Toelichting bij COM(2009)439 - Vaststelling, voor 2010, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee en van de bij die visserij in acht te nemen voorschriften

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

110

Doel van het voorstel



Met dit voorstel wordt de vaststelling beoogd van de vangstmogelijkheden van de lidstaten voor 2010 wat betreft de in commercieel opzicht belangrijkste visbestanden in de Oostzee.

120

Algemene context



Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet het GVB zorgen voor een vanuit economisch, ecologisch en sociaal oogpunt duurzame exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen. Een belangrijk instrument in dit verband is de jaarlijkse vaststelling van de vangstmogelijkheden in de vorm van totaal toegestane vangsten (total allowable catches, TAC’s), quota en beperkingen van de visserijinspanning.

Met het oog op vereenvoudiging en verduidelijking van de jaarlijkse besluiten inzake TAC’s en quota worden de vangstmogelijkheden in de Oostzee sinds 2006 bij een aparte verordening vastgesteld; de eerste in deze reeks was Verordening (EG) nr. 52/2006 van de Raad van 22 december 2005 tot vaststelling, voor 2006, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften.

De Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (International Council for the Exploration of the Sea, ICES) en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (WTECV) hebben, respectievelijk in mei 2009 en in juni 2009, wetenschappelijk advies afgegeven inzake de vangstmogelijkheden in de Oostzee in 2010.

Het voorstel bevat drie delen die voor het beheer van de visserij in de Oostzee in 2010 van belang zijn: in het eerste deel zijn de TAC's en quota vastgelegd, het tweede bevat beperkingen van de visserijinspanning en in het derde deel zijn de ter zake relevante technische maatregelen vastgelegd.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



De vangstmogelijkheden en de verdeling daarvan over de lidstaten worden jaarlijks vastgesteld. Het meest recent is dit gebeurd bij Verordening (EG) nr. 1322/2008 van de Raad van 28 november 2008 tot vaststelling, voor 2009, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften.

Eveneens relevant voor het beheer van de visserij in de Oostzee is Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1434/98 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 88/98.

Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 779/97 bevat de controle- en toezichtsmaatregelen voor het herstel van de betrokken kabeljauwbestanden. Bovendien bevat die verordening regels voor de vaststelling van de TAC's voor de westelijke en de oostelijke kabeljauwbestanden en de bij de visserij op die bestanden in acht te nemen beperkingen van de visserijinspanning.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU



De voorgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid en met het beleid van de Gemeenschap inzake duurzame ontwikkeling.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigen



De geraadpleegde wetenschappelijke organisaties zijn de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (WTECV).

De Gemeenschap verzoekt de ICES en het WTECV elk jaar om wetenschappelijk advies over de toestand van belangrijke visbestanden. Het verstrekte advies heeft betrekking op alle bestanden in de Oostzee waarvoor TAC's worden voorgesteld, met uitzondering van schol en haring in deelsector 31, waarover dit jaar geen advies werd gegeven. De voorgestelde TAC's zijn op het advies gebaseerd, maar volgen dit niet noodzakelijk naar de letter. Overeenkomstig het voornemen van de Commissie om het duurzame gebruik van de visserijbestanden te garanderen en de vangstmogelijkheden op een stabiel niveau te houden, mogen TAC’s van het ene jaar tot het andere met niet meer dan 15 % schommelen, tenzij de toestand van een bestand ingrijpender maatregelen vereist. Voor bestanden waarvoor een beheersplan geldt, stemt de voorgestelde TAC overeen met dat plan.

In de TAC-voorstellen voor kabeljauw is rekening gehouden met de geleidelijke benadering die wordt toegepast in het meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren. Het centrale element in dit plan is een geleidelijke verlaging van de visserijinspanning tot een op lange termijn duurzaam niveau dat zorgt voor het herstel van de bestanden en voor een grote en stabiele opbrengst.

Om het herstel van de zalmbestanden in de Oostzee waar nodig te bevorderen, moeten aanvullende maatregelen voor het beheer van de mariene wateren en de binnenwateren worden vastgesteld. Er wordt een beheersplan voor zalm opgesteld.

Raadpleging van belanghebbende partijen



De delen betreffende de beperking van de visserijinspanning en de vaststelling van de ter zake relevante technische maatregelen zijn in overeenstemming met de besluiten die de Raad in december 2006 heeft genomen met betrekking tot Verordening (EG) 1941/2006 van de Raad van 11 december 2006 tot vaststelling, voor 2007, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften, en met Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren. Over beide verordeningen is in 2005 en 2006 overleg gepleegd met de belanghebbende partijen: de visserijsector, NGO's die actief zijn op visserijgebied, en de betrokken lidstaten.

