Toelichting bij COM(2010)377 - Professioneel grensoverschrijdend transport van eurocontanten over de weg tussen lidstaten van de eurozone

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Eurobankbiljetten en -muntstukken werden in 2002 ingevoerd en zijn echte pan-Europese betaalmiddelen, waarmee Europese burgers in de volledige eurozone, die op dit moment uit zestien lidstaten bestaat, met euro’s aan hun geldelijke verplichtingen kunnen voldoen. Hierdoor is de behoefte aan grensoverschrijdend transport van contanten over de weg aanzienlijk toegenomen. Binnen de eurozone zouden banken, grote detailhandelaren en andere professionele geldverwerkers een contract moeten kunnen sluiten met het geldtransportbedrijf dat de beste prijs en/of service biedt, zelfs als dit bedrijf over de grens in een andere lidstaat is gevestigd. Daardoor zouden zij gebruik kunnen maken van de meest efficiënte (en kortste) route voor het ophalen en leveren van contanten en van de cashdiensten van het dichtstbijzijnde filiaal van de centrale bank of cashcentrum van het geldtransportbedrijf. Bovendien laat een groot aantal van de lidstaten van de eurozone bankbiljetten en muntstukken in het buitenland produceren, of wil dat in de toekomst laten doen. Het beginsel zelf van een gemeenschappelijke munt impliceert dat eurobiljetten en -muntstukken zo vrij mogelijk moeten kunnen circuleren en vervoerd kunnen worden tussen de lidstaten die de euro hebben ingevoerd.

Vanwege onverenigbaarheden tussen nationale wetgevingen is het in de meeste gevallen echter zeer moeilijk voor professionele geldtransporteurs om eurocontanten tussen lidstaten van de eurozone te vervoeren en er vindt dan ook zeer weinig grensoverschrijdend transport over land plaats. De verschillen in de regelgeving bestrijken een breed scala aan kwesties, zoals het bezit en het dragen van vuurwapens door het bewakingspersoneel, de toegestane vervoerswijzen, de bepantsering en uitrusting van de voertuigen voor het geldtransport, de hoeveelheid personeel in de voertuigen enz. De huidige regelgevingsbarrières leiden bovendien tot een fragmentatie van de eengemaakte markt in deze sector.

Deze restricties ten aanzien van professioneel geldtransport hebben gevolgen voor de efficiëntie van de omloop van contanten en daarmee uiteindelijk voor de kosten van contanten voor bedrijven en burgers. Banken en detailhandelaren dienen hun contanten op de meest efficiënte wijze en ongehinderd door nationale grenzen binnen de eurozone in omloop te kunnen brengen en te kunnen leveren. Het functioneren van de omloop van contanten verbeteren door een efficiënte toevoer over de grenzen heen mogelijk te maken, vormt een natuurlijke en noodzakelijke aanvulling op het stappenplan van de Europese Centrale Bank (ECB) voor meer convergentie van de cashdiensten van de nationale centrale banken (NCB’s). In dat opzicht kunnen de voordelen van de initiatieven van het Eurosysteem, zoals de toegang op afstand tot NCB-cashdiensten, waarbij een kredietinstelling van een deelnemende lidstaat een beroep kan doen op de cashdiensten van een centrale bank van een andere deelnemende lidstaat, niet ten volle benut worden zolang de huidige situatie onveranderd blijft. De realisatie van het stappenplan van de ECB en de totstandbrenging van een gemeenschappelijke eurocontantenruimte vormen op hun beurt een aanvulling op de SEPA (gemeenschappelijke eurobetalingsruimte), die erop gericht is elektronische grensoverschrijdende betalingen in euro’s net zo eenvoudig te maken als binnenlandse betalingen.

