Toelichting bij COM(2008)817 - Rechten van autobus- en touringcarpassagiers - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2008)817 - Rechten van autobus- en touringcarpassagiers. |
---|---|
bron | COM(2008)817 |
datum | 04-12-2008 |
Motivering en doel van het voorstel
De markt voor het internationaal vervoer van personen per autobus- en touringcar is reeds geliberaliseerd. Deze markt is opengesteld bij Verordening (EEG) nr. 684/92 als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 11/98. Samen met Verordening (EG) nr. 12/98 betreffende de toegang van buitenlandse autobus- en touringcarvervoerders tot de binnenlandse vervoersmarkt, vormt deze verordening de hoeksteen van de interne markt voor het internationaal personenvervoer over de weg[1]. De interne vervoersmarkt biedt de Europese burger aanzienlijke voordelen, zoals een grotere keuze aan bestemmingen en aantrekkelijke reisaanbiedingen. De opheffing van de grenzen en de groei van het reizigersvervoer gingen evenwel niet altijd gepaard met voldoende maatregelen om de passagiersrechten te beschermen. Aangezien autobus- en touringcarvervoer van vitaal belang is om naar het werk te gaan, familie en vrienden te bezoeken en voor toerisme en vrije tijd en een slechte toegang tot dat vervoer de integratie van talrijke burgers in de maatschappij ernstig kan bemoeilijken, een situatie die nadelig is voor de hele samenleving, is het erg belangrijk dat de rechten inzake de toegang tot en de regels met betrekking tot de prestaties van autobus- en touringcarvervoer stevig worden verankerd. In het Witboek 'Het Europese vervoersbeleid tot het jaar 2010: tijd om te kiezen'[2] had de Commissie zich voorgenomen voor alle vervoerswijzen passagiersrechten vast te stellen teneinde de gebruiker centraal te stellen in het Europese vervoersbeleid. De behoefte aan maatregelen op dit gebied werd in 2005 nogmaals benadrukt in de mededeling over de versterking van de passagiersrechten in de Europese Unie[3], waarin de Commissie een beleid voorstelde om de maatregelen ter bescherming van passagiers uit te breiden tot alle vervoersmodaliteiten, behalve de luchtvaart. De Commissie heeft bepaald welke rechten op communautair niveau moeten worden versterkt, ongeacht de gebruikte vervoerswijze[4].
Wat het busvervoer betreft, zijn er volgens de Commissie drie knelpunten: 1) de rechten van personen met beperkte mobiliteit, 2) aansprakelijkheidskwesties en 3) compensatie en bijstand bij onderbreking van de reis.
In haar mededeling van 22 juni 2006 'Europa duurzaam in beweging - Duurzame mobiliteit voor ons continent - Tussentijdse evaluatie van het Witboek Vervoer van 2001 van de Commissie'[5] heeft de Commissie zich ertoe verbonden te onderzoeken hoe bij alle vervoerswijzen de kwaliteit van de dienstverlening kan worden verbeterd en de essentiële passagiersrechten kunnen worden gewaarborgd.
1.2. Autobus- en touringcarvervoer
Het autobus- en touringcarvervoer bezit een aantal specifieke kenmerken, die belangrijk zijn voor zowel de vervoerders als de passagiers.
Uitgedrukt in passagierskilometer vertegenwoordigt het autobus- en touringcarvervoer 9,3% van alle vervoer over land binnen de Europese Unie en is busvervoer na de personenwagen (82,8%) nog steeds de belangrijkste vorm van vervoer voor het publiek (een aandeel van 8,3% van alle vervoerswijzen)[6]. De sector kende een gestage groei van 5,8%, van 474 miljoen passagierskilometer in 1995 tot 502 miljoen in 2004[7]. Het aantal internationale autobus- en touringcarpassagiers wordt geraamd op 72,8 miljoen per jaar.
Bij andere vervoerswijzen, met name in de luchtvaart, genieten passagiers reeds een degelijke bescherming op grond van een aantal door de Gemeenschap vastgestelde rechten.
