Toelichting bij SEC(2007)187 - Advies van de Raad overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening 1466/97 over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Griekenland voor de periode 2006-2009

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ALGEMENE CONTEXT

Het stabiliteits- en groeipact, dat op 1 juli 1998 in werking is getreden, is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren. Bij de hervorming van het pact in 2005 werd het nut ervan bij het verankeren van begrotingsdiscipline erkend, maar werd tevens versterking van de doeltreffendheid en de economische onderbouwing, alsook waarborging van de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn beoogd.

In Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid i, die deel uitmaakt van het pact, is bepaald dat de lidstaten bij de Raad en de Commissie stabiliteits- of convergentieprogramma's moeten indienen, alsook jaarlijkse actualiseringen daarvan (de lidstaten die de gemeenschappelijke munt al hebben aangenomen dienen (geactualiseerde) stabiliteitsprogramma's in en lidstaten die deze nog niet hebben aangenomen dienen (geactualiseerde) convergentieprogramma's in). Het eerste stabiliteitsprogramma van Griekenland is in juni 2000 ingediend. Overeenkomstig de verordening bracht de Raad op basis van een aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité op 12 februari 2001 hierover advies uit. Volgens deze zelfde procedure worden geactualiseerde stabiliteits- en convergentieprogramma's door de Commissie geëvalueerd en door het bovengenoemde comité onderzocht, terwijl ook de Raad deze aan een onderzoek kan onderwerpen.

1.

Achtergrond voor de beoordeling van het geactualiseerde programma


De Commissie heeft het op 18 december 2006 ingediende meest recente geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Griekenland onderzocht en een aanbeveling voor een advies van de Raad aangenomen (zie het kader voor de belangrijkste beoordelingspunten).

Om de achtergrond te schetsen waartegen de begrotingsstrategie in het geactualiseerde stabiliteitsprogramma wordt beoordeeld, bevatten de volgende punten een overzicht van:

1. de economische en budgettaire resultaten over de afgelopen tien jaar;

2. de positie van het land overeenkomstig het corrigerende deel van het stabiliteits- en groeipact (buitensporigtekortprocedure);

3. de meest recente beoordeling van de positie van het land overeenkomstig het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact (samenvatting van het advies van de Raad over de vorige actualisering van het stabiliteitprogramma);

4. de beoordeling van de Commissie van het nationale hervormingsprogramma van oktober 2006.

2.

Recente economische en budgettaire resultaten


Griekenland maakt een krachtige economische groei door en is de kloof met de EU-25 op het gebied van de levensstandaard aan het dichten i. Het heeft te kampen met een hoge inflatie die te wijten is aan een combinatie van een hoge potentiële groei en structurele problemen (starre productmarkten). Ondanks het gebrek aan arbeidskrachten in bepaalde sectoren wordt de mobiliteit door de starre arbeidsmarkt belemmerd en blijft de werkloosheid daarom hoog, hetgeen wijst op een mogelijke mismatch tussen de kwalificaties van werknemers enerzijds en de behoeften van het bedrijfsleven anderzijds, terwijl ook de arbeidsparticipatie van met name vrouwen naar EU-normen laag is. Hoewel er sprake is van een gezonde groei van de arbeidsproductiviteit, nemen de loonkosten per eenheid product sneller en sterker toe dan bij de voornaamste handelspartners van Griekenland in het eurogebied, zodat de concurrentiepositie van het land verslechtert. Daardoor heeft Griekenland hoge handelstekorten die slechts gedeeltelijk worden gecompenseerd door overschotten bij de diensten. Het hoge externe tekort is grotendeels terug te voeren op het overheidstekort. In Griekenland liggen de tekorten van oudsher boven de 3% van het BBP. Griekenland heeft grote schulden en wordt ook nog geconfronteerd met de risico´s van de stijgende kosten van de gezondheidszorg en andere lopende uitgaven. Dit uitgavenpatroon van de overheid baart niet alleen zorgen omdat de externe opgenomen leningen niet worden gesluisd naar productieve investeringen, maar ook omdat deze leningen afhankelijk zijn van de geloofwaardigheid en houdbaarheid van de overheidsfinanciën.

3.

Buitensporigtekortprocedure ten aanzien van Griekenland


Op 5 juli 2004 heeft de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 6, vastgesteld dat er in Griekenland een buitensporig tekort bestond. Tegelijkertijd heeft de Raad Griekenland overeenkomstig artikel 104, lid 7, aanbevolen het buitensporige tekort uiterlijk in 2006 te corrigeren.

