Toelichting bij COM(1999)658-2 - Tenuitvoerlegging van een opleidingsprogramma voor de vakmensen van de Europese audiovisuele-programma-industrie (Media - Opleiding) (2001-2005)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Opleidingsprogramma voor de vakmensen van de audiovisuele-programma-industrie

Inleiding



1.

Werkgelegenheidsperspectieven


De proliferatie en diversifiëring van productie- en distributiemiddelen brengen een snelle uitbreiding van het aanbod van diensten met zich mee, en bijgevolg een toename van de vraag naar nieuwe audiovisuele programma's.

Om effect te hebben op de werkgelegenheid vereist deze snelle ontwikkeling evenwel dynamische omstandigheden en gekwalificeerde arbeidskrachten voor wie een beroepsopleiding van doorslaggevend belang is.

Kwalitatieve verbetering van de bijscholing die de Europese vakmensen van de audiovisuele industrie geboden wordt, is derhalve een noodzakelijke voorwaarde om het concurrentievermogen van deze sector te versterken, met name ten aanzien van het gebruik van de nieuwe digitale technologieën.

2.

Op de sector afgestemde opleiding


De snelle veranderingen die het economische klimaat doormaakt, evenals de voortdurende veranderingen die de nieuwe technologieën van de audiovisuele sector karakteriseren, vereisen behalve aanvankelijke beroepsopleiding ook permanente bijscholing die aan de behoeften van de markt voldoet. Daarvoor is het van het grootste belang dat de audiovisuele industrie zelf volledig betrokken wordt bij de ontwikkeling van de opleidingen en de uitvoering van de opleidingsactiviteiten.

3.

Motivering van een communautaire maatregel


Het is de taak van de overheid om beroepsopleiding te stimuleren en te steunen, daarbij strevend naar maatregelen op middellange en lange termijn. De Europese Raad inzake werkgelegenheid (Luxemburg 20 en 21 november 1997) heeft benadrukt dat bijscholing een belangrijke bijdrage aan het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten kan leveren.

Het belang van een beleid inzake beroepsopleiding in de lidstaten wordt in het Verdrag erkend (artikel 150).

De aanvankelijke beroepsopleiding op audiovisueel gebied is het voorwerp van tal van initiatieven in alle lidstaten. Een maatregel op communautair niveau, ter aanvulling van maatregelen op nationaal niveau, is gerechtvaardigd wegens:

- de behoefte om vakmensen te stimuleren hun ervaring op Europees niveau uit te breiden. Dit geldt des te meer in een situatie waarin de digitale technologieën de nationale barrières steeds meer doen verdwijnen;

- de behoefte om zorg te dragen voor het opzetten van een effectief en duurzaam netwerk tussen de opleidingscentra en de ondernemingen die belangstelling hebben voor een dergelijke opleiding op Europees niveau.

4.

2. De bestaande situatie


Er bestaat een groot aantal opleidingsmogelijkheden in de lidstaten van de Europese Unie op film- en audiovisueel gebied en zij omvatten alle aspecten van de initiële beroepsopleiding.

De mogelijkheden luiden als volgt:

- hogere beroepsscholen die een technische opleiding bieden (filmproductie, fotosessie, geluidsopname);

- universiteiten en andere hogeronderwijsinstellingen die een algemene opleiding op het gebied van communicatietechniek en media verschaffen (hoofdzakelijk theoretisch).

Op het gebied van de bijscholing bestaat tevens - met name sinds de invoering van het Media-programma in 1991 - een reeks opleidingscentra die specifiek op de audiovisuele-programma-industrie zijn gericht. Er bestaan echter weinig overstapmogelijkheden tussen de verschillende centra, die dankzij hun nauwere betrekkingen met de sector profijt zouden kunnen trekken uit netwerkvorming tussen verschillende lidstaten en opleidingsgebieden.

5.

Opleidingsniveaus


Aanvankelijke beroepsopleiding: Europa kent een groot aantal scholen en opleidingscentra voor beroepen op het gebied van film en televisie. Zij verzorgen een initiële beroepsopleiding op goed niveau waaraan veelal een rechtstreekse inleiding in de economische en commerciële aspecten van de audiovisuele markt ontbreekt.

Bijscholing: begin jaren negentig werd aan bijscholing in Europa weinig gedaan. Het Media-programma heeft de invoering van relevante en nauw met de sector verbonden activiteiten gesteund. De ontwikkeling van dergelijke initiatieven is noodzakelijk om vakmensen, auteurs, producenten en distributeurs in staat te stellen hun vakbekwaamheden - in het kader van een uitgebreide markt - te verbeteren. Dit is des te meer noodzakelijk gezien de internationalisering van nieuwe digitale media.

6.

