Toelichting bij COM(2010)467 - Ondertekening van de overeenkomst met Noorwegen over aanvullende handelspreferenties voor landbouwproducten op grond van artikel 19 van de Overeenkomst betreffende de EER

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

In artikel 19 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER) is voorzien in de geleidelijke liberalisering van de handel in landbouwproducten tussen de overeenkomstsluitende partijen. Daartoe zullen de partijen om de twee jaar de voorwaarden voor de handel in landbouwproducten herzien en in het kader van die overeenkomst op preferentiële, bilaterale of multilaterale basis, op grondslag van wederkerigheid en wederzijds voordeel een besluit nemen over een verdere verlaging van alle soorten handelsbarrières in de landbouwsector.

De laatste overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen het Koninkrijk Noorwegen en de Europese Unie op grond van artikel 19 van de EER-overeenkomst is in juli 2003 in werking getreden. Deze omvatte een regeling voor de onderlinge handel in kaas en wederzijdse concessies voor allerlei landbouwproducten, inclusief tariefcontingenten.

Het onderhavige voorstel is het resultaat van de tussen maart 2008 en januari 2010 gevoerde bilaterale handelsbesprekingen in de landbouwsector. Met de regeling wordt de handel in landbouwproducten verder geliberaliseerd. De nieuwe handelspreferenties omvatten een aanvullende volledige liberalisering voor sommige gevoelige producten, waardoor ongeveer 60% van de handel in landbouwproducten tussen het Koninkrijk Noorwegen en de Europese Unie volledig vrij wordt. Voor meer gevoelige producten als vlees, zuivel, groenten en fruit en sierplanten is overeenstemming bereikt over tariefcontingenten of tariefverlagingen. Voor het beheer van de tariefcontingenten voor kaas worden bijzondere bepalingen vastgesteld.

1.

Gevolgen voor de begroting



Het verlies aan douane-inkomsten wordt geraamd op 4,96 miljoen euro (nettobedrag na aftrek van de inningskosten).

Op grond van het bovenstaande is de voorzitter van de Raad gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de Overeenkomst namens de Unie te ondertekenen, onder voorbehoud van sluiting.