In tegenstelling tot andere vervoerswijzen bestaan er voor het autobus- en touringcarvervoer geen internationale overeenkomsten (met uitzondering van het Verdrag inzake de overeenkomst voor het internationaal vervoer van reizigers en bagage over de weg (CVR)[8], dat slechts door drie lidstaten is geratificeerd), noch communautaire regelgeving ter bescherming van de passagiersrechten.
De bescherming die autobus- en touringcarpassagiers genieten, verschilt van lidstaat tot lidstaat. Passagiers kunnen zich beroepen op nationale aansprakelijkheidsregels, de wetgeving inzake eerlijke handelspraktijken en vrijwillige verbintenissen van exploitanten inzake dienstverlening aan hun klanten. In een aantal landen hebben exploitanten uitvoerige vrijwillige verbintenissen gesloten, die voorzien in procedures voor de behandeling van klachten en de beslechting van geschillen, maar in de meeste lidstaten is dat niet het geval. Op dit moment bestaan er geen gemeenschappelijke regels voor de behandeling van klachten en de beslechting van geschillen tussen passagiers en vervoersondernemingen. Dit staat een eerlijke concurrentie tussen exploitanten uit verschillende lidstaten in de weg.
De regels inzake de aansprakelijkheid van de exploitanten lopen sterk uiteen en niet overal wordt bij onderbreking van de reis bijstand gewaarborgd. In tegenstelling tot andere vervoerswijzen, zijn voor het autobus- en touringcarvervoer op internationaal of communautair niveau[9] nog geen aansprakelijkheidsregels vastgesteld. Bij internationale reizen is het voor de passagiers moeilijk om te achterhalen welke aansprakelijkheidsregeling van toepassing is bij ongevallen[10].
Met betrekking tot informatie aan de reizigers bestaan er algemene verplichtingen[11] op grond waarvan de exploitant de gevolgde route, de haltes, de dienstregeling, de tarieven en de reisvoorwaarden bekend dient te maken. In kritieke situaties, wanneer de reis wordt onderbroken, worden reizigers niet altijd voldoende geïnformeerd.
In het algemeen zijn autobus- en touringcarpassagiers eerder 'kwetsbaar' in termen van inkomen. Het beperkte autobus- en touringcaraanbod voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit kan een belemmering vormen voor de integratie van deze mensen in de samenleving.
1.3. Belangrijkste aspecten
Doel van het voorstel is de rechten van autobus- en touringcarpassagiers vast te stellen om de aantrekkelijkheid van en het vertrouwen in autobus- en touringcarvervoer te verbeteren en gelijke concurrentievoorwaarden tot stand te brengen tussen vervoerders uit verschillende lidstaten en tussen de verschillende vervoerswijzen.
Het voorstel bevat bepalingen over de volgende aspecten:
- aansprakelijkheid bij overlijden of letsel van passagiers of bij verlies of beschadiging van hun bagage;
- non-discriminatie op basis van nationaliteit of woonplaats in de door autobus- of touringcarexploitanten aan passagiers aangeboden voorwaarden;
- bijstand voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit;
- verplichtingen voor autobus- en touringcarexploitanten bij annulering of vertraging van een reis;
- informatieplicht;
- klachtenbehandeling;
- algemene voorschriften inzake handhaving.
2. Toepassingsgebied
Dit voorstel heeft betrekking op autobus- en touringcardiensten. Het aspect toegang tot de markt is op communautair niveau reeds geregeld bij Verordening (EEG) nr. 684/92 van de Raad van 16 maart 1992 houdende gemeenschappelijke regels voor het internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen, als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 11/98.
Binnenlands stedelijk, voorstedelijk en regionaal vervoer over korte afstand valt meestal onder openbaredienstcontracten, waarin veel aandacht wordt besteed aan de rechten van passagiers en de kwaliteit van de dienstverlening. De verplichtingen van busexploitanten en de passagiersrechten die daar tegenover staan, zijn in die gevallen vastgesteld in de nationale wetgeving. De lidstaten kunnen ervoor opteren deze diensten buiten de werkingssfeer van deze verordening te houden wanneer de door die contracten gewaarborgde bescherming van de passagiersrechten vergelijkbaar is met de bescherming waarin deze verordening voorziet.
