Toelichting bij SEC(2002)473 - Alarmsysteem nr. 3/2002

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier SEC(2002)473 - Alarmsysteem nr. 3/2002.
bron SEC(2002)473 NLEN
datum 22-04-2002
Avis juridique important

|
52002SC0473

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad - Alarmsysteem nr. 3/2002 /* SEC/2002/0473 def. */


1.

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN AAN DE RAAD - Alarmsysteem nr. 3/2002


INHOUDSOPGAVE

2.

1. Algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven


3.

2. Besteding van de kredieten (voorlopige cijfers)


4.

3. Toelichting


5.

4. Conclusies



6.

1. ALGEMENE ONTWIKKELING VAN DE MAANDELIJKSE UITGAVEN


De onderstaande tabellen geven de algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven ten opzichte van het uitgavenprofiel aan. De cijfers zijn gebaseerd op de uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober tot en met 31 januari 2002.

7.

1.1. Subrubriek 1a: GLB


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


8.

1.2. Subrubriek 1b: Plattelandsontwikkeling


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


9.

2. BESTEDING VAN DE KREDIETEN (VOORLOPIGE CIJFERS)


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


10.

3. Toelichting


11.

3.1. Besteding van de kredieten voor maart 2002


Voor maart 2002 (uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 2001 tot en met 31 januari 2002) is van de kredieten van rubriek 1 een bedrag van 26 329,6 mln EUR, d.w.z. 59,5 %, besteed. De uitgaven liggen

- voor subrubriek 1a (traditionele uitgaven van het EOGFL-Garantie en veterinaire uitgaven) 257,3 mln EUR onder de indicator,

- voor subrubriek 1b (plattelandsontwikkeling) 23,0 mln EUR onder de indicator.

12.

3.2. Monetaire factoren


Dollarpariteit van de euro

Het bovenstaande uitgavenbedrag is inclusief de ontwikkeling van de dollarpariteit van de euro. Voor een groot deel van de uitvoerrestituties voor landbouwproducten, met name die voor granen en suiker, en voor bepaalde vormen van interne steun, zoals die voor katoen, is het uitgavenpeil afhankelijk van de ontwikkeling van de dollarkoers.

Overeenkomstig de verordening van de Raad over de begrotingsdiscipline (Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad van 26.9.2000) is de nota van wijzigingen op de landbouwbegroting 2001 opgesteld op basis van de gemiddelde dollarpariteit van de euro voor de periode juli tot en met september 2001, en die bedroeg 0,89 $. Voor de periode van 1 augustus 2001 tot en met 31 januari 2002 is de geraamde gemiddelde dollarpariteit nagenoeg gelijk gebleven.

13.

3.3. Marktfactoren


Subrubriek 1a

Voor subrubriek 1a is er een onderbesteding ten opzicht van de indicator. Deze is evenwel niet gelijk voor de drie uitgavencategorieën. Meer in het bijzonder:

- is er voor plantaardige producten een overbesteding ten opzichte van de indicator, die in de eerste plaats toe te schrijven is aan de uitgaven voor akkerbouwgewassen,

- is er voor dierlijke producten een onderbesteding ten opzichte van de indicator, vooral doordat er minder is uitgegeven voor rundvlees en voor schapen- en geitenvlees,

- is er voor de bijkomende uitgaven evenals voor dierlijke producten een onderbesteding, die hoofdzakelijk toe te schrijven is aan de veterinaire en fytosanitaire maatregelen.

Er zijn geen significante afwijkingen voor de subrubriek als geheel (-257,3 mln euro, d.i. 0,7 % van de begroting), maar wel voor een aantal afzonderlijke hoofdstukken, die hieronder worden toegelicht:

14.

Hoofdstuk B1-10: Akkerbouwgewassen //


Verschil: 324 mln EUR (+1,8 %)

15.

// (uitgaven: 17 103 mln EUR)


(indicator: 16 779 mln EUR)

Aan het begin van het begrotingsjaar gaat het in dit hoofdstuk meestal om de betaling van rechtstreekse steun: deze betalingen moeten worden verricht tussen 16 november 2001 en 31 januari 2002. De overbesteding ten opzichte van de indicator, die zich nu al drie maanden na elkaar voordoet, is vooral toe te schrijven aan het feit dat de steun voor kleine producenten en voor braaklegging sneller wordt uitbetaald omdat de lidstaten de voorgeschreven betalingstermijnen veel beter in acht hebben kunnen nemen.

Hoofdstuk B1-11: SuikerVerschil: 40 mln EUR (+2,9
%)

16.

// (uitgaven: 597 mln EUR)


(indicator: 557 mln EUR)

De overbesteding is het gevolg van het feit dat de in de periode van midden september tot midden oktober via inschrijving toegewezen hoeveelheden suiker zijn uitgevoerd met een restitutie die hoger was dan het in de begroting geraamde gemiddelde bedrag.

Hoofdstuk B1-12: OlijfolieVerschil: - 54 mln EUR ( -2,3
%)

17.

