Toelichting bij SEC(2002)275 - Alarmsysteem NR. 2/2002

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier SEC(2002)275 - Alarmsysteem NR. 2/2002.
bron SEC(2002)275 NLEN
datum 06-03-2002
Avis juridique important

|
52002SC0275

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad - Alarmsysteem NR. 2/2002 /* SEC/2002/0275 def. */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN AAN DE RAAD - Alarmsysteem nr. 2/2002


INHOUDSOPGAVE

1. Algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven 3

2. Besteding van de kredieten (voorlopige cijfers) 5

3. Toelichting 6

4. Conclusies 7


1. Algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven

De onderstaande tabellen geven de algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven ten opzichte van het uitgavenprofiel aan. De cijfers zijn gebaseerd op de uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober tot en met 31 december 2001.

1.1. Subrubriek 1a: GLB


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

1.2. Subrubriek 1b: Plattelandsontwikkeling


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2. Besteding van de kredieten (voorlopige cijfers)


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Toelichting

3.1. Besteding van de kredieten voor januari 2002

Voor februari 2002 (uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 2001 tot en met 31 december 2001) is van de kredieten van rubriek 1 een bedrag van 23 438,7 mln EUR, d.w.z. 53,0%, besteed. De uitgaven liggen

- voor subrubriek 1a (traditionele uitgaven van het EOGFL-Garantie en veterinaire uitgaven) 47,8 miljoen EUR onder de indicator,

- voor subrubriek 1b (plattelandsontwikkeling) 31,2 miljoen EUR boven de indicator.

3.2. Monetaire factoren

Dollarpariteit van de euro

Het bovenstaande uitgavenbedrag is inclusief de ontwikkeling van de dollarpariteit van de euro. Voor een groot deel van de uitvoerrestituties voor landbouwproducten, met name die voor granen en suiker, en voor bepaalde vormen van interne steun, zoals die voor katoen, is het uitgavenpeil afhankelijk van de ontwikkeling van de dollarkoers.

Overeenkomstig de verordening van de Raad over de begrotingsdiscipline (Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad van 26.9.2000) is de nota van wijzigingen op de landbouwbegroting 2001 opgesteld op basis van de gemiddelde dollarpariteit van de euro voor de periode juli tot en met september 2001, en die bedroeg 0,89 $. Voor de periode van 16 oktober tot en met 31 december 2001 is de geraamde gemiddelde dollarpariteit nagenoeg gelijk gebleven.

3.3. Marktfactoren

Subrubriek 1a

De besteding voor subrubriek 1a komt min of meer overeen met de indicator. Er zijn geen significante afwijkingen voor de subrubriek als geheel (- 47,8 mln euro, d.i. 0,1 % van de begroting), maar wel voor een aantal afzonderlijke hoofdstukken, die hieronder worden toegelicht:

Hoofdstuk B1-10: AkkerbouwgewassenVerschil: + 263 mln EUR
(+1,5%)

// (uitgaven: EUR 15 853 mln)

(indicator : EUR 15 590 mln)

Aan het begin van het begrotingsjaar gaat het in dit hoofdstuk meestal om de betaling van rechtstreekse steun: deze betalingen moeten worden verricht tussen 16 november 2001 en 31 januari 2002. De overbesteding ten opzichte van de indicator houdt verband met een snellere uitbetaling van deze steun in bepaalde lidstaten (I, UK). Op grond van de mededelingen van de lidstaten wordt verwacht dat de overbesteding in de komende maanden zal verdwijnen.

Hoofdstuk B1-12: OlijfolieVerschil : - EUR 204 mln (
-8,6%)

// (uitgaven: EUR 1 473 mln)

(indicator : EUR 1 677 mln)

De onderbesteding is het gevolg van het feit dat bepaalde lidstaten (EL, E) de betaling van de voorschotten op de productiesteun voor olijfolie naar een later tijdstip verschoven hebben. Op basis van hoeveelheden die voor steun in aanmerking komen, wordt verwacht dat de situatie in de volgende maanden weer normaal zal worden.

Hoofdstuk B1-22: Schapen- en geitenvleesVerschil : - EUR 81 mln ( -
12,0%)

// (uitgaven: EUR 251 mln)

(indicator : EUR 332 mln)

De onderbesteding is hoofdzakelijk toe te schrijven aan het feit dat de marktprijzen voor schapen- en geitenvlees hoger dan voorzien waren, waardoor lagere forfaitaire premies voor ooien en geiten in probleemgebieden en bergstreken zijn vastgesteld dan de bedragen waarvan bij de opstelling van de begroting was uitgegaan. Bijgevolg verwacht de Commissie dat aan het einde van het jaar naar schatting ongeveer 86 miljoen euro voor dit begrotingshoofdstuk bespaard zal kunnen worden.

Hoofdstuk B1-32: Ultraperifere gebieden en Egeïsche eilandenVerschil : - EUR 27
mln

// (uitgaven: EUR 47 mln)

(indicator : EUR 74 mln)

De onderbesteding is hoofdzakelijk het gevolg van het feit dat de uitvoering van de POSEIDOM-, POSEICAN- en POSEIMA-programma's niet zo snel vordert als bij de berekening van de indicator was aangenomen.

4. Conclusies

Besteding van de kredieten per 28 februari 2002

Voor februari 2002 (uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober tot en met 31 december 2001) bedragen de bestedingen 23 438,7 mln EUR, d.w.z. 53,0% van de kredieten. De uitgaven liggen

- voor subrubriek 1a, 47,8 mln EUR onder de indicator,

- voor subrubriek 1b, 31,2 mln EUR boven de indicator.

Het totale verschil tussen de werkelijke uitgaven en de indicator is onbeduidend. Wel zijn er belangrijker afwijkingen voor bepaalde hoofdstukken. Verwacht wordt dat de meeste daarvan tijdelijk zullen zijn, maar voor schapen- en geitenvlees zal er waarschijnlijk ook aan het einde van het jaar nog een onderbesteding zijn.