Toelichting bij COM(2001)782 - Scorebord voor overheidssteun - Tweede editie - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2001)782 - Scorebord voor overheidssteun - Tweede editie. |
---|---|
bron | COM(2001)782 |
datum | 20-12-2001 |
|
52001DC0782
Scorebord voor overheidssteun - Tweede editie /* COM/2001/0782 def. */
Inhoudsopgave
- Scorebord voor overheidssteun - Tweede editie
- 2. Structuur en beperkingen van het scorebord voor overheidssteun
- 2.1. Structuur
- 2.2. Beperkingen
- 3. Overzicht van de overheidssteun in de Europese Unie
- 3.1. Stockholmindicator - Kunnen lidstaten een neerwaartse trend aantonen in hun steunverlening-
- 3.2. Verdeling van overheidssteun tussen lidstaten en over belangrijkste economische sectoren
- 4. De noodzaak steun om te buigen naar horizontale, regionale en cohesiedoelstellingen
- 4.1. Ombuigen steun naar horizontale doelstellingen
- 4.2. Overheidssteun ten behoeve van regionale ontwikkeling en cohesie
- 4.3. Overheidssteun voor specifieke dienstensectoren
- 5. Naleving van de procedures in de Europese Unie
- 5.1. Besluitvorming
- 5.2. Negatieve beschikkingen en terugvordering van overheidssteun
- 6.3. Risicokapitaal helpt hightechstartersbedrijven
- 7. Fora voor overheidssteun
- 7.1. Forum voor lidstaten
- 7.2. Forum van het Europees Parlement 23
- Figuur 9: Risicokapitaal in een vroeg stadium 20
- 2. Structuur en beperkingen van het scorebord voor overheidssteun
- 2.1. Structuur
- 2.2. Beperkingen
- 3. Overzicht van de overheidssteun in de Europese Unie
- 3.1. Stockholmindicator - Kunnen lidstaten een neerwaartse trend aantonen in hun steunverlening-
- Figuur 1: De meeste lidstaten geven voor de periode 1997-1999 een neerwaartse trend te zien in de verhouding overheidssteun / BBP
- 3.2. Verdeling van overheidssteun tussen lidstaten en over belangrijkste economische sectoren
- Figuur 2: Grote verschillen in verdeling overheidssteun binnen de EU in 1999
- 4. De noodzaak steun om te buigen naar horizontale, regionale en cohesiedoelstellingen
- 4.1. Ombuigen steun naar horizontale doelstellingen
- Figuur 3: In periode 1997-1999 bogen de meeste lidstaten steun om naar horizontale doelstellingen
- Figuur 4: In de periode 1997-1999 daalde het aandeel van steun voor individuele sectoren
- 4.2. Overheidssteun ten behoeve van regionale ontwikkeling en cohesie
- 4.3. Overheidssteun voor specifieke dienstensectoren
- 5. Naleving van de procedures in de Europese Unie
- 5.1. Besluitvorming
- 5.2. Negatieve beschikkingen en terugvordering van overheidssteun
- Figuur 6: Aandeel negatieve beschikkingen per lidstaat
- Figuur 7: Uitstaande bevelen tot terugvordering - per lidstaat
- 6.3. Risicokapitaal helpt hightechstartersbedrijven
- Figuur 9: Risicokapitaal in een vroeg stadium
- 7. Fora voor overheidssteun
- 7.1. Forum voor lidstaten
- 7.2. Forum van het Europees Parlement
- Technische bijlage
- Figuur 1
- Opmerkingen: //
- Figuur 1a: Procentuele verandering van de overheidssteun (landbouw, visserij en spoorvervoer niet meegerekend) in de periode 1997-1999, uitgesplitst per lidstaat
- Figuur 2
- Figuur 2a: Verdeling overheidssteun over belangrijkste economische sectoren (landbouw, visserij en spoorvervoer niet meegerekend), uitgesplitst per lidstaat, als percentage van het nationale BBP
- Figuur 3
- Overheidssteun voor horizontale doelstellingen (vervolg)
- Figuur 4
- Tabel 1
- Figuur 5
- Figuur 6
- Tabel 2, Figuur 7, Tabel 3 en besluitvorming
- Figuur 8
- Figuur 9
- Tabel 4
(door de Commissie ingediend)
Scorebord voor overheidssteun 2001 - Tweede editie
Inhoudsopgave
Inleiding
6. Overheidssteun voor O&O en de interne markt
6.1. Overheidssteun voor O&O
6.2. Overheidssteun voor O&O als onderdeel van de totale O&O-uitgaven van het bedrijfsleven
6.4. Overheidssteun voor O&O en innovatie in de interne markt
Figuren en tabellen
Figuur 1: De meeste lidstaten geven voor de periode 1997-1999 een neerwaartse trend te zien in de verhouding overheidssteun / BBP 7
Figuur 2: Grote verschillen in verdeling overheidssteun binnen de EU in 1999 8
Figuur 3: In periode 1997-1999 bogen de meeste lidstaten steun om naar horizontale doelstellingen 11
Figuur 4: In de periode 1997-1999 daalde het aandeel van steun voor individuele sectoren 12
Tabel 1: Regionale steun en regionale ontwikkeling 13
Figuur 5: Zeven lidstaten verlaagden steun voor specifieke dienstensectoren. 14
Figuur 6: Aandeel negatieve beschikkingen per lidstaat 16
Tabel 2: Uitstaande bevelen tot terugvordering per 10.9.2001 16
Figuur 7: Uitstaande bevelen tot terugvordering - per lidstaat 17
Tabel 3: Uitstaande bevelen tot terugvordering en terug te vorderen bedragen - per lidstaat 17
Figuur 8: Overheidssteun voor O&O is betrekkelijk gering in vergelijking met O&O-uitgaven bedrijfsleven 19
Tabel 4: Overheidssteun voor O&O en selectieve innovatie-indicatoren 21
Inleiding
Deze tweede editie van het scorebord voor overheidssteun wil de transparantie verder vergroten en het bewustzijn doen toenemen van de noodzaak van toezicht op overheidssteun. De Commissie heeft dit toezicht in de voorbije jaren aanzienlijk aangescherpt, om ervoor te zorgen dat lidstaten alleen steun toekennen die echt het gemeenschappelijk belang dient. Is het zo dat in elk individueel geval steun verleend wordt op door de Commissie goedgekeurde voorwaarden, toch valt niet te ontkennen dat het gecumuleerde effect van nog steeds meer dan 79 miljard EUR steun in 1999 een aanzienlijk verstorend uitwerking heeft gehad op de mededinging in de interne markt. Dit wordt ook erkend door de lidstaten en het Europees Parlement. In maart 2001 heeft de Europese Raad van Stockholm gevraagd dat de lidstaten tegen 2003 een neerwaartse trend in hun overheidssteun ten opzichte van het BBP kunnen aantonen, rekening houdend met de noodzaak de steun om te buigen naar horizontale doelstellingen van gemeenschappelijk belang, met inbegrip van cohesiedoelstellingen. i In december 2001 heeft de Raad Energie/Industrie deze doelstellingen opnieuw bevestigd en het belang en het nut van het scorebord voor overheidssteun onderstreept.