De lidstaten voorzien in uiteenlopende oplossingen voor passagiers en in een verschillend beschermingsniveau wat betreft de aansprakelijkheid van de exploitant en de bijstand voor personen met een handicap. Dit voorstel moet een antwoord bieden op situaties die kritiek zijn door een gebrek aan passende bijstand en hulp. Buiten hun woonplaats bevinden passagiers van langeafstandsbussen zich in een zeer kwetsbare positie wanneer de reis wordt onderbroken of er een ongeval gebeurt.
In eerste instantie stelt de Commissie voor een aantal problemen aan te pakken die, gelet op de complexiteit en/of internationale dimensie ervan, niet kunnen worden opgelost zonder een verregaande harmonisatie tussen de lidstaten (grensoverschrijdende reizen, internationale exploitanten).
3. Samenhang met andere EU-beleidsgebieden en -doelstellingen
Dit voorstel voor een verordening draagt bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het Verdrag door een betere bescherming van de consument te waarborgen, discriminatie en sociale uitsluiting van personen met een handicap tegen te gaan en de Europese burgers de kans te bieden ten volle profijt te trekken van de kansen die ontstaan dankzij de interne markt.
3.1. Consumentenbescherming
De vaststelling en versterking van passagiersrechten strookt met de hoge prioriteit die in het Verdrag van Amsterdam wordt toegekend aan de bescherming van de consument. In haar mededeling 'EU-strategie voor het consumentenbeleid 2007-2013 - Consumenten mondig maken, hun welzijn verbeteren en hun effectief bescherming bieden'[12] verklaart de Commissie de consument ook in andere EU-beleidsonderdelen centraal te willen stellen. In de mededeling wordt opgemerkt dat tegenwoordig reeds meer aandacht wordt besteed aan consumentenbelangen, onder meer in de luchtvaart. In de toekomst moet op deze resultaten worden voortgebouwd zodat nog consequenter aandacht wordt besteed aan consumentenbelangen. De Commissie zal de in de luchtvaartsector ingevoerde passagiersrechten, met name voor passagiers met een beperkte mobiliteit, derhalve uitbreiden tot andere vervoerswijzen.
3.2. Maatschappelijke integratie en grondrechten
Dit voorstel betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers, dat voorziet in het beginsel van non-discriminatie en bijstand voor personen met een handicap, sluit aan bij de doelstellingen om sociale uitsluiting tegen te gaan. Krachtens artikel 12 van het EG-Verdrag is elke discriminatie op grond van nationaliteit verboden. Onverminderd openbaredienstverplichtingen inzake sociale tarieven, mogen autobus- en/of touringcarondernemingen en verkopers van vervoerbewijzen in hun aan het grote publiek aangeboden vervoersvoorwaarden en tarieven geen onderscheid maken op grond van nationaliteit of woonplaats van de eindgebruikers, noch op grond van de vestigingsplaats binnen de Gemeenschap van de autobus- en/of touringcaronderneming of de verkoper van vervoerbewijzen. Het voorstel is tevens in overeenstemming met artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat elke discriminatie met name op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuigingen, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele geaardheid verbiedt. Het voorstel sluit eveneens aan bij artikel 13 van het EG-Verdrag, op grond waarvan de Gemeenschap, binnen de grenzen van de aan haar verleende bevoegdheden, maatregelen kan nemen om discriminatie te bestrijden. Ten slotte spoort het voorstel met het door alle EU-lidstaten ondertekende VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap.
3.3. Interne markt
Ten slotte waarborgt het voorstel passagiers een betere bescherming zodat zij ten volle kunnen profiteren van de interne markt. Dit voorstel biedt burgers, ook personen met beperkte mobiliteit, de kans de voordelen van de interne markt optimaal te benutten en het vertrouwen om daar gebruik van te maken. In de volgende fase van de interne markt staat het consumentenbeleid van de EU centraal, aldus de Commissie in haar mededeling aan de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad over de evaluatie van de interne markt[13]. De consument heeft baat bij de interne markt, die hem een ruimere keuze, lagere prijzen en een passende bescherming biedt. In dit kader bouwt de vaststelling van de rechten van autobus- en touringcarpassagiers voort op de in het kader van de interne markt reeds geboekte vooruitgang in de vervoerssector.