De geldtransportmarkt is georganiseerd rond cashcentra, waar voertuigen voor geldtransport op een veilige manier geladen en gelost kunnen worden. Een geldtransportvoertuig keert gewoonlijk aan het eind van de dag naar zijn cashcentrum van herkomst terug om daar op een beveiligde locatie de nacht door te brengen, en het geografische gebied dat door een cashcentrum bediend kan worden, hangt af van de afstand dat een geldtransportvoertuig in een dag kan afleggen. De geldtransportmarkt heeft daarom een overwegend lokaal karakter en de potentiële grensoverschrijdende markt omvat hoofdzakelijk grensregio’s tussen lidstaten van de eurozone. Dit wijst erop dat een beleidsreactie op EU-niveau niet noodzakelijkerwijs moet zien op verrichtingen die louter binnenlands zijn.

De Europese Centrale Bank, de banksector en de grote detailhandelaren hebben herhaaldelijk opgeroepen tot het opzetten van een initiatief dat de hindernissen voor het professionele grensoverschrijdende transport van eurocontanten over de weg in Europa wegneemt. De uitbreidingen van de eurozone die al hebben plaatsgevonden en nog zullen plaatsvinden, vormen een extra pleidooi voor een dergelijk initiatief.

Tegen deze achtergrond is de Commissie in mei 2008 begonnen met raadplegingen teneinde de werkzaamheden te hervatten om bestaande regelgevingsbarrières voor grensoverschrijdend transport van eurocontanten over de weg weg te nemen en aldus het vrije verkeer van de euro te faciliteren.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Als eerste stap en om voort te bouwen op de deskundigheid en de input van alle belanghebbende partijen in de sector, werd in 2008 een werkgroep inzake grensoverschrijdend transport van eurocontanten over de weg , onder het voorzitterschap van de Commissie en bestaande uit de Europese organisaties van alle belangrijke stakeholders[1], opgericht en geraadpleegd. De werkgroep heeft alle belangrijke thema's besproken, zoals de redenen voor een optreden op EU-niveau, de verschillende wettelijke mogelijkheden om grensoverschrijdend geldtransport te faciliteren, het toepassingsgebied van eventuele toekomstige gemeenschappelijke regels, de verschillen tussen de nationale wetgevingen en de mogelijkheden voor geharmoniseerde grensoverschrijdende regels op de betreffende gebieden.

Op basis hiervan heeft de Commissie op 18 mei 2009 een witboek over professioneel grensoverschrijdend transport van eurocontanten over de weg tussen lidstaten van de eurozone[2] vastgesteld, als aanzet tot een breed raadplegingsproces over een reeks beoogde gemeenschappelijke regels voor het grensoverschrijdend transport van eurocontanten over de weg tussen lidstaten van de eurozone. Het witboek en de reacties waarvoor toestemming voor publicatie is ontvangen van de betrokken partijen, zijn beschikbaar op de Europa-website van de Commissie via het volgende adres: ec.europa.eu/economy_finance/articles/euro

Na de publicatie van het witboek is in 2009 een deskundigengroep inzake professioneel grensoverschrijdend transport van eurocontanten over de weg tussen lidstaten van de eurozone opgericht en geraadpleegd. De groep, die uit vertegenwoordigers van de betrokken overheidsdiensten van lidstaten van de eurozone bestond, heeft de beoogde gemeenschappelijke regels voor grensoverschrijdend geldtransport in detail besproken en een hoge mate van consensus bereikt over de definitieve tekst van het voorstel van de Commissie. De deelnemerslijst van de groep is als begeleidend document bij het voorstel gevoegd.

De sociale partners zijn gedurende het volledige voorbereidingsproces geraadpleegd. Zij maakten deel uit van de werkgroep en werden daarna via bilaterale bijeenkomsten en een schriftelijke enquête geraadpleegd.

Alle belanghebbenden in de sector erkennen dat de geldtransportmarkt thans georganiseerd is langs nationale lijnen, vanwege de verschillen tussen nationale wetgevingen. Ten aanzien van het draagvlak voor het initiatief dient echter een onderscheid te worden gemaakt tussen de aanbodzijde (geldtransportbedrijven) en de vraagzijde (banken en detailhandelaren).