De Commissie zal een beleid van strikt toezicht op overheidssteun blijven voeren, zij zal de transparantie verruimen en het steunpeil van nabij volgen. Toch moeten de lidstaten ook zelf maatregelen nemen om de overheidssteun te verminderen en om te buigen naar horizontale doelstellingen, met name in de lijn van de conclusies van de Raad van Lissabon waarin de Europese Unie zich ten doel stelde de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden. Hun initiatieven zouden gericht moeten zijn op een herziening van het nationale steunbeleid, waarbij nagegaan wordt of de toekenning van overheidssteun wel altijd het meest geschikte instrument is om bepaalde vormen van marktfalen te corrigeren. Voorts zou onderzocht moeten worden of de toegekende steun doeltreffend is en zou de overheidssteun toegespitst moeten worden op die sectoren waar duidelijk marktfalen vast te stellen valt. Met deze tweede editie van het scorebord wil de Commissie de lidstaten bij deze herziening aanmoedigen.
Lidstaten hebben al bijdragen geleverd voor het scorebord en bepaalde opmerkingen van de lidstaten en het Europees Parlement op de eerste editie van het scorebord zijn ondertussen in deze editie verwerkt, terwijl andere opmerkingen in latere edities verwerkt zullen worden. Een integrerend onderdeel van het scorebord is het Forum voor lidstaten dat al een tastbaar voorbeeld biedt van de wijze waarop lidstaten informatie kunnen uitwisselen over hun steunbeleid en over de manier waarop zij de toegekende steun ex-ante en ex-post beoordelen. Lidstaten worden aangemoedigd hun steun voor dit initiatief voort te zetten.
Het scorebord bestaat thans uit vijf delen. Een eerste deel geeft een algemeen overzicht van de situatie op het gebied van overheidssteun in de lidstaten. In het volgende deel wordt voor de horizontale, regionale en sectorale steun een analyse gemaakt die - momenteel - beperkt blijft tot de be- en verwerkende industrie en de dienstensector. Een derde deel bevat gegevens over de procedures inzake overheidssteun van zowel de Commissie als de lidstaten. In een vierde deel wordt getracht overheidssteun te situeren in het ruimere kader van de interne markt en van de structurele hervormingen die door de lidstaten worden ondernomen. In het licht van de ruimere implicaties van overheidssteun, en verdergaand dan de loutere naleving van EG-mededingingsregels, zullen lidstaten hun beleid inzake overheidssteun misschien opnieuw willen bezien om redenen van doeltreffendheid en economische doelmatigheid. In een vijfde deel - Fora voor overheidssteun - worden hulpbronnen en internetlinks gegeven waar verdere informatie te vinden is. Ten slotte is nog een technische bijlage toegevoegd, waarin de gegevens vermeld worden die de basis vormden voor elk van de figuren en tabellen in het scorebord. Alle geciteerde cijfers zijn uitgedrukt in constante waarden van 1998.
In nieuwe edities zal deze structuur aangehouden worden. In het vierde deel - overheidssteun in de ruimere context van de interne markt - zal in volgende edities de aandacht gaan naar overheidssteun in het kader van andere specifieke beleidstakken zoals milieu, kleine en middelgrote ondernemingen (het MKB) of regionale ontwikkeling, met als doel, waar mogelijk, de doeltreffendheid en efficiëntie te meten.
In deze tweede editie van het scorebord geeft het eerste deel een beeld van de veranderingen in de periode 1997-1999 op het gebied van overheidssteun, uitgedrukt in percentages van het BBP. Het volume van overheidssteun wordt er ook uitgedrukt als percentage van het BBP in 1999 in de lidstaten en verder uitgesplitst naar diverse economische sectoren. Het tweede deel bevat figuren en tabellen waaraan het relatieve succes valt af te lezen dat lidstaten behalen bij het ombuigen van steun - van specifieke sectoren naar horizontale en regionale doelstellingen. In het derde deel is cijfermateriaal te vinden over de procedures inzake toezicht op overheidssteun, met name over de gemiddelde looptijd van bepaalde procedures. Dit deel bevat ook informatie over de terugvordering van onrechtmatig toegekende overheidssteun. In het vierde deel van het scorebord, dat handelt over overheidssteun als een economisch instrument in de interne markt, gaat in deze editie de aandacht naar de rol van overheidssteun in het algemene O&O-beleid. Het laatste deel - het Forum - biedt verdere informatie over activiteiten van lidstaten, en nu ook van het Europees Parlement.