Op 18 januari 2005 heeft de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 8, vastgesteld dat Griekenland geen effectief gevolg had gegeven aan de aanbeveling. Op 17 februari 2005 heeft hij het land overeenkomstig artikel 104, lid 9, aangemaand de door hem nodig geachte tekortreductiemaatregelen te treffen om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen. In de aanmaning werd er nogmaals op gewezen dat het buitensporig tekort uiterlijk in 2006 gecorrigeerd moest zijn. Op 6 april 2005 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan een mededeling aan de Raad over de maatregelen van de Griekse autoriteiten in reactie op de aanmaning van de Raad. Daarin was rekening gehouden met de actualisering van maart 2005 van het stabiliteitsprogramma die in het kader van de follow-up van de aanmaning van de Raad was ingediend. In de mededeling werd afgaande op de op dat moment beschikbare informatie geconcludeerd dat de Griekse regering besluiten had genomen die strookten met de aanmaning van de Raad, en dat daarom geen verdere stappen hoefden te gezet in de buitensporigtekortprocedure. Tijdens zijn bijeenkomst van 12 april 2005 heeft de Raad zich bij deze beoordeling aangesloten.

4.

Beoordeling in het advies van de Raad over het vorige programma


Op 14 maart 2006 heeft de Raad over de vorige actualisering van het stabiliteitsprogramma voor de periode 2005-2008 advies uitgebracht. De Raad was ingenomen met de reeds gedane inspanningen en de voorrang die de regering had gegeven aan het tot stand brengen van een structurele vermindering van tekort. De Raad was van oordeel dat over het geheel genomen het programma aan de eis voldeed om het buitensporig tekort uiterlijk in 2006 te corrigeren, op voorwaarde dat de voorgenomen aanpassing volledig ten uitvoer zouden worden gelegd en afhankelijk van de gevolgen voor de beoogde tekorten van de mogelijke latere statistische bijstellingen van begrotingsgegevens. In het licht van de aanbevelingen van de Raad van 17 februari 2005 overeenkomstig artikel 104, lid 9, achtte de Raad het aangewezen dat Griekenland:

i) de nodige structurele maatregelen ten uitvoer zou leggen die uiterlijk in 2006 zouden leiden tot de correctie van het buitensporige tekort;

ii) de vermindering van het structurele tekort in de richting van de in het programma vastgestelde middellangetermijndoelstelling zou voortzetten door de gunstige economische omstandigheden in Griekenland te baat te nemen voor een vermindering van de primaire uitgaven;

iii) meer inspanningen zou leveren om de factoren die naast het vorderingentekort bijdroegen tot de verandering in het schuldniveau te achterhalen en in de hand te houden, zodat de bruto schuldquote van de overheid af zou nemen en de referentiewaarde in een sneller tempo zou benaderen;

iv) de pensioenuitgaven van de overheid in de hand zou houden, de goedgekeurde hervormingsmaatregelen vastberaden ten uitvoer zou leggen en aanvullende structurele hervormingen zou doorvoeren om de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn te waarborgen;

v) zou zorgen voor een verbetering van de vergaring en verwerking van gegevens over de overheidssector, met name door de mechanismen te versterken die een vlotte en correcte verstrekking van deze gegevens garandeerden, in het bijzonder met betrekking tot de sociale zekerheid.

5.

Beoordeling van de Commissie van het nationale hervormingsprogramma van oktober 2006


Het uitvoeringsverslag van het nationale hervormingsprogramma van Griekenland in het kader van de vernieuwde Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid is in oktober 2006 ingediend. In het nationale hervormingsprogramma van Griekenland worden als belangrijkste uitdagingen aangemerkt: consolidatie van de begroting, O&O en innovatie, modernisering van het overheidsapparaat, een actief arbeidsmarktbeleid en hervorming van onderwijs en opleiding.

Uit de beoordeling door de Commissie van dit programma (goedgekeurd als onderdeel van het jaarlijkse voortgangsverslag van december 2006 i) blijkt dat Griekenland weinig vorderingen maakt bij de tenuitvoerlegging van zijn nationale hervormingsprogramma. Op macro-economisch vlak boekt Griekenland vrij behoorlijke resultaten. Wat de hervormingen op micro-economisch vlak en inzake werkgelegenheid betreft, boekt Griekenland evenwel nog steeds onvoldoende vooruitgang. Wat het bestuur betreft, is een betere coördinatie en een sterkere betrokkenheid van de administratieve niveaus vereist.