De banksector staat volledig achter het initiatief en dringt aan op een ambitieuze benadering die tot kortere en efficiëntere transportroutes moet leiden, met als resultaat minder risico’s, minder kosten en meer concurrentie in de sector. De beroepsorganisatie van geldtransporteurs verheugt zich erover dat er geen volledige harmonisatie van het transport van contanten wordt beoogd, maar beschouwt de huidige situatie, die gekenmerkt wordt door een gefragmenteerde markt, als bevredigend omdat de geldtransporteurs zichzelf dienovereenkomstig binnen de nationale grenzen hebben georganiseerd.

De werkgevers in de geldtransportsector benadrukken tevens dat het zaak is oneerlijke concurrentie op basis van loonverschillen en andere arbeidsvoorwaarden te vermijden, met name omdat de lonen zwaar doorwegen in de totale kosten van de geldtransporteurs. Aan de werknemerskant is het grootste punt van zorg bij de vakbonden dat toekomstige EU-wetgeving op dit gebied niet tot een verslechtering van de sociale omstandigheden mag leiden, maar juist een beweging in gang moet zetten om de lonen en de arbeidsvoorwaarden op hetzelfde niveau te tillen. De sociale partners zijn het er ook over eens dat in grensoverschrijdende situaties het hoogste loon moeten gelden, of dit nu het loon van de lidstaat van herkomst of de lidstaat van ontvangst is.

De ECB en het Eurosysteem steunen het initiatief van de Commissie volledig, aangezien het in overeenstemming is met hun strategische doel om een hoge mate van convergentie te bereiken tussen de cashdiensten van de nationale centrale banken. Het vastgestelde beginsel van toegang op afstand (d.w.z. dat een bank bij iedere nationale centrale bank in de eurozone eurocontanten moet kunnen opnemen/storten) kan bijvoorbeeld niet worden toegepast zolang er geen eenvoudige mogelijkheid bestaat om contanten over de weg over de landsgrenzen heen te vervoeren.

De algemene doelstelling van het huidige voorstel van de Commissie is het vrije verkeer van eurocontanten binnen de eurozone te faciliteren door de hindernissen voor het professionele transport van eurocontanten over de weg tussen lidstaten van de eurozone weg te nemen, en tegelijkertijd te waarborgen dat het transport onder omstandigheden plaatsvindt die een hoog veiligheidsniveau garanderen voor de geldlopers en het grote publiek. Aangezien de geldtransportmarkt een hoofdzakelijk lokaal karakter heeft, dient het voornaamste doel te zijn het transport in de betrokken grensgebieden te faciliteren, omdat verschillen in de regelgeving buiten dit geografische gebied in principe minder invloed hebben op het vrije verkeer van de euro.

Bij de effectbeoordeling is nagedacht over vijf beleidsinvalshoeken om deze doelstelling te bereiken: (1) een ongewijzigd basisscenario; (2) een bilaterale of multilaterale overeenkomst tussen de lidstaten die het meest bij grensoverschrijdend transport betrokken zouden kunnen zijn; (3) een reeks gemeenschappelijke regels uitsluitend voor grensoverschrijdend transport; (4) volledige wederzijdse erkenning; en (5) volledige harmonisatie van de regelgeving van alle geldtransport. De bevinding van de effectbeoordeling is dat met de opties 1 en 2 de doelstelling om het vrije verkeer van eurocontanten te faciliteren, niet bereikt zou worden, aangezien het hoogst onwaarschijnlijk lijkt dat dergelijke overeenkomsten spontaan op grotere schaal tot stand zouden komen. Volledige wederzijdse erkenning en volledige harmonisatie van alle geldtransport zouden echter niet evenredig zijn met de genoemde doelstelling en, in het geval van volledige wederzijdse erkenning, zouden belangrijke veiligheidsrisico’s kunnen ontstaan.

De gedetailleerde analyse van effecten heeft betrekking op optie 3: een reeks gemeenschappelijke regels voor grensoverschrijdend transport. Deze optie zou voldoen aan de doelstelling om het vrije verkeer van eurocontanten te faciliteren. Aangezien deze optie zich beperkt tot grensoverschrijdend transport, gaat zij bovendien niet verder dan noodzakelijk is om de doelstellingen te bereiken.

