Toelichting bij COM(2000)549 - Tenuitvoerlegging van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Overeenkomstig artikel 128, lid 4 heeft de Raad in februari 2000 een eerste reeks aanbevelingen inzake de tenuitvoerlegging van het werkgelegenheidsbeleid in de lidstaten goedgekeurd. Het doel hiervan was om de beleidsacties toe te spitsen op die terreinen waaraan prioriteit dient te worden gegeven en de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van de Werkgelegenheidsrichtsnoeren steun en begeleiding te verstrekken.

De Nationale Actieplannen die door de lidstaten in mei zijn voorgelegd, geven een duidelijk beeld van de manier waarop deze eerste reeks aanbevelingen in de praktijk is vertaald. Uit de dit jaar opgedane ervaringen blijkt dat de aanbevelingen een nuttige rol hebben gespeeld bij de toespitsing van de inspanningen van de lidstaten op die terreinen waar de arbeidsmarktprestaties aantoonbaar onder het elders in de Unie bereikte niveau zijn gebleven.

Deze aanbeveling bouwt voort op de conclusies van het onderzoek van de Commissie naar de Nationale Actieplannen. Ze maakt deel uit van een pakket, waarin zowel het ontwerp voor het Gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid in het jaar 2000 is opgenomen dat de bevindingen van dit onderzoek in detail beschrijft, als het voorstel voor een Besluit van de Raad inzake de Werkgelegenheidsrichtsnoeren voor 2001. De Commissie heeft er zorgvuldig op gelet dat deze aanbevelingen voor de werkgelegenheid in de pas lopen met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid.

In de aanbeveling worden de belangrijkste uitdagingen voor de arbeidsmarkten van de afzonderlijke lidstaten in kaart gebracht. Om de lidstaten te ondersteunen bij hun inspanningen om deze uitdagingen zo doeltreffend mogelijk in het kader van de Europese Werkgelegenheidsstrategie aan te pakken, worden daarnaast aanbevelingen gedaan voor hoofdlijnen die bij de werkzaamheden aangehouden zouden moeten worden.

De aanbevelingen van dit jaar wijken in een aantal opzichten af van de aanbevelingen van vorig jaar. Hierin komt het volgende tot uiting:

*ten eerste, de mate waarin de afzonderlijke lidstaten tegen de achtergrond van hun specifieke arbeidsmarktsituatie op de aanbevelingen gereageerd hebben;

*ten tweede, de ontwikkeling van het proces van Luxemburg, met name in het licht van de conclusies van de Europese Raad te Lissabon en de Europese Raad te Feira, waar de nadruk is gelegd op de rol van een actief werkgelegenheidsbeleid voor de ontwikkeling van een kenniseconomie.

De respons van de lidstaten op de aanbevelingen was over het algemeen positief, maar wel enigszins ongelijk. Hierin komt tot uiting dat bij de tenuitvoerlegging en naleving van de Werkgelegenheidsrichtsnoeren uiteenlopende stadia bereikt zijn. Met dergelijke verschillen is bij de herziening van de afzonderlijke aanbevelingen zorgvuldig rekening gehouden. De Commissie heeft hierbij de keuze uit drie opties:

De aanbeveling dient te worden gehandhaafd, daar de maatregelen van de lidstaten om eraan te voldoen duidelijk niet afdoende zijn.

De aanbeveling dient te worden gewijzigd om recht te doen aan de door de lidstaat geboekte vooruitgang en gaat vergezeld van het verzoek om voort te gaan met de inspanningen of om de verdere vooruitgang te monitoren en het effect te evalueren. Deze reactie is op zijn plaats, indien de maatregelen die door de lidstaat genomen zijn alleen ten dele aan de aanbeveling voldoen en er méér inspanningen vereist zijn of indien er een integraal plan uitgewerkt is, maar de resultaten daarvan pas op de middellange tot de lange termijn zichtbaar zullen worden.

De aanbeveling dient ingetrokken te worden, daar de door het land genomen maatregelen afdoende zijn.

Het merendeel van de 52 bestaande aanbevelingen is ofwel in het geheel ofwel in gewijzigde vorm gehandhaafd, aangezien voor de tenuitvoerlegging ervan meer tijd nodig is dan een enkel jaar en de geboekte vooruitgang op de middellange en lange termijn gemonitord dient te worden en er een evaluatie van de effecten plaats dient te vinden. Acht aanbevelingen zijn geschrapt, aangezien uit de initiatieven van de lidstaten en uit de gegevens van de Nationale Actieplannen gebleken is dat er in afdoende mate gereageerd is en er duidelijke vooruitgang geboekt is. Dit geldt voor de aanbevelingen ten aanzien van :

*de dienstensector en de mogelijkheden voor de schepping van arbeidsplaatsen daarin in België, Duitsland, Ierland en Italië;

*de noodzakelijke vermindering van de administratieve lasten voor ondernemingen in Spanje;

*de ontwikkeling van het statistische monitoringsysteem in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk;

*de bevordering van de samenwerking tussen de sociale partners in Frankrijk.

Tegen de achtergrond van de huidige ontwikkelingen op sociaal en economisch vlak en de steeds duidelijker op de voorgrond tredende effecten van de zich ontwikkelende kennismaatschappij zijn daarenboven nieuwe aanbevelingen opgenomen die inspelen op twee vraagstukken die in toenemende mate beleidsaandacht vergen:

*De strategische aanpak ten aanzien van de pijlers. Ondanks aanzienlijke inspanningen om de werkgelegenheidsrichtsnoeren in de praktijk te vertalen, ontbreekt het in een aantal lidstaten nog steeds aan een integrale aanpak voor de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van de Werkgelegenheidsstrategie. Dit komt tot uiting in de ongelijke behandeling die in de Nationale Actieplannen aan de vier pijlers van de werkgelegenheidsrichtsnoeren wordt gegeven. Sommige lidstaten worden dan ook gestimuleerd om bij de structurering van hun NAP's een strategischere opzet te volgen en om expliciet te bestuderen hoe ze hun beleidsmix zouden kunnen verbeteren om een maximaal effect te bereiken.

*Levenslang leren. Hoewel levenslang leren - zoals onderstreept is in de conclusies van de Top te Lissabon - een belangrijke rol speelt in het werkgelegenheidsbeleid, zijn de beleidsinspanningen van de lidstaten toch vrij bescheiden gebleven. In de meeste lidstaten ontbreekt het aan een integraal beleidskader voor levenslang leren, dat onderbouwd is met passende streefcijfers. In de nieuwe richtlijn, die in 1999 uitgebracht is om de uitdagingen van de kennismaatschappij op te pakken, is om dergelijke streefcijfers verzocht. De Commissie achtte het dan ook noodzakelijk om de geboekte vooruitgang op dit gebied in het oog te houden. De aanbevelingen op dit terrein beogen de lidstaten de helpende hand te bieden bij het aanpakken van de tekorten aan vaardigheden en bij het afstemmen van de onderwijs- en scholingssystemen op de eisen van de arbeidsmarkt.

In de onderhavige aanbeveling zou ook plaats kunnen worden ingeruimd voor andere, steeds duidelijker naar voren komende arbeidsmarktvraagstukken. Een voorbeeld van zo'n vraagstuk zijn de discrepanties in de werkgelegenheidssituatie van de regio's die in een aantal lidstaten steeds verder toenemen. Aan dit vraagstuk is in het Gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid in het jaar 2000 en in de herziene werkgelegenheidsrichtsnoeren voor 2001 aandacht besteed. In de toekomst zal worden bekeken of het ook in de aanbevelingen voor het werkgelegenheidsbeleid moet worden opgenomen.