Kader: Belangrijkste beoordelingspunten Overeenkomstig artikel 5, lid 1, (voor stabiliteitsprogramma´s) en artikel 9, lid 1, (voor convergentieprogramma´s) van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad wordt beoordeeld: of de economische hypothesen waarop het programma gebaseerd is, realistisch zijn; de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD) van de lidstaat en of het aanpassingstraject richting de MTD passend is; of de met het oog op de naleving van dit aanpassingstraject genomen of voorgenomen maatregelen afdoende zijn om de MTD gedurende de cyclus te halen; bij de beoordeling van het aanpassingstraject richting de MTD: of in economisch goede tijden een grotere aanpassing wordt nagestreefd en in economisch slechte tijden juist een minder zware inspanning toelaatbaar is, en - voor de lidstaten van het eurogebied en het WKM II – of de lidstaat een jaarlijkse verbetering van het conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, met 0,5% van het BBP als benchmark nastreeft om zijn MTD te bereiken; bij de bepaling van het aanpassingstraject richting de MTD (voor de lidstaten die deze doelstelling nog niet bereikt hebben) en bij het toestaan van een tijdelijke afwijking van de MTD (voor landen die de doelstelling wel hebben bereikt): de uitvoering van grote structurele hervormingen die op lange termijn rechtstreekse kostenbesparende effecten hebben (mede doordat zij de potentiële groei verhogen) en bijgevolg een verifieerbare positieve invloed op de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn hebben (met dien verstande dat een passende veiligheidsmarge voor de naleving van de referentiewaarde van 3% van het BBP gewaarborgd moet zijn en dat een terugkeer naar de MTD binnen de programmaperiode wordt verwacht), waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan pensioenhervormingen die gepaard gaan met de invoering van een meerpijlerstelsel dat een verplichte pijler met volledige kapitaaldekking omvat; of het economisch beleid van de betrokken lidstaat strookt met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid. Bij de beoordeling van de aannemelijkheid van de macro-economische hypothesen wordt gekeken naar de najaarsprognoses 2006 van de diensten van de Commissie en wordt ook gebruikgemaakt van de algemeen aanvaarde methode voor de raming van de potentiële productie en de conjunctuurgezuiverde saldi. De consistentie met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid wordt getoetst aan de globale richtsnoeren voor het economisch beleid op het gebied van de openbare financiën, zoals opgenomen in de geïntegreerde richtsnoeren voor de periode 2005-2008. Voorts worden beoordeeld: de ontwikkeling van de schuldquote en de vooruitzichten voor de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn, waaraan volgens het verslag van de Raad van 20 maart 2005 over de verbetering van de uitvoering van het stabiliteits- en groeipact 'bij het toezicht op de begrotingssituatie voldoende aandacht' zou moeten worden geschonken. In een mededeling van de Commissie van 12 oktober 2006 wordt de aanpak voor de toetsing van de houdbaarheid op lange termijn uiteengezet i; de mate van integratie met het nationale hervormingsprogramma van de lidstaten in het kader van de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid. In zijn begeleidende nota van 7 juni 2005 aan de Europese Raad over de globale richtsnoeren voor het economisch beleid voor de periode 2005-2008 heeft de Raad (Ecofin) verklaard dat de nationale hervormingsprogramma´s moeten stroken met de stabiliteits- en convergentieprogramma´s; de inachtneming van de gedragscode i, die voor de stabiliteits- en convergentieprogramma´s onder meer een gemeenschappelijke structuur en een reeks gegevenstabellen voorschrijft.

- Aanbeveling voor een

ADVIES VAN DE RAAD

overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Griekenland voor de periode 2006-2009

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid i, en met name op artikel 5, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

5. Op [27 februari 2007] heeft de Raad het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Griekenland voor de periode 2006-2009 behandeld i.

6. In het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, wordt uitgegaan van een min of meer stabiele reële BBP-groei van circa 4% per jaar. Afgaande op de thans beschikbare informatie lijkt dit scenario te berusten op groeihypothesen die voor 2006 en 2007 plausibel zijn, maar voor de jaren daarna als optimistisch kunnen worden aangemerkt omdat de voor deze jaren verwachte groei aan de hoge kant lijkt. De inflatieprognoses van het programma lijken voor de laatste jaren van de programmaperiode juist aan de lage kant.

