerde organisatie kunnen bovendien het hoogste efficiencyniveau en de beste respons worden gerealiseerd, ook wat betreft de ontwikkeling en het operationele beheer van mogelijke andere systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht.

Het agentschap wordt belast met taken op het gebied van de communicatie-infrastructuur zoals bedoeld in artikel 15, lid 2, van de SIS II-verordening en het SIS II-besluit, artikel 26, lid 2, van de VIS-verordening en artikel [4, lid 2,] van Verordening (EG) nr. XX/2009 betreffende de instelling van “Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EG) nr. […/…]  i. Daarnaast vervult het agentschap taken op het gebied van de opleiding van deskundigen inzake het VIS en SIS II, waaronder opleidingen betreffende de uitwisseling van aanvullende informatie, alsmede het volgen van de ontwikkelingen op onderzoeksgebied en het uitvoeren van proefprojecten op specifiek en exact verzoek van de Commissie.

Tevens kan het agentschap de verantwoordelijkheid krijgen voor het ontwikkelen en beheren van andere grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht. Daarvoor moet wetgeving worden goedgekeurd waarbij dergelijke systemen worden ingesteld en het agentschap met de bedoelde taken wordt belast.

Het agentschap wordt bestuurd door een raad van bestuur, waarin de lidstaten en de Commissie adequaat zijn vertegenwoordigd. De vertegenwoordiging van de lidstaten moet in overeenstemming zijn met de rechten en plichten die iedere lidstaat overeenkomstig het Verdrag heeft. De landen die betrokken zijn bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de Eurodac-activiteiten participeren ook in het agentschap.

Rechtsgrondslag



Dit voorstel voor een verordening heeft dezelfde rechtsgrondslag als de SIS II-verordening (Verordening (EG) nr. 1986/2006), de VIS-verordening (Verordening (EG) nr. 767/2008) en de Eurodac-verordening (Verordening (EG) nr. 2725/2000), namelijk artikel 62, punt 2, onder a), artikel 62, punt 2, onder b), onder ii), artikel 63, punt 1, onder a), artikel 63, punt 3, onder b), en artikel 66 van het EG-Verdrag.

Artikel 66 van het EG-Verdrag bepaalt dat maatregelen moeten worden genomen ter aanmoediging en versterking van administratieve samenwerking tussen de overheidsdiensten van de lidstaten, en tussen deze diensten en de Commissie, op het gebied van visa, asiel en immigratie en andere beleidsgebieden inzake het vrije verkeer van personen. Dit is een passende rechtsgrondslag, aangezien het agentschap de communicatie en de samenwerking vergemakkelijkt tussen de overheidsdiensten van de lidstaten die voor bovengenoemde gebieden bevoegd zijn.

De operationele beheersactiviteiten waarmee het agentschap wordt belast, ondersteunen de beleidsaspecten die aan de SIS II- en VIS-verordeningen ten grondslag liggen. De activiteiten van het agentschap omvatten in technisch opzicht aangelegenheden betreffende personencontroles aan de buitengrenzen en maatregen betreffende illegale immigratie en illegaal verblijf (respectievelijk artikel 62, punt 2, onder a), en artikel 63, punt 3, onder b), van het EG-Verdrag, die een passende rechtsgrondslag vormen voor de SIS II-verordening). Wat het VIS betreft, bieden de activiteiten van het agentschap technische ondersteuning voor de procedures voor de afgifte van visa door de lidstaten: ook artikel 62, punt 2, onder b), onder ii), van het EG-Verdrag is daarom rechtsgrondslag.

Wat Eurodac betreft, bieden de operationele beheerstaken van het agentschap technische ondersteuning bij het bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de afhandeling van een asielaanvraag die door een onderdaan van een derde land is ingediend in een van de lidstaten (artikel 63, punt 1, onder a), van het EG-Verdrag).