Raadpleging van belanghebbende partijen
In juli 2005 hield de Commissie een openbare raadpleging op basis van haar werkdocument over de passagiersrechten in het internationale autobus- en touringcarvervoer, waarin een overzicht werd geboden van diverse aspecten en problemen met betrekking tot de vaststelling van de passagiersrechten voor deze vervoerswijze en waarin de betrokken partijen werden opgeroepen een aantal vragen te beantwoorden. De raadpleging werd afgerond met de publicatie van de resultaten ervan[14] en een vergadering met de belanghebbenden op 29 maart 2006[15] in Brussel.
De binnengekomen reacties vertonen een duidelijke tegenstelling tussen de autobus- en touringcarondernemingen en hun verenigingen enerzijds en de consumentenorganisaties anderzijds. In het algemeen zijn de eerste van oordeel dat er geen of slechts een zeer beperkte behoefte is aan EU-regelgeving, terwijl de laatste aandringen op een uitgebreid pakket passagiersrechten. Ook over de economische en organisatorische structuur van de sector was er grote bezorgdheid en er bestond geen eensgezindheid over het toepassingsgebied van de verordening, noch over het al dan niet uitsluiten van bepaalden diensten, zoals lokale en regionale vervoersdiensten. De exploitanten voeren meestal aan dat er, gelet op de huidige economische situatie, geen extra lasten mogen worden opgelegd en dat er geen echte behoefte is aan regelgeving omdat veel aspecten reeds zijn geregeld, hetzij door nationale wetgeving, hetzij door vrijwillige verbintenissen van de sector. De consumentenorganisaties drongen daarentegen aan op brede communautaire maatregelen, aangezien de bescherming van passagiersrechten sterk varieert van land tot land.
Tussen de respondenten bestond geen eensgezindheid over de manier waarop de toegankelijkheid van vervoersdiensten en de bijstand aan autobus- en touringcarpassagiers met beperkte mobiliteit moet worden geregeld. Terwijl bepaalde exploitanten wijzen op de extra kosten en de moeilijke uitvoerbaarheid voor het hele wagenpark en stellen dat personen met beperkte mobiliteit over valabele alternatieven beschikken (gespecialiseerde autobus- en/of touringcarbedrijven), vrezen andere actoren voor de sociale uitsluiting van deze groep.
Voorts werd de bezorgdheid uitgedrukt dat bepalingen inzake compensatie bij vertragingen de verkeersveiligheid in het gedrang zouden kunnen brengen.
Een overzicht van de reacties op de openbare raadpleging, de verschillende bijdragen en het verslag van de hoorzitting van 29 maart 2006 zijn beschikbaar op: ec.europa.eu/transport/road/consultations
Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid
In juni 2006 ontving de Commissie het advies van het Europees forum voor energie en vervoer, waarin werd aangedrongen op communautaire maatregelen om de rechten van autobus- en touringcarpassagiers te versterken. De Commissie baseerde zich op de volgende studies: 'COST Action 349 - Accessibility of coaches and long-distance buses for people with reduced mobility', oktober 2005 en 'Evaluation and monitoring of trends with regard to passenger needs on the level of service and treatment of passengers' (SHORT 'EU SERVICE GUARANTEES - EUSG')[16].
Effectbeoordeling
In de effectbeoordeling, die overeenkomstig de richtsnoeren is uitgevoerd, kwamen vooral de volgende aspecten aan bod: een met andere vervoerswijzen vergelijkbare aansprakelijkheid van exploitanten bij overlijden of letsel van passagiers; compensatie en bijstand bij annulering of vertraging; regels inzake de toegankelijkheid, non-discriminatie en bijstand aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit; kwaliteitsnormen en informatieplicht; regels inzake klachtenbehandeling en toezicht op de naleving daarvan.
Er werden vier beleidsopties onderzocht:
De 'status quo'-optie: geen nieuwe EU-maatregelen.