1.

Bijlage 1


Vergelijking van de aanbevelingen van de Raad voor 1999 en 2000

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2.

Bijlage 2


Lijst van geschrapte aanbevelingen

België

Goedkeuren en ten uitvoer brengen van coherente strategieën, bestaande uit regelgeving, belasting- en arbeidsmarktmaatregelen, met het doel om alle mogelijkheden voor de schepping van arbeidsplaatsen in de dienstensector te benutten.

3.

Duitsland


Goedkeuren en ten uitvoer brengen van een coherente strategie voor de benutting van het potentieel aan arbeidsplaatsen in de dienstensector, waarin regelgeving, belastingmaatregelen en andere maatregelen ter vermindering van de lasten voor het starten van ondernemingen opgenomen zijn;

Nemen van passende maatregelen om het statistische apparaat te verbeteren en bij te stellen, zodat cijfers kunnen worden verstrekt die compatibel zijn met de gemeenschappelijke beleidsindicatoren voor het jaar 2000. Duitsland zou in het licht van Verordening (EG) nr. 557/98 van de Raad de invoering van een arbeidskrachtenenquête per kwartaal moeten overwegen.

4.

Spanje


Goedkeuren en ten uitvoer brengen van coherente strategieën waarin regelgeving, belastingmaatregelen en andere maatregelen opgenomen zijn en die tot doel hebben om de administratieve lasten voor ondernemingen te verminderen, zodat het ondernemerschap gestimuleerd wordt en de mogelijkheden voor de schepping van méér en stabiele arbeidsplaatsen in de dienstensector benut worden.

5.

Frankrijk


Intensiveren van de samenwerking met de sociale partners om een integrale aanpak voor de modernisering van de arbeidsorganisatie uit te werken.

6.

Ierland


Doorgaan met het onlangs ingevoerde beleid, bestaande uit regelgeving, maatregelen op onderwijsgebied en belastingmaatregelen, met het doel om de mogelijkheden voor de schepping van arbeidsplaatsen in de dienstensector beter te benutten.

7.

Italië


Vooral in het zuiden voortgaan met de inspanningen die gericht zijn op een vermindering van de administratieve lasten voor ondernemingen en benutten van de mogelijkheden voor de schepping van arbeidsplaatsen in de dienstensector.

8.

Verenigd Koninkrijk


Bijstellen van het statistische monitoringsysteem, zodat in het jaar 2000, in overeenstemming met de vastgelegde definities en methoden, beleidsindicatoren over preventie en activering kunnen worden verstrekt.


9.

Aanbeveling voor een


AANBEVELING VAN DE RAAD

inzake de tenuitvoerlegging van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en met name op artikel 128, lid 4,

Gezien de vijftien implementatieverslagen van de lidstaten over het jaar 2000, waarin verslag wordt gedaan over de tenuitvoerlegging van de Nationale Actieplannen voor 1999 en waarin de aanpassingen worden beschreven die in de Nationale Actieplannen zijn aangebracht om recht te doen aan de wijzigingen uit hoofde van de richtsnoeren voor het jaar 2000,

Gezien de aanbeveling van de Raad van 14 februari 2000 inzake de uitvoering van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten,

Gezien de op 6 september 2000 ingediende aanbeveling van de Commissie,

Gezien het advies dat het Comité voor economische politiek op 4 oktober 2000 over de onderhavige aanbeveling heeft uitgebracht,

Gezien het advies dat het Comité voor de werkgelegenheid op 5 oktober 2000 over de onderhavige aanbeveling heeft uitgebracht,

Overwegende hetgeen volgt:

De Raad heeft in de Resoluties van de Raad van 15 december 1997 en 22 februari 1999 en in het Besluit van de Raad van 13 maart 2000 i goedkeuring gegeven aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren voor de jaren 1998, 1999 en 2000;

Op de Europese Raad te Lissabon van 23 en 24 maart 2000 is overeenstemming bereikt over een integrale strategie ter bevordering van de werkgelegenheid, economische hervormingen en de sociale samenhang in het kader van de kennismaatschappij, is de toezegging tot het scheppen van de voorwaarden voor volledige werkgelegenheid gedaan en is het belang van levenslang leren onderstreept;

Op de Europese Raad te Feira van 19 en 20 juni 2000 is er met klem op gewezen dat de sociale partners een vooraanstaande rol te spelen hebben bij de modernisering van de arbeidsorganisatie, de bevordering van het levenslang leren en de verhoging van het werkgelegenheidscijfer van met name van vrouwen;

De Raad heeft op 19 juni 2000 goedkeuring verleend aan de aanbeveling betreffende de globale richtsnoeren van het economisch beleid en de Europese Raad heeft op 17 juni 1997 een resolutie goedgekeurd betreffende het stabiliteits- en groeipact, waarin de verplichtingen van de lidstaten zijn vastgelegd;

In het tezamen met de Commissie opgestelde Gezamenlijke verslag over de werkgelegenheid in het jaar 2000 wordt de werkgelegenheidssituatie in de Gemeenschap beschreven en wordt nagegaan welke maatregelen de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van hun werkgelegenheidsbeleid overeenkomstig de richtsnoeren genomen hebben;

De Raad acht het in het licht van het onderzoek naar de tenuitvoerlegging van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten op zijn plaats om aanbevelingen te doen; dergelijke aanbevelingen dienen alleen gedaan te worden als daar aanleiding toe is, moeten op prioritaire vraagstukken gericht zijn en op gedegen en nauwkeurige analyses stoelen;

Bij maatregelen ter aanvulling van de werkzaamheden van de lidstaten die een bijdrage beogen te leveren aan de verwezenlijking van volledige werkgelegenheid dienen de bevoegdheden van de lidstaten in acht te worden genomen;

De Raad erkent dat de lidstaten zich reeds belangrijke inspanningen getroost hebben om uitvoering te geven aan de Werkgelegenheidsrichtsnoeren en aan de Aanbeveling van de Raad van 14 februari 2000 i; bij de evaluatie van de effecten van dit beleid dient rekening te worden gehouden met het meerjarenperspectief van de Werkgelegenheidsrichtsnoeren;

Bij de invulling van de werkgelegenheidsrichtsnoeren is een integrale strategische aanpak voor de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van het werkgelegenheidsbeleid in de lidstaten nodig;

De ontwikkeling en verwezenlijking van levenslang leren is van cruciaal belang voor de ontwikkeling van een voor de concurrentiestrijd toegeruste en dynamische kennismaatschappij en vereist maatregelen van overheidsinstanties, ondernemingen en de sociale partners;

Ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid, die in de meeste landen van de Europese Unie een aanhoudend probleem is, zouden alle jongeren nog voor het eind van de eerste zes maanden van hun werkloosheid de mogelijkheid moeten krijgen om hun intrede in de wereld van het werk te doen;

Ter voorkoming van langdurige werkloosheid onder volwassenen, waarmee ongeveer de helft van de werklozen in de Europese Unie te maken heeft, zou aan alle volwassen werklozen nog voor het eind van de eerste twaalf maanden van hun werkloosheid de mogelijkheid van een nieuwe start moeten worden geboden;

Het is van belang dat de regelingen in het belasting- en uitkeringsstelsel worden weggenomen die het onaantrekkelijk maken om betaald werk te verrichten, zodat hogere participatiecijfers van vrouwen en ouderen bereikt worden;