Verder werden er drie subopties in beschouwing genomen: a) het toepassingsgebied van de regels uitbreiden naar EU-lidstaten die de euro nog niet hebben ingevoerd; b) het toepassingsgebied uitbreiden naar andere contanten en eventueel andere waardevolle zaken; en c) het toepassingsgebied beperkt houden tot uitsluitend transporten van punt naar punt[3].

De effecten van de gemeenschappelijke regels zijn voor een groot deel afhankelijk van de omvang van de potentiële markt en de mate waarin deze gerealiseerd kan worden. Er is een externe studie uitgevoerd om informatie te verzamelen over de huidige geldtransportmarkt en een inschatting te maken van de omvang van de potentiële markt voor grensoverschrijdend contantentransport over de weg als de huidige regelgevingsobstakels worden weggenomen. Deze studie is beschikbaar op de website van de Commissie[4].

Uit de studie blijkt dat er, ofschoon de grensoverschrijdende markt per definitie beperkt is, potentieel is voor een aanzienlijke toename van professioneel grensoverschrijdend transport van eurocontanten over de weg, zowel op de lange als op de korte termijn, indien de regelgevingsobstakels worden weggenomen door de invoering van een reeks gemeenschappelijke grensoverschrijdende regels[5].

Het faciliteren van grensoverschrijdend contantentransport kan ook bepaalde milieuvoordelen opleveren, doordat de transporten over het geheel genomen korter zullen zijn.

Een aanzienlijke toename in grensoverschrijdend transport kan echter ook negatieve sociale effecten hebben in de ontvangende landen. Het gaat hierbij met name om een mogelijk effect op de lonen en/of de werkgelegenheid in de geldtransportsector in een bepaald ontvangend land, als er aanzienlijke loonverschillen bestaan met de buurlanden. Uit de effectbeoordeling blijkt dat er tussen sommige buurlanden van de eurozone aanzienlijke loonverschillen bestaan. Bovendien zijn er substantiële loonverschillen tussen sommige van de landen die de euro nog niet hebben ingevoerd, en hun buurlanden in de eurozone. Hoewel lidstaten er over het algemeen niet van weerhouden mogen worden hun concurrentievoordelen te benutten, lijkt het toch gerechtvaardigd het potentiële sociale effect in de lidstaat van ontvangst te beperken door te zorgen voor een minimale bescherming van de werknemers, overeenkomstig de beginselen van de bestaande Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers. Deze richtlijn is bedoeld om in een minimale bescherming te voorzien die in het ontvangende land in acht moet worden genomen door werkgevers die er werknemers detacheren om tijdelijk werk te verrichten.

Gezien de specifieke aard van geldtransportdiensten, en met name de frequente en kortstondige aard van de mogelijke werkperiodes in het buitenland en de verschillende contractuele situaties, moet echter worden bepaald dat Richtlijn 96/71/EG op overeenkomstige wijze van toepassing is op alle grensoverschrijdende geldtransportdiensten. Het voorstel bevat derhalve enkele zeer specifieke bepalingen om rechtszekerheid te scheppen voor de betrokken geldtransportbedrijven en de praktische toepasbaarheid van deze richtlijn in de geldtransportsector te garanderen. In deze bepalingen wordt met name vastgelegd dat werknemers van geldtransportbedrijven die grensoverschrijdende transporten uitvoeren, overeenkomstig de richtlijn verzekerd moeten zijn van een minimale bescherming, die beperkt is tot de relevante minimumlonen, inclusief vergoedingen voor overwerk, van de lidstaat van ontvangst. Teneinde ingewikkelde prorataberekeningen te voorkomen, dienen deze tarieven bovendien voor de volledige werkdag te gelden, zelfs als de werknemer slechts een deel van de werkdag in het buitenland doorbrengt. Indien op grond van bestaande contracten, bestuursrechtelijke bepalingen of praktische regelingen voorzien kan worden dat de werknemer gedurende meer dan 100 werkdagen per kalenderjaar grensoverschrijdende transporten in een andere lidstaat zal verrichten, dient de minimale bescherming echter ook de andere aspecten te omvatten die in de richtlijn worden opgesomd.