De optie 'minimumbescherming' betekent dat een algemeen kader wordt gecreëerd met slechts minimumnormen inzake bescherming, aangevuld met een eventuele consolidering, wijziging en/of vereenvoudiging van de bestaande communautaire of nationale wetgeving (motorvoertuigenverzekering, de richtlijn inzake pakketreizen, de consumentenwetgeving).
De optie 'maximale bescherming' voorziet in communautaire wetgeving betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers in het internationaal vervoer (optie I) en zowel binnenlands (lange afstand, regionaal) en internationaal vervoer (optie II) voor reguliere en occasionele diensten. Deze optie waarborgt in alle lidstaten een uniforme en passende bescherming van passagiers.
De optie 'vrijwillige verbintenissen en zelfregulering': Deze optie veronderstelt dat autobus- en touringcarondernemingen vrijwillige zelfregulerende maatregelen ontwikkelen en invoeren voor vervoer binnen de EU/binnenlands vervoer om de rechten van autobus- en touringcarpassagiers beter te beschermen.
Samenvatting van de effectbeoordeling: 'Werkdocument van de diensten van de Commissie, effectbeoordeling bij het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechten van passagiers in het internationaal autobus- en touringcarvervoer':
Gelet op de uiteenlopende aspecten die in het kader van de effectbeoordeling zijn onderzocht, werden verschillende opties aangemerkt als meest doelmatige om tot een goede kosten-batenverhouding te komen.
Wat het non-discriminatiebeginsel en de bijstand aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit betreft is een combinatie van optie 2: minimumbescherming (uitsluitend voor ongeregeld vervoer) en optie 3.I: maximale bescherming (uitsluitend voor geregeld vervoer) als de beste optie geselecteerd. Om de toepassing van het non-discriminatiebeginsel te handhaven en te waarborgen dat bijstand wordt verleend aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, moet de voorgestelde beleidsoptie een optimale toegankelijkheid garanderen, waarbij exploitanten en terminalbeheerders verplicht worden in passende toegangsmiddelen te voorzien en tegelijk wordt vermeden dat de tarieven worden verhoogd.
Wat de aansprakelijkheid betreft, is uit de effectbeoordeling gebleken dat de grootste baten voor de passagiers, zonder significante stijging van de kosten, worden bereikt door de instelling van een 'volwaardige aansprakelijkheidsregeling'. Passagiers zullen een betere juridische en economische bescherming genieten en de verschillen door de nationale wetgevingen worden opgeheven.
De instelling van een brede regeling lijkt de beste waarborgen te bieden inzake bijstand en informatieplicht bij een onderbreking van de reis. Een betere bescherming van de passagiers zal tot een betere dienstverlening leiden. Anderzijds zal een betere dienstverlening de concurrentiepositie van de autobus- en touringcarondernemingen op het gebied van prijs en kwaliteit wellicht verstevigen. Derhalve opteert de Commissie voor een 'maximale bescherming' op het gebied van bijstand en informatieverstrekking.
De effectbeoordelingsrapporten en de bijlagen daarvan zijn bij dit voorstel gevoegd.
5. JURIDISCHE ASPECTEN
Rechtsgrondslag
De rechtsgrond voor dit voorstel is artikel 71 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, waarop de medebeslissingsprocedure van toepassing is.
Keuze van instrumenten
De belangrijkste doelstelling van het voorstel is een degelijke bescherming te waarborgen aan autobus- en touringcarpassagiers, ook aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit. De in dit voorstel vastgestelde regels dienen in de hele EU op uniforme en consequente wijze te worden toegepast. Een rechtstreeks toepasbare verordening is het meest geschikte instrument om een coherente toepassing van de regels in alle lidstaten te waarborgen. In het verleden heeft de Gemeenschap reeds geopteerd voor het instrument verordening om de rechten van vliegtuig- en treinpassagiers te beschermen. Om ook aan bus- en touringcarpassagiers vergelijkbare en afdwingbare rechten toe te kennen, wordt een verordening het meest geschikte instrument geacht.