7. Het overheidstekort over 2006 wordt in de najaarsprognoses 2006 van de diensten van de Commissie en in de nieuwe actualisering geraamd op 2,6% van het BBP, hetzelfde streefcijfer als in het vorige geactualiseerde stabiliteitsprogramma. Het doel dat in de begroting van 2006 voor de totale uitgaven was gesteld, is gehaald. Bij de voornaamste uitgavenrubrieken zijn de doelen ook min of meer gehaald. Wel is een overschrijding bij de overheidsinvesteringen van ½% van het BBP volledig goedgemaakt door een daling bij sociale overdrachten in een andere vorm dan in natura. De totale ontvangsten zijn iets hoger uitgevallen dan verwacht. Eenmalige maatregelen zijn deels vervangen door structurele maatregelen die halverwege het jaar zijn genomen, namelijk een verhoging van de accijnzen op brandstof en sigaretten en van de belasting op mobiele aansluitingen. Met de ontvangsten uit deze structurele maatregelen werd een daling van eenmalige ontvangsten van 0,6% in de begroting 2006 naar 0,4% van het BBP goedgemaakt.

8. De begrotingsstrategie in het programma is gericht op een correctie van het buitensporig tekort in 2006. Daarna loopt het overheidstekort in de programmaperiode gestaag verder terug tot 1,2% van het BBP in 2009. De tekortreductie van 1½ procentpunt van het BBP tussen 2006 en 2009 is vrijwel gelijkelijk verdeeld over een ontvangstenstijging en een uitgavenbeperking. Aan de ontvangstenzijde wordt gerekend op een stijging van de totale ontvangsten van ¾ procentpunt van het BBP, die voornamelijk te danken is aan indirecte belastingen en sociale bijdragen. Aan de uitgavenzijde dalen de totale uitgaven in dezelfde periode met circa ¾ procentpunt van het BBP, waarvan ½ procentpunt in verband met lagere rentebetalingen. Daardoor blijft de reductie van de primaire uitgaven beperkt tot amper ¼ procentpunt. De sociale overdrachten vertonen een stijging van ½ procentpunt, die meer dan goed wordt gemaakt door een daling van ¾ procentpunt in andere uitgavenrubrieken, met name de overheidsconsumptie. Het primaire saldo verbetert met circa 1 procentpunt in de programmaperiode tot bijna 3% van het BBP in 2009. Hoewel de doelstellingen voor 2006-2008 in vergelijking met het vorige programma nauwelijks gewijzigd zijn en het macro-economische scenario hetzelfde blijft, is er voor 2006 toch sprake van een forsere aanpassing omdat het tekortresultaat over 2005 (5,2% van het BBP) hoger uitvalt dan waarop in de actualisering van december 2005 was gerekend (4,3% van het BBP).

9. Het volgens de algemeen aanvaarde methode berekende structurele saldo (d.w.z. het conjunctuurgezuiverde saldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen) geeft een verbetering te zien: het tekort van circa 3½% van het BBP in 2006 loopt terug tot 1¾% aan het eind van de programmaperiode (2009). Evenals in de vorige actualisering van het stabiliteitsprogramma wordt in het programma als middellangetermijndoelstelling (MTD) voor de begrotingssituatie een structureel evenwicht of overschot gehanteerd, maar er wordt niet naar gestreefd om deze doelstelling binnen de programmaperiode te bereiken. Aangezien de MTD ambitieuzer is dan de minimumbenchmark (geraamd op een structureel tekort van circa 1½% van het BBP), mag worden aangenomen dat de verwezenlijking ervan een veiligheidsmarge tegen het ontstaan van een buitensporig tekort zal bieden. De MTD ligt binnen de marge die in het stabiliteits- en groeipact en in de gedragscode is vastgesteld voor de lidstaten die tot het eurogebied en het WKM II behoren, en houdt voldoende rekening met de schuldquote en de gemiddelde potentiële productiegroei op lange termijn.

10. De aan de begrotingsprognoses in het programma verbonden risico's lijken elkaar tot 2007 min of meer in evenwicht te houden, maar daarna kunnen de begrotingsresultaten slechter uitvallen dan waarop in het programma wordt gerekend. Met name voor 2008 en 2009 verschaft het programma niet voldoende gegevens over de beoogde maatregelen en berust het op een gunstig macro-economisch scenario. Op grond van de ervaring uit het verleden kunnen uitgavenoverschrijdingen in de programmaperiode niet worden uitgesloten, ook al hebben deze zich in de afgelopen twee jaar niet voorgedaan. Ook kunnen de ontvangsten achterblijven mochten de aangekondigde maatregelen tegen belastingontduiking geen effect blijken te sorteren.

