Toelichting bij COM(2009)477 - Aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-verdragsgebied

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

De doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) – een uit economisch, ecologisch en sociaal oogpunt duurzame exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen garanderen aan de hand van het voorzorgsbeginsel en een op het ecosysteem gebaseerde aanpak – gelden tevens voor wateren buiten de territoriale en de EG-wateren. De Europese Gemeenschap is net als Bulgarije, Cyprus, Frankrijk, Griekenland, Italië, Malta, Roemenië, Slovenië en Spanje, verdragsluitende partij bij de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (“GFCM”), een regionale organisatie voor visserijbeheer die is opgericht op grond van artikel XIV van de oprichtingsakte van de FAO. De GFCM kan op basis van wetenschappelijk advies aanbevelingen en resoluties aannemen voor het bevorderen van de ontwikkeling, de instandhouding, het rationele beheer en het optimale gebruik van bestanden levende aquatische hulpbronnen in de Middellandse en de Zwarte Zee op een als duurzaam beschouwd niveau met een laag risico van instorting van die bestanden.

De door de GFCM aangenomen aanbevelingen zijn bindend voor alle bij de GFCM aangesloten partijen en dienen derhalve ook in Gemeenschapsrecht te worden omgezet voor zover de inhoud ervan al niet wordt gedekt door de reeds bestaande Gemeenschapswetgeving.

Tot voor kort zijn de door de GFCM aangenomen aanbevelingen telkens voor bepaalde tijd omgezet in Gemeenschapsrecht, en wel via de jaarlijkse verordeningen inzake de vangstmogelijkheden[1]. Het permanente karakter van deze aanbevelingen vergt echter een meer permanent rechtsinstrument voor omzetting in het Gemeenschapsrecht. Tegen deze achtergrond lijkt het dienstig deze aanbevelingen om te zetten via een enkel rechtsbesluit dat later kan worden gewijzigd om er eventuele nieuwe aanbevelingen in te integreren. Hierdoor wordt niet alleen de rechtszekerheid bevorderd, maar wordt bovendien een belangrijke stap richting vereenvoudiging gezet.

Aangezien de door de GFCM aangenomen aanbevelingen qua inhoud en verplichtingen vaak geheel of gedeeltelijk worden gedekt door reeds bestaande Gemeenschapswetgeving, moeten waar passend slechts de aspecten ervan die verschillen van de Gemeenschapswetgeving, en de daaraan verbonden verplichtingen worden omgezet.

Aangezien de GFCM-aanbevelingen van toepassing zijn op het volledige GFCM-verdragsgebied (de Middellandse Zee, de Zwarte Zee en de daar mee in verbinding staande wateren als opgenomen in bijlage II bij Besluit 1998/416/EG van de Raad van 16 juni 1998[2]), moeten zij omwille van de duidelijkheid van de Gemeenschapswetgeving worden omgezet in een aparte verordening en niet in Verordening (EG) nr. 1967/2006, die slechts betrekking heeft op de Middellandse Zee.

Om redenen van autonomie gebruikt de GFCM op het vlak van maatregelen inzake ruimtelijk beheer het begrip “voor de visserij beperkte gebieden”. Dit begrip is gelijkwaardig aan dat in Verordening (EG) nr. 1967/2006 (“tegen de visserij beschermde gebieden”).

Het onderhavige voorstel van de Europese Commissie behelst een verordening tot omzetting van de aanbevelingen die de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) tijdens haar jaarlijkse vergaderingen heeft aangenomen.