Subsidiariteitsbeginsel
De bescherming van de passagiersrechten is, als onderdeel van de interne markt en het gemeenschappelijk vervoersbeleid, een Europese doelstelling waarvoor op communautair niveau een oplossing moet worden gevonden. De liberalisering van de markt en rekening houden met consumentenbelangen, met name van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, zijn twee complementaire aspecten van de interne markt. Gelet op het toenemende aantal consumenten die voor hun vrije tijd of werk binnen de Europese Unie reizen, wordt het steeds belangrijker te waarborgen dat zij, ongeacht de plaats waar ze zich bevinden, eenzelfde bescherming genieten. Doel van het voorstel is derhalve te waarborgen dat autobus- en touringcarpassagiers in de hele Unie dezelfde rechten en bescherming genieten.
Gelet op de internationale dimensie van deze vervoerswijze (reizen en/of touringcar- en busexploitanten) kan deze doelstelling niet voldoende door de lidstaten alleen worden gewaarborgd. De bestaande internationale overeenkomst (CVR-Verdrag van de VN-ECE) kan niet als een doeltreffend instrument worden beschouwd; ze is slechts door een kleine groep lidstaten geratificeerd. Derhalve is er behoefte aan communautaire maatregelen.
Evenredigheidsbeginsel
Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. De Commissie heeft haar voorstel beperkt tot de terreinen waarop behoefte is aan duidelijke communautaire regels en vermijdt de behandeling van aspecten die beter via zelfregulering kunnen worden geregeld. Het voorstel beperkt zich tot de gebieden waarvan duidelijk is en algemeen wordt erkend dat er behoefte is aan een communautair optreden. Het is derhalve evenredig met de beoogde doelstelling en passend in de omstandigheden waarin het wordt ingediend. Zonder harmonisering genieten passagiers in het beste geval verschillende rechten en in het slechtste geval helemaal geen juridische bescherming. Bovendien zou het voor passagiers moeilijk zijn te weten welke rechten ze in de verschillende landen genieten en derhalve om de naleving van die rechten af te dwingen.
5.5. Handhaving
Passagiers, met name gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, bevinden zich in een zwakke positie wanneer bus- en/of touringcarondernemingen hun verplichtingen niet nakomen. Het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap biedt personen die beweren het slachtoffer te zijn van een overtreding van het VN-Verdrag door een staat die partij is bij dat verdrag, de mogelijkheid daarvan aangifte te doen. De ontwikkeling van EU-regelgeving zal binnen de EU tot een meer uniforme wettelijke bescherming leiden. Een strikte handhaving van de voorgestelde verordening zal noodzakelijk zijn. Het voorstel van de Commissie bevat derhalve een bepaling op grond waarvan de lidstaten sancties dienen vast te stellen voor niet-naleving en een instantie dienen aan te wijzen die belast wordt met de handhaving van de verordening en de behandeling van klachten van passagiers. De filosofie van deze bepalingen lig in de lijn van de verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en de verordening inzake de rechten van gehandicapten en personen met verminderde mobiliteit die per vliegtuig reizen.
Europese economische ruimte
en Zwitserland
De voorgestelde verordening is relevant voor de Europese economische ruimte en dient derhalve ook voor de EER te gelden. Het voorstel is eveneens relevant voor Zwitserland.
5.7. Zelfregulering
De Commissie is zich ervan bewust dat autobus- en touringcarondernemingen een aantal vrijwillige verbintenissen hebben gesloten en zelfregulerende maatregelen hebben genomen om een degelijke dienstverlening te waarborgen. De Commissie beschouwt dergelijke regelingen nog steeds als een zinvolle aanvulling op de voorgestelde communautaire maatregelen.
6. Bepalingen van het voorstel
Hoofdstuk I
Dit hoofdstuk bevat algemene bepalingen betreffende het onderwerp, de definities en de werkingssfeer van de verordening. Het voorstel heeft betrekking op de aansprakelijkheid van autobus- en/of touringcarondernemingen, regels inzake non-discriminatie en verplichte bijstand voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit. Het voorstel voorziet tevens in verplichtingen voor autobus- en/of touringcarondernemingen bij onderbreking van de reis, alsmede regels inzake klachtenbehandeling en handhaving.
Artikel 1
Dit artikel omschrijft het onderwerp van de verordening.