Om de schepping van arbeidsplaatsen door een groter aantal en zich dynamisch ontwikkelende ondernemingen te stimuleren, zijn er verbeteringen nodig in het bedrijfsklimaat en in de voorbereiding van mensen die als ondernemer werkzaam willen zijn;

Er dienen kadervoorwaarden tot stand te worden gebracht waardoor er gebruik kan worden gemaakt van de mogelijkheden voor een toename van het aantal arbeidsplaatsen in de dienstensector;

Een duurzame toename van het aantal arbeidsplaatsen vergt werkgelegenheidsvriendelijke belastingstelsels, waarin de hoge belastingdruk op arbeid van dit moment wordt omgebogen in de richting van alternatieve bronnen van belastinginkomsten, zoals energie en milieu;

Plaatselijke maatregelen op werkgelegenheidsgebied leveren een grote bijdrage aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Werkgelegenheidsstrategie;

De totstandbrenging van samenwerkingsverbanden op alle passende niveaus is van cruciaal belang voor de modernisering van de arbeidsorganisatie en de bevordering van het aanpassingsvermogen van ondernemingen en hun werknemers;

De kloof tussen de seksen op de arbeidsmarkt die met name doorwerkt in de arbeidsdeelname, de werkloosheid en de lonen alsmede de seksesegregatie naar bedrijfstakken en beroepen vereisen integrale mainstreamingstrategieën en -maatregelen, waardoor werk en gezinsleven beter met elkaar gecombineerd kunnen worden;

brengt hierbij de in de bijlage beschreven aanbevelingen aan de afzonderlijke lidstaten uit.

Gedaan te Brussel,

10.

Voor de Raad


De voorzitter

BIJLAGE

I. BELGIË

Problemen op het gebied van de arbeidsmarktprestaties

De situatie op de Belgische arbeidsmarkt is in 1999 verbeterd. Er heeft zich met name een sterke stijging van het werkgelegenheidscijfer en een daling van het werkloosheidscijfer tot onder het EU-gemiddelde voorgedaan. Het tempo van de werkgelegenheidsgroei nam evenwel af en lag onder het EU-gemiddelde, terwijl de reeds lang bestaande uitdagingen slechts geleidelijk aan worden aangepakt.

-De instroom in de langdurige werkloosheid is groot en er zijn grote aantallen langdurig werklozen, die in 1999 nog altijd 5% van de beroepsbevolking uitmaakten.

-De arbeidsparticipatie van ouderen (12 procentpunten onder het EU-gemiddelde) is laag en dit is met name het geval bij de 55-plussers, wier werkgelegenheidscijfer (24,7%) nog steeds het laagst in de Unie is.

-De gemiddelde belastingdruk op arbeid is nog steeds een van de hoogste in de EU.

-Er beginnen zich tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden af te tekenen, terwijl de verschillen in werkloosheid tussen de gewesten nog steeds aanzienlijk zijn.

Na grondige analyse blijkt dat er meer inspanningen vereist zijn om te voldoen aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen ten aanzien van: de tenuitvoerlegging van een preventiebeleid; de herziening van het belasting- en uitkeringsstelsel, de verbetering van de samenwerking tussen de arbeidsmarktinstanties; de verlaging van de belastingdruk op arbeid en de ontwikkeling van levenslang leren.

België zou dan ook het volgende moeten doen:

intensiveren van de inspanningen die gericht zijn op de implementatie van de nieuwe op maat gesneden aanpak voor alle werkloze jongeren, zodat deze nog voor het eind van de eerste zes maanden van hun werkloosheid bereikt worden; zetten van beslissende stappen bij de uitwerking en het opstarten van een passend systeem van tijdige interventiemaatregelen voor werkloze volwassenen;

verdergaan met het onderzoek naar regelingen in de belasting- en uitkeringsstelsels die met name ouderen van arbeidsmarktdeelname weerhouden. België zou met name zorg moeten dragen voor een nauwgezette monitoring van de maatregelen die beogen te voorkomen dat werknemers voortijdig stoppen met werken, en zou een versterking van de maatregelen dienen te overwegen die dit tegengaan.

doorgaan met de inspanningen om de samenwerking tussen de verschillende arbeidsmarktinstanties te versterken, zodat de verscheidene activeringsmaatregelen geïntegreerd en gecoördineerd worden.

doorgaan met en zorgdragen voor een nauwgezette monitoring van de maatregelen die gericht zijn op een verlaging van de belastingdruk op arbeid, zodat mensen gestimuleerd worden om te gaan werken en werkgevers ertoe gebracht worden om mensen aan te nemen, en zorgdragen voor een nauwgezette monitoring van de effecten van de verlaging van de sociale premies;

ontwikkelen en ten uitvoer brengen van een integrale strategie voor levenslang leren om tekorten aan vaardigheden te voorkomen en een steviger fundament voor een kenniseconomie en een kennismaatschappij te leggen.


11.

II. DENEMARKEN


Problemen op het gebied van de arbeidsmarktprestaties

De bijzonder gunstige situatie op de arbeidsmarkt houdt aan. Denemarken heeft zowel het hoogste percentage werkende mannen als het hoogste percentage werkende vrouwen en een van de laagste werkloosheidscijfers van de EU. De belangrijkste uitdagingen voor Denemarken liggen nog steeds in de noodzaak om:

-de huidige beroepsbevolking uit te breiden, met name door werkenden te stimuleren om langer door te gaan met werken en het aantal uitkeringstrekkers op werkzame leeftijd te verminderen;

-een beter evenwicht tussen vrouwen en mannen in beroepen te bewerkstelligen.

Na grondige analyse blijkt dat er verdere inspanningen vereist zijn om te voldoen aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen ten aanzien van: de verlaging van de belastingdruk op arbeid; de prikkels voor werknemers om langer deel te blijven uitmaken van de werkzame beroepsbevolking; de integratie van werkloze vrouwen en de vermindering van de omvang van de seksesegregatie.

Denemarken zou dan ook het volgende moeten doen:

doorgaan met en zorgdragen voor een nauwgezette monitoring van de implementatie van de lopende hervormingen die tot doel hebben om de algehele belastingdruk op arbeid en met name de belastingdruk op de lagere inkomens te verlagen;

tegen de achtergrond van de noodzakelijke toename van het aanbod aan arbeidskrachten, uitbreiden van het aantal regelingen die het aantrekkelijk maken om aan het werk te gaan of aan het werk te blijven en doorgaan met de nauwgezette monitoring van de hervorming van vut- en vertrekregelingen;

doorgaan met de inspanningen om tot een substantiëlere mainstreamingaanpak en een integrale strategie te komen, waardoor de huidige omvang van de seksesegregatie naar beroepen op de arbeidsmarkt kan worden teruggedrongen.


12.

III. DUITSLAND


Problemen op het gebied van de arbeidsmarktprestaties

Daar het herstel van de Duitse economie aanhoudt, wordt de ommekeer in de werkgelegenheidsontwikkeling steeds duidelijker. De werkloosheid daalt verder, terwijl de gevolgen van de Duitse hereniging nog steeds doorwerken. De Duitse arbeidsmarkt wordt nog steeds met de volgende belangrijke uitdagingen geconfronteerd:

-het langzame tempo waarmee het verlies aan arbeidsplaatsen gecompenseerd wordt, dat zich gedurende het grootste deel van de jaren negentig heeft voorgedaan (-1,2 procentpunten per jaar vanaf 1991 tot 1998); grote regionale verschillen in de werkloosheidscijfers, waarbij het met name de nieuwe Länder zijn die met werkloosheid te maken hebben;

-de aanhoudende langdurige werkloosheid, waarmee 4,4% van de beroepsbevolking geconfronteerd wordt;

-de algehele belastingdruk op arbeid behoort ondanks recente hervormingen tot de hoogste van de EU;

-het lage percentage 50- tot 64-jarigen dat nog werkzaam is (zo'n 37%), hetgeen er op wijst dat er nog één bijkomend onbenut arbeidspotentieel is, alsmede de behoefte aan een krachtiger integraal beleid voor levenslang leren waarmee de inzetbaarheid van de beroepsbevolking kan worden verbeterd.