Overeenkomstig artikel 67 van het EG-Verdrag, gelezen in samenhang met artikel 1 van Besluit 2004/927/EG van de Raad betreffende de toepassing van de procedure zoals vastgelegd in artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op sommige gebieden die onder titel IV van het derde deel van dat Verdrag vallen  i, dienen de maatregelen bedoeld in artikel 62, punt 2, onder a), artikel 62, punt 2, onder b), onder ii), artikel 63, punt 1, onder a) en artikel 63, punt 3, onder b), van het EG-Verdrag te worden vastgesteld volgens de medebeslissingsprocedure van artikel 251 van het EG-Verdrag. Aangezien voor artikel 66 van het EG-Verdrag een gekwalificeerde meerderheid geldt  i, zijn deze rechtsgronden met elkaar verenigbaar en kunnen zij dus worden gecombineerd. Bijgevolg is de medebeslissingsprocedure van toepassing voor de vaststelling van de verordening in haar geheel.

3.3. Variabele geometrie

Aangezien de rechtsgrond van dit voorstel voor een verordening deel uitmaakt van titel IV van het EG-Verdrag, speelt de variabele geometrie een rol die ontstaan is door de protocollen inzake de positie van het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken. Dit voorstel voor een verordening bouwt voort op het Schengenacquis en de maatregelen inzake Eurodac. De hierna genoemde gevolgen van de diverse protocollen en associatieovereenkomsten moeten daarom in aanmerking worden genomen.

Denemarken:

Overeenkomstig het protocol betreffende de positie van Denemarken, dat aan het EU-Verdrag en het EG-Verdrag is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming door de Raad van maatregelen uit hoofde van titel IV van het EG-Verdrag, met uitzondering van “maatregelen tot bepaling van de derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum of […] maatregelen betreffende een uniform visummodel”. Dit voorstel strekt tot uitwerking van het Schengenacquis en artikel 5 van het protocol is derhalve van toepassing. Overeenkomstig artikel 5 van genoemd protocol heeft Denemarken besloten Verordening (EG) nr . 1987/2006 en Verordening (EG) nr. 767/2008 in zijn nationale wetgeving om te zetten.

Wat Eurodac betreft, neemt Denemarken overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan de verdragen gehechte protocol betreffende de positie van Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening. Deze verordening is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken. Overeenkomstig een internationale overeenkomst die Denemarken in 2006 met de EG heeft gesloten  i, wordt de huidige Eurodac-verordening door Denemarken echter wel toegepast.

Verenigd Koninkrijk en Ierland:

Dit voorstel bouwt voort op de bepalingen van het Schengenacquis, waaraan het Verenigd Koninkrijk en Ierland niet deelnemen, overeenkomstig Besluit nr. (EG) 365/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis en Besluit (EG) nr. 192/2002 van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis. Derhalve nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland geen deel aan de aanneming van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op het Verenigd Koninkrijk en Ierland.

Verordening (EG) nr. 2725/2000 betreffende de instelling van Eurodac is wel bindend voor het Verenigd Koninkrijk en Ierland, omdat deze hebben medegedeeld dat zij wensen deel te nemen aan de aanneming en de toepassing van die verordening overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat aan de Verdragen is gehecht. Het standpunt van deze lidstaten met betrekking tot de Eurodac-verordening is niet van invloed op hun mogelijke deelname aan dit voorstel.

Noorwegen en IJsland:

Wat Noorwegen en IJsland betreft, houdt dit voorstel een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis  i.

Net als voor de betrokkenheid van een aantal niet-lidstaten met het Schengenacquis heeft de Gemeenschap overeenkomsten gesloten, of zijn die in voorbereiding, waarbij die landen ook bij de Eurodac-maatregelen worden betrokken. De overeenkomst waarbij IJsland en Noorwegen bij Eurodac worden betrokken, is in 2001 gesloten  i.

Zwitserland:

Wat Zwitserland betreft, houdt dit voorstel een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis  i.

De overeenkomst waarbij Zwitserland bij Eurodac wordt betrokken, is op 28 februari 2008 gesloten en met ingang van 12 december 2008 van toepassing  i.

Liechtenstein:

Wat Liechtenstein betreft, houdt dit voorstel een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis, als bedoeld in het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punten A, B en G, van Besluit 1999/437/EG van de Raad, gelezen in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/261/EG van de Raad  i.

De overeenkomst waarbij Liechtenstein bij Eurodac wordt betrokken, is op 28 februari 2008 ondertekend en zal op een latere datum worden gesloten  i.

