Toelichting bij COM(2009)515 - Beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 [1] biedt de mogelijkheid om door middel van een flexibiliteitsmechanisme middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) beschikbaar te stellen zolang het jaarlijkse plafond van 500 miljoen euro boven het maximum van de betrokken rubrieken van het financiële kader niet wordt overschreden. De subsidiabiliteitsregels voor bijdragen uit het fonds zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006[2] tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering. Deze verordening is laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 546/2009[3], ter verruiming van het toepassingsgebied van het EFG. De gewijzigde verordening is van toepassing op aanvragen die sinds 1 mei 2009 zijn ontvangen.

De diensten van de Commissie hebben de door België en Ierland ingediende aanvragen grondig getoetst aan Verordening (EG) nr. 1927/2006, en met name de artikelen 2, 3, 4, 5 en 6.

De belangrijkste elementen van de beoordelingen kunnen als volgt worden samengevat:

1.

Zaak EGF/2009/004 BE/Oost- en West-Vlaanderen textiel en zaak EGF/2009/005 BE/Limburg textiel


1. Op 5 mei 2009 ontving de Commissie twee aanvragen van de Belgische autoriteiten, waarvoor zij tot en met 29 juni 2009 aanvullende informatie van de lidstaat ontving. De aanvragen waren gebaseerd op de specifieke criteria voor steunverlening van artikel 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering en werden ingediend binnen de in artikel 5 van die verordening genoemde termijn van tien weken.

Aangezien deze aanvragen werden ontvangen na 1 mei 2009, zijn zij beoordeeld (overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 546/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1927/2006 tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering[4]) op grond van de nieuwe regels die zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 546/2009.

2. De aanvragen werden door België ingediend in het kader van het criterium voor steunverlening van artikel 2, onder b), van de EFG-verordening, op grond waarvan er sprake moet zijn van ten minste 500 gedwongen ontslagen binnen een periode van negen maanden in een NACE (statistische classificatie van economische activiteiten) 2[5]-bedrijfstak (in beide gevallen bedrijfstak 13 'vervaardiging van textiel') in één regio of twee aan elkaar grenzende regio's volgens de NUTS II-indeling (nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek); in dit geval Limburg (BE220), respectievelijk Oost- en West-Vlaanderen (BE230 en BE225). Uit de twee aanvragen blijkt dat gedurende de referentieperiode in totaal 2 199 gedwongen ontslagen zijn gevallen in 46 ondernemingen uit de Belgische textielsector:

3. Aanvraag EGF/2009/004 BE/Oost- en West-Vlaanderen textiel heeft betrekking op 1 568 gedwongen ontslagen gedurende de referentieperiode van 31 mei 2008 tot en met 28 februari 2009 (negen maanden), waarvan 881 in Oost-Vlaanderen en 687 in West-Vlaanderen .

Aanvraag EGF/2009/005 BE/Limburg textiel heeft betrekking op 631 gedwongen ontslagen in de periode van 1 augustus 2008 tot en met 31 maart 2009 (acht maanden).

4. Om het verband tussen de gedwongen ontslagen en de grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen aan te tonen, voert België in beide aanvragen aan[6] dat de import van textiel in de EU-25 gedurende de periode 2003-2007 met 23% is gestegen; in diezelfde periode steeg de export van textiel uit de EU-25 naar derde landen met slechts 3,6%. De handelsbalans voor textiel van de EU-25 liep van een overschot van 2,3 miljard EUR in 2003 terug tot een tekort van 774,8 miljoen EUR in 2007. De aanvrager wijst ook op statistieken van de Wereldhandelsorganisatie waaruit blijkt dat het marktaandeel textiel van de EU-27 is afgenomen van 37,9% in 2003 tot 33,9% in 2007. De textielindustrie van België is ook direct getroffen door productieverplaatsing naar derde landen, met name Turkije en China, wegens de aanmerkelijk lagere arbeidskosten.

5. België stelt dat de snelle liberalisering van de quota voor import uit China in 2002 en 2005 onvoorziene gevolgen had voor de Europese textielsector. Deze situatie werd nog verslechterd door de liberalisering van de importquota voor textiel uit China en andere derde landen als Turkije, en door de hoge invoerrechten voor textiel uit de Gemeenschap in landen als Brazilië en India. Volgens de aanvrager werd de situatie nog verergerd door de instorting van de vastgoedmarkt in het Verenigd Koninkrijk sinds november 2007 en de daaruit voortvloeiende dalende invoer van textiel, zoals tapijten en meubelstoffen. De recente economische en financiële crisis heeft de neergang nog versterkt.