Vanwege de specifieke kenmerken van de geldtransportsector bevat het voorstel ook regels die verschillen van de algemene regels in de transportsector ten aanzien van cabotage. Hoewel het voorstel bepaalt dat het geldtransportvoertuig terugkeert naar de lidstaat van herkomst op dezelfde dag dat het vertrokken is, is er geen maximaal aantal leveringen/ophalingen van contanten vastgesteld, omdat een voertuig dat dergelijke diensten voor banken en detailhandelaren verricht, per dag een groot aantal (bijv. twintig) dergelijke stops kan maken.

Uit de raadplegingen met de belanghebbenden is verder gebleken dat er, om rekening te kunnen houden met veiligheidskwesties of andere gevoeligheden, dient te worden voorzien in enkele beperkingen van het toepassingsgebied van de gemeenschappelijke EU-regels en in enkele mogelijkheden voor nationale uitzonderingen en afwijkingen. Deze hebben betrekking op vier hoofdkwesties: (i) nationale regels inzake het dragen van wapens door bewakingspersoneel blijven volledig van kracht; (ii) er wordt een aantal types geldtransporten vastgesteld, met de mogelijkheid voor de individuele lidstaten om van bepaalde types af te zien ("opt-out"); (iii) beperking van het toepassingsgebied van grensoverschrijdend transport tot één dag en overdag, hetgeen betekent dat het geldtransportvoertuig op dezelfde dag moet vertrekken uit en terugkeren naar de lidstaat van herkomst en dat het transport overdag moet worden uitgevoerd; (iv) het merendeel van de ophalingen/leveringen van een geldtransportvoertuig gedurende de dag moet op het grondgebied van de ontvangende lidsta(a)t(en) worden uitgevoerd.

Uit de analyse is gebleken dat deze opties, ofschoon zij een beperking van de potentiële grensoverschrijdende markt kunnen inhouden, naar verwachting geen grote hindernissen zullen creëren voor grensoverschrijdend transport. Het voorstel voorziet bovendien in alle gevallen in oplossingen die grensoverschrijdend transport mogelijk maken (brandkast voor wapens in het voertuig die uitsluitend via een afstandsbediening door de controlekamer geopend kan worden, gestandaardiseerde transportopties, erkenning van gelijkwaardige wapentraining enz.).

Wat de subopties betreft, wordt geconcludeerd dat de gemeenschappelijke regels ook van toepassing moeten zijn op het grondgebied van EU-lidstaten die op het punt staan de euro in te voeren met ingang van de datum waarop de Raad besluit de derogatie van een lidstaat in verband met diens deelname aan de euro in te trekken. Dit wordt gerechtvaardigd door het feit dat er in de aanloop naar de omschakeling een grotere behoefte aan transport van eurocontanten is.

Het toepassingsgebied uitbreiden naar andere contanten draagt niet bij aan de genoemde doelstelling van het initiatief, maar past wel binnen de overkoepelende EU-doelstellingen en kan de doelmatigheid verhogen doordat de kosten worden verlaagd. Het zou echter ook het goedkeuringsproces van gemeenschappelijke regels kunnen bemoeilijken, voor relatief weinig toegevoegde waarde. Het toepassingsgebied beperken tot transporten van punt naar punt zou het voordeel van de gemeenschappelijke regels aanzienlijk verkleinen, doordat het overgrote deel van de transporten wat het aantal gereden kilometers, gewerkte uren en bediende contantenpunten betreft, zou worden uitgesloten. Om die redenen zijn deze subopties niet in het voorstel opgenomen.

Tot slot wordt voorgesteld een comité voor grensoverschrijdend transport van eurocontanten op te richten om toezicht te houden op de tenuitvoerlegging van grensoverschrijdende regels. Daarnaast is er in een formele evaluatie voorzien door de opstelling van een verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van de gemeenschappelijke regels.

