Toelichting bij COM(2009)541 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 708/2007 inzake het gebruik van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel



Verordening (EG) nr. 708/2007 van de Raad van 11 juni 2007 inzake het gebruik van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur is op 11 juni 2007 vastgesteld. Het bij die verordening vastgestelde kader voor aquacultuurpraktijken met betrekking tot uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten heeft tot doel de mogelijke impact van deze soorten en in hetzelfde ecosysteem levende niet-doelsoorten op de aquatische habitats te evalueren en tot een minimum te beperken. De verordening verplicht de lidstaten tot het opzetten van een vergunningssysteem.

Krachtens artikel 2, lid 7, van de verordening kunnen introducties en translocaties voor gebruik in “gesloten aquacultuurvoorzieningen” in de toekomst, op basis van nieuwe wetenschappelijke informatie en nieuw wetenschappelijk advies, worden vrijgesteld van de in hoofdstuk III bedoelde vergunningsplicht.

Binnen het zesde kaderprogramma is financiering verleend voor een gecoördineerde actie inzake de milieu-impact van uitheemse soorten in de aquacultuur (het “IMPASSE”-project). Algemene doelstelling daarvan was richtsnoeren te ontwikkelen voor de toepassing van ecologisch gezonde praktijken bij introducties en translocaties in de aquacultuur. Bovendien zou met bijzondere aandacht worden nagegaan of, op grond van de communautaire voorschriften, op het land gelegen moderne gesloten aquacultuurvoorzieningen als biologisch veilig kunnen worden beschouwd en in hoeverre een onderscheid kan worden gemaakt tussen verplaatsingen naar die voorzieningen en verplaatsingen naar open aquacultuurvoorzieningen.

In het recent ingediende slotverslag over het IMPASSE-project wordt een werkdefinitie gegeven van “gesloten aquacultuurvoorzieningen” waarvoor het risiconiveau dat samenhangt met uitheemse soorten aanzienlijk kan worden verlaagd, eventueel tot een aanvaardbaar niveau, indien de mogelijkheid dat doelorganismen en niet-doelorganismen ontsnappen wordt tegengegaan tijdens het vervoer en, aan de hand van duidelijk omschreven protocollen, in de ontvangende voorziening. Dit betekent dat introducties en translocaties voor gebruik in dergelijke voorzieningen onder bepaalde voorwaarden kunnen worden vrijgesteld van de vergunningsplicht. De definitie van “gesloten aquacultuurvoorzieningen” die in het kader van IMPASSE is voorgesteld, is gedetailleerder en strikter dan die in artikel 3, punt 3, van Verordening (EG) nr. 708/2007 van de Raad. In de IMPASSE-definitie wordt vastgesteld welke de voornaamste kenmerken zijn die een 'gesloten aquacultuurvoorziening' moet hebben om de biobeveiliging ervan te verzekeren.

Volgens de bevindingen in het kader van IMPASSE dient onder een “gesloten systeem” te worden verstaan: een aquacultuurvoorziening waaruit de lozing/lozingen pas na screening, filtering of percolatie en behandeling in contact komt/komen met open water teneinde de ontsnapping van doelsoorten of daarbij horende organismen te voorkomen.

Gesloten inperkingssystemen moeten zijn voorzien van een technologische barrière die contact tussen wilde en gekweekte aquatische organismen volledig voorkomt. Gesloten voorzieningen zijn doorgaans gebaseerd op recirculatiesystemen. Het risico van ontsnapping uit dergelijke systemen is zeer laag (Occhipinti et al. 2008). De grootste problemen ontstaan dan ook bij de verplaatsing van organismen uit of naar de voorziening.

Dankzij het gebruik van deze systemen wordt uitgesloten dat vaste afvalstoffen in de aquatische omgeving terechtkomen en dat doel- en niet-doelorganismen uit de voorziening ontsnappen. Bovendien wordt van deze systemen verwacht dat zij een einde maken aan de overdracht van ziekten en parasieten tussen wilde en gekweekte aquatische organismen en aan bedrijfsverliezen als gevolg van milieufactoren, zoals overstroming, roofdieren (bijv. vogels), diefstal en vandalisme.