6. In de aanvragen worden de gevolgen op plaatselijk en regionaal vlak als volgt toegelicht.

De aanvrager verklaart dat 86,6% van de arbeidsplaatsen in de Belgische textielindustrie worden verschaft in de drie NUTS II-regio's waarop de twee aanvragen betrekking hebben. Tussen 2005 en 2007 gingen al 3 419 banen verloren in de textielindustrie, wat neerkomt op een afname van 12,5%, terwijl de industriesector als geheel in dezelfde periode slechts 0,7% kromp. Het huidige directe banenverlies in de textielindustrie, waarop beide aanvragen betrekking hebben, alsmede het daarmee samenhangende indirecte banenverlies in onder meer de sectoren vervoer, onderhoud en catering zullen grote gevolgen hebben voor de lokale en regionale werkgelegenheid. De situatie zal nog verder verslechteren door de geringe beroepsmobiliteit in de textielindustrie (de interne mobiliteit in de textielindustrie is slechts 2%, tegenover 5,5% op de Vlaamse arbeidsmarkt als geheel). Bovendien is door de huidige economische en financiële crisis ook in andere sectoren van de betrokken regio's de werkgelegenheid aanzienlijk teruggelopen.

In dergelijke omstandigheden kunnen de gedwongen ontslagen derhalve worden geacht een wezenlijk negatieve impact te hebben op de plaatselijke en regionale arbeidsmarkt.

7. De aanvragen hebben betrekking op 2 199 gedwongen ontslagen in BE/Oost- en West-Vlaanderen textiel en in BE/Limburg textiel. België heeft besloten een beroep te doen op bijstand voor in totaal 2 199 werknemers.

8. In verband met de vraag of aan de criteria van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1927/2006 is voldaan, zijn in de aanvragen de volgende gegevens verstrekt:

De Belgische autoriteiten hebben bevestigd dat de financiële bijdrage van het EFG niet in de plaats komt van maatregelen die krachtens de nationale wetgeving of collectieve arbeidsovereenkomsten onder de verantwoordelijkheid van ondernemingen vallen.

De Belgische autoriteiten hebben aangetoond dat de maatregelen ten doel hebben steun te verlenen aan individuele werknemers en niet worden gebruikt om ondernemingen of sectoren te herstructureren.

De Belgische autoriteiten hebben bevestigd dat voor de subsidiabele acties geen steun uit andere communautaire financieringsinstrumenten wordt ontvangen.

Om de hierboven uiteengezette redenen wordt derhalve voorgesteld de door België ingediende aanvragen EGF/2009/004 BE/Oost- en West-Vlaanderen textiel en EGF/2009/005 BE/Limburg textiel, in verband met de gedwongen ontslagen in 39 ondernemingen in Oost- en West-Vlaanderen en 7 ondernemingen in Limburg met industriële activiteiten in de bedrijfstak NACE 13 ("vervaardiging van textiel") in aan elkaar grenzende NUTS II-regio's in Oost- en West-Vlaanderen (BE230 en BE225) en in de NUTS II-regio Limburg (BE220), respectievelijk, goed te keuren, aangezien het bewijs is geleverd dat deze gedwongen ontslagen het gevolg zijn van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen die tot een ernstige economische ontwrichting hebben geleid, met schadelijke gevolgen voor de regionale en plaatselijke economie. Er is een gecoördineerd pakket van subsidiabele gepersonaliseerde diensten voorgesteld, waarvoor van het EFG een bijdrage van 7 519 625 EUR wordt gevraagd voor aanvraag EGF/2009/004 BE/Oost- en West-Vlaanderen textiel en van 1 679 249 EUR voor aanvraag EGF/2009/005 BE/Limburg textiel, ofwel in totaal 9 198 874 EUR .

2.

Zaak EGF/2009/08 IE/Dell


9. Op 29 juni 2009 ontving de Commissie de aanvraag van Ierland en in juni en juli 2009 ontving zij aanvullende informatie van de lidstaat. De aanvraag was gebaseerd op de specifieke criteria voor steunverlening van artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, en werd ingediend binnen de in artikel 5 van die verordening genoemde termijn van tien weken.

Aangezien deze aanvraag werd ontvangen na 1 mei 2009, is hij beoordeeld (overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 546/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1927/2006 tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering[7]) op grond van de nieuwe regels die zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 546/2009.