Na grondige analyse blijkt dat er meer inspanningen vereist zijn om te voldoen aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen ten aanzien van: de belastingdruk op arbeid; het preventiebeleid; het belasting- uitkeringsstelsel, met name voor oudere werknemers; levenslang leren en gelijke kansen.

Duitsland zou dan ook het volgende moeten doen:

1. doorgaan met en zorg dragen voor de nauwgezette monitoring van de inspanningen om de belastingdruk op arbeid, door middel van een verlaging van de belastingen en de sociale premies, te verlagen. Vooral de arbeidskosten in de onderste loonschalen zouden met inachtneming van de noodzakelijke consolidatie op belastinggebied verder moeten worden verlaagd;

2. voortgaan met de algehele invoering van de preventieve aanpak die gericht is op tijdige maatregelen, zodat kan worden ingespeeld op individuele behoeften en voorkomen wordt dat mensen langdurig werkloos worden. Er zou een nauwgezette monitoring moeten plaatsvinden van de stappen die in de richting van de gemeenschappelijke en nationale doelen worden gezet;

3. voortgaan met gedetailleerd onderzoek naar hindernissen en regelingen die arbeidsmarktparticipatie voor alle categorieën en met name voor ouderen onaantrekkelijk maken. De ontwikkelingen in de participatiecijfers van ouderen zouden gemonitord moeten worden en er zouden nog meer maatregelen moeten worden genomen om de inzetbaarheid van deze categorie te verbeteren;

4. aanpakken van de tekorten aan vaardigheden op de arbeidsmarkt door in samenwerking met de sociale partners verdere verbeteringen in de bij- en nascholingsregelingen aan te brengen en door kwantitatieve doelstellingen voor levenslang leren vast te leggen. Tegen deze achtergrond dienen voor de opleidingen in het leerlingwezen moderne functieprofielen te worden ontwikkeld en in het onderwijs dienen maatregelen te worden genomen waardoor een betere overstap naar de moderne functies in de wereld van het werk mogelijk wordt;

5. voortgaan met en versterken van de tweesporenaanpak die gendermainstreaming met specifieke maatregelen voor de gelijke kansen combineert, waarbij in het bijzonder aandacht moet worden besteed aan de effecten van het belasting- en uitkeringsstelsel op de werkgelegenheid voor vrouwen; nemen van maatregelen om de kloof tussen de seksen op het punt van de salarissen te verkleinen.


13.

IV. GRIEKENLAND


Problemen op het gebied van de arbeidsmarktprestaties

Griekenland heeft een van de laagste werkgelegenheidscijfers (55,5%) van de EU. Ondanks goede arbeidsmarktprestaties in de afgelopen tijd is de werkloosheid de laatste jaren toegenomen, hetgeen vooral aan de groeiende beroepsbevolking (vrouwen en immigranten) toe te schrijven is. De werkloosheid ligt nog steeds boven het EU-gemiddelde. Ook de langdurige werkloosheid is gegroeid. Deze situatie duidt op een aantal structurele arbeidsmarktproblemen.

-De werkloosheidscijfers van jongeren en vrouwen en het percentage langdurig werklozen zijn nog steeds hoog en liggen boven het EU-gemiddelde.

-Op het punt van de arbeidsdeelname en werkloosheid gaapt er een grote kloof tussen de seksen.

-In het kader van de onderwijshervormingen worden stappen gezet om levenlang leren tot ontwikkeling te brengen, maar het ontbreekt aan een duidelijke strategie voor levenslang leren, terwijl de kwaliteit van het algemeen vormend onderwijs en de beroepsopleidingen verder dient te worden verbeterd.

-Aanzienlijke administratieve lasten staan de ontwikkeling van ondernemingen vooral in de startfase in de weg, terwijl er ondanks verbeteringen op een aantal terreinen nog steeds weinig werkgelegenheid in de dienstensector is.

-Het beperkte gebruik van nieuwe technologieën en de vertragingen bij de modernisering van de arbeidsorganisatie, die de groei van de productiviteit belemmeren, zijn nog steeds punten van zorg.

Na grondige analyse blijkt dat er verdere inspanningen vereist zijn om te voldoen aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen ten aanzien van: de algehele beleidsaanpak; preventie en activering; gendermainstreaming en een grotere participatie van vrouwen; algemeen vormend onderwijs en beroepsopleidingen; de vermindering van de administratieve lasten en de modernisering van de arbeidsorganisatie.

Griekenland zou dan ook het volgende moeten doen:

1. ontwikkelen van een strategisch raamwerk en een reeks goed gestructureerde beleidsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van de werkgelegenheidsrichtsnoeren ten aanzien van de vier pijlers;

2. in overeenstemming met richtsnoer 1 en richtsnoer 2 door middel van een snelle hervorming van de diensten voor de arbeidsvoorziening nemen van beslissende en coherente stappen om te voorkomen dat jonge en volwassen werklozen afglijden naar langdurige werkloosheid; de voorzieningen op statistisch gebied moeten worden bijgesteld, zodat er tijdig beleidsindicatoren over preventie en activering beschikbaar komen en de geboekte vooruitgang op doeltreffende wijze gemonitord kan worden;

3. gedetailleerd onderzoek doen naar regelingen in het belasting- en uitkeringsstelsel die de arbeidsmarktparticipatie van met name vrouwen onaantrekkelijk maken, zodat de werkgelegenheidscijfers van vrouwen geleidelijk worden opgevoerd en de gendermainstreaming versterkt wordt;

4. goedkeuren van een integrale strategie voor levenslang leren waarin streefcijfers zijn vastgelegd, en aanbrengen van verdere verbeteringen in de kwaliteit van het onderwijs en de beroepsopleidingen, zodat het bekwaamheidsniveau van de beroepsbevolking omhoog gaat; meer ondersteuning geven aan bij- en nascholing door met name een grotere actieve betrokkenheid van de sociale partners te bewerkstelligen;

5. goedkeuren en ten uitvoer brengen van een coherente strategie die gericht is op een substantiële vermindering van de administratieve lasten voor het starten van ondernemingen, zodat het ondernemerschap gestimuleerd wordt en alle mogelijkheden voor de schepping van arbeidsplaatsen in de dienstensector benut worden;

6. stimuleren van een partnerschapsaanpak en bevorderen dat er op alle passende niveaus door de sociale partners concrete afspraken over de modernisering van de arbeidsorganisatie worden gemaakt, zodat ondernemingen productiever worden en beter kunnen concurreren en tegelijkertijd het vereiste evenwicht tussen flexibiliteit en zekerheid bereikt wordt.


14.

V. SPANJE


Problemen op het gebied van de arbeidsmarktprestaties

In Spanje heeft de economie en de werkgelegenheid zich in de afgelopen jaren positief ontwikkeld. Desalniettemin zijn er nog steeds een aantal belangrijke uitdagingen.