11. Gezien deze risicobeoordeling voldoet de begrotingskoers van het programma aan de eis dat het buitensporig tekort uiterlijk in 2006 wordt gecorrigeerd, zoals de Raad heeft aanbevolen. Toch lijkt deze koers geen veiligheidsmarge te verschaffen die ruim genoeg is om in de programmaperiode te voorkomen dat het tekort bij normale macro-economische fluctuaties de drempel van 3% van het BBP overschrijdt. Verwacht wordt dat de goede tijden in Griekenland in de jaren na de correctie van het buitensporige tekort zullen aanhouden. Daarom moet het uit het programma blijkende tempo van de aanpassing richting de MTD met name na 2007 worden opgevoerd, zodat de hand wordt gehouden aan het stabiliteits- en groeipact, dat voorschrijft dat de lidstaten die tot het eurogebied en het WKM II behoren, een jaarlijkse verbetering van het structurele saldo moeten nastreven met 0,5% van het BBP als benchmark, en dat in goede economische tijden een grotere aanpassing moet worden bewerkstelligd, terwijl in slechte economische tijden een minder zware inspanning toelaatbaar is.

12. Volgens de ramingen is de bruto overheidsschuld in 2006 uitgekomen op 104% van het BBP, ver boven de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60% van het BBP. In het programma wordt gerekend op een geleidelijke daling van de schuldquote in de programmaperiode met bijna 13 procentpunten. De stock-flow adjustments blijven vanaf 2007 zeer beperkt. Gezien de gunstige groeiprognoses en de bovenbeschreven bedreigingen voor de tekortdoelstellingen zal de schuldquote na 2007 waarschijnlijk een minder gunstige ontwikkeling te zien geven dan waarop in het programma wordt gerekend. Toch lijkt de quote in de programmaperiode in voldoende mate af te nemen richting de referentiewaarde.

13. Welk effect de vergrijzing in Griekenland op lange termijn op de begroting heeft, is niet duidelijk omdat er geen langetermijnprognoses van de pensioenuitgaven beschikbaar zijn. Zeer waarschijnlijk is dit effect echter veel groter dan gemiddeld in de EU het geval is. Volgens de recentste informatie die beschikbaar is, namelijk die uit het geactualiseerde Griekse stabiliteitsprogramma van 2002, wordt voor de lange termijn gerekend op een duidelijke stijging van de pensioenuitgaven als percentage van het BBP. Ook al is de budgettaire uitgangspositie verbeterd ten opzichte van 2005, toch vormt deze een duidelijke bedreiging voor de houdbaarheid van de openbare financiën, zelfs als het langetermijneffect van de vergrijzing op de begroting buiten beschouwing wordt gelaten. Bovendien ligt de huidige brutoschuld ruim boven de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde en zijn voor de terugdringing ervan langdurig hoge primaire overschotten nodig. Met de beoogde consolidatie van de overheidsfinanciën en met spoedeisende maatregelen om de verwachte forse stijging van leeftijdsgerelateerde uitgaven in de hand te houden, kunnen de risico´s voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn deels worden opgevangen. Al met al lijkt Griekenland ernstig risico te lopen wat de houdbaarheid van de openbare financiën betreft. Met langetermijnprognoses van de pensioenuitgaven zou de houdbaarheid van de begroting op lange termijn beter beoordeeld kunnen worden.

14. Het stabiliteitsprogramma bevat geen kwalitatieve beoordeling van de algemene gevolgen van het uitvoeringsverslag van oktober 2006 van het nationale hervormingsprogramma binnen het kader van de begrotingsstrategie op middellange termijn. Daarnaast verschaft het niet systematisch informatie over de rechtstreekse budgettaire kosten of besparingen van de voornaamste hervormingen waarin het nationale hervormingsprogramma voorziet, en op 2007 na wordt in de begrotingsprognoses niet uitdrukkelijk rekening gehouden met de gevolgen van de in het nationale hervormingsprogramma geschetste maatregelen voor de overheidsfinanciën. Toch lijken de in het stabiliteitsprogramma opgenomen maatregelen op het gebied van de openbare financiën aan te sluiten bij de in het kader van het nationale hervormingsprogramma voorgenomen acties. Met name lijken de meeste voor 2007 beoogde maatregelen en acties in het uitvoeringsverslag van het nationale hervormingsprogramma te zijn opgenomen in de begrotingswet 2007, ook al kunnen door het ontbreken van een concrete beschrijving van de maatregelen en de uitvoering ervan vraagtekens worden geplaatst bij de budgettaire gevolgen.