10. De aanvraag werd door Ierland ingediend in het kader van het criterium voor steunverlening van artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1927/2006, op grond waarvan er sprake moet zijn van tenminste 500 gedwongen ontslagen binnen een periode van vier maanden. Deze periode van vier maanden loopt van 3 februari 2009 tot en met 2 juni 2009. Aanvraag EGF/2009/08 IE/Dell heeft betrekking op een totaal van 2 840 gedwongen ontslagen, waarvan er 1 135 gedurende de referentieperiode zijn gevallen, en nog eens 1 705 voor en na die periode. Volgens de aanvraag is Dell Products (Manufacturing) Limited gevestigd in de NUTS 3-regio Mid-West. De regio omvat de graafschappen Limerick, Clare en North Tipperary, alsmede de stad Limerick, Ierlands op drie na grootste stedelijke gebied.

11. Om het verband aan te tonen tussen de gedwongen ontslagen en de financiële en economische crisis, voert Ierland aan dat de wereldwijde economische en financiële crisis grote gevolgen heeft gehad voor de wereldhandelspatronen in de computerindustrie. Hierdoor zijn de effecten van de veranderende wereldhandelspatronen nog verergerd en zijn grote fabrikanten, zoals Dell, gedwongen of gestimuleerd om – eerder dan wellicht gepland – op zoek te gaan naar landen met lagere productie- en arbeidskosten.

Dells productiemodel voor desktopcomputers omvatte een aanpassingscentrum dicht bij de afzetmarkt. Gelet op het formaat van desktopcomputers was het voordelig om deze aan te passen in betrekkelijk dure productiecentra als Ierland, aangezien de producten zo tegen aanzienlijk lagere kosten naar de Europese klanten konden worden verzonden dan vanuit Azië. Het concurrentievoordeel van de onderneming was vanaf het begin haar handelsmodel waarbij rechtstreeks aan klanten werd verkocht en het eindproduct werd aangepast aan de wensen van de klant. Aangezien er in het derde kwartaal van 2008 voor het eerst meer laptops dan desktopcomputers werden verzonden, en er aan laptops minder valt aan te passen, kan de productie ervan eenvoudiger worden verplaatst naar Aziatische locaties; bovendien zijn de verzendkosten lager.

De geplande gedwongen ontslagen bij Dell in Limerick, en bij haar leveranciers in de regio, waren het gevolg van het besluit van de onderneming om de productie van "mobiele pc's"[8] over te brengen naar Aziatische ' original design manufacturers ', waarvan de meeste in China zijn gevestigd. Zonder de productie van mobiele pc's restte de vestiging in Limerick alleen nog de productie van een klein aantal desktopcomputers; aangezien deze activiteit onvoldoende schaalvoordelen bood om levensvatbaar te zijn, werd besloten ook de productie van desktopcomputers in Limerick te staken. In Europa produceert Dell thans alleen nog pc's in haar fabriek in Łódź, Polen (laptops en desktopcomputers). Het besluit om naar China uit te wijken werd ingegeven door drie belangrijke ontwikkelingen in de bedrijfstak: toenemende kostendruk vanuit Azië, de stijgende verkoop van mobiele pc's, de grotere rol van de detailhandel en de groei van de BRIC-markten (Brazilië, Rusland, India en China), die in de regel prijsgevoeliger zijn en minder merkbewust.

12. In de aanvraag worden de gevolgen op plaatselijk en regionaal vlak als volgt toegelicht. Het belang van Dell in Limerick blijkt uit het aandeel in de werkgelegenheid waarvoor zij (zowel binnen als buiten de industriesector) in de regio Mid-West zorgde. Van de 30 700 werknemers in de verwerkende industrie was ongeveer 10,4% in dienst van Dell. Dit komt neer op 1,7% van de totale werkgelegenheid in de regio in 2008. Onderzoek heeft uitgewezen[9] dat er in 2007 van elke 100 vaste voltijdwerknemers bij Dell 170 andere banen afhankelijk waren.

De 'Live Register', een werkloosheidsbarometer, steeg tussen 3 januari 2009 en 10 mei 2009 met 7 848 personen (een toename van 26 272 tot 34 120 registraties).

Het regionale verlies van meer dan 2 800 banen door de gedwongen ontslagen bij Dell en haar toeleveringsbedrijven betekent dat de werkgelegenheid in de regionale industrie naar schatting met minstens 10% afneemt en dat de totale werkgelegenheid er met 1,7% terugloopt.

In die omstandigheden kunnen de gedwongen ontslagen derhalve worden geacht een wezenlijk negatieve impact te hebben op de plaatselijke en regionale economie.