Deze tweede editie van scorebord bestrijkt de periode 1997-1999 - de periode dus vóór de Europese Raad van Stockholm in 2001. Wanneer in 2003 de doelstellingen uit Stockholm getoetst zullen worden, dient met de volgende gegevensbeperkingen rekening te worden gehouden. Gegevens over het jaar 2000 zullen begin 2002 beschikbaar zijn. Volledige gegevens over overheidssteun in 2003 zullen pas begin 2005 beschikbaar komen, aangezien de lidstaten, samen met de Commissie, tot één jaar nodig hebben om gegevens over overheidssteun te verzamelen en te analyseren.
In dit scorebord zijn de gegevens in verband met overheidssteun gegroepeerd volgens hun voornaamste doelstellingen. Opgemerkt dient te worden dat deze voornaamste doelstellingen niet altijd een precies beeld kunnen geven van de uiteindelijke begunstigden van de steun: zo wordt bijvoorbeeld een deel van de regionale steun in feite betaald aan kleine en middelgrote ondernemingen (het MKB), gaat O&O-steun naar specifieke sectoren enz. Daarom zal de Commissie de door haar verzamelde gegevens verder blijven verfijnen.
In dit scorebord wordt een aantal indicatoren gepresenteerd. Onderstreept moet worden dat het doel van deze indicatoren erin bestaat reële ontwikkelingen aan te geven, zonder te pogen causale verbanden vast te stellen. Dit betekent ook dat dit scorebord geen oordeel uitspreekt, maar enkel feitelijke gegevens aanbiedt, die de discussie kunnen stimuleren, zonder er evenwel de uitkomst van te bepalen. Het is belangrijk om deze beperking voor ogen te houden wanneer men de gegevens uit het scorebord gebruikt.
In dit deel wordt een overzicht geboden van de steun die in de periode 1997-1999 in de Europese Unie is toegekend. Het geeft voor het jaar 1999 ook een uitsplitsing van de steun over de belangrijkste economische sectoren.
3.1. Stockholmindicator - Kunnen lidstaten een neerwaartse trend aantonen in hun steunverlening-
In 2001 had de Europese Raad van Stockholm gevraagd dat de lidstaten tegen 2003 een neerwaartse trend in hun overheidssteun ten opzichte van het BBP kunnen aantonen. Figuur 1 reikt een indicator aan om de inspanningen na te gaan die lidstaten geleverd hebben om aan de vraag van de Raad te voldoen. Deze 'Stockholmindicator' geeft voor elke lidstaat de dalingen in de overheidssteun aan tussen 1997-1999, de periode vóór de Raad van Stockholm. De Commissie zal deze indicator jaarlijks bijwerken. Aan de hand van deze indicator zouden alle lidstaten in staat moeten zijn tegen 2003 een neerwaartse trend aan te tonen in hun overheidssteun ten opzichte van het BBP.
Figuur 1: De meeste lidstaten geven voor de periode 1997-1999 een neerwaartse trend te zien in de verhouding overheidssteun / BBP
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
Opmerking: Verandering in procentpunt van de overheidssteun per lidstaat, uitgedrukt als percentage van het nationale BBP in de periode 1997-1999. Bron: DG Concurrentie en Eurostat.
Overheidssteun is, uitgedrukt als percentage van het BBP, gedaald in elf lidstaten. In de vier overige lidstaten is overheidssteun, uitgedrukt als percentage van het BBP, toegenomen. De stijgingen van de totale steun in Luxemburg, Nederland en Denemarken zijn te verklaren door hogere steunvolumes voor het spoorvervoer. De scherpe stijging van het steunpeil in Ierland valt te verklaren doordat de Commissie vanaf 1998 de verlaagde Ierse vennootschapsbelasting (een maatregel die thans afgebouwd wordt) als overheidssteun aanmerkte.
Sinds 1993 is het totale volume overheidssteun in de EU, uitgedrukt als percentage van het BBP, voortdurend gedaald. In de periode 1997-1999 is de steun met meer dan 30% gedaald. Toch komt volgens de recentste gegevens over 1999 het steunpeil in de EU uit op 1% van het BBP, waarbij er nog enige ruimte kan zijn voor verdere dalingen in de toekomst.
Bovendien blijven er tussen lidstaten aanzienlijke verschillen bestaan in het totale volume steun. Ook in de mate waarin belangrijke economische sectoren dergelijke steun genieten, bestaan er sterke verschillen tussen de lidstaten. Figuur 2 geeft een overzicht van de wijze waarop de steun verdeeld is tussen lidstaten en over de belangrijkste economische sectoren.
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
Opmerking: Verdeling van overheidssteun over de belangrijkste economische sectoren in 1999, uitgesplitst per lidstaat, als percentage van het nationale BBP. Overheidssteun voor specifieke dienstensectoren omvat luchtvaart en financiële diensten, toerisme, media en cultuur. Bron: DG Concurrentie en Eurostat.
Komt in Ierland en Finland overheidssteun in 1999 uit op meer dan 1,5% van het BBP, dan bedraagt overheidssteun in het Verenigd Koninkrijk minder dan 0,5% van het BBP. Samen met het Verenigd Koninkrijk, ligt ook in Zweden, Nederland, Italië en Griekenland het steunpeil onder het EU-gemiddelde.
Het aandeel van steun voor de be- en verwerkende industrie, steenkoolindustrie en dienstensector in het totale steunvolume loopt uiteen van 16% in Luxemburg tot 69% in Portugal. Steun voor landbouw en visserij vertegenwoordigde slechts 7% van de totale steun in Duitsland, terwijl in Finland het aandeel van de landbouwsteun wel 73% bedraagt. Het aandeel van steun aan het spoorvervoer lag het hoogst in Luxemburg en het laagst in Finland. Additionele informatie over overheidssteun per werknemer is te vinden in de technische bijlage (zie tabel 0).
Op de Europese Raad van Stockholm en van Lissabon hebben de lidstaten erkend dat er een accentverschuiving moet komen - van steun aan individuele bedrijven of sectoren naar het aanpakken van horizontale doelstellingen van gemeenschappelijk belang, met inbegrip van cohesiedoelstellingen. Daarom zal in het scorebord de aandacht gaan naar deze doelstellingen.