-Het werkgelegenheidscijfer behoort, ondanks het feit dat zich momenteel een stijging voordoet, tot de laagste in Europa. De werkloosheid is met 15,9% nog steeds groot, hoewel zich vanaf 1996 een aanzienlijke daling heeft voorgedaan. De langdurige werkloosheid is eveneens gedaald, maar vooral vrouwen en oudere werknemers hebben nog steeds erg onder werkloosheid te lijden.

-Het percentage tijdelijke banen ligt hoog. Het merendeel van dit soort tijdelijke banen is van korte duur en het zijn vooral vrouwen en jongeren die dit soort banen hebben.

-De discrepanties tussen de regio's zijn groot, terwijl de geografische mobiliteit zeer beperkt is.

-Hoewel het werkgelegenheidscijfer van vrouwen aan het stijgen is, heeft Spanje een van de laagste percentages werkende vrouwen in Europa (37,6%). De kloof tussen het percentage werkende vrouwen en het percentage werkende mannen is met 30,3% nergens elders in Europa zo groot. De werkloosheid onder vrouwen bedraagt 23,1%.

-Nog geen 35% van de bevolkingsgroep van de 25- tot 64-jarigen heeft een diploma van het middelbaar onderwijs behaald. Voortijdig schoolverlaten komt op grote schaal voor en de deelname van volwassenen aan onderwijs en scholing is bijzonder gering. Het ontbreekt aan een integrale aanpak voor levenslang leren.

Na grondige analyse blijkt dat er meer inspanningen vereist zijn om te voldoen aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen ten aanzien van: het preventie- en activeringsbeleid; de verbetering van het statistische monitoringsysteem; gendermainstreaming; levenslang leren; het aanpassingsvermogen en het belasting- en uitkeringsstelsel.

Spanje zou dan ook het volgende moeten doen:

1. voortgaan met de modernisering van de openbare arbeidsvoorziening, zodat deze doeltreffender wordt, en meer vaart zetten achter de implementatie van de preventieve aanpak, zodat alle potentiële belanghebbenden bereikt worden. In het kader van deze inspanningen moet het werk aan het statistische monitoringsysteem begin 2001 tot een afronding zijn gebracht;

2. meer doen voor de mainstreaming van de gelijke kansen zodat, in een tijdsbestek dat afdoende recht doet aan de urgentie van dergelijke maatregelen, een stijging van het werkgelegenheidscijfer van vrouwen in de richting van het EU-gemiddelde wordt bereikt;

3. uitwerken en ten uitvoer brengen van een coherente strategie voor levenslang leren die streefcijfers omvat en zowel betrekking heeft op de initiële als op de voortgezette algemeen vormende en beroepsgerichte opleidingen, zodat het opleidingsniveau omhoog gaat en meer volwassenen aan onderwijs- en scholingsactiviteiten deelnemen. Aan het probleem van de vroegtijdige schoolverlaters moet bijzondere aandacht worden geschonken;

4. in samenwerking met de sociale partners doorgaan met de inspanningen die gericht zijn op de aanpassing van de arbeidsverhoudingen, met inbegrip van de arbeidsregelingen, en op de ontwikkeling van nieuwe vormen van arbeidsorganisatie, waarbij zorggedragen moet worden voor een passend evenwicht tussen flexibiliteit en zekerheid voor de hele beroepsbevolking.

5. onderzoek doen naar regelingen in het belasting- en uitkeringsstelsel die positieve, respectievelijk negatieve uitwerkingen hebben met het doel om de arbeidsmarktparticipatie en het aantal stabiele arbeidsplaatsen te doen stijgen.


15.

VI. FRANKRIJK


Problemen op het gebied van de arbeidsmarktprestaties

De verbetering van de werkgelegenheidssituatie houdt aan. Desalniettemin zijn er nog steeds een aantal belangrijke structurele problemen.

-De participatie van de categorie van de 55- tot 64-jarigen ligt nog steeds duidelijk onder het EU-gemiddelde (28,3% tegen 35,9%) en in 1999 heeft zich geen wijziging in de afnemende trend voorgedaan.

-De daling van de werkloosheid was aan de bescheiden kant en het werkloosheidscijfer ligt met 11,3% nog steeds boven het EU-gemiddelde van 10,8%.

-De belasting op arbeid is hoog.

Na grondige analyse blijkt dat er verdere inspanningen vereist zijn om te voldoen aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen ten aanzien van: oudere werknemers die deel uitmaken van de werkzame beroepsbevolking; de verlaging van de belastingdruk op arbeid; preventie en levenslang leren.

Frankrijk zou het volgende moeten doen:

intensiveren van de inspanningen die erop gericht zijn om vervroegde uittreding van oudere werknemers aan banden te leggen door middel van een meer integrale aanpak waarbij ook de sociale partners betrokken zijn.

doorgaan met en evalueren van de beleidsmaatregelen die gericht zijn op de verlaging van de belastingdruk op arbeid en met name van de maatregelen die gericht zijn op laaggeschoolde en slecht betaalde werknemers;

doorgaan met de implementatie van op maat gesneden en tijdige interventiemaatregelen voor werklozen en intensievere toepassing van dergelijke maatregelen om werkloosheid van jongeren en volwassenen te voorkomen;

doorgaan met de inspanningen die gericht zijn op de modernisering van de arbeidsorganisatie en zorgdragen voor een nauwgezette monitoring van de daadwerkelijke effecten van de invoering van de 35-urige werkweek; nemen van beslissende stappen om de effectiviteit van het bij- en nascholingssysteem te vergroten en stimuleren van een integraal beleid voor levenslang leren;

voortgaan met de tenuitvoerlegging van coherente strategieën waarin regelgeving, belastingmaatregelen en andere maatregelen opgenomen zijn en die tot doel hebben om de administratieve lasten voor ondernemingen te verminderen, alsmede evalueren van de effecten van de doorlopende inspanningen om nieuwe arbeidsplaatsen voor jongeren tot stand te brengen.


16.

VII. IERLAND


Problemen op het gebied van de arbeidsmarktprestaties

Economisch gezien en op het punt van de werkgelegenheid heeft Ierland het buitengewoon goed gedaan. Het werkgelegenheidscijfer kwam in 1999 boven het gemiddelde van de Europese Unie te liggen. Bovendien bleef het werkloosheidscijfer bij alle categorieën dalen. Deze ontwikkelingen duiden erop dat de krapte op de arbeidsmarkt aan het toenemen is. Er doen zich nog steeds een aantal structurele problemen voor.

-Het belangrijkste probleem voor Ierland is, net als voor een aantal andere landen, gelegen in het voorkomen van tekorten op de arbeidsmarkt en de daarmee gepaard gaande druk op de lonen.

-Het participatiecijfer van vrouwen is nog steeds laag en de kloof tussen het percentage werkende vrouwen en het percentage werkende mannen is tussen 1998 en 1999 slechts in geringe mate kleiner geworden.

-In het verlengde van de toenemende tekorten op de arbeidsmarkt is het belangrijk voor Ierland dat er in onderwijs en scholing voor zowel werklozen als werkenden wordt geïnvesteerd. Ierland is een van de weinige landen waar de deelname van werklozen aan scholingsmaatregelen gestegen is. Tegelijkertijd is het aantal werkenden dat aan scholingsmaatregelen deelneemt nergens in de Unie zo laag als in Ierland.

Na grondige analyse blijkt dat er verdere inspanningen vereist zijn om te voldoen aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen ten aanzien van: de arbeidsmarktdeelname van vrouwen en de ontwikkeling van een strategie voor bedrijfsinterne opleidingen en levenslang leren.