Opleidingsvormen


De bestaande onderwijssystemen vertonen verschillende tekortkomingen, waardoor de volgende acties noodzakelijk zijn:

- het verbeteren van de opleiding op Europees niveau voor producenten die een bedrijf in economisch, financieel en juridisch opzicht op een mondiale markt moeten kunnen beheren;

- het ontwikkelen van een opleiding voor beroepen op het gebied van distributie, verspreiding, promotie en marketing van audiovisuele programma's;

- het voortzetten van een opleiding voor technieken voor het schrijven van scenario's die scenarioschrijvers en producenten in staat kan stellen hun algemene potentieel te vergroten, met behoud van een eigen culturele identiteit;

- het aanzienlijk verbeteren, op Europees niveau, van de beroepsopleiding voor het gebruik van nieuwe creatie-, productie- en distributietechnologieën.

7.

3. Hoofdlijnen voor een maatregel op Europees niveau


8.

3.1 Doelstellingen


De actie van de Unie moet in het algemeen ten doel hebben aan de behoeften van de industrie te voldoen en het concurrentievermogen daarvan te bevorderen door bij te dragen aan de ontwikkeling van de bijscholing van vakmensen uit de audiovisuele industrie.

Deze bijscholing moet vanuit een Europees perspectief worden benaderd en, meer in het bijzonder, gericht worden op:

- economisch, juridisch en financieel beheer op Europees niveau, opdat de Europese vakmensen die reeds op de markt opereren optimaal van de mondiale dimensie van de audiovisuele-programmamarkt kunnen profiteren en ertoe worden aangezet om audiovisuele programma's en projecten te ontwikkelen die aan de behoeften van deze markt voldoen;

- technieken voor het schrijven van scenario's (bioscoop, televisie en multimedia) waarmee een groter publiek kan worden bereikt, zodat aan de behoeften van de internationale markt voor audiovisuele programma's wordt voldaan;

- het gebruik van nieuwe technologieën en de toepassing ervan op de productie van de voor de Europese en internationale markt bestemde audiovisuele werken;

Bij deze drie hoofdpunten van het opleidingsbeleid moet bovendien worden geprofiteerd van de mogelijkheden van afstandsonderwijs en pedagogische innovaties dankzij nieuwe on-linetechnologieën.

De initiatieven moeten gericht zijn op een versterking van de samenwerking tussen de verschillende bij de opleiding betrokken partners (onderwijsinstellingen en opleidingscentra, bedrijfsleven).

De initiatieven moeten een rechtstreekse deelneming van partners uit de vakwereld garanderen.

Bij de organisatie van een maatregel op onderwijsgebied moeten de begunstigden van communautaire steun ervoor zorgen dat een meerderheid van de deelnemers een andere nationaliteit heeft dan die van het land waar de opleiding plaatsvindt.

Bij de initiatieven moet rekening gehouden worden met structurele doelstellingen, zoals de ontwikkeling van het MKB of de ontwikkeling van het potentieel in landen met een klein geografisch en taalgebied.

De Commissie zal toezien op de samenhang van de voorgestelde maatregelen met de overige communautaire maatregelen op onderwijsgebied, met name in het kader van het Leonardo-programma en de doelstellingen van de Europese structuurfondsen.

In mindere mate dient de Unie ook de ontwikkeling van een bepaald aantal activiteiten op het gebied van de initiële beroepsopleiding te bevorderen, mits zij worden ontwikkeld in nauw contact met de audiovisuele industrie en getuigen van een wezenlijke Europese dimensie en toegevoegde waarde en niet via andere bestaande communautaire programma's, zoals Leonardo, kunnen worden gefinancierd.

9.

3.2 Prioritaire acties


Afstandsonderwijs

Het bevorderen van het gebruik van nieuwe technologieën bij de organisatie en de uitvoering van beroepsopleidingen, teneinde afstandsonderwijs mogelijk te maken.

10.

Beroepen op het gebied van distributie


Het benadrukken van het belang van opleiding op het gebied van distributie, promotie en marketing van Europese audiovisuele werken, waarbij geprofiteerd moet worden van de mogelijkheden die de ontwikkeling van nieuwe digitale technologieën biedt.

11.

Beroepen op het gebied van multimedia


Het ontwikkelen van bijscholingsprogramma's met gebruikmaking van digitale technieken voor het ontwerpen en het on/off line verspreiden van audiovisuele programma's. De desbetreffende beroepen zijn: scenarioschrijver, infograficus, internet-softwareontwikkelaar en webmaster.

12.

Netwerkvorming tussen onderwijsinstellingen


Om met de voorgestelde maatregelen een structureel effect te sorteren dient voor samenwerking en transnationale kennisoverdracht tussen de verschillende partners te worden gezorgd.

13.

Het bevorderen van het belang van stages


Het organiseren van stages in het bedrijfsleven in de lidstaten ter aanvulling van de initiële beroepsopleiding.

14.

Het bevorderen van de opleiding van opleiders


Het organiseren van seminars inzake de opleiding van opleiders met het oog op bijscholing van opleiders die is afgestemd op de ontwikkelingen en de behoeften van de industrie, alsmede op de nieuwe digitale technologieën.