In de huidige editie wordt gekeken hoe deze doelstellingen worden nagestreefd in de be- en verwerkende industrie, de steenkolenindustrie en de dienstensector. Grote delen van de landbouw- en visserijsector ontvangen van oudsher aanzienlijke steun uit de communautaire begroting. In volgende uitgaven van het scorebord zal daarvan een afzonderlijke analyse gemaakt worden. Financiële steun voor spoorvervoer wordt gewoonlijk toegekend aan ondernemingen als vergoeding voor openbare-dienstverplichtingen. Voor dergelijke vergoeding geldt een wettelijke vrijstelling i van het verplichte onderzoek van overheidssteun op grond van artikel 88 van het EG-Verdrag. Dit verklaart waarom steun voor landbouw, visserij en spoorvervoer niet in dit deel opgenomen is.
Horizontale steun - steun dus die niet beperkt is tot specifieke sectoren of geografische regio's - wordt doorgaans als minder concurrentieverstorend beschouwd dan sectorale en ad-hocsteun, zoals reddings- en herstructureringssteun. Steun die horizontaal, aan alle sectoren toegekend wordt, is minder selectief dan de overige soorten steun. Het gunstige effect ervan bij het aanpakken van falende marktwerking zal dus waarschijnlijk opwegen tegen de ongunstige invloed ervan op de mededinging. Onderzoek en ontwikkeling (O&O), milieubescherming en energiebesparing, en steun voor kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) zijn de voornaamste horizontale doelstellingen die met overheidssteun worden nagestreefd.
Op de Europese Raad van Stockholm en van Lissabon is lidstaten gevraagd hun steun om te buigen van sectorale en ad-hocsteun naar deze horizontale doelstellingen van gemeenschappelijk belang. Aan figuur 3 valt af te lezen in hoeverre lidstaten in de periode 1997-1999 hun steun omgebogen hebben naar horizontale doelstellingen. De Commissie zal deze indicator jaarlijks bijwerken, om de ontwikkelingen in de lidstaten te volgen.
Figuur 3: In periode 1997-1999 bogen de meeste lidstaten steun om naar horizontale doelstellingen
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
Opmerking: Verandering in procentpunt van de overheidssteun voor horizontale doelstellingen (KMO's, O&O, milieu en energiebesparingen, handel van KMO's, werkgelegenheid en opleiding) ten opzichte van het totale steunvolume (landbouw, visserij en spoorvervoer niet meegerekend) in de periode 1997-1999. Bron: DG Concurrentie.
In de EU is het relatieve aandeel van steun voor horizontale doelstellingen - in tegenstelling tot regionale of sectorale steun - in de periode 1997-1999 gestegen met bijna 12%. In Nederland, Oostenrijk en Ierland is dit relatieve aandeel daarentegen gedaald.
Figuur 4 laat zien dat in de EU het aandeel van sectorale steun - in tegenstelling tot regionale of horizontale steun - in de periode 1997-1999 gedaald is met 1,6%, al is in Luxemburg, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en België het aandeel van dit soort steun gestegen.
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
Opmerking: Verandering in procentpunt van de overheidssteun voor steenkoolindustrie en individuele sectoren in de be- en verwerkende industrie en dienstensector ten opzichte van het totale steunvolume (landbouw, visserij en spoorvervoer niet meegerekend) in de periode 1997-1999. Bron: DG Concurrentie.
Op EU-niveau valt er al een duidelijke evolutie waar te nemen in de door de Europese Raad gewenste richting. Toch was in 1999 steun voor de steenkoolindustrie en individuele sectoren in de be- en verwerkende industrie en dienstensector nog steeds goed voor meer dan 30% van de totale steun. Daarom zijn verhoogde inspanningen door de lidstaten nodig om de gewenste ombuiging van sectorale naar horizontale steun te verwezenlijken.
Op de Europese Raad van Stockholm en van Lissabon werden lidstaten ook opgeroepen het accent te verleggen naar regionale ontwikkeling en cohesiedoelstellingen. In dit deel wordt een beeld gegeven van nationale regionale steun op grond van artikel 87, lid 3, onder a), en de directe steun aan ondernemingen in het kader van het communautaire Regionaal Fonds (doelstelling 1). Ook de relatieve economische groei van steungebieden wordt erin gepresenteerd. Regionale steun die wordt toegekend op grond van artikel 87, lid 3, onder c), is niet opgenomen in tabel 1.
Tabel 1: Regionale steun en regionale ontwikkeling
[zie origineel document voor tabel]
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
Opmerking: Alle gegevens zijn gemiddelden voor de periode 1996-1998. Een positieve afwijking in BBP-groei (+) geeft aan dat de nationale steungebieden sneller groeien dan het nationale gemiddelde, terwijl een negatief teken (-) erop wijst dat groei in steungebieden onder het nationale gemiddelde ligt. (*) Aangezien er in Portugal, Griekenland en Ierland geen 'niet-steungebieden' zijn, wordt de afwijking in de groei van het nationaal BBP tegenover het EU-gemiddelde gegeven. In de tabel is de regionale steun gepresenteerd die toegekend is op grond van artikel 87, lid 3, onder a), en de steun die in het kader van het Regionaal Fonds (doelstelling 1-initiatieven) toegekend wordt in steungebieden. Steungebieden zijn regio's in de zin van artikel 87, lid 3, onder a), zoals die erkend zijn voor de periode tot 31.12.1999 Bron: DG Concurrentie, DG Regionaal beleid en Eurostat.
Tabel 1 geeft aan dat in de periode 1996-1998 nationale regionale steun, uitgedrukt als percentage van BBP van steungebieden, boven het EU-gemiddelde lag in Frankrijk, Duitsland en Italië. Voorts ligt in Portugal, Griekenland en Spanje directe steun aan ondernemingen in het kader van het Regionaal Fonds (uitgedrukt als percentage van het BBP van de steungebieden) boven het EU-gemiddelde. In Griekenland, Frankrijk, Ierland, Italië en Portugal groeiden de steungebieden in de periode 1996-1998 sneller dan de overige regio's.