2.

TOELICHTING OP DE BELANGRIJKSTE ELEMENTEN VAN HET VOORGESTELDE SYSTEEM


De voorgestelde verordening stelt een reeks gemeenschappelijke regels vast voor het professionele grensoverschrijdende transport van eurocontanten binnen de eurozone. De verordening is gebaseerd op het beginsel van een specifieke vergunning voor grensoverschrijdend geldtransport die verleend zou worden door de lidstaat van herkomst aan geldtransportbedrijven die eurocontanten over de grenzen wensen te vervoeren. Er is in zeven verschillende toegestane vervoerswijzen voorzien – vijf voor het transport van bankbiljetten en twee voor het transport van muntstukken – met de mogelijkheid voor lidstaten om voor hun grondgebied van bepaalde opties af te zien ("opt-out").

Wat het toepassingsgebied betreft, zijn met name de volgende elementen van belang:

- De voorgestelde verordening zou van toepassing zijn op het professionele transport van eurocontanten over de weg tussen lidstaten van de eurozone. Tevens wordt erin voorzien dat het grondgebied van de lidstaten die de euro nog niet hebben ingevoerd, ook onder de verordening valt met ingang van de datum waarop de Raad besluit de derogatie van een lidstaat in verband met diens deelname aan de euro in te trekken. Het bestaande toepassingsgebied van de verordening is het onderwerp van een apart voorstel voor een verordening.

- De voorgestelde verordening zou van toepassing zijn op zogenaamde transporten van punt naar punt (d.w.z. transporten van een beveiligde locatie naar een andere beveiligde locatie, zonder tussenstops) en zogenaamde detailhandelstransporten van contanten (transporten met meerdere stops die eindklanten bedienen).

- Voor detailhandelstransporten dient de meerderheid van de stops in de lidsta(a)t(en) van ontvangst plaats te vinden, waarbij er geen plafond is vastgesteld voor het mogelijke aantal stops in de lidstaat van herkomst noch de lidstaat van ontvangst.

- De transporten dienen in de regel overdag te worden uitgevoerd, waarbij voor transporten van punt naar punt in uitzonderingen is voorzien;

- Het geldtransportvoertuig dient op dezelfde dag naar de lidstaat van herkomst terug te keren.

3.

De vergunning voor grensoverschrijdend geldtransport


Geldtransportbedrijven die krachtens de verordening grensoverschrijdend transport van eurocontanten wensen uit te voeren, dienen bij de vergunningverlenende autoriteit van hun lidstaat van herkomst een specifieke vergunning aan te vragen. Om die vergunning te verkrijgen, dienen het bedrijf, de leiding en het personeel aan een aantal voorwaarden te voldoen die zijn vastgelegd in de verordening. In het geval van overtreding van de regels ligt de bevoegdheid om sancties op te leggen, bij de vergunningverlenende autoriteit, d.w.z. de autoriteit van de lidstaat van herkomst. Aan de lidstaat van doorvoer of de lidstaat van ontvangst worden echter vrijwaringsbevoegdheden verleend voor noodsituaties of bij duidelijke overtredingen van de regels (bv. minder dan de minimale hoeveelheid personeel, overtreding van de regels omtrent het dragen van wapens enz.). De lidstaten hebben bovendien de plicht elkaar over al deze zaken informeren.

4.

Toegestane vervoerswijzen


Voor bankbiljetten worden de volgende vijf vervoerswijzen voor grensoverschrijdend transport van contanten toegestaan:

- transport van bankbiljetten in een ongepantserd voertuig dat er normaal uitziet en uitgerust is met een intelligent neutralisatiesysteem voor bankbiljetten;

- transport van bankbiljetten in een ongepantserd voertuig met uiterlijke tekenen dat het uitgerust is met een intelligent neutralisatiesysteem voor bankbiljetten;

- transport van bankbiljetten in een voertuig waarbij alleen de cabine gepantserd is, dat uitgerust is met een intelligent neutralisatiesysteem voor bankbiljetten;

- transport van bankbiljetten in een volledig gepantserd voertuig dat niet uitgerust is met een intelligent neutralisatiesysteem voor bankbiljetten;

- transport van bankbiljetten in een volledig gepantserd voertuig dat uitgerust is met een intelligent neutralisatiesysteem voor bankbiljetten.