13. De aanvraag betreft 2 840 gedwongen ontslagen bij Dell Ierland, voor 2 400 waarvan er een beroep op bijstand wordt gedaan. Een aantal van de 2 840 ontslagen werknemers vond een andere baan of volgt een opleiding buiten het pakket waarvoor middelen uit het EFG worden aangevraagd. Derhalve heeft Ierland besloten een beroep te doen op bijstand voor in totaal 2 400 werknemers.

14. In verband met de vraag of aan de criteria van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1927/2006 is voldaan, zijn in de aanvraag de volgende gegevens verstrekt. De Ierse autoriteiten hebben bevestigd dat de financiële bijdrage van het EFG niet in de plaats komt van maatregelen die krachtens de nationale wetgeving of collectieve arbeidsovereenkomsten onder de verantwoordelijkheid van ondernemingen vallen. De Ierse autoriteiten hebben aangetoond dat de maatregelen ten doel hebben steun te verlenen aan individuele werknemers en niet worden gebruikt om ondernemingen of sectoren te herstructureren. De Ierse autoriteiten hebben bevestigd dat voor de subsidiabele acties geen steun uit andere communautaire financieringsinstrumenten wordt ontvangen.

Om de hierboven uiteengezette redenen wordt daarom voorgesteld de door Ierland ingediende aanvraag EGF/2009/08 IE/Dell betreffende de ontslagen bij Dell goed te keuren, aangezien het bewijs is geleverd dat deze ontslagen voortvloeien uit grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen die hebben geleid tot ernstige economische verstoringen – nog verergerd door de wereldwijde economische en financiële crisis – waardoor de regionale en plaatselijke economie wordt geschaad. Er is een gecoördineerd pakket van subsidiabele gepersonaliseerde diensten voorgesteld, waarvoor van het EFG een bijdrage van 14 831 050 EUR wordt gevraagd.

Financiering



Voor het EFG is ieder jaar een budget van in totaal 500 miljoen euro beschikbaar. Er is al een bedrag van 13 077 700 euro uitgetrokken voor eerdere steunaanvragen in 2009, zodat er nog 486 922 300 euro beschikbaar is.

De door de Commissie voorgestelde toewijzing uit het fonds is gebaseerd op de informatie die de aanvrager heeft verstrekt.

Op basis van de aanvragen om steun uit het fonds die zijn ingediend door België en Ierland, waar de textielsector en de computerindustrie zijn getroffen, worden de totale bedragen aan gecoördineerde pakketten van gepersonaliseerde diensten waarvoor middelen beschikbaar moeten worden gesteld, geschat op:

(in EUR)

EGF/2009/004 BE/Oost- en West-Vlaanderen textiel 7 519

EGF/2009/005 BE/Limburg textiel 1 679

Zaak EGF/2009/08 IE/Dell 14 831

Totaal 24 029

In het licht van het onderzoek van deze aanvragen[10] en rekening houdend met het maximumbedrag dat overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1927/2006 uit het EFG mag worden uitgekeerd, alsook met de mogelijkheid tot herschikking van kredieten, stelt de Commissie voor een totaalbedrag van 24 029 924 EUR uit het EFG beschikbaar te stellen, middels toewijzing in het kader van rubriek 1a van het financieel kader.

Na deze steunverlening blijft meer dan 25 % van het voor het EFG bestemde jaarlijkse maximumbedrag beschikbaar voor toewijzingen gedurende de laatste vier maanden van het jaar 2009, zoals artikel 12, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1927/2006 voorschrijft.

Door de indiening van dit voorstel om middelen uit het fonds beschikbaar te stellen, leidt de Commissie de vereenvoudigde trialoogprocedure in, zoals vereist krachtens punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006, teneinde te garanderen dat beide takken van de begrotingsautoriteit tot overeenstemming komen over de gebruikmaking van het fonds en over het vereiste bedrag. De Commissie stelt voor dat de eerste van de twee takken van de begrotingsautoriteit die op het passende politieke niveau overeenstemming bereikt over het ontwerpvoorstel om middelen beschikbaar te stellen, de andere tak en de Commissie van zijn voornemen in kennis stelt.

Indien een van de twee takken van de begrotingsautoriteit geen overeenstemming bereikt, zal een formele trialoogbijeenkomst worden gehouden.

De Commissie zal een overschrijvingsverzoek indienen teneinde specifieke vastleggings- en betalingskredieten in de begroting voor 2009 op te nemen, zoals vereist wordt in punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006.