De belangrijkste onderdelen van een dergelijk systeem zijn een fysieke barrière tussen wilde en gekweekte organismen, de behandeling van vast afvalstoffen, de adequate verwijdering van dode organismen en monitoring en behandeling van binnenkomend en buitengaand water.

Bij het definiëren van deze systemen moet in aanmerking worden genomen dat water niet het enige medium is waarmee parasieten, ziekten en andere soorten kunnen worden overgedragen. Deze kunnen zich eveneens verspreiden via, onder meer, vervoerssystemen of inadequate afvalverwijdering.

Daarom kan ervan worden uitgegaan dat aan bepaalde voorwaarden verbonden verplaatsingen van uitheemse of plaatselijk niet-voorkomende soorten voor gebruik in duidelijk omschreven en biologisch veilige gesloten aquacultuurvoorzieningen een laag en aanvaardbaar risico inhouden en bijgevolg kunnen worden vrijgesteld van toepassing van de vergunningsprocedure. Doel van dit voorstel is de definitie van “gesloten aquacultuurvoorziening” op een aantal technische punten te wijzigen om introducties en translocaties voor gebruik in dergelijke voorzieningen vrij te stellen van de vergunningsplicht in hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 708/2007 van de Raad. Hiermee wordt beoogd de administratieve rompslomp te beperken en tegelijkertijd een adequaat milieubeschermingsniveau te waarborgen bij het gebruik van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur.

Algemene context



Naarmate vervoer, handel, reizen en toerisme toenemen, worden in een snel tempo steeds meer soorten buiten hun natuurlijke verspreidingsgebied geïntroduceerd. De invasie van niet-inheemse soorten wordt algemeen erkend als een van de voornaamste oorzaken van het mondiale verlies aan biodiversiteit. Bovendien heeft dit fenomeen ook een ecologische, economische en sociale impact. Uitheemse soorten kunnen nieuwe ziekten met zich meebrengen, ecosystemen veranderen, in concurrentie gaan met inheemse soorten, enz..

Een beperkte dimensie van het probleem wordt aangepakt met Verordening (EG) nr. 708/2007 van de Raad. De volgende gegevens die zijn voortgekomen uit een aantal recente projecten van de Gemeenschap (IMPASSE en DAISY) helpen het algemene beeld te verduidelijken. Volgens deze gegevens vindt de introductie van uitheemse soorten in de Europese kustwateren en binnenwateren voornamelijk plaats via ballastwater en verontreinigingsbronnen van schepen (30 % van alle introducties), via mariene en binnenkanalen (24 %) en via aquacultuur- en bezettingspraktijken (20 %). De resterende 26 % is terug te voeren op sierproducten, onderzoek en onbekende oorzaken. In december 2008 heeft de Commissie de mededeling “Naar een EU-strategie ten aanzien van invasieve soorten” gepubliceerd met als doel een globale strategie op EU-niveau te ontwikkelen om de negatieve impact van invasieve soorten aan te pakken.

Bovendien heeft de Commissie in haar “Strategie voor de duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur” uit 2002 reeds gewezen op de noodzaak de risico’s die gepaard gaan met de introductie van uitheemse soorten in de aquacultuur te verminderen. Naar aanleiding daarvan is op 11 juni 2007 Verordening (EG) nr. 708/2007 van de Raad inzake het gebruik van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur vastgesteld. Er is toen echter geen besluit genomen over de biologische veiligheid van 'gesloten aquacultuurvoorzieningen". De standpunten van de lidstaten liepen op dit punt uiteen en bovendien was geen wetenschappelijk advies beschikbaar om een eventueel besluit te ondersteunen. Daarom werd de beslissing over de vraag of introducties en translocaties voor gebruik in dergelijke voorzieningen mogen worden vrijgesteld van de vergunningsplicht, uiteindelijk uitgesteld.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



Verordening (EG) nr. 708/2007 inzake het gebruik van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur.

- Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van Unie

Het voorstel is in overeenstemming met andere beleidsgebieden en –doelstellingen van de Unie die erop gericht zijn een hoog niveau van milieubescherming te waarborgen en de administratieve rompslomp te vereenvoudigen en te beperken.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Bij het opstellen van het voorstellen werden de resultaten van het IMPASSE-project als technische basis gebruikt. Deze gecoördineerde actie werd uitgevoerd door 14 partners en stond onder toezicht van de Universiteit van Hull. De Federatie van Europese Aquacultuurproducenten (FEAP) heeft eveneens aan dit project deelgenomen. In het kader van IMPASSE werden twee druk bezochte workshops georganiseerd (Hongarije 2007 en Italië 2008). Een van de onderwerpen was de aanpak voor de “gesloten aquacultuurvoorzieningen”. Naar aanleiding van de resultaten van de in punt 1 toegelichte beoordelingen en besprekingen besloot het consortium tot een striktere definiëring van 'gesloten aquacultuurvoorzieningen'.

- Effectbeoordeling en raadpleging van belanghebbende partijen

Verordening (EG) nr. 708/2007 is van toepassing op alle aquacultuurvoorzieningen. Bij de vaststelling ervan is echter geen besluit genomen over de biologische veiligheid van “gesloten aquacultuurvoorzieningen”. Niettemin wordt een onderscheid gemaakt tussen verplaatsingen naar dergelijke voorzieningen en verplaatsingen naar andere voorzieningen en worden de eerstbedoelde verplaatsingen doorgaans beschouwd als 'routinematige verplaatsingen' waarvoor geen voorafgaande milieurisicobeoordeling nodig is (artikel 2, lid 6).

In de definitie die in het kader van het IMPASSE-project voor 'gesloten aquacultuurvoorzieningen' is vastgesteld, zijn de kenmerken opgenomen die deze voorzieningen moeten vertonen om als biologisch veilig te worden beschouwd. Deze definitie is niet alleen strikter, maar zorgt tevens voor een betere milieubescherming. Indien de huidige, in artikel 3, punt 3, vastgestelde definitie van “gesloten aquacultuurvoorzieningen” wordt gewijzigd conform de IMPASSE-bevindingen, kunnen introducties en translocaties voor gebruik in dergelijke voorzieningen worden vrijgesteld van de vergunningsplicht. Dit impliceert een wijziging van Verordening (EG) nr. 708/2007 van de Raad die niet via de comitologieprocedure kan worden uitgevoerd. Op dit punt dient erop te worden gewezen dat de bevindingen van het IMPASSE-project inzake gesloten aquacultuurvoorzieningen zijn uiteengezet in het Comité van beheer voor de visserij en de aquacultuur en dat een groot aantal lidstaten voorstander was om de bestaande definitie te wijzigen teneinde de bovenbedoelde vrijstelling mogelijk te maken. In dat licht is het onderhavige voorstel tot wijziging van Verordening (EG) nr. 708/2007 van de Raad voorbereid. Doel ervan is de administratieve rompslomp die met de vergunningsprocedure gepaard gaat, af te schaffen voor “gesloten aquacultuurvoorzieningen” die als biologisch veilig kunnen worden beschouwd.

De voorgestelde wijziging behelst geen grote of substantiële wijziging van de verordening. Om de beoogde vrijstelling te kunnen invoeren, moet de definitie van “gesloten aquacultuurvoorzieningen", met de daaraan gerelateerde bepalingen, enkel uit technisch oogpunt worden aangepast

