Toelichting bij COM(2000)548 - Richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten voor 2001

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Inleiding

1. Het ontwerp-voorstel voor werkgelegenheidsrichtsnoeren is een van de onderdelen van het werkgelegenheidspakket dat elk jaar door de Commissie wordt goedgekeurd en in de herfst ter bevestiging aan de Europese Raad wordt voorgelegd. Het pakket bestaat uit het ontwerp voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2000, alsmede uit de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten en landenspecifieke aanbevelingen voor 2001. Het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid neemt de werkgelegenheidssituatie onder de loep en evalueert de maatregelen die de lidstaten hebben genomen in reactie op de richtsnoeren en de aanbevelingen voor 2000. De richtsnoeren bevatten beleidsoriëntaties die voor alle lidstaten gelden, terwijl de aanbevelingen gericht zijn op de afzonderlijke landen. Nieuwe oriëntaties moeten sporen met de analyse in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid. Wat de werkgelegenheidsrichtsnoeren betreft, heeft er evenwel een meer volledige herziening plaatsgevonden om, zonder overigens te tornen aan de vierpijlerstructuur, rekening te houden met nieuwe prioriteiten die tijdens de Europese Raad van Lissabon werden overeengekomen.

1.

Achtergrond


2.

het Verdrag


2. Het onderhavige voorstel voor werkgelegenheidsrichtsnoeren is de vierde jaarlijkse versie sinds de buitengewone Europese Raad van Luxemburg over werkgelegenheid in 1997, toen de nieuwe bepalingen van de titel over werkgelegenheid in het Verdrag zijn ingegaan. Sinds de inwerkingtreding van artikel 128 van het Verdrag in 1999 is de Commissie formeel verplicht een voorstel voor werkgelegenheidsrichtsnoeren voor te leggen. De lidstaten moeten bij het vaststellen van hun werkgelegenheidsbeleid rekening houden met deze richtsnoeren en in de loop van het voorjaar van 2001 verslag uitbrengen over de toepassing ervan, teneinde de volgende jaarlijkse cyclus van het proces van Luxemburg voor te bereiden.

3. Het voorstel voor richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten voor 2001 moet ter advies aan het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en het Comité voor de werkgelegenheid worden voorgelegd. Voordat de richtsnoeren voor 2001 door de Raad formeel kunnen worden goedgekeurd, moet het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2000 door de Europese Raad worden bestudeerd. Na bespreking van het Commissie-ontwerp door de Raad vormt dit verslag een weerspiegeling van de gemeenschappelijke beoordeling door de Commissie en de Raad van de manier waarop de lidstaten de voorgaande richtsnoeren hebben toegepast, en is het de feitelijke basis voor nieuwe richtsnoeren.

4. Om de noodzakelijke verdere vooruitgang te verwezenlijken, bestaat behoefte aan deugdelijke macro-economische beleidsmaatregelen, een passende loonontwikkeling, structurele hervormingen die sporen met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid en een vastberaden tenuitvoerlegging van de werkgelegenheidsrichtsnoeren gebaseerd op de vier pijlers, d.w.z. inzetbaarheid, ondernemerschap, aanpassingsvermogen en gelijke kansen. Zoals wordt bepaald in artikel 126 van het Verdrag voeren de lidstaten hun werkgelegenheidsbeleid uit op een wijze die verenigbaar is met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid.

3.

Belangrijkste kenmerken van de richtsnoeren voor 2001


5. De benadering van de Commissie en de inhoud van de richtsnoeren voor 2001 zijn beïnvloed door vier belangrijke elementen: de conclusies van de Europese Raad van Lissabon, de tussentijdse evaluatie van het proces van Luxemburg, uitgevoerd op basis van het mandaat in de conclusies van Lissabon, de analyse van het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid en de behoefte aan vereenvoudiging op een aantal gebieden. Hieronder volgt een overzicht van de wijze waarop bij de herziening van de richtsnoeren voor 2001 met deze aspecten rekening is gehouden.

4.

Handhaving van de vier pijlers


6. Onlangs heeft, op basis van een mandaat van de Europese Raad van Lissabon, in het Comité voor de werkgelegenheid de tussentijdse evaluatie plaatsgevonden van het proces van Luxemburg. Het Comité concludeerde dat de titel over werkgelegenheid in het Verdrag en het proces van Luxemburg dat daarop volgde door de open coördinatiemethode, gebaseerd op communautaire werkgelegenheidsrichtsnoeren die worden vertaald in nationale actieplannen voor de werkgelegenheid, zowel wat de politieke invloed als het terugdringen van de werkloosheid betreft, een succes zijn.

7. De tussentijdse evaluatie bevestigde het alom levende gevoel dat de vierpijlerstructuur van de richtsnoeren haar waarde heeft bewezen en bijgevolg ook niet veranderd mag worden voordat er tegen het eind van de huidige cyclus van vijf jaar, in 2002, een volledige impactstudie van de strategie heeft plaatsgevonden. De tussentijdse evaluatie maakte het tevens mogelijk besluiten te treffen over de wijze waarop de oriëntaties van de Europese Raad van Lissabon in de richtsnoeren opgenomen zouden kunnen worden.

5.