Ierland zou dan ook het volgende moeten doen:

doorgaan met de integrale strategie die gericht is op een toename van het aantal werkende vrouwen door middel van de slechting van hindernissen in het belastingstelsel en de uitbreiding van de kinderopvang; alsmede ondernemen van stappen om de kloof tussen de seksen op het punt van de salarissen te verkleinen;

doorgaan met en intensiveren van de inspanningen die gericht zijn op een bestendige toename van de productiviteit en verbeteren van de vaardigheden en kwalificaties van de beroepsbevolking door een sterker accent op bedrijfsinterne opleidingen en door de verdere ontwikkeling van levenslang leren en de vastlegging van streefcijfers.


17.

VIII. ITALIË


Problemen op het gebied van de arbeidsmarktprestaties

De werkgelegenheid is in 1999 gegroeid, hetgeen vooral toe te schrijven was aan de goedkeuring van belastingprikkels en flexibele arbeidsregelingen. Ondanks deze verbeteringen worden de structurele arbeidsmarktproblemen in Italië zo goed als niet aangepakt.

-Het lage werkgelegenheidscijfer van 52,5% ligt bijna 10 procentpunten onder het EU-gemiddelde. Vooral het werkgelegenheidscijfer van ouderen ligt met 27,5% op een bijzonder laag niveau.

-Het werkgelegenheidscijfer van vrouwen is sterker gestegen dan dat van mannen, maar behoort met 38,1 % tot de laagste in de EU.

-De werkloosheid is tot 11,3% gedaald, maar ligt nog steeds 2 procentpunten boven het EU-gemiddelde. Met 12,4% ligt het werkloosheidscijfer voor de categorie van de 15- tot 24-jarigen bijna 4 procentpunten hoger dan het EU-gemiddelde. Bij de langdurige werkloosheid deed zich met een daling van 7,1% van de beroepsbevolking in 1998 tot 6,9% in 1999 slechts een marginale verbetering voor, terwijl het aandeel van de langdurige werkloosheid in de algehele werkloosheid toenam.

-Karakteristiek voor de arbeidsmarkt is een brede kloof tussen de seksen - circa 30 procentpunten - en werkloosheid onder vrouwen die met 15,6% bijna twee keer zo hoog is als de werkloosheid onder mannen, die bij 8,7% ligt.

-De verschillen tussen de regio's zijn met werkloosheidscijfers die uiteenlopen van 6,5% in het midden en noorden tot 22% in het zuiden nog steeds erg groot.

-Tegenover een EU-gemiddelde van 42,5% bezit 43,2% van de beroepsbevolking een diploma van het middelbaar onderwijs, maar slechts 6,1% van de volwassenen neemt in vergelijking met een EU-gemiddelde van 8,7% aan onderwijs en scholing deel.

Na grondige analyse blijkt dat er meer inspanningen vereist zijn om te voldoen aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen ten aanzien van: de beleidsmix voor de vier pijlers; de belasting- en uitkeringsstelsels; activering en preventie; gendermainstreaming en de kloof tussen de seksen; en levenslang leren.

Italië zou dan ook het volgende moeten doen:

1. aanpakken van de onevenwichtigheden in de beleidsmix ten aanzien van de vier pijlers door een doeltreffende tenuitvoerlegging van het beleid dat op inzetbaarheid gericht is, door voortzetting van de inspanningen die gericht zijn op de modernisering van de arbeidsorganisatie, met inbegrip van het regelgevend kader, en door de uitwerking van een integrale strategie op het gebied van de gelijke kansen;

2. voortgaan met de tenuitvoerlegging van de hervorming van de pensioenstelsels en de andere uitkeringsstelsels om de uitstroom uit de arbeidsmarkt naar de pensioenstelsels en andere stelsels aan banden te leggen; en voortgaan met de inspanningen die gericht zijn op de verlaging van de belastingdruk, voor met name laagbetaalden;

3. ten uitvoer brengen van doeltreffende maatregelen om te voorkomen dat jonge en volwassen werklozen langdurig werkloos worden; bij de integrale hervorming van de openbare arbeidsvoorziening door het hele land heen en bij de totstandbrenging van een systeem voor arbeidsmarktgegevens dient het tempo te worden opgevoerd, zodat verdere vertragingen worden voorkomen; de inspanningen om het statistische monitoringsysteem bij te stellen moeten worden voortgezet, zodat op tijd beleids- en output-indicatoren beschikbaar komen;

4. doorgaan met de inspanningen om vrouwen méér en betere kansen op de arbeidsmarkt te geven, zodat de brede kloof tussen de seksen op het punt van arbeidsdeelname en werkloosheid kleiner wordt; met gendermainstreaming moet worden voortgegaan;

5. goedkeuren en ten uitvoer brengen van een coherente strategie voor levenslang leren, waarin nationale streefcijfers zijn vastgelegd; de sociale partners zouden ertoe moeten worden gebracht om méér scholingsmogelijkheden voor de beroepsbevolking te realiseren.


18.

IX. LUXEMBURG


Problemen op het gebied van de arbeidsmarktprestaties

In Luxemburg was de situatie op de arbeidsmarkt in 1999 goed, hetgeen hand in hand ging met een sterke economische groei en de grootste stijging van het werkgelegenheidscijfer in de EU (4,8 procentpunten). Het werkloosheidscijfer daalde verder en is nog steeds het laagst van de EU (2,3%). Desalniettemin kunnen er toch een aantal structurele problemen worden vastgesteld.

-Het totale nationale werkgelegenheidscijfer is ondanks een goede werkgelegenheidssituatie met een groot aantal grensarbeiders erg laag. De cijfers zijn vooral laag bij de 55-plussers (26,3%) en bij vrouwen (48,5%), hoewel beide cijfers sinds 1998 gestegen zijn;

-De kloof tussen het percentage werkende vrouwen en het percentage werkende mannen is met 25,9 procentpunten nog steeds een van de grootste van de EU;

-Het binnenlandse aanbod aan geschoolden is niet voldoende;

-Het percentage volwassen werknemers dat aan bij- en nascholingsmaatregelen deelneemt, is nog steeds laag (5,3%).

Na grondige analyse blijkt dat er verdere inspanningen vereist zijn om te voldoen aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen ten aanzien van: het overleg tussen de sociale partners; de arbeidsparticipatie van ouderen en vrouwen; en levenslang leren.

Luxemburg zou dan ook het volgende moeten doen:

1. stimuleren van de sociale partners om op constructieve wijze overleg te voeren, aangezien dit onmisbaar is voor het welslagen van het in het Nationale Actieplan neergelegde werkgelegenheidsbeleid;

2. voortgaan met de inspanningen en ten uitvoer brengen van maatregelen, waaronder de herziening van het belasting- en uitkeringsstelsel, om de participatiecijfers van ouderen en vrouwen te doen stijgen; ondernemen van stappen ter bevordering van gendermainstreaming;

3. doorgaan met de tenuitvoerlegging van de kaderwetgeving op het gebied van de bij- en nascholing en werken aan de beleidsontwikkeling en -uitvoering - waaronder het vastleggen van streefcijfers - zodat de deelname aan onderwijs en scholing toeneemt.


19.

