Toelichting bij COM(2002)347 - Sociale verantwoordelijkheid van bedrijven: een bijdrage van het bedrijfsleven aan duurzame ontwikkeling

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52002DC0347

Mededeling van de Commissie over de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven: een bijdrage van het bedrijfsleven aan duurzame ontwikkