Toelichting bij COM(2010)61 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 tot oprichting van een Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de EU (Frontex) - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2010)61 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 tot oprichting van een Europees Agentschap voor het beheer van de operationele ... |
---|---|
bron | COM(2010)61 |
datum | 24-02-2010 |
Motivering en doel van het voorstel
Dit voorstel betreft wijzigingen van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex), die ervoor moeten zorgen dat het agentschap de komende jaren op welomschreven en correcte wijze functioneert. Het voorstel heeft ten doel de verordening in het licht van de uitgevoerde evaluaties en praktijkervaring aan te passen om de opdracht van het agentschap te verduidelijken en geconstateerde tekortkomingen te verhelpen.
Algemene context
Het agentschap is opgericht in 2004 en werd operationeel in 2005. Zoals gevraagd in het Haags programma vervatte verzoek keurde de Commissie op 13 februari 2008 een mededeling goed over de evaluatie en de toekomstige ontwikkeling van het Frontex-agentschap (COM(2008) 67 def.), die vergezeld ging van een effectbeoordeling.
De mededeling bevatte aanbevelingen voor de korte tot middellange termijn en suggesties voor de ontwikkeling van het agentschap op langere termijn.
De mededeling van 2008 viel in goede aarde bij de Raad en het Europees Parlement. Beide instellingen onderschreven het oordeel van de Commissie dat het agentschap vanaf het begin bijzonder succesvol was en pleitten voor verdere versterking. Deze ambitie spreekt ook uit tal van conclusies van de Raad en de Europese Raad, het Pact inzake immigratie en asiel, en het door de Europese Raad van 10 en 11 december 2009 goedgekeurde programma van Stockholm, waarin wordt opgeroepen het agentschap te versterken, onder meer door een herziening van zijn wettelijk kader. Er bestaat dus een brede interinstitutionele consensus over de rol van het agentschap bij het geïntegreerd beheer van de grenzen van de Unie en over de koers die het in de toekomst moet volgen.
In aanvulling op het voornoemde Commissieverslag over de evaluatie en toekomstige ontwikkeling van het Frontex-agentschap is in 2008 een onafhankelijke evaluatie verricht, overeenkomstig artikel 33 van de Frontex-verordening. Op basis van deze evaluatie heeft de raad van bestuur van Frontex de Commissie aanbevolen de rechtsgrondslag van het agentschap in een aantal opzichten te wijzigen.
Dit voorstel betreft een herziening van het wettelijk kader van het agentschap waarmee – op de in de effectbeoordeling beschreven uitzonderingen na – tegemoet wordt gekomen aan alle aanbevelingen ter zake uit de mededeling van 2008 en aan die van de raad van bestuur.
Bestaande bepalingen
Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie.
Verordening (EG) nr. 863/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot instelling van een mechanisme voor de oprichting van snelle-grensinterventieteams en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad wat betreft dat mechanisme en de regeling van de taken en bevoegdheden van uitgezonden functionarissen.
Besluit van de Raad van 26 april 2005 tot vaststelling van de vestigingsplaats van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (2005/358/EG).
Inhoudsopgave
Naar aanleiding van de mededeling is het onderwerp uitgebreid besproken door de Raad en het Europees Parlement. Ook in het maatschappelijk middenveld en de academische wereld zijn discussies georganiseerd over de rol van Frontex in het kader van het immigratiebeleid van de Unie.
Tijdens de vergaderingen van de raad van bestuur van het agentschap is er regelmatig gesproken en informatie uitgewisseld met de lidstaten. Het agentschap heeft in de raad van bestuur, binnen de instellingen en in de verschillende verslagen die het volgens zijn rechtsgrondslag moet uitbrengen, voortdurend verslag gedaan van zijn activiteiten. Bovendien hebben ambtenaren van de Commissie die te maken hebben met het Frontex-agentschap overleg gepleegd met hun collega's van het agentschap.
Frontex organiseerde in samenwerking met de Oostenrijkse autoriteiten een workshop voor de leden of vertegenwoordigers van de raad van bestuur, over de herziening van de rechtsgrondslag van het agentschap. Deze workshop vond op 10 september 2009 plaats in Baden, Oostenrijk, en werd door de Commissie geleid. Ook raadpleegde de Commissie de lidstaten in het Comité voor immigratie en asiel tijdens de vergadering van 5 oktober 2008.
Effectbeoordeling
Er is een effectbeoordeling verricht (werkdocument van de diensten van de Commissie SEC (2010)149). Hierbij zijn subopties gewogen in samenhang met de volgende bouwstenen, die de kerndoelstellingen en activiteiten van het agentschap weerspiegelen:
- de bestaande bepalingen inzake het gebruik van technische uitrusting bij gezamenlijke operaties, met inbegrip van de mechanismen voor de bijdragen van de lidstaten, herzien;
- instellen van mechanismen om de beschikbaarheid van grenswachten voor gezamenlijke operaties te verbeteren;
- de rol van het agentschap bij de voorbereiding, coördinatie en uitvoering van operaties herzien, met inbegrip van de taakverdeling tussen het agentschap en de lidstaten;
- het mandaat van het agentschap in het kader van de samenwerking met derde landen op het gebied van grensbeheer uitbreiden;
- het agentschap een mandaat geven om persoonsgegevens te verzamelen en verwerken;
- het mandaat van het agentschap herzien op het stuk van terugkeeroperaties;
- het agentschap een mandaat geven om bij te dragen tot de evaluatie van de prestaties van de lidstaten op het gebied van grensbeheer.
Elke beleidsoptie is beoordeeld in het licht van de volgende criteria:
- draagt de optie er echt toe bij dat de vastgestelde tekortkoming wordt verholpen, dat wil zeggen, dat de betrokken doelstelling(en) beter wordt/worden verwezenlijkt?
- heeft de optie gevolgen voor derde landen?
- heeft de optie budgettaire gevolgen voor het agentschap of de lidstaten?
- wat zijn de mogelijke gevolgen voor de grondrechten?
Uit de effectbeoordeling kwam de combinatie van de volgende subopties als beste naar voren:
- zorgen voor een herzien mechanisme waarbij de lidstaten verplicht worden uitrusting beschikbaar te stellen en Frontex geleidelijk overgaat tot de aanschaf/lease van zijn eigen uitrusting, op basis van verdere analyses van behoeften en kosten;
- zorgen voor een herzien mechanisme waarbij de lidstaten verplicht worden personele middelen beschikbaar te stellen en een pool van grenswachten wordt gevormd die op semipermanente basis als nationale deskundigen bij Frontex worden gedetacheerd;
- het agentschap betrekken bij het leiden van gezamenlijke operaties, waarbij Frontex toeziet op de naleving van gedetailleerde regels voor het operationele plan, evaluatie en incidentenmelding;
- Frontex toestaan projecten voor technische bijstand in derde landen te financieren en verbindingsambtenaren in derde landen in te zetten;
- Frontex een beperkt mandaat geven om persoonsgegevens te verwerken met het oog op de bestrijding van criminele netwerken die illegale immigratie organiseren, mits deze verwerking wettig en noodzakelijk is en in verhouding staat tot de taken van het agentschap;
- Frontex een coördinerende rol geven bij de uitvoering van gezamenlijke terugkeeroperaties;
- Frontex een mandaat geven om operationele risico's en behoeften in de lidstaten te analyseren.
Naar aanleiding van de adviezen van de Raad voor effectbeoordeling van 8 december 2009 en 11 januari 2010 is de effectbeoordeling grondig gewijzigd, met name wat betreft de probleemomschrijving en uitgangspunten, de omschrijving van de algemene en operationele doelstellingen, de delen inzake subsidiariteit en evenredigheid, en de kosten.
Dit wetgevingsvoorstel ligt geheel in de lijn van de voorkeursoptie, zij het dat Frontex geen beperkt mandaat krijgt om persoonsgegevens te verwerken met het oog op de bestrijding van criminele netwerken die illegale immigratie organiseren. De Commissie is van mening dat alle mogelijkheden om de strijd tegen migrantensmokkel en mensenhandel op te voeren, moeten worden onderzocht. Zij geeft er echter de voorkeur aan de kwestie van de persoonsgegevens te behandelen in het kader van de later dit jaar te presenteren algemene strategie voor informatie-uitwisseling, en zich eerst te beraden op de verdere samenwerking tussen de agentschappen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, overeenkomstig het programma van Stockholm.
Samenvatting
De belangrijkste voorgestelde wijzigingen van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad betreffen veranderingen die nodig zijn om de optie die als beste naar voren kwam uit de effectbeoordeling mogelijk te maken. Voorts is een aantal kleine wijzigingen van voornamelijk administratieve aard opgenomen op basis van de aanbevelingen van de raad van bestuur, en gelet op de invoering van nieuwe standaardbepalingen in andere Commissievoorstellen voor de oprichting van nieuwe agentschappen.
Rechtsgrondslag
De artikelen 74 en 77, lid 1, onder b) en c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Dit voorstel strekt tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad tot oprichting van het Frontex-agentschap, gewijzigd in 2007 bij Verordening (EG) nr. 863/2007 van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een mechanisme voor de oprichting van snelle-grensinterventieteams, die waren gebaseerd op de overeenkomstige bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, namelijk artikel 62, lid 2, onder a), en artikel 66.
Subsidiariteitsbeginsel
Krachtens artikel 74 stelt de Raad maatregelen vast voor de administratieve samenwerking tussen de diensten van de lidstaten die bevoegd zijn op de door deze titel bestreken gebieden, en tussen deze diensten en de Commissie.
Krachtens artikel 77, lid 1, onder b) en c), ontwikkelt de Unie een beleid dat voor personencontrole en efficiënte bewaking bij het overschrijden van de buitengrenzen moet zorgen, en geleidelijk moet leiden tot een geïntegreerd systeem voor het beheer van de buitengrenzen.
Het huidige voorstel valt binnen de grenzen van deze bepalingen en eerbiedigt bovendien de gedeelde bevoegdheden van het Verdrag, in de zin dat de lidstaten verantwoordelijk blijven voor de controles aan hun buitengrenzen. In dit voorstel wordt met name vastgehouden aan het beginsel dat uitgezonden functionarissen bij door het agentschap gecoördineerde operaties uitsluitend taken mogen verrichten en bevoegdheden mogen uitoefenen overeenkomstig de instructies van en, als algemene regel, in aanwezigheid van grenswachten van de ontvangende lidstaat. Beslissingen tot weigering van toegang overeenkomstig de Schengengrenscode worden uitsluitend door grenswachten van de ontvangende lidstaat genomen. Aan het agentschap wordt geen enkele beslissingsbevoegdheid overgedragen.
De doelstelling van dit voorstel, om met inachtneming van de fundamentele beperkingen van de huidige regels het geïntegreerd beheer van de operationele samenwerking uit te bouwen, kan niet voldoende worden verwezenlijkt door de lidstaten.
Evenredigheidsbeginsel
Krachtens artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie mag het optreden van de Gemeenschap niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van dit Verdrag te verwezenlijken. De vorm die voor het optreden van de Unie wordt gekozen, moet het mogelijk maken de doelstellingen van het voorstel te verwezenlijken en het voorstel zo doeltreffend mogelijk ten uitvoer te leggen.
Het voorgestelde initiatief – wijziging van de verordening – vormt een verdere ontwikkeling van het Schengenacquis ter bestrijding van de organisatie van illegale immigratie en zorgt voor samenwerking tussen de bevoegde diensten van de overheidsinstanties van de lidstaten, en tussen die diensten en de Commissie. Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.
Keuze van instrument
Voorgesteld instrument: verordening
Andere instrumenten zouden ongeschikt zijn, omdat het voorstel een verordening wijzigt.
Het voorstel strekt tot wijziging van een bestaande verordening betreffende het mandaat en de werking van een Europees agentschap. De subsidie voor het Frontex-agentschap maakt al deel uit van de begroting van de Unie.