X. NEDERLAND


Problemen op het gebied van de arbeidsmarktprestaties

Nederland kende in 1999 een gezonde werkgelegenheidsontwikkeling, de werkgelegenheidscijfers liggen duidelijk boven het EU-gemiddelde. Het werkloosheidscijfer nam verder af tot 3,3%, hetgeen lager is dan het EU-gemiddelde. Desalniettemin zijn er toch nog steeds een aantal structurele problemen.

-Hoewel de langdurige werkloosheid daalt, doen zich bij een aantal specifieke categorieën - met name laaggeschoolden, ouderen en etnische minderheden - toch nog steeds problemen voor.

-Een groot aantal mensen die op een leeftijd zijn dat ze zouden kunnen werken, maken door arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en andere uitkeringen geen deel uit van de arbeidsmarkt.

-Er beginnen zich tekorten op de arbeidsmarkt af te tekenen en dit gaat gepaard met druk op de lonen.

Na grondige analyse blijkt dat er verdere inspanningen vereist zijn om te voldoen aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen ten aanzien van: het belasting- en uitkeringsstelsel en het statistische monitoringsysteem.

Nederland zou dan ook het volgende moeten doen:

doorgaan met de samenwerking met de sociale partners om de regelingen in het uitkeringsstelsel weg te nemen die de deelname van met name mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering op een open arbeidsmarkt in de weg staan en tot armoedevallen kunnen leiden;

doorgaan met de bijstelling van het statistisch apparaat, zodat voor de monitoring en evaluatie van de doorlopende implementatie van de preventieve aanpak tijdig beleids- en output-indicatoren beschikbaar komen.


20.

XI. OOSTENRIJK


Problemen op het gebied van de arbeidsmarktprestaties

De Oostenrijkse arbeidsmarkt heeft het in het afgelopen jaar beter gedaan, het totale werkgelegenheidscijfer kwam uit op 68,2% (en op 59,7% bij vrouwen). Dit cijfer komt in de buurt van de doelstelling van 70%, die op de Europese Raad te Lissabon is vastgelegd, en ligt boven het EU-gemiddelde. De werkloosheid daalde tot 3,7% in 1999, terwijl de werkloosheid onder jongeren en de langdurige werkloosheid tot de laagste in de EU behoren. Ondanks deze goede prestaties in het algemeen zijn er nog steeds een aantal structurele problemen op de arbeidsmarkt.

-De algehele belastingdruk ligt boven het gemiddelde en de belastingdruk op arbeid is in de periode van 1994 tot 1998 nog verder gestegen. De aangekondigde lastenverlichting van zo'n 0,4 procentpunten van het BBP in 2003 is slechts een bescheiden stap voorwaarts.

-Er gaapt nog steeds een grote kloof tussen de seksen op het punt van arbeidsdeelname en werkloosheid, hoewel het percentage werkende vrouwen boven het EU-gemiddelde ligt.

-Het werkgelegenheidscijfer van ouderen ligt onder het EU-gemiddelde. De werkloosheid onder de 50-plussers is nog steeds hoog, namelijk twee keer zo hoog als het gemiddelde.

Na grondige analyse blijkt dat er meer inspanningen vereist zijn om te voldoen aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen ten aanzien van: de inzetbaarheid van ouderen; gendermainstreaming en de belasting op arbeid.

Oostenrijk zou dan ook het volgende moeten doen:

1. doorgaan met de inspanningen in verband met de aangegane verplichting om de programma's voor vervroegde uittreding en andere regelingen zodanig te hervormen dat ouderen langer doorgaan met werken, waardoor een aanzienlijke stijging van het werkgelegenheidscijfer van ouderen bereikt wordt;

2. doorgaan met de integrale strategie ter verkleining van de kloof tussen de seksen op het punt van de arbeidsdeelname die nog steeds aanzienlijk is, bijvoorbeeld door middel van maatregelen die een bijdrage leveren aan de verkleining van de verschillen in salariëring en de combinatie van betaald werk en gezinstaken gemakkelijker maken;

3. méér doen om tot een aanzienlijke verlaging van de hoge belastingdruk op arbeid te komen door met name aandacht te besteden aan die groepen die op de arbeidsmarkt met problemen geconfronteerd worden.


21.

XII. PORTUGAL


Problemen op het gebied van de arbeidsmarktprestaties

De werkgelegenheidssituatie is in 1999 verder verbeterd, de positieve trend van het vorig jaar hield daarmee aan. Het werkloosheidscijfer behoort tot de laagste in de EU en de langdurige werkloosheid is snel afgenomen. De arbeidsmarkt kent evenwel een aantal structurele zwakke punten, die maatregelen vereisen.

-Het gemiddelde opleidingsniveau van de beroepsbevolking is laag. Slechts 21,2%, tegenover een EU-gemiddelde van 60%, heeft minimaal een diploma van het middelbaar onderwijs. De deelname aan onderwijs en scholing ligt met 3,6% onder het EU-gemiddelde van 8,7% en 45% van de jongeren in de leeftijdsgroep van de 18- tot 24-jarigen gaat voortijdig van school.

-In de dienstensector zijn enorme mogelijkheden voor de schepping van arbeidsplaatsen voorhanden, hetgeen te zien is aan het werkgelegenheidscijfer van 36,2% voor de dienstensector, maar er is nog geen coherente strategie ontwikkeld om het ondernemerschap te stimuleren.

-Er is een stevige input van de sociale partners nodig om de belangrijkste uitdagingen voor de Portugese arbeidsmarkt, en met name het lage opleidingsniveau en de modernisering van de arbeidsorganisatie en de arbeidsverhoudingen, aan te pakken.

-De omvang van de seksespecifieke segregatie is vanaf 1997 toegenomen, ze ligt wat de bedrijfstakken betreft op een van de hoogste niveaus in de EU.

Na grondige analyse blijkt dat er meer inspanningen vereist zijn om te voldoen aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen ten aanzien van: onderwijs en scholing; de vermindering van de administratieve lasten voor ondernemingen; de partnerschapsaanpak; seksesegregatie en de mogelijkheden voor kinderopvang.

Portugal zou dan ook het volgende moeten doen:

1. ontwikkelen en ten uitvoer brengen van een integrale strategie voor levenslang leren, waarin ook wordt ingehaakt op het vraagstuk van het voortijdig schoolverlaten en duidelijke doelstellingen en passende maatregelen worden vastgelegd. Er dient bijzondere aandacht te worden besteed aan de kwaliteit van het onderwijs en de scholing om tekorten aan vaardigheden te voorkomen;

2. doorgaan met de inspanningen die gericht zijn op een vermindering van de administratieve lasten voor ondernemingen, de benutting van de mogelijkheden voor de schepping van arbeidsplaatsen in de dienstensector en de bevordering van de schepping van arbeidsplaatsen voor mensen met middelbare en hogere opleidingen in de dienstensector;

3. doorgaan met de inspanningen die gericht zijn op de implementatie van een partnerschapsbenadering en bevorderen dat de sociale partners, met name ten aanzien van de modernisering van de arbeidsorganisatie, de aanpassing van de arbeidsverhoudingen, met inbegrip van de arbeidsregelingen, en de bij- en nascholing concrete afspraken maken;

4. doorgaan met de inspanningen ten aanzien van de combinatie van betaald werk en gezinstaken, door middel van een uitbreiding van de kinderopvang, en bestuderen van mogelijkheden om de seksesegregatie naar bedrijfstakken aan te pakken.


22.

XIII. FINLAND


Problemen op het gebied van de arbeidsmarktprestaties

Finland maakt al vijf jaar een sterke economische groei door, wat niet wegneemt dat zich nog steeds een aantal belangrijke structurele problemen voordoen.