Overeenkomstig de mededeling van de Commissie met als titel "Raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2010” is de regionale adviesraad voor de Oostzee (RAR-Oostzee) in juni 2009 geraadpleegd tijdens de vergaderingen van zijn werkgroep voor demersale en pelagische visserij en tijdens de vergadering van zijn uitvoerend comité. De wetenschappelijke basis voor het voorstel is aangeleverd door de ICES en het WTECV. DG MARE heeft uiteengezet welke regels het op basis van de beleidsverklaring zou volgen bij de vaststelling van de TAC's en quota voor 2010. In het voorstel is naar behoren rekening gehouden met de voorlopige standpunten die tijdens die vergaderingen naar voren werden gebracht en met de schriftelijke aanbevelingen over alle betrokken visbestanden die nadien werden ingediend.

De RAR-Oostzee staat gunstig ten opzichte van de toepassing van het meerjarenplan voor kabeljauw, maar is het er niet mee eens dat de TAC's tot een op langere termijn duurzaam niveau worden verlaagd wanneer, volgens de RAR-Oostzee, het bestand stabiel is of positieve effecten voor het betrokken bestand of andere bestanden kunnen worden verwacht van het behoud van de TAC's op hun huidige niveau of van de verhoging ervan tot boven de niveaus die voortvloeien uit de toepassing van de vangstcontrolevoorschriften die zijn vastgesteld in de mededeling inzake de raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2010.

Effectbeoordeling



Door de uitvoering van de voorgestelde maatregelen zullen de vangstmogelijkheden, uitgedrukt in vangsthoeveelheden, voor vissersvaartuigen van de Gemeenschap in de Oostzee voor alle betrokken soorten afnemen met ca. 10%. Voor een aantal haringbestanden en voor sprot is de verlaging gebaseerd op het feit dat de toestand van de bestanden niet precies bekend is en op de afnemende rekrutering van de bestanden. De verlaging met de grootste economische impact is die van de TAC voor haring in de westelijke Oostzee, die voortvloeit uit het feit dat het bestand wordt overbevist en naar verwachting snel zal afnemen als gevolg van de geringe rekrutering tijdens de laatste jaren. De TAC’s voor kabeljauw in de westelijke en de oostelijke Oostzee zijn overeenkomstig het meerjarenplan verhoogd.

Het voorstel is niet alleen gericht op de korte termijn, maar past ook in de langeretermijnaanpak om de visserij geleidelijk tot een duurzaam niveau te reduceren.

De voorgestelde benadering zal daarom op de middellange tot lange termijn resulteren in een verlaging van de visserijinspanning, maar op de lange termijn in stabiele of zelfs stijgende quota. Naar verwachting zal de aanpak op lange termijn minder gevolgen hebben voor het milieu omdat de visserijinspanning, het aantal vissersvaartuigen en/of de gemiddelde visserijinspanning per vaartuig worden beperkt, terwijl de aangelande hoeveelheden onveranderd zullen blijven of zelfs zal stijgen. De duurzaamheid van de visserijactiviteiten zal op lange termijn toenemen.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Rechtsgrondslag



De rechtsgrondslagen voor dit voorstel zijn Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad, en met name artikel 20, Verordening (EG) nr. 847/1996 van de Raad, en met name artikel 2, en Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad, en met name artikel 5 en artikel 8, lid 3.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Europese Unie.

4.

Aanvullende informatie



5.

Gedetailleerde toelichting



Dit voorstel behelst de vaststelling, voor 2010, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee en van de bij die visserij in acht te nemen voorschriften.

De aan de lidstaten toegewezen TAC’s en quota zijn opgenomen in bijlage I. De voorgestelde hoeveelheden zijn gebaseerd op wetenschappelijk advies, het overleg met de RAR-Oostzee en het kader voor de vaststelling van de TAC's en quota dat is aangegeven in de mededeling van de Commissie inzake de raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2010. De TAC's en quota voor de twee kabeljauwbestanden hangen nauw samen met de beperkingen van de visserijinspanning die zijn vastgesteld in bijlage II. De in bijlage III opgenomen technische maatregelen zijn overgangsmaatregelen voor het beheer van de visserij op bot en tarbot.

Voor alle soorten waarvoor quota gelden, wordt een verbod op high-grading ingesteld. Het algemene doel van dit verbod is de teruggooi te verminderen. Een verbod op high-grading houdt in dat soorten waarvoor quota gelden en die krachtens de communautaire regelgeving voor de visserij legaal kunnen worden gevangen en aangeland, niet mogen worden teruggegooid.