Het voorstel voor Verordening (EG) nr. 708/2007 van de Raad ging vergezeld van een effectbeoordeling (SEC (2006) 421). De gecoördineerde IMPASSE-actie voorziet reeds in de technische grondslag die nodig is om introducties en translocaties voor gebruik in 'gesloten aquacultuurvoorzieningen' vrij te stellen van de vergunningsplicht. Bovendien zal het voorstel erg beperkte consequenties hebben aangezien het uitsluitend van toepassing is op “gesloten aquacultuurvoorzieningen”. Het voordeel dat deze voorzieningen uit de voorgestelde vereenvoudiging zullen halen, is echter wel degelijk reëel aangezien tijdrovende en geldverslindende vergunningsprocedures worden afgeschaft. Deze wijziging zal niet alleen zorgen voor het behoud van het milieubeschermingsniveau, maak ook positieve sociale en economische gevolgen met zich brengen aangezien de aan de vergunningsprocedures verbonden kosten voor de betrokken voorzieningen wegvallen. Het opstellen van een specifieke effectbeoordeling voor deze beperkte wijziging van de verordening heeft bijgevolg geen meerwaarde aangezien het onderhavige voorstel slechts betrekking heeft op een uitvoeringsbesluit over een technische kwestie met marginale gevolgen. Het werk en de tijd die nodig zijn voor het opstellen van een formele effectbeoordeling, zouden met andere woorden niet in verhouding staan tot het nut ervan.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel



Krachtens artikel 2, lid 7, van Verordening (EG) nr. 708/2007 van de Raad kunnen de introductie en de translocatie voor gebruik in gesloten aquacultuurvoorzieningen in de toekomst, op basis van nieuwe wetenschappelijke informatie en nieuw wetenschappelijk advies, worden vrijgesteld van de in hoofdstuk III bedoelde vergunningsplicht.

Doel van het voorstel is biologisch veilige 'gesloten aquacultuurvoorzieningen' vrij te stellen van de vergunningsplicht in hoofdstuk III van de verordening. Mede op basis van het wetenschappelijk advies wordt voorgesteld de huidige definitie van “gesloten aquacultuurvoorzieningen” te wijzigen door verplichte kenmerken voor deze voorzieningen vast te stellen die moeten garanderen dat doelsoorten en niet-doelsoorten niet naar het natuurlijke milieu kunnen ontsnappen. Bovendien wordt een nieuwe bepaling opgenomen aangaande het vervoer van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten naar “gesloten aquacultuurvoorzieningen”. De lidstaten dienen bijgevolg een lijst van gesloten aquacultuurvoorzieningen op te stellen. Deze lijst wordt bekendgemaakt en geregeld bijgewerkt op een website die in het kader van Verordening (EG) nr. 535/2008 van de Commissie is opgezet. De nieuwe bepalingen worden ingevoerd aan de hand van de wijziging van bepaalde artikelen en van bijlage I.

Rechtsgrondslag



Artikel 37 en artikel 299, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Subsidiariteitsbeginsel



Dit voorstel valt binnen de werkingssfeer van het gemeenschappelijk visserijbeleid, waarvoor uitsluitend de Gemeenschap bevoegd is. Het subsidiariteitsbeginsel is dus niet van toepassing.

Evenredigheidsbeginsel



Het voorstel beantwoordt aan het evenredigheidsbeginsel. De voorgestelde wijziging brengt een goed evenwicht teweeg tussen de bescherming van het milieu en de behoeften van de aquacultuursector. Verplaatsingen naar “gesloten aquacultuurvoorzieningen” die voldoen aan de normen voor een adequate bescherming dienen te worden vrijgesteld van de administratieve verplichtingen en de kosten die verbonden zijn aan de in de verordening vastgestelde vergunningsprocedure. Vereenvoudiging en inperking van de administratieve rompslomp zijn belangrijke doelstellingen.

Keuze van instrumenten



Krachtens artikel 2, lid 7, van Verordening (EG) nr. 708/2007 van de Raad wordt het besluit over de vraag of verplaatsingen van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten naar “gesloten aquacultuurvoorzieningen” mogen worden vrijgesteld van de in de verordening vastgestelde vergunningsplicht, genomen volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure (comitologie). De wijziging van zowel de definitie van 'gesloten aquacultuurvoorzieningen' als een aantal bepalingen van de verordening, die nodig is om dergelijke verplaatsingen van de vergunningsplicht vrij te stellen, kan echter niet via de comitologieprocedure worden vastgesteld. Een verordening van de Raad kan slechts bij een andere verordening worden gewijzigd.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Europese Unie.