Gemeenschappelijke bepalingen betreffende de landen die bij de Eurodac-maatregelen worden betrokken:

Op grond van de drie bovengenoemde overeenkomsten aanvaarden de landen die bij Eurodac worden betrokken de maatregelen betreffende Eurodac en de ontwikkeling daarvan zonder enige uitzondering. Zij nemen geen deel aan de aanneming van besluiten die tot wijziging van de Eurodac-maatregelen strekken of daarop voortbouwen (waaronder derhalve ook dit voorstel valt), maar moeten de Commissie binnen een bepaalde termijn na de goedkeuring van dergelijke besluiten door de Raad en het Europees Parlement meedelen of zij de inhoud van het besluit al dan niet aanvaarden. Indien een besluit dat de Eurodac-maatregelen wijzigt of daarop voortbouwt, door Noorwegen, IJsland, Zwitserland of Liechtenstein niet wordt aanvaard, wordt de overeenkomst met het betrokken land beëindigd, tenzij het bij de desbetreffende overeenkomst ingestelde gemengd comité met eenparigheid van stemmen anders besluit.

Teneinde rechten en verplichtingen tot stand te brengen die van kracht zijn tussen Denemarken – dat zoals eerder uiteengezet op grond van een internationale overeenkomst bij de Eurodac-maatregelen is betrokken – en de bovengenoemde betrokken landen, zijn door de Gemeenschap en de betrokken landen nog twee instrumenten gesloten  i.

Subsidiariteitsbeginsel



Het voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, aangezien het doel van de voorgestelde maatregel, namelijk het belasten van een agentschap met het operationele beheer van het centrale SIS II, het centrale VIS en de nationale interfaces, het centrale Eurodac alsmede bepaalde aspecten van de daarmee samenhangende communicatie-infrastructuur, niet door de lidstaten afzonderlijk kan worden bereikt.

Evenredigheidsbeginsel



Wanneer het uit de EU-begroting te financieren agentschap wordt opgericht, krijgt het de bevoegdheid uitsluitend de centrale delen van SIS II, de centrale delen van het VIS en de nationale interfaces, het centrale deel van Eurodac en bepaalde aspecten van de communicatie-infrastructuur te beheren, echter zonder de verantwoordelijkheid te krijgen voor de in de systemen ingevoerde gegevens. De lidstaten zijn bevoegd voor hun nationale systemen. De bevoegdheden van het agentschap dienen derhalve beperkt te blijven tot het minimum dat noodzakelijk is voor de ondersteuning van effectieve, veilige en continue gegevensuitwisseling tussen de lidstaten. Het opzetten van een gespecialiseerde structuur wordt evenredig geacht met de legitieme belangen van de gebruikers en de kritieke aard van de systemen, waaraan hoge eisen worden gesteld op het gebied van beveiliging en beschikbaarheid.

Keuze van instrumenten



Een verordening van het Europees Parlement en de Raad op basis van artikel 62, punt 2, onder a), artikel 62, punt 2, onder b), onder ii), artikel 63, punt 1, onder a), artikel 63, punt 3, onder b), en artikel 66 van het EG-Verdrag is het meest geschikte instrument voor de instelling van een orgaan voor de uitvoering van titel IV van het EG-Verdrag.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het agentschap zal worden gefinancierd uit de algemene begroting van de Europese Unie. De kredieten ter dekking van de activiteiten van het agentschap zijn afkomstig van de kredieten die in het kader van de financiële programmering voor 2011–2013 zijn opgenomen in de begrotingsonderdelen 18 02 04 (Schengeninformatiesysteem (SIS II)), 18 02 05 (Visuminformatiesysteem) en 18 03 11 (Eurodac). Het financieel memorandum dat aan dit voorstel is gehecht, geldt ook voor het voorstel voor een besluit van de Raad waarbij het bij verordening XX opgerichte agentschap belast wordt met taken die verband houden met het operationele beheer van SIS II en het VIS in het kader van de uitvoering van titel VI van het EU-Verdrag.

4.

Aanvullende informatie



Vereenvoudiging



Het voorstel is in overeenstemming met het streven naar vereenvoudiging van de wetgeving doordat voor een aantal IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht één gemeenschappelijke operationele beheersstructuur wordt ingesteld.

5.2. Evaluatie

In artikel 27 van de voorgestelde verordening is een evaluatieclausule opgenomen.