Gevolgen van de diverse protocollen bij de Verdragen en van de associatieovereenkomsten met derde landen
Aangezien dit voorstel zijn rechtsgrondslag heeft in titel V van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, valt het onder het stelsel van 'variabele geometrie' dat is vervat in de protocollen betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken en in het Schengenprotocol. Dit voorstel bouwt voort op het Schengenacquis. Daarom moeten de hierna beschreven gevolgen die voortvloeien uit de verschillende protocollen in aanmerking worden genomen:
Verenigd Koninkrijk en Ierland
Het Verenigd Koninkrijk en Ierland nemen niet deel aan deze verordening overeenkomstig artikel 4 van het Protocol betreffende het Schengenacquis, gehecht aan het VEU en het VWEU, en artikel 8, lid 2, van Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis.
Denemarken
Volgens het aan het VEU en het VWEU gehechte Protocol betreffende de positie van Denemarken, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming door de Raad van overeenkomstig het derde deel van titel V van het VWEU voorgestelde maatregelen.
Aangezien dit voorstel een ontwikkeling van het Schengenacquis vormt, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het Protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad een besluit heeft genomen over een voorstel of een initiatief tot uitwerking van het Schengenacquis uit hoofde van dit deel of het dit besluit in zijn nationale wetgeving zal omzetten.
IJsland en Noorwegen
Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt dit voorstel een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis[1].
Zwitserland
Wat Zwitserland betreft houdt dit voorstel een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis[2].
Liechtenstein
Wat Liechtenstein betreft, houdt dit voorstel een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis[3].
Kort overzicht van de voorgestelde wijzigingen
Artikel 1 – Oprichting van het agentschap
- verduidelijking van het wettelijk kader waarbinnen het agentschap opereert
Artikel 1 bis – Definities
- verduidelijking van de definitie van 'ontvangende lidstaat'
- invoering van het begrip 'gezamenlijke Frontex-ondersteuningsteams'
- wijziging van de definitie van 'technische uitrusting'
Artikel 2 – Belangrijkste taken
- lid 1, onder c): uitbreiding van de werkzaamheden op het gebied van risicoanalyse
- lid 1, onder d): intensivering van werkzaamheden in verband met onderzoek
- lid 1, onder f): invoering van de mogelijkheid om gezamenlijke terugkeeroperaties te coördineren
- lid 1, onder h): nieuwe taak betreffende ontwikkeling en beheer van informatiesystemen
- lid 1, onder i): nieuwe taak betreffende steunverlening aan Eurosur
- lid 1 bis: verplichting om personeel dat deelneemt aan gezamenlijke operaties of gezamenlijke terugkeeroperaties passend op te leiden op het gebied van de grondrechten
- lid 2, derde streepje: instellen van een mechanisme voor het melden aan de raad van bestuur van de operationele activiteiten van de lidstaten en derde landen.
Artikel 3 – Gezamenlijke operaties en proefprojecten aan de buitengrenzen
- lid 1: invoering van de verplichting om een operationeel plan op te stellen en vooraf een risicoanalyse uit te voeren, en van de mogelijkheid voor het agentschap om operaties stop te zetten wanneer niet langer aan de voorwaarden wordt voldaan
- lid 2: nieuw - het agentschap verplichten om een pool van grenswachten op te zetten, de zogeheten gezamenlijke Frontex-ondersteuningsteams ( Frontex Joint Support Teams , hierna "FJST's" genoemd)
- lid 4: invoering van de verplichting om de evaluatieverslagen van de operaties binnen 60 dagen na het einde van de operatie aan de raad van bestuur door te geven
- lid 5: ruimere financiële ondersteuning mogelijk maken.
Artikel 3 bis – Organisatorische aspecten van gezamenlijke operaties en proefprojecten (nieuw)
Toevoegen van een nieuw artikel waarvan lid 1 de algemene voorwaarden bepaalt in verband met de verplichting om voor alle operaties een operationeel plan op te stellen. Dit artikel bevat bepalingen inzake de inhoud en de onderdelen van het operationele plan, de diverse taken en verantwoordelijkheden, de samenstelling van de teams, bevelvoering en controle, de meldingsmechanismen (evaluatie en incidentenmelding), de technische uitrusting en de toepasselijke jurisdictie.
Volgens de leden 2 en 3 moeten het agentschap en de verzoekende lidstaat overeenstemming bereiken over het operationele plan en dient het agentschap te zorgen voor de operationele tenuitvoerlegging van alle organisatorische aspecten.
Artikel 3 ter – Samenstelling en inzet van gezamenlijke Frontex-ondersteuningsteams (FJST's) (nieuw)
Toevoegen van een nieuw artikel, met als inhoud:
– lid 1: de algemene voorwaarden voor de profielen en het aantal grenswachten dat ter beschikking van de FJST's moet worden gesteld
– lid 2: de verplichting voor het agentschap om bij te dragen aan de FJST's
– lid 3: de verplichting voor de lidstaten om de grenswachten ter beschikking te stellen voor inzet
– lid 4: de verplichting voor de teamleden om de grondrechten en de menselijke waardigheid bij de vervulling van hun taken ten volle te eerbiedigen
– lid 5: communicatie over FJST's moet verlopen via nationale contactpunten
– lid 6: verplichting voor het agentschap om een coördinerend functionaris aan te stellen wanneer leden van een FJST worden ingezet
– lid 7: verplichting voor het agentschap om de kosten te dragen in verband met de grenswachten van lidstaten die deel uitmaken van FJST's.
Artikel 4 – Risicoanalyse
Invoering van een verplichting voor de lidstaten om de nodige informatie te verschaffen over dreigingen aan de buitengrenzen.
Invoegen van een nieuw streepje, op grond waarvan het agentschap regelmatig moet evalueren in hoeverre de lidstaten het hoofd kunnen bieden aan nieuwe uitdagingen aan de buitengrenzen.
Artikel 5 – Opleiding
Invoering van een verplichting voor de lidstaten om de gemeenschappelijke basisinhoud te integreren in de opleiding van grenswachten, en van de uitdrukkelijke bepaling dat in de opleiding aandacht wordt besteed aan de grondrechten, zoals reeds het geval is in het werkprogramma van Frontex.
Artikel 6 – Onderzoek
Uitbreiding van de rol van het agentschap inzake toezicht op en bijdrage tot relevante onderzoeksontwikkelingen.
Artikel 7 – Technische uitrusting
De bepalingen inzake de technische uitrusting worden als volgt gewijzigd:
– lid 1: verduidelijking van het mandaat van het agentschap inzake de aanschaf of lease van technische uitrusting en de regels voor registratie van zwaar materieel
– lid 2: verplichting voor het agentschap om gecentraliseerde registers van een pool met technische uitrusting op te zetten en bij te houden ( Technical Equipment Pool , hierna 'TEP' genoemd)
– lid 3: verplichting voor de lidstaten om voldoende bij te dragen tot de TEP, zodat het agentschap over de minimale hoeveelheid uitrusting kan beschikken die het nodig heeft
– lid 4: regels inzake het beheer van de TEP door het agentschap
– lid 5: regels inzake de vergoeding van de minimale hoeveelheden per type uitrusting, de voorwaarden voor inzet en de in aanmerking komende kosten
– lid 6: rapportageverplichting betreffende de samenstelling van de uitrusting die deel uitmaakt van de TEP, de inzet hiervan door het agentschap, en de maatregelen die de raad van bestuur hierop heeft getroffen.
Artikel 8 – Steun aan de lidstaten in omstandigheden die extra technische en operationele bijstand aan de buitengrenzen vergen
Geschrapt, aangezien dit punt thans voldoende wordt bestreken door de bepalingen inzake gezamenlijke operaties, technische uitrusting en gezamenlijke Frontex-ondersteuningsteams.
Artikel 8 sexies – Operationeel plan
Lid 1: aanpassingen noodzakelijk op grond van de bepalingen van het nieuwe artikel 3 bis
Artikel 8 nonies – Kosten
Lid 1: invoegen van een bepaling inzake de vergoeding van kosten van de FJST's
Artikel 9 – Samenwerking inzake terugkeer
Lid 1: verduidelijking van het EU-terugkeerbeleid, financiële bepalingen en mogelijkheid voor een lidstaat om het agentschap te verzoeken de coördinatie van een terugkeeroperatie te verzorgen.