15. De in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie is grotendeels in overeenstemming met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid die in de geïntegreerde richtsnoeren voor de periode 2005-2008 zijn opgenomen.

16. Wat de in de gedragscode voor stabiliteits- en convergentieprogramma's gespecificeerde gegevensvereisten betreft, bevat het programma alle verplichte en de meeste facultatieve gegevens i.

Al met al wordt, nu een duidelijke budgettaire consolidatie heeft plaatsgevonden en de groeivooruitzichten gunstig zijn, met het programma voldaan aan de eis dat het buitensporige tekort uiterlijk in 2006 wordt gecorrigeerd, en wordt daarna voldoende vooruitgang richting de MTD beoogd. De consolidatie, die mede afhankelijk is van een duidelijke daling van de rentelast, loopt bepaalde risico´s omdat een volledige beschrijving van concrete maatregelen voor de periode na 2007 ontbreekt.

In het licht van de bovenstaande evaluatie wordt Griekenland verzocht om:

i) na de correctie van het buitensporige tekort het aanpassingstempo richting de MTD op te voeren gezien de goede tijden, en ervoor te zorgen dat de schuldquote navenant wordt teruggedrongen;

ii) het begrotingsproces te verbeteren door de transparantie ervan te vergroten, een begrotingsstrategie met een langer tijdsperspectief uit te stippelen en toezicht- en beheersingsmechanismen voor de primaire uitgaven effectief toe te passen;

iii) gezien de zeer hoge schuld en de verwachte stijging van leeftijdsgerelateerde uitgaven de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn te blijven verbeteren door de MTD te verwezenlijken, de overheidsuitgaven aan pensioenen en gezondheidszorg in de hand te houden en de vastgestelde hervormingen vastberaden ten uitvoer te leggen, alsook zo spoedig mogelijk langetermijnprognoses van leeftijdsgebonden uitgaven op te stellen.

6.

Vergelijking van de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses




Reëel BBP (Verandering in %) SP dec 3, 4, 3, 4, 4,

COM nov 3, 3, 3, 3, n.b.

SP dec 3, 3, 3, 4, n.b.

HICP-inflatie (%) SP dec 3, 3, 3, 2, 2,

COM nov 3, 3, 3, 3, n.b.

SP dec 3, 3, 3, 2, n.b.

Output gap (% van het potentiële BBP) SP dec 0, 1, 0, 1, 1,

COM nov 1, 1, 1, 1, n.b.

SP dec 1, 1, 1, 1, n.b.

Overheidssaldo (% van het BBP) SP dec -5, -2, -2, -1, -1,

COM nov -5, -2, -2, -2, n.b.

SP dec -4, -2, -2, -1, n.b.

Primair saldo (% van het BBP) SP dec -0, 2, 2, 2, 2,

COM nov -0, 2, 1, 1, n.b.

SP dec 0, 2, 2, 2, n.b.

Conjunctuurgezuiverd saldo (% van het BBP) SP dec -5, -3, -2, -2, -1,

COM nov -5, -3, -3, -3, n.b.

SP dec -4, -3, -2, -2, n.b.

Structureel saldo2 (% van het BBP) SP dec -5, -3, -2, -2, -1,

COM nov -5, -3, -3, -3, n.b.

SP dec -4, -3, -2, -2, n.b.

Bruto overheidsschuld (% van het BBP) SP dec 107, 104, 100, 95, 91,

COM nov 107, 104, 101, 96, n.b.

SP dec 107, 104, 101, 96, n.b.

Noten: 1Berekeningen van de diensten van de Commissie op basis van de in het programma voorkomende informatie. 2Conjunctuurgezuiverd saldo (zoals in de voorgaande rijen), ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen. 3Eenmalige en tijdelijke maatregelen uit het programma (0,4% van het BBP in 2006). 4Eenmalige en tijdelijke maatregelen uit de najaarsprognoses 2006 van de diensten van de Commissie (0,4% van het BBP in 2006). 5Op basis van een geraamde potentiële groei van achtereenvolgens 3,7%, 3,8%, 3,6% en 3,5% in de periode 2005-2008. Bronnen: Stabiliteitsprogramma (SP); economische najaarsprognoses 2006 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.

europa.eu.int/comm/economy_finance/about

europa.eu.int/comm/economy_finance/about