Voor muntstukken is in de volgende twee vervoerswijzen voorzien:

- transport van muntstukken in een ongepantserd voertuig;

- transport van muntstukken in een voertuig waarbij alleen de cabine gepantserd is.

In alle gevallen zijn er ten minste twee bewakingsagenten in het voertuig, behalve bij transport in een volledig gepantserd voertuig dat niet is uitgerust met een intelligent neutralisatiesysteem: in dat geval moeten er drie bewakingsagenten in het voertuig zijn.

Lidstaten mogen ervoor kiezen af te zien van het gebruik van bepaalde opties, zolang zij ten minste één van de bovenstaande opties voor bankbiljetten en één van de bovenstaande opties voor muntstukken aanvaarden, en op voorwaarde dat zij geen vergelijkbare vervoerswijzen voor binnenlands geldtransport toelaten.

5.

Toepassing van nationale regels


Op bepaalde vanuit het oogpunt van de veiligheid zeer gevoelige gebieden zouden nationale regels van toepassing blijven. Het gaat daarbij om het dragen en gebruiken van wapens, de relatie met de politiediensten en de regels inzake de handelwijze van het bewakingspersoneel buiten het geldtransportvoertuig en inzake de veiligheid van de locaties waar de contanten worden geleverd of opgehaald.

6.

JURIDISCHE ASPECTEN


In artikel 133 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt bepaald dat het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure de maatregelen vaststellen die nodig zijn voor het gebruik van de euro als enige munteenheid. Uit dit artikel volgt dat de EU het recht en zelfs de plicht heeft om de nodige maatregelen te nemen om het vrije en doeltreffende verkeer van eurocontanten te waarborgen, aangezien de huidige situatie hindernissen opwerpt voor het grensoverschrijdende transport van de euro en daarmee het gebruik ervan.

Het alternatief voor een optreden op EU-niveau zouden vrijwillige bilaterale of zelfs multilaterale overeenkomsten tussen lidstaten zijn. Vergeleken met bilaterale of multilaterale maatregelen biedt een optreden op EU-niveau echter belangrijke schaalvoordelen. Alleen bij een optreden op EU-niveau kan rekening worden gehouden met de toekomstige uitbreiding van de eurozone, aangezien de EU-regels voor grensoverschrijdend transport door eventuele nieuwe deelnemende lidstaten gebruikt kunnen worden, wat niet het geval is bij bilaterale/multilaterale overeenkomsten.

Bovendien hebben de lidstaten meer dan acht jaar na de introductie van eurocontanten nog steeds geen overeenkomsten gesloten om professioneel grensoverschrijdend transport van contanten te faciliteren, ondanks het feit dat hier vraag naar bestaat, wat vooral de banksector duidelijk kenbaar heeft gemaakt. Dit wijst erop dat een EU-optreden in de praktijk de enige manier is om de uiteenlopende regelgevingsregimes (op dit moment zestien) op elkaar af te stemmen. Deze regimes bestrijken een breed scala aan complexe kwesties waarbij een wisselwerking bestaat tussen veiligheidsvraagstukken en arbeidsmarktoverwegingen.

Een optreden op EU-niveau is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Het voorstel is beperkt tot grensoverschrijdende contantentransporten, dat wil zeggen de transporten die worden geconfronteerd met de verschillende nationale regelgevingsregimes, terwijl louter binnenlandse transporten buiten het toepassingsgebied vallen. Daarmee wordt het evenredigheidsbeginsel in acht genomen. Als instrument is een verordening noodzakelijk om te waarborgen dat de verschillende nationale regels vervangen worden door een reeks echt gemeenschappelijke regels voor professioneel grensoverschrijdend transport van eurocontanten over de weg binnen de eurozone.