Van steun voor specifieke dienstensectoren valt, met name wanneer hij wordt toegekend in de vorm van reddings- en herstructureringssteun, te verwachten dat hij de mededinging sterker verstoort dan steun die op horizontale doelstellingen gericht is. Het overgrote deel van de steun voor specifieke dienstensectoren, met name luchtvaart en financiële diensten, toerisme, media en cultuur i, dient voor het stimuleren van activiteiten die voortdurend in belang toenemen (zoals het toerisme), of van sectoren die recent geliberaliseerd zijn (zoals luchtvaart en financiële diensten). Figuur 5 toont de relatieve verandering van overheidssteun voor specifieke dienstensectoren in de lidstaten - ten opzichte van de totale steun (landbouw, visserij en spoorvervoer niet meegerekend).
Figuur 5: Zeven lidstaten verlaagden steun voor specifieke dienstensectoren.
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
Opmerking: Verandering in procentpunt van de overheidssteun voor luchtvaart en financiële diensten, toerisme, media en cultuur ten opzichte van het totale steunvolume (landbouw, visserij en spoorvervoer niet meegerekend) in de periode 1997-1999, uitgesplitst per lidstaat. Bron: DG Concurrentie.
In de periode 1997-1999 hebben zeven lidstaten hun relatieve aandeel van steun voor specifieke dienstensectoren ingekrompen, terwijl de overige acht het opgetrokken hebben. Aangezien echter de omvang van de steunverlaging, met name in Griekenland en Frankrijk, de - nochtans significante - stijging in Nederland en Luxemburg overtreft, neemt het totale aandeel in de Europese Unie duidelijk af.
Aan de hand van een formele en transparante procedure (vastgelegd in Verordening nr. 659/1999 van de Raad i) oefent de Commissie toezicht uit op de steunverlening door de lidstaten. Momenteel duurt het gemiddeld circa vier maanden om gevallen van aangemelde steun goed te keuren. Dat een en ander zo lang duurt, komt doordat in vele gevallen relevante informatie ontbreekt wanneer lidstaten een zaak voor het eerst aanmelden. Vervolgens dient de Commissie uitdrukkelijk naar deze informatie te vragen.
Heeft de Commissie twijfel of een steunmaatregel van lidstaten verenigbaar is met het EG-Verdrag, dan leidt zij op grond van artikel 88, lid 2, een formele onderzoekprocedure in. Momenteel duurt het gemiddeld negen maanden vooraleer de Commissie een dergelijk formeel onderzoek inleidt ten aanzien van aangemelde steun.
De Commissie is momenteel doende de regels inzake overheidssteun en toezichtsprocedures te stroomlijnen, hetgeen zal helpen deze termijnen te verkorten; deze oefening zal met name inhouden dat lidstaten betere en beknopte informatie krijgen over de gegevens die ze de Commissie moeten verstrekken. Een betere kwaliteit van de door lidstaten aangemelde steunzaken zal de besluitvorming van de Commissie aanzienlijk versnellen. Een ander element dat de onderzoektermijnen zal inkorten, is de recente invoering van groepsvrijstellingsverordeningen voor steun ten behoeve van KMO's i en opleiding i. De effecten van een en ander zullen in toekomstige edities van het scorebord onderzocht worden.
Komt de Commissie tot de conclusie dat steun niet voldoet aan de criteria om verenigbaar te worden verklaard met het EG-Verdrag, dan geeft zij een negatieve beschikking. In figuur 6 wordt het aandeel van negatieve beschikkingen in de periode 1998-2000 gegeven, uitgesplitst naar lidstaat.
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
Opmerking: Beschikkingen over overheidssteun in alle sectoren, met uitzonderingen van de visserij. Bron: DG Landbouw, DG Concurrentie en DG Transport en Energie.
Bij een negatieve beschikking gelast de Commissie in de regel dat de lidstaat de steun van de begunstigde terugvordert indien de steun al toegekend is. In tabel 2 en figuur 7 wordt een overzicht gegeven van de stand van zaken in verband met steun waarvoor terugvordering gelast is.
Tabel 2: Uitstaande bevelen tot terugvordering per 10.9.2001
[zie origineel document voor tabel]
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Opmerking: Uitstaande bevelen tot terugvordering van overheidssteun in alle sectoren, met uitzondering van landbouw, visserij en transport. Gerechtelijke procedures hebben niet noodzakelijk schorsende werking ten aanzien van de terugvordering. Bron: DG Concurrentie.
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
Opmerking: Uitstaande bevelen tot terugvordering per 10.9.2001, uitgesplitst naar lidstaat, voor de verschillende economische sectoren - met uitzondering van landbouw en visserij. Bron: DG Concurrentie.
Tabel 3 biedt een uitsplitsing van de bedragen van onverenigbare steun die in lidstaten teruggevorderd moeten worden. In bepaalde gevallen waar het aantal begunstigden groot is, is het niet mogelijk het precieze bedrag aan onverenigbare steun te specifiëren vóór het door de begunstigden terugbetaald is. Ongeveer de helft van het bedrag dat in Duitsland teruggevorderd moet worden, is toe te rekenen aan één zaak die voor het Hof van Justitie aanhangig is.
Tabel 3: Uitstaande bevelen tot terugvordering en terug te vorderen bedragen - per lidstaat
[zie origineel document voor tabel]
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Opmerking: Uitstaande bevelen tot terugvordering van overheidssteun in alle sectoren, met uitzondering van landbouw, visserij en transport. Bron: DG Concurrentie.