Globale nieuwe prioriteiten uit de conclusies van de Europese Raad van Lissabon


8. Tijdens de Europese Raad van Lissabon zijn afspraken gemaakt over een nieuwe, alomvattende strategie inzake werkgelegenheid, economische hervormingen en sociale samenhang als onderdeel van een kenniseconomie, en werd overeengekomen de voorwaarden te creëren voor volledige werkgelegenheid. De Europese Raad stemde in met het globale doel de arbeidsparticipatie - van 62,2% in 1999 - te verhogen tot 70% in 2010 (meer dan 60% voor vrouwen). Het doel van volledige werkgelegenheid, waaraan alle vier de pijlers een bijdrage moeten leveren, en de doelstellingen voor 2010 moeten in alle richtsnoeren de volledige aandacht krijgen. De Commissie heeft gekozen voor een inleidend, horizontaal deel, waarin deze algemene doelstelling en het belangrijkste institutionele raamwerk van de strategie in herinnering worden gebracht. Ook wordt de rol van de diverse actoren duidelijker gedefinieerd en wordt ingegaan op de behoefte van een verdere ontwikkeling van doelstellingen en benchmarks.

9. In het horizontale deel wordt aandacht besteed aan twee bijkomende onderwerpen uit de conclusies van Lissabon en Feira, teneinde hun algemene relevantie voor de pijlers te onderstrepen. Het eerste onderwerp betreft de rol van de sociale partners. Deze worden door de Europese Raad van Santa Maria de Feira verzocht een meer toonaangevende rol te spelen bij de uitvoering en de evaluatie van de werkgelegenheidsrichtsnoeren die van hen afhangen. Het tweede onderwerp betreft levenslang leren, waarvan het belang in de conclusies van Lissabon in het bijzonder wordt benadrukt. Levenslang leren is door de lidstaten en de Commissie gedefinieerd als elke zinvolle opleidingsactiviteit, hetzij op formele of informele basis, die een permanent karakter heeft en is bedoeld ter vergroting van kennis en vaardigheden. Levenslang leren is relevant voor zowel de pijler inzetbaarheid als de pijler aanpassingsvermogen, waar de nodige actie vervolgens onder de relevante richtsnoeren verder zou moeten worden ingevuld, overeenkomstig het niveau van de actie en de voor het leren verantwoordelijke organisaties (schoolonderwijs en opleiding in het kader van werk, voor jongeren en volwassenen).

10. Rekening houdende met het voorgaande zijn de richtsnoeren betreffende levenslang leren gegroepeerd onder de pijler inzetbaarheid (richtsnoeren 4-6), teneinde de geïntegreerde aanpak van levenslang leren beter tot uitdrukking te laten komen. Wat de rol van de sociale partners en de lidstaten betreft, is hetzelfde gedaan onder de pijler aanpassingsvermogen (richtsnoeren 14-16).

6.

Specifieke prioriteiten uit de conclusies van de Europese Raad van Lissabon


11. De draagwijdte van het richtsnoer betreffende werkgelegenheidsbevordering in de dienstensectoren is uitgebreid met persoonlijke dienstverlening, overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Lissabon (richtsnoer 11).

12. Er is meer aandacht voor de bestrijding van de discriminerende aspecten van de arbeidsmarkt, teneinde de band met sociale integratie te versterken (richtsnoer 8).

13. In reactie op de conclusies van de Europese Raad van Lissabon (zie richtsnoer 7 betreffende opleiding, richtsnoer 8 betreffende discriminatie en richtsnoer 19 betreffende gelijke kansen) zijn de gemeenschappelijke doelstellingen voor onderwijs (richtsnoeren 4-5) bijgewerkt en zijn er vereisten voor meer nationale doelstellingen opgenomen.

7.

Wijzigingen naar aanleiding van de analyse van het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid


14. Uit de analyse van de nationale tenuitvoerleggingsverslagen in het ontwerp voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid blijkt dat de situatie ten aanzien van de langetermijnproblemen, zoals hoge werkloosheid en lage arbeidsparticipatie van vrouwen, zich tegen de achtergrond van een beter economisch klimaat aan het verbeteren is. De participatiepercentages van ouderen aan het arbeidsproces blijven in een groot aantal landen evenwel laag en duidelijker dan in het verleden ontstaan er nieuwe uitdagingen, in het bijzonder een tekort aan arbeidskrachten, lacunes in vaardigheden en regionale onevenwichtigheden.

15. Door de arbeidsmarktsituatie en ten dele ook met het oog op vereenvoudiging zijn in de richtsnoeren de volgende wijzigingen aangebracht:

-de richtsnoeren betreffende werkloosheidspreventie, waarin de lidstaten jeugd- en volwassenenwerkloosheid in feite als onderdeel van een geïntegreerd pakket maatregelen behandelden, zijn samengevoegd in richtsnoer 1;

-het oude richtsnoer 3 betreffende actieve arbeidsmarktmaatregelen is bijgewerkt en opgesplitst in 2 richtsnoeren (het nieuwe richtsnoer 2 en richtsnoer 6); het gemeenschappelijke benchmark van 20% (dat in het algemeen is verwezenlijkt) is vervangen door nieuwe doelstellingen in de vorm van uitgaven voor actieve maatregelen per hoofd van de bevolking, en een meer ambitieus en concreet benchmark in verband met opleidingsmaatregelen;

-het richtsnoer betreffende oudere werknemers (nu richtsnoer 3) is uitgebreid van het aspect fiscale voordelen naar een alomvattender pakket maatregelen ter ondersteuning van het actief ouder worden;

-richtsnoer 7 betreft tekorten op de arbeidsmarkt en lacunes in vaardigheden;

-twee bestaande richtsnoeren betreffende gelijke kansen zijn samengevoegd in één nieuw richtsnoer (richtsnoer 19).