Toelichting bij COM(2010)8 - Beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006[1] biedt de mogelijkheid om door middel van een flexibiliteitsmechanisme middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (hierna 'EFG' genoemd) beschikbaar te stellen zolang het jaarlijkse plafond van 500 miljoen EUR boven het maximum van de betrokken rubrieken van het financiële kader niet wordt overschreden. De subsidiabiliteitsregels voor bijdragen uit het fonds zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering[2]. Deze verordening is laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 546/2009[3], om de reikwijdte van het EFG tijdelijk te vergroten en de subsidiabiliteitscriteria aan te passen. De gewijzigde verordening is van toepassing op aanvragen die sinds 1 mei 2009 zijn ontvangen.

De diensten van de Commissie hebben de door Litouwen ingediende aanvraag grondig getoetst aan Verordening (EG) nr. 1927/2006, en met name aan de artikelen 1 tot en met 6.

Zaak EGF/2009/010 LT/Snaigė

1. Op 23 juli 2009 werd de aanvraag door Litouwen ingediend bij de Commissie. Deze was gebaseerd op de specifieke interventiecriteria van artikel 2, onder c), van Verordening (EG) nr. 1927/2006 op grond waarvan aanvragers kunnen afwijken van de voorwaarden van artikel 2, onder a) en b), op kleine arbeidsmarkten of in uitzonderlijke omstandigheden, wanneer gedwongen ontslagen ernstige gevolgen hebben voor de werkgelegenheid en de lokale economie. Litouwen heeft gespecificeerd dat het met zijn aanvraag wil afwijken van artikel 2, onder a), daar waar de normale drempel ten minste 500 gedwongen ontslagen binnen een periode van vier maanden bedraagt. De gedwongen ontslagen bij AB Snaigė vonden plaats in twee grote golven, met pieken in november 2008 en februari-maart 2009; er was geen enkele aaneengesloten periode van vier maanden met ten minste 500 gedwongen ontslagen, hoewel het totale aantal gedwongen ontslagen dat aantal overtrof, indien rekening wordt gehouden met een uitbreiding van ongeveer zes weken van de referentieperiode. De aanvraag werd ingediend binnen de termijn van 10 weken bedoeld in artikel 5 van die verordening.

2. De aanvraag betreft 651 gedwongen ontslagen, waarvan er voor 480 een beroep op EFG-bijstand wordt gedaan.

3. De gedetailleerde elementen van de beoordeling zijn te vinden in de mededeling van de Commissie[4].

Op basis van de conclusies van de hierboven vermelde mededeling wordt er voorgesteld om de door Litouwen ingediende aanvraag EGF/2009/010 LT/Snaigė met betrekking tot de gedwongen ontslagen bij AB Snaigė en twee van haar leveranciers goed te keuren, aangezien het bewijs van een rechtstreeks en aantoonbaar verband is geleverd dat deze gedwongen ontslagen het gevolg zijn van de wereldwijde economische en financiële crisis. Er is een gecoördineerd pakket van subsidiabele gepersonaliseerde diensten voorgesteld, waarvoor van het EFG een bijdrage van 258 163 EUR wordt gevraagd (zie volgende bladzijde).

Financiering



Voor het EFG is ieder jaar een budget van in totaal 500 miljoen EUR beschikbaar. De door de Commissie voorgestelde toewijzing uit het fonds is gebaseerd op de gegevens die Litouwen heeft verstrekt.

Op basis van de aanvragen voor steun van het fonds die Litouwen heeft ingediend, en waaruit blijkt dat AB Snaigė en twee van haar leveranciers zijn getroffen, bedraagt de bijdrage van het EFG aan de te financieren gecoördineerde pakketten van gepersonaliseerde diensten 258 163 EUR, hetgeen overeenkomt met 65 % van de totale kost.

Rekening houdend met het maximumbedrag dat overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1927/2006 als bijdrage uit het fonds mag worden uitgekeerd, alsook met de mogelijkheid tot herschikking van kredieten, stelt de Commissie voor het voornoemde totaalbedrag uit het EFG beschikbaar te stellen, middels toewijzing in het kader van rubriek 1a van het financieel kader.

Na deze steunverlening blijft meer dan 25 % van het voor het EFG bestemde jaarlijkse maximumbedrag beschikbaar voor toewijzingen gedurende de laatste vier maanden van het jaar 2009, zoals artikel 12, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1927/2006 voorschrijft.

Door de indiening van dit voorstel om middelen uit het fonds beschikbaar te stellen, leidt de Commissie de vereenvoudigde trialoogprocedure in, zoals vereist krachtens punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006, teneinde te garanderen dat beide takken van de begrotingsautoriteit tot overeenstemming komen over de gebruikmaking van het fonds en over het vereiste bedrag. De Commissie stelt voor dat de eerste van de twee takken van de begrotingsautoriteit die op het passende politieke niveau overeenstemming bereikt over het ontwerpvoorstel om middelen beschikbaar te stellen, de andere tak en de Commissie van zijn voornemen in kennis stelt.

Indien een van de twee takken van de begrotingsautoriteit geen overeenstemming bereikt, zal een formele trialoogbijeenkomst worden gehouden.

De Commissie zal apart een overschrijvingsverzoek indienen teneinde specifieke vastleggings- en betalingskredieten in de begroting voor 2010 op te nemen, zoals voorgeschreven in punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006.