6. Overheidssteun voor O&O en de interne markt
6.1. Overheidssteun voor O&O
Marktkrachten alleen kunnen geen socio-economisch optimum aan onderzoek- en ontwikkelingsinspanningen garanderen. De investeringsbesluiten van ondernemingen worden allereerst bepaald door hun eigen particuliere baten, maar door neveneffecten kunnen de totale baten van een O&O-programma voor de maatschappij aanzienlijk groter zijn dan deze particuliere baten (externe effecten). Deze externe effecten kunnen via diverse kanalen ontstaan: gesprekken tussen medewerkers van verschillende bedrijven, mobiliteit van onderzoekers, technische publicaties en conferenties, onthullingen in octrooidocumenten, en imitatie. Bovendien kunnen onderzoekresultaten die niet rechtstreeks in nieuwe producten of processen resulteren, niet door een octrooi beschermd worden. Zelfs wanneer voor de resultaten een octrooi verkregen wordt, kan de looptijd van het octrooi korter zijn dan de periode die nodig is om een voldoende rendement op de belegging te behalen. Bovendien kunnen vooral kleine ondernemingen moeilijkheden ondervinden om externe financiering aan te trekken voor O&O-projecten, wegens het hoge risico dat daaraan verbonden is. De omvang van O&O-werkzaamheden die een onderneming uitvoert, wordt daarom meestal beperkt door haar eigen interne financiële middelen. Een en ander kan ondernemingen ertoe aanzetten minder O&O uit te voeren dan wenselijk is, omdat ze financiële beperkingen ondervinden en niet de vruchten kunnen plukken van weglekkende onderzoekresultaten die ze niettemin moeten financieren.
Steun door de overheid om de kosten van het bedrijfsleven voor de uitvoering van de O&O ter verlagen, kunnen dus de totale welvaart verhogen. Wanneer deze steun echter concurrentieverstorende effecten heeft, valt hij onder de EG-Verdragsregels inzake overheidssteun. Daarom dient de Commissie deze effecten zorgvuldig in het oog te houden. Neemt de Commissie, in de lijn van de algemene beleidsdoelstelling om steun om te buigen naar horizontale doelstellingen, traditioneel een positief standpunt in tegenover overheidssteun ten behoeve van O&O, toch kan dit soort steun enkel toegestaan worden indien hij dient om ondernemingen te stimuleren O&O-werkzaamheden uit te voeren bovenop hun normale, dagelijkse activiteiten (additionaliteitsbeginsel).
6.2. Overheidssteun voor O&O als onderdeel van de totale O&O-uitgaven van het bedrijfsleven
Traditioneel wordt een belangrijk deel O&O in de Gemeenschap gefinancierd via ondernemingen. O&O-steun is één van de middelen waarmee lidstaten de O&O-werkzaamheden van het bedrijfsleven kunnen steunen. Daarom wordt in figuur 8 een vergelijking gemaakt tussen O&O-uitgaven van het bedrijfsleven en de toekenning van O&O-steun
Figuur 8: Overheidssteun voor O&O is betrekkelijk gering in vergelijking met O&O-uitgaven bedrijfsleven
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
Opmerking: Alle gegevens zijn gemiddelden voor de periode 1997-1999. Gegevens over overheidssteun voor O&O zijn niet verzameld volgens de normale richtsnoeren en normen van O&O-overzichten (Frascati Manual) en iedere vergelijking kan daarom bepaalde onnauwkeurigheden bevatten. O&O-steun die in het kader van regionale steunverlening toegekend wordt, wordt hier niet meegerekend. Gegevens over O&O-uitgaven van het bedrijfsleven (BERD - Business enterprise R&D expenditure) zijn voor Oostenrijk en Luxemburg niet beschikbaar. Gegevens over O&O-uitgaven zijn voor sommige lidstaten gebaseerd op ramingen van Eurostat. Bron: DG Concurrentie en Eurostat (structurele indicatoren).
Overheidssteun voor O&O vertegenwoordigt in de EU slechts 0,05% van het BBP. Finland, Denemarken en Oostenrijk hebben de hoogste aandelen.
In bepaalde gevallen kunnen ondernemingen moeilijkheden ondervinden om externe financiering aan te trekken voor de uitvoering van hun bedrijfsplannen, wegens het hoge risico dat daaraan verbonden is. Met name worden bepaalde hightechbedrijven die zich in hun aanloop- en ontwikkelingsfase bevinden i, met deze moeilijkheden geconfronteerd, omdat het welslagen van hun activiteiten veel onzekerder is in vergelijking met gevestigde ondernemingen. Startersbedrijven uit de hightech- en O&O-sector, ondervinden aanzienlijke moeilijkheden om voldoende financiering te vinden om de hoge risico's te dekken die verbonden zijn aan de onmiddellijke commercialisering van O&O-resultaten. De verschaffing van risicokapitaal in een vroeg stadium kan deze beperkende factor, minstens ten dele, wegwerken. Figuur 9 laat het relatieve belang zien van risicokapitaal in een vroeg stadium in de lidstaten.
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
Opmerking: Risicokapitaal (in een vroeg stadium, in de start- en in de aanloopfase) als percentage van het BBP (gemiddelden 1997-1999). Voor Luxemburg zijn geen gegevens over risicokapitaal beschikbaar. Bron: DG Concurrentie, Eurostat (structurele indicatoren) en European Venture Capital Association.
Risicokapitaal, uitgedrukt als percentage van het BBP, is het hoogst in België, Nederland, Zweden en Finland. In de hele EU is risicokapitaal in een vroeg stadium slechts goed voor 0,02% van het BBP.