// (uitgaven: 1 791 mln EUR)


(indicator: 1 845 mln EUR)

De onderbesteding is het gevolg van het feit dat Griekenland de betaling van de voorschotten op de productiesteun voor olijfolie naar een later tijdstip verschoven heeft. Op basis van hoeveelheden die voor steun in aanmerking komen, wordt verwacht dat de situatie in de volgende maanden weer normaal zal worden.

Hoofdstuk B1-14: Vezelgewassen en zijderupsenVerschil: - 45 mln EUR ( -4,7
%)

18.

// (uitgaven: 640 mln EUR)


(indicator: 685 mln EUR)

De onderbesteding is het gevolg van het feit dat Griekenland de betaling van de voorschotten op de steun voor katoen naar een later tijdstip verschoven heeft. Op basis van hoeveelheden die voor steun in aanmerking komen, wordt verwacht dat de situatie in de volgende maanden weer normaal zal worden.

Hoofdstuk B1-16: WijnVerschil: - 83 mln EUR ( -5,9
%)

19.

// (uitgaven: 238 mln EUR)


(indicator: 321 mln EUR)

De onderbesteding houdt verband met de latere uitbetaling van de distillatiesteun en de herstructureringssteun in bepaalde lidstaten (ESP, FR en PO).

Hoofdstuk B1-17: TabakVerschil: - 39 mln EUR ( -4,0
%)

20.

// (uitgaven: 569 mln EUR)


(indicator: 608 mln EUR)

De onderbesteding houdt verband met de latere uitbetaling van de steun in bepaalde lidstaten (EL en E).

Hoofdstuk B1-21: RundvleesVerschil: - 107 mln EUR ( -3,3
%)

21.

// (uitgaven: 2 681 mln EUR)


(indicator: 2 788 mln EUR)

De onderbesteding is hoofdzakelijk toe te schrijven aan het feit dat de betalingen in het kader van de speciale aankoopregeling in Frankrijk naar een later tijdstip verschoven zijn en aan de geringere technische, financierings- en andere kosten voor de opslag van interventievoorraden, die sedert midden december onveranderd op ongeveer 0,25 miljoen ton gebleven zijn.

Hoofdstuk B1-22: Schapen- en geitenvleesVerschil: - 87 mln EUR ( - 12,9
%)

22.

// (uitgaven: 266 mln EUR)


(indicator: 353 mln EUR)

De onderbesteding is hoofdzakelijk toe te schrijven aan het feit dat de marktprijzen voor schapen- en geitenvlees hoger waren dan voorzien, waardoor de vastgestelde ooi- en geitenpremies lager waren dan de bedragen waarvan bij de opstelling bij de begroting was uitgegaan. Bijgevolg verwacht de Commissie dat aan het einde van het jaar naar schatting ongeveer 86 miljoen euro voor dit begrotingshoofdstuk bespaard zal kunnen worden.

Hoofdstuk B1-30: Niet in bijlage I vermelde productenVerschil: - 22 mln EUR ( -5,3
%)

23.

// (uitgaven: 109 mln EUR)


(indicator: 131 mln EUR)

De onderbesteding is toe te schrijven aan de uitvoer van grote hoeveelheden verwerkte landbouwproducten die melk en zuivelproducten bevatten waarvoor, met name voor mageremelkpoeder, in de betrokken periode lagere uitvoerrestituties golden dan bij de opstelling van de begroting was aangenomen.

Hoofdstuk B1-32: Ultraperifere gebieden en Egeïsche eilandenVerschil: - 25 mln EUR ( -10,3
%)

24.

// (uitgaven: 62 mln EUR)


(indicator: 87 mln EUR)

De onderbesteding is hoofdzakelijk het gevolg van het feit dat de uitvoering van de POSEIDOM-, POSEICAN- en POSEIMA-programma's niet zo snel vordert als bij de berekening van de indicator was aangenomen.

25.

Subrubriek 1b


Hoofdstuk B1-40: PlattelandsontwikkelingVerschil: - 23 mln EUR ( -0,5
%)

26.

// (uitgaven: 677 mln EUR)


(indicator: 700 mln EUR)

Het verschil met de indicator is onbeduidend (0,5 %). Het is hoofdzakelijk toe te schrijven aan vertragingen bij de uitvoering van de programma's voor probleemgebieden en van de nieuwe regelingen inzake milieumaatregelen in de landbouw, vervroegde uittreding en bosbescherming.

27.

4. Conclusies


Besteding van de kredieten per 31 januari 2002

Voor maart 2002 (uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober tot en met 31 januari 2002) bedragen de bestedingen 26 329,6 mln EUR, d.w.z. 59,5 % van de kredieten. De uitgaven voor subrubriek 1a en voor subrubriek 1b liggen respectievelijk 257,3 EUR en 23,0 EUR onder de indicator.

Het totale verschil tussen de werkelijke uitgaven en de indicator is onbeduidend. Wel zijn er belangrijker afwijkingen voor bepaalde hoofdstukken. Verwacht wordt dat de meeste daarvan tijdelijk zullen zijn, maar voor bepaalde hoofdstukken, zoals bijvoorbeeld schapen- en geitenvlees en rundvlees, zal er waarschijnlijk ook aan het einde van het jaar nog een onderbesteding zijn, zodat in totaal een onderschrijding van de voor 2002 beschikbare begrotingskredieten mag worden verwacht.