Toelichting bij COM(2009)582 - Machtiging van Letland een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 193 van de btw-richtlijn

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel


Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna 'de btw-richtlijn' genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen. Bij brief, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 3 maart 2009, heeft de Republiek Letland (hierna 'Letland' genoemd) verzocht om een maatregel te mogen blijven toepassen die afwijkt van artikel 193 van de btw-richtlijn. Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 22 september 2009 van het verzoek van Letland in kennis gesteld. Bij brief van 24 september 2009 heeft de Commissie Letland meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

Algemene context


De houtmarkt in Letland wordt in sterke mate gekenmerkt door kleine bedrijven en individuele leveranciers, waarvan vaak is gebleken dat zij slechts een tijdelijk karakter hebben, moeilijk door de belastingdienst te controleren zijn en daardoor vaak als vehikel voor belastingontduiking fungeren. Een typische vorm van ontduiking bestaat erin dat leveringen worden gefactureerd waarna de leverancier verdwijnt zonder de belasting te voldoen, terwijl de afnemer over een geldige factuur beschikt om de btw in aftrek te brengen. De voorgestelde bepaling voorziet erin dat in het geval van transacties die betrekking hebben op hout, de ontvanger van de goederen of de diensten onder bepaalde omstandigheden de tot voldoening van de btw gehouden persoon wordt. Deze bepaling wijkt af van de algemene regel van artikel 193 van de btw-richtlijn, waarin is vastgesteld dat de belasting wordt verschuldigd door de leverancier of de dienstverrichter. In de praktijk betekent dit dat de leverancier van de goederen zijn afnemer geen btw in rekening brengt voor zover deze btw-plichtig is. De afnemer neemt, mits hij een volledig recht op aftrek heeft, de btw op de levering in zijn aangifte op en brengt deze tegelijkertijd in mindering, waardoor er in de praktijk geen btw aan de schatkist wordt betaald. De machtiging voor deze derogatiemaatregel (die afwijkt van de toen geldende Zesde Richtlijn (Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145 van 13.6.1977)), die zonder ingrijpende materiële wijzigingen is vervangen door de btw-richtlijn) is oorspronkelijk verleend in de Toetredingsakte van 2003 (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 33), meer bepaald in hoofdstuk 7, punt 1, onder b), van bijlage VIII, tot eind april 2005. Zij is vervolgens bij Beschikking 2006/42/EG van de Raad van 24 januari 2006 (PB L 25 van 28.1.2006, blz. 31) verlengd tot 31 december 2009. Naar de Commissie begrijpt, zijn de juridische en feitelijke omstandigheden van de oorspronkelijke derogatie nog steeds relevant en heeft Letland dankzij de vorige derogatie het risico op btw-ontduiking kunnen verminderen en de belastingheffing op de houtmarkt kunnen vereenvoudigen. De derogatie moet derhalve voor een nieuwe beperkte periode worden verlengd.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie


Niet van toepassing.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Niet relevant.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling


Het voorstel voor een beschikking strekt ertoe btw-ontduiking op de houtmarkt in Letland te bestrijden en de heffing van de btw te vereenvoudigen, en kan bijgevolg een positief effect sorteren. Gelet op de beperkte werkingssfeer en toepassingduur van de derogatie zal het effect evenwel in ieder geval beperkt zijn.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel


Machtiging van Letland tot verlenging van een maatregel die afwijkt van artikel 193 van de btw-richtlijn en waarbij in het geval van houttransacties een verleggingsregel wordt toegepast.

Rechtsgrondslag


Artikel 395 van de btw-richtlijn.

Subsidiariteitsbeginsel


Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn moet een lidstaat die van die richtlijn afwijkende maatregelen wil treffen, daarvoor machtiging krijgen van de Raad in de vorm van een beschikking van de Raad. Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheidsbeginsel


Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel:

Deze beschikking betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel.

Keuze van instrumenten



Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een beschikking van de Raad is bovendien het meest geschikte instrument, aangezien een beschikking tot individuele lidstaten kan worden gericht.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.

4.

Aanvullende informatie



Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling



Het voorstel bevat een vervalbepaling.