Artikel 2
Dit artikel omschrijft het toepassingsgebied van de verordening.
Artikel 3
In dit artikel zijn de definities opgenomen.
Artikel 4
Dit artikel gaat over het bewijs van het sluiten van een vervoersovereenkomst en verbiedt het hanteren van discriminerende contractvoorwaarden op basis van nationaliteit of woonplaats van de passagiers.
Artikel 5
Dit artikel betreft de uitsluiting van ontheffing met betrekking tot de bij deze verordening vastgestelde rechten.
Hoofdstuk II
Dit hoofdstuk bevat de regels inzake de aansprakelijkheid van autobus- en/of touringcarondernemingen ten aanzien van passagiers en hun bagage. Passagiers hebben recht op een uniforme compensatie en de regels inzake de aansprakelijkheid van bus- en/of touringcarondernemingen worden geharmoniseerd. De aansprakelijkheid van de ondernemingen is niet begrensd. Bovendien kan de schade bij een ongeval onder bepaalde voorwaarden en tot een bepaald bedrag niet worden betwist. Passagiers die het slachtoffer worden van een ongeval hebben recht op voorschotten om het hoofd te bieden aan de economische moeilijkheden waarmee zij of hun familie door het overlijden of het letsel worden geconfronteerd. In dit hoofdstuk worden tevens regels vastgesteld voor compensatie bij verlies of beschadiging van bagage.
Artikel 6
Dit artikel heeft betrekking op de aansprakelijkheid bij overlijden of letsel van passagiers.
Artikel 7
Dit artikel bevat algemene regels inzake schade.
Artikel 8
Op grond van dit artikel zijn bus- en/of touringcarondernemingen verplicht voorschotten te betalen bij een ongeval
Artikel 9
In dit artikel zijn de regels vastgesteld voor compensatie bij verlies of beschadiging van bagage.
Hoofdstuk III
Dit hoofdstuk heeft voornamelijk betrekking op gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per bus of touringcar reizen. Deze categorie van passagiers kan vaak geen gebruik maken van autobussen of touringcars omdat deze diensten niet toegankelijk zijn en de autobus- en/of touringcarondernemingen niet de nodige bijstand verlenen. Dit hoofdstuk biedt een antwoord op dat probleem door elke discriminatie op grond van handicap of mobiliteitsbeperking bij de boeking van een reis of het instappen van het voertuig te verbieden. Dit doet geen afbreuk aan bepaalde bij wet vastgestelde uitzonderingen en afwijkingen, met name om veiligheidsredenen.
De reikwijdte van de verplichte bijstand in terminals en aanboord van het voertuig is bepaald in bijlage I. De bijstand wordt gratis verleend op voorwaarde dat de passagier vooraf heeft meegedeeld bijstand nodig te hebben en zich op een vastgesteld tijdstip voor het geplande vertrekuur in de terminal aanmeldt. Personeel van bus- en/of touringcaronderneming en terminalpersoneel moet op de hoogte zijn van de relevante bepalingen inzake bijstand aan gehandicapten.
Artikel 10
In dit artikel zijn bepalingen opgenomen om instapweigering op grond van een handicap of mobiliteitsbeperking te voorkomen.
Artikel 11
Dit artikel heeft betrekking op de afwijkingen, bijzondere voorwaarden en informatie over de in dit hoofdstuk vastgestelde regels.
Artikel 12
Dit artikel bevat algemene toegankelijkheidsregels voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit.
Artikel 13
Dit artikel regelt het recht op bijstand voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit.
Artikel 14
Dit artikel bevat de regels inzake bijstand in terminals.
Artikel 15
Dit artikel heeft betrekking op bijstand aan boord van het voertuig.
Artikel 16
In dit artikel worden de voorwaarden vastgesteld waaronder bijstand wordt verleend.
Artikel 17
Dit artikel betreft de melding van een verzoek om bijstand van gehandicapten of personen met beperkte mobiliteit aan derde partijen door bus- en/of touringcarondernemingen of verkopers van vervoerbewijzen.