6.4. Overheidssteun voor O&O en innovatie in de interne markt
Gezien de betrekkelijk kleine bijdrage van O&O-steun in de totale O&O-uitgaven van het bedrijfsleven in de lidstaten, vallen de effecten van het totale volume O&O-steun op innovatie in de interne markt slechts ten dele na te gaan. Niettemin biedt tabel 4 een overzicht van overheidssteun voor O&O (uitgedrukt als percentage van het BBP) en totale O&O-uitgaven (uitgedrukt als percentage van het BBP), aangevuld met enkele resultaten van O&O-werkzaamheden, die hier gereflecteerd zijn in het aantal octrooien en de groei van de arbeidsproductiviteit. De groei van de arbeidsproductiviteit is een maatstaf voor de efficiëntie van de productie. Aangenomen mag worden dat minstens een aanzienlijk deel van de groei in de efficiëntie van de productie de weerslag vormt van O&O. Zelfs indien de relevantie van deze indicatoren duidelijk beperkt is, toch kunnen bij de vergelijking ervan bepaalde opmerkingen gemaakt worden. Zowel het aantal octrooien als de groei in arbeidsproductiviteit verschilt aanzienlijk van lidstaat tot lidstaat. Er is geen duidelijke correlatie tussen een van deze indicatoren en de omvang van O&O-steun. Zo genereren bijvoorbeeld lidstaten met een relatief hoog volume O&O-steun niet noodzakelijk een groot aantal octrooien of hebben ze een hoog groeipercentage voor arbeidsproductiviteit. Opgemerkt moet worden dat het genereren van octrooien niet het hoofddoel is van O&O-steun, en dat het aantal octrooien sterk afhankelijk is van de sector waarin het industrieel onderzoek plaatsvindt. Vandaar wordt het aantal octrooien ook sterk beïnvloed door de sterke of zwakke positie van bepaalde sectoren in lidstaten.
Tabel 4: Overheidssteun voor O&O en selectieve innovatie-indicatoren
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
Opmerking: Alle cijfers - met uitzondering van die over arbeidsproductiviteit - zijn gemiddelden voor de periode 1997-1999. Enkel octrooien die bij het Europees Octrooibureau geregistreerd zijn, worden in aanmerking genomen. Over de totale O&O-uitgaven van Luxemburg zijn geen gegevens beschikbaar. Gegevens over overheidssteun voor O&O zijn niet verzameld volgens de normale richtsnoeren en normen van O&O-overzichten (Frascati Manual) en iedere vergelijking kan daarom bepaalde onnauwkeurigheden bevatten. In de gegevens over O&O-steun zijn de gegevens over in het kader van regionale steunverlening toegekende O&O-steun niet meegerekend. Bron: DG Concurrentie, DG Onderzoek en Eurostat.
In de toekomst kan bij een diepgaandere analyse van de doeltreffendheid van O&O-steun misschien gebruik gemaakt worden van bepaalde indicatoren, die worden verzameld in het kader van de eerste fase van de benchmarking van het onderzoeksbeleid in de lidstaten. Met name zou een ruimer aantal indicatoren dat gebruikt wordt voor de benchmarking van het onderzoeksbeleid in de lidstaten wat betreft overheids- en particuliere investeringen in O&O en voor de benchmarking van wetenschappelijke en technologische productiviteit, nuttig kunnen zijn voor een beter begrip van mogelijke interactie tussen O&O-steun en economische prestaties.
Voor een grondigere analyse van het algemene O&O-beleid in de lidstaten kunnen de volgende publicaties geraadpleegd worden: Europese Commissie (2001): 'Towards a European Research Area: Key figures 2001; Special edition; Indicators on benchmarking of national research policies' en Europese Commissie (2001): Europees Innovatiescorebord. Deze publicaties zijn te vinden op volgende internetadressen:
europa.eu.int/comm/research/area www.cordis.lu/innovation-smes/scoreboard
Dit deel bevat internetlinks naar informatie van de lidstaten en het Europees Parlement over onderwerpen in verband met het beleid inzake overheidssteun.
Een overzicht van het juridische kader inzake toezicht op overheidssteun is te vinden op EUROPA, de internetserver van de Unie:
europa.eu.int/comm/competition/state_aid
Een van de belangrijke elementen van een peer review die de Commissie met dit scorebord wil aanmoedigen, is de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten over diverse aspecten van hun respectieve beleid inzake overheidssteun en mededinging. Daarom is het scorebord zo opgevat dat het links bevat naar relevante internetsites die worden beheerd door of namens de lidstaten. Op die manier kan informatie die lidstaten aan het publiek verstrekken over hun beleid inzake overheidssteun, nog scherper worden geprofileerd.
Naast de informatie die al in de eerste editie van het scorebord gepubliceerd werd op het Forum voor de lidstaten, worden de recentste ontwikkelingen in de lidstaten hierna beschreven.
Frankrijk heeft één nationale en diverse regionale commissies opgericht die tot taak hebben de economische en sociale impact van overheidssteun voor ondernemingen te beoordelen en terzelfder tijd toezicht te houden op het gebruik ervan, om zodoende de doeltreffendheid ervan te verhogen (Loi no. 2001-7 du 4 Janvier 2001 relative au contrôle des fonds publics accordés aux entreprises, bekendgemaakt in Journal Officiel nr. 4 van 5.1.2001, blz. 218; Décret no. 2001-483 du 6 Juin 2001 rélatif à la Commission nationale et aux commissions régionales des aides publiques aux entreprises, bekendgemaakt in Journal Officiel van 7.6.2001, blz. 8999). Deze wetsbesluiten zijn te vinden op de internetsite van het Journal Officiel de la République Française:
www.legifrance.gouv.fr/
Duitsland heeft onlangs het 18de tweejaarlijkse verslag over subsidies bekendgemaakt:
www.bundesfinanzministerium.de/Anlage6738 en www.bundesfinanzministerium.de/Anlage6737 .
Documenten van het Europees Parlement over beleid inzake overheidssteun zijn te vinden op het volgende internetadres:
www.europarl.eu.int/committees/econ_home.
Alle cijfers in verband met overheidssteun hebben betrekking op gegevens over de tenuitvoerlegging van beschikkingen van de Commissie - niet op zaken waarvan het onderzoek nog loopt en die, zodra er daarin een besluit valt, deze historische gegevens kunnen beïnvloeden. Uitgaven voor overheidssteun worden toegerekend aan het jaar waarin ze plaatsvonden. In gevallen waarbij de uitgaven over een aantal jaren gebeuren, wordt het totale bedrag toegewezen aan ieder jaar waarin uitgaven plaatsvonden.