-Het totale werkloosheidscijfer is met 10,2% nog steeds hoog, terwijl de werkloosheid vooral een structureel karakter heeft. De jeugdwerkloosheid en de langdurige werkloosheid van 50-plussers zijn nog steeds een punt van grote zorg.

-Finland heeft dankzij een aantal recente initiatieven vooruitgang geboekt bij de verlaging van de belastingdruk op arbeid. Deze belastingdruk ligt evenwel nog steeds boven het EU-gemiddelde.

-Finland heeft in een aantal sectoren te maken met tekorten aan vaardigheden (zowel bij functies voor hoger opgeleiden als bij functies voor lager opgeleiden) en in het algemeen dient de beroepsbevolking gemobiliseerd te worden door een versterkte nadruk op actieve arbeidsmarktmaatregelen van hoge kwaliteit.

-De regionale discrepanties op het gebied van de werkgelegenheid zijn nog steeds aanzienlijk.

Na grondige analyse blijkt dat er verdere inspanningen vereist zijn om te voldoen aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen ten aanzien van: de belasting- en uitkeringsstelsels; de belastingdruk op arbeid; en de seksesegregatie van de arbeidsmarkt naar beroepen en bedrijfstakken.

Finland zou dan ook het volgende moeten doen:

1. voortgaan met de herziening van de bestaande belasting- en uitkeringsstelsels, zodat er meer prikkels komen om betaald werk te verrichten en om werknemers aan te nemen, en toespitsen van het beleid voor levenslang leren op ouderen, zodat deze langer deel blijven uitmaken van de werkzame beroepsbevolking.

2. doorgaan met de onlangs ontwikkelde beleidsinitiatieven om, met inachtneming van de economische situatie en de arbeidsmarktomstandigheden in Finland, tot een verlaging van de belastingdruk op arbeid te komen.

3. in het kader van de aanpak voor gendermainstreaming monitoren en evalueren van de huidige segregatie naar beroepen en bedrijfstakken op de arbeidsmarkt.


23.

XIV. ZWEDEN


Problemen op het gebied van de arbeidsmarktprestaties

Zweden heeft een van de hoogste werkgelegenheidscijfers van de EU en doet het qua banengroei sinds kort beter. Hierdoor is de werkloosheid in 1999 tot 7,2% gedaald. Er doen zich evenwel nog steeds een aantal structurele problemen op de arbeidsmarkt voor.

-De belastingdruk op arbeid is met name bij de lager geschoolden en lager betaalden nog steeds erg hoog. Tegenover een EU-gemiddelde van 39,2% heeft Zweden met 52,7% in 1998 nog steeds een van de hoogste belastingpercentages op arbeid van de EU.

-Een groot aantal mensen die op een leeftijd zijn dat ze zouden kunnen werken, zijn aangewezen op uitkeringen.

-De tekorten aan vaardigheden zijn met name op regionaal niveau een belangrijke factor geworden die de economische groei en de regionale ontwikkeling in de weg staat.

-De huidige omvang van de seksesegregatie naar beroepen en bedrijfstakken is ondanks een goed ontwikkeld beleid op het gebied van de gelijke kansen nog steeds een punt van zorg.

Na grondige analyse blijkt dat er verdere inspanningen vereist zijn om te voldoen aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen ten aanzien van: de belastingdruk op arbeid; en gendermainstreaming.

Zweden zou dan ook het volgende moeten doen:

1. méér doen - onder ander nationale streefcijfers vastleggen - om tot een aanzienlijke verlaging van de hoge belastingdruk op arbeid te komen voor met name degenen die met een laag loon naar huis gaan.

2. ontwikkelen van nog méér beleidsinitiatieven voor verdere aanpassingen in de uitkerings- en bijstandsregelingen, zodat er passende prikkels komen om aan het werk te gaan.

2. in het kader van de in 1999 op gang gebrachte hervormingen in verband met gendermainstreaming monitoren en evalueren van de huidige omvang van de seksesegregatie naar beroepen en bedrijfstakken op de arbeidsmarkt.


24.

XV. VERENIGD KONINKRIJK


Problemen op het gebied van de arbeidsmarktprestaties

Het Verenigd Koninkrijk kende in 1999 een gezonde werkgelegenheidsontwikkeling, de werkgelegenheidscijfers van mannen en vrouwen liggen duidelijk boven het EU-gemiddelde. Het werkloosheidscijfer nam in 1999 verder af tot 6,1% en ligt daarmee onder het EU-gemiddelde. Desalniettemin zijn er nog steeds een aantal structurele problemen.

-De instroom van jongeren en volwassenen in de langdurige werkloosheid (respectievelijk 17% en 11%) is nog steeds groter dan in de lidstaten die het het beste doen.

-Hoewel de langdurige werkloosheid afneemt, doen zich nog steeds problemen voor bij specifieke groepen en met name bij huishoudens waar niemand werk heeft, bij kansarme groepen en in een aantal geografische gebieden. De werkloosheid bij eenoudergezinnen is nog steeds een probleem.

-In een aantal sectoren en met name in de IT-sector doen zich tekorten aan vaardigheden voor. Een algemeen probleem in het Verenigd Koninkrijk is dat het niveau van de basisvaardigheden laag is.

-Hoewel de kloof tussen de seksen op het punt van de salariëring kleiner aan het worden is, is ze in vergelijking met het EU-gemiddelde altijd nog groot. Nergens anders in de EU is de kloof tussen de seksen wat betreft de arbeidsmarkteffecten van het ouderschap zo groot, hetgeen erop duidt dat er behoefte is aan voldoende en betaalbare kinderopvang.

-De huidige omvang van de seksesegregatie naar beroepen en bedrijfstakken ligt boven het EU-gemiddelde.

Na grondige analyse blijkt dat er verdere inspanningen vereist zijn om te voldoen aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen ten aanzien van: het aanpassingsvermogen; de seksespecifieke salarisverschillen, de mogelijkheden voor kinderopvang, een preventiebeleid voor werklozen en levenslang leren.

Het Verenigd Koninkrijk zou dan ook het volgende moeten doen:

verbeteren van het evenwicht bij de beleidsuitvoering van de richtsnoeren met het doel om, met name door de bevordering van de samenwerking tussen de sociale partners op alle passende niveaus, tot een intensivering en grotere zichtbaarheid van de inspanningen op het gebied van de modernisering van de arbeidsorganisatie te komen;

doorgaan met de inspanningen om de seksespecifieke salarisverschillen te verkleinen en nemen van maatregelen voor de verbetering van de kinderopvang, zodat het gemakkelijker wordt voor mannen en vrouwen met kinderen om te gaan werken; er dient bijzondere aandacht te worden geschonken aan alleenstaande ouders;

versterken van een actief arbeidsmarktbeleid voor volwassen werklozen die nog geen twaalf maanden werkloos zijn, zodat een groter aantal mensen van de activeringsmaatregelen kan profiteren, alsmede een aanvulling bieden op de steun in het kader van het Jobseekers' Allowance Regime (subsidiestelsel voor werkzoekenden);

intensiveren van de inspanningen die gericht zijn op de implementatie van initiatieven voor levenslang leren, en met name van initiatieven die gericht zijn op een algemene verhoging van het niveau van de basisvaardigheden. Hierbij dient te worden aangetoond hoe er toegang kan worden verleend aan groepen die van oudsher slechts schoorvoetend van de geboden mogelijkheden gebruik maken of niet in staat zijn om geschikte mogelijkheden te vinden.