Leden 2 en 3: verplichting voor het agentschap om een gedragscode op te stellen die van toepassing is tijdens gezamenlijke terugkeeroperaties en waarin onder meer het toezicht op gedwongen terugkeer en de eerbiediging van de grondrechten worden geregeld.
Lid 4: verplichting voor lidstaten om het agentschap te informeren over geplande terugkeeroperaties en de mate waarin bijstand van het agentschap wordt gevraagd. Verplichting van het agentschap om een voortschrijdend operationeel plan op te stellen waarover de raad van bestuur beslist.
Lid 5: verduidelijking van de rol van het agentschap met betrekking tot de vaststelling van de relevante derde landen.
Artikel 11 – Systemen voor informatie-uitwisseling
Wijziging van de rol van het agentschap: verplichting om informatie-uitwisseling te ondersteunen.
Invoering van een verplichting voor het agentschap om een informatiesysteem te ontwikkelen en te beheren waarmee gerubriceerde gegevens kunnen worden uitgewisseld.
Artikel 11 bis – Gegevensbescherming (nieuw)
Verplichting voor het agentschap om gegevens te verwerken overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001, en voor de raad van bestuur om maatregelen vast te stellen voor de toepassing van voornoemde verordening.
Artikel 11 ter – Beveiligingsvoorschriften betreffende de bescherming van gerubriceerde gegevens en niet-gerubriceerde gevoelige gegevens (nieuw)
Verplichting voor het agentschap om de beveiligingsbeginselen betreffende gerubriceerde gegevens van Besluit 2001/844 toe te passen. Verplichting om niet-gerubriceerde gevoelige gegevens te behandelen volgens de door de Commissie vastgesteld en uitgevoerde beginselen.
Artikel 13 – Samenwerking met agentschappen en organen van de Europese Unie, en internationale organisaties
Invoering van de mogelijkheid om samen te werken met andere agentschappen en organen van de Europese Unie.
Artikel 14 – Vergemakkelijking van operationele samenwerking met derde landen en samenwerking met bevoegde autoriteiten van derde landen
Invoeging van de volgende leden:
– lid 2: mogelijkheid voor het agentschap om verbindingsfunctionarissen in te zetten in derde landen
– lid 3: beschrijving van de taken van de verbindingsfunctionarissen
– lid 4: mogelijkheid voor het agentschap om financiering van de Unie te ontvangen om projecten voor technische bijstand op te zetten in derde landen en waarnemers uit te nodigen
– lid 5: verplichting voor de lidstaten om de rol van het agentschap in hun bilaterale overeenkomsten met derde landen zo nodig te verduidelijken
– lid 7: voor de inzet van verbindingsfunctionarissen en het maken van werkafspraken is voorafgaande goedkeuring van de Commissie vereist.
Artikel 15 bis – Vestigingsovereenkomst (nieuw)
Verduidelijking betreffende de tussen het agentschap en de ontvangende lidstaat te sluiten vestigingsovereenkomst en de betrokken voorwaarden.
Artikel 17 – Personeel
Lid 3: verduidelijking van de rol van het personeel van het agentschap, om ervoor te zorgen dat er gekwalificeerd personeel deelneemt aan operationele activiteiten.
Artikel 20 – Bevoegdheden van de raad van bestuur
– lid 2, onder h): voor goedkeuring/wijziging van de organisatiestructuur en het personeelsbeleid van het agentschap is voorafgaande toestemming van de Commissie nodig. (nieuw)
– lid 2, onder i): invoeging van een bepaling inzake de bekrachtiging van het meerjarenplan van het agentschap (nieuw)
– lid 4: versterking van de rol van het agentschap ten aanzien van relevante onderzoeksactiviteiten.
Artikel 21 – Samenstelling van de raad van bestuur
Lid 1: schrappen van de beperking inzake de verlengbaarheid van de ambtstermijn
Lid 3: invoeging van een verwijzing naar de gesloten associatieovereenkomsten.
Artikel 25 – Taken en bevoegdheden van de uitvoerend directeur
Lid 3, onder g): toevoeging van de verplichting om de operationele plannen uit te voeren.