_______________________________________________________________________
Bron: | Database van het DG Concurrentie over uitgaven voor overheidssteun in de lidstaten Bruto Binnenlands Product tegen marktprijzen, afkomstig uit de Newcronos-database van |
Gegevens:
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
_______________________________________________________________________
Figuur 1a: Procentuele verandering van de overheidssteun (landbouw, visserij en spoorvervoer niet meegerekend) in de periode 1997-1999, uitgesplitst per lidstaat
Bron: | Database van het DG Concurrentie over uitgaven voor overheidssteun in de lidstaten Bruto Binnenlands Product tegen marktprijzen, afkomstig uit de Newcronos-database van |
Opmerkingen: | Alle gegevens uitgedrukt in miljoen EUR, tegen constante waarde van |
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
Gegevens:
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
_______________________________________________________________________
Bron: | Database van het DG Concurrentie over uitgaven voor overheidssteun in de lidstaten Bruto Binnenlands Product tegen marktprijzen, afkomstig uit de Newcronos-database van |
Opmerkingen: | Alle gegevens uitgedrukt in miljoen EUR, tegen constante waarde van |
Gegevens:
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
Figuur 2a: Verdeling overheidssteun over belangrijkste economische sectoren (landbouw, visserij en spoorvervoer niet meegerekend), uitgesplitst per lidstaat, als percentage van het nationale BBP
Bron: | Database van het DG Concurrentie over uitgaven voor overheidssteun in de lidstaten Bruto Binnenlands Product tegen marktprijzen, afkomstig uit de Newcronos-database van |
Opmerkingen: | Alle gegevens uitgedrukt in miljoen EUR, tegen constante waarde van |
Gegevens:
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
Tabel 0: Overheidssteun per werknemer (in EUR)
[zie origineel document voor tabel]
Bron: | Database van het DG Concurrentie over uitgaven voor overheidssteun in de lidstaten Werkgelegenheidscijfers afkomstig van de Newcronos-database van |
Opmerkingen: | Alle gegevens uitgedrukt in miljoen EUR, tegen constante waarde van |
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
_______________________________________________________________________
Bron: | Gegevens over overheidssteun afkomstig uit de database van het DG Concurrentie over uitgaven voor overheidssteun in de |
Opmerkingen: | Alle gegevens uitgedrukt in miljoen EUR, tegen constante waarde van |
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
Bron: | Gegevens over overheidssteun afkomstig uit de database van het DG Concurrentie over uitgaven voor overheidssteun in de |
Opmerkingen: | Alle gegevens uitgedrukt in miljoen EUR, tegen constante waarde van |
Gegevens:
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
_______________________________________________________________________
Bron: | Gegevens over overheidssteun afkomstig uit de database van het DG Concurrentie over uitgaven voor overheidssteun in de lidstaten Gegevens over het regionale BBP gerekend aan marktprijzen zijn afkomstig uit de Newcronos-database van Eurostat Gegevens over steun in het kader van het Regionaal Fonds (doelstelling 1-maatregelen) zijn afkomstig uit de Jaarverslagen 1996, 1997 en 1998 van de |
Opmerkingen: | Alle gegevens uitgedrukt in miljoen EUR, tegen constante waarde van 1998 Gegevens over regionaal BBP gekozen op NUTS |
Gegevens:
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
Bron: | Gegevens over overheidssteun afkomstig uit de database van het DG Concurrentie over uitgaven voor overheidssteun in de |
Opmerkingen: | Alle gegevens uitgedrukt in miljoen EUR, tegen constante waarde van |
Gegevens:
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
_______________________________________________________________________
Bron: | Inschrijvingsregister van de Commissie XXVIIIe Verslag over het mededingingsbeleid (1998) XXIXe Verslag over het mededingingsbeleid |
Opmerkingen: | Voor deze tabel werd geen rekening gehouden met volgende soorten beschikkingen, als omschreven in de procedureverordening (PB L 83 van |
1): - Beschikkingen met het bevel tot het verstrekken van informatie - Besluiten tot inleiding van de procedure - Besluiten de procedure te beëindigen na intrekking van de aanmelding - Dienstige maatregelen ter aanpassing van bestaande steunmaatregelen - Zaken die zijn doorverwezen naar het Hof van Justitie of de Raad
Beschikkingen over overheidssteun in de visserijsector zijn in deze tabel niet opgenomen.
Gegevens:
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
Bron: | DG |
Opmerkingen: | Aangemelde steun: gebaseerd op een selectie van 96 recente besluiten geen bezwaar te maken ten aanzien van aangemelde steunzaken in alle sectoren (met uitzondering van landbouw, visserij en |
Niet-aangemelde steun: analyse van alle besluiten tot inleiding van de formele onderzoekprocedure voor zaken uit alle sectoren (met uitzondering van landbouw, visserij en transport) die tussen juni 2000 en juni 2001 in het Publicatieblad bekendgemaakt werden.
_______________________________________________________________________
Bron: | Gegevens over overheidssteun afkomstig uit de database van het DG Concurrentie over uitgaven voor overheidssteun in de lidstaten Gegevens over |
Opmerkingen | Een vierde sector (de particuliere non-profitsector) is doorgaans van verwaarloosbaar belang, behalve in Portugal waar de sector in 1999 goed was voor meer dan |
Gegevens:
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
______________________________________________________________________
Bron: | Gegevens over overheidssteun afkomstig uit de database van het DG Concurrentie over uitgaven voor overheidssteun in de lidstaten Gegevens over risicokapitaal (in een vroeg stadium) afkomstig van de |
Gegevens:
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
______________________________________________________________________
Bron: | Gegevens over overheidssteun afkomstig uit de database van het DG Concurrentie over uitgaven voor overheidssteun in de lidstaten Gegevens over octrooien, |
______________________________________________________________________