Artikel 18
Dit artikel bepaalt dat aan het personeel een passende opleiding moet worden gegeven over vervoer van gehandicapten.
Artikel 19
In dit artikel zijn de regels vastgesteld voor compensatie bij verlies of beschadiging van mobiliteitshulpmiddelen.
Hoofdstuk IV
In dit hoofdstuk worden de verplichtingen van autobus- en touringcarondernemingen vastgesteld bij onderbreking van de reis door annulering of vertraging. Met name bij annulering en, voor geregelde diensten vertragingen van minstens 3 uur, vertragingen bij vertrek van meer dan twee uur, zijn de ondernemingen verplicht een redelijk alternatief te bieden binnen een vergelijkbare tijdspanne of, wanneer zulks niet mogelijk is, passagiers informatie te bieden over alternatieve reismogelijkheden. Indien zij niet aan deze verplichtingen voldoen, dienen de ondernemingen een compensatie te betalen van 50% van de prijs van het vervoerbewijs. Passagiers hebben steeds recht op reisinformatie.
Artikel 20
Dit artikel bevat algemene regels inzake de aansprakelijkheid voor uitval en grote vertragingen. De werkingssfeer van het recht op informatie, rerouting en/of terugbetaling en compensatie bij uitval of grote vertraging wordt afgebakend.
Artikel 21
Dit artikel regel het recht op reisinformatie.
Artikel 22
Dit artikel regelt het aanvragen van extra compensatie.
Artikel 23
Dit artikel verplicht autobus- en/of touringcarondernemingen om samen te werken teneinde regelingen uit te werken om de passagiersrechten en de kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren.
Hoofdstuk V
Dit artikel verplicht autobus- en/of touringcarondernemingen interne procedures voor klachtenbehandeling in te stellen. Het onderzoek van reizigersklachten dient binnen strikte termijnen te gebeuren. Vervoersondernemingen en terminalbeheerders zijn verplicht de passagiers op de hoogte te brengen van hun rechten.
Artikel 24
Dit artikel heeft betrekking op de reisinformatie die moet worden verstrekt door autobus- en/of touringcarondernemingen en door terminalbeheerders.
Artikel 25
Dit artikel verplicht autobus- en/of touringcarondernemingen en terminalbeheerders passagiers in kennis te stellen van hun rechten op grond van deze verordening.
Artikel 26
Dit artikel bevat de regels inzake de klachtenbehandelingsprocedure.
Hoofdstuk VI
Dit hoofdstuk voorziet in handhavingsregels en een passend institutioneel kader. De lidstaten dienen een nationale handhavingsinstantie in te stellen waar reizigers terecht kunnen met klachten over de vermeende schending van hun rechten uit hoofde van deze verordening. Deze nationale instanties dienen onderling samen te werken. Bovendien dienen de lidstaten te voorzien in afschrikkende boetes in geval de passagiersrechten niet worden geëerbiedigd.
Artikel 27
Dit artikel regelt de handhaving van deze verordening, met inbegrip van de instelling van een nationale handhavingsinstantie.
Artikel 28
Op grond van dit artikel dienen handhavingsinstanties een jaarverslag over hun activiteiten te publiceren.
Artikel 29
Dit artikel regelt het beginsel van de onderlinge samenwerking tussen nationale handhavingsinstanties.
Artikel 30
Dit artikel heeft betrekking op de door de lidstaten op te leggen boetes.
Hoofdstuk VII
Op grond van dit hoofdstuk dient de Commissie drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening verslag uit te brengen aan het Europees Parlement en de Raad over de werking van de verordening. De verordening wordt 20 dagen na publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie van kracht en treedt één jaar na die datum in werking.
Artikel 31
Dit artikel omschrijft de verslagleggingsplicht van de Commissie.
Artikel 32
Dit artikel betreft de wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming.
Artikel 33
In dit artikel wordt vastgelegd wanneer de verordening in werking treedt.
Bijlage I
Deze bijlage regelt de mate waarin bijstand moet worden verleend aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit a) in terminals en b) aan boord van autobussen en touringcars.
Bijlage II
Deze bijlage betreft de inhoud van de opleiding over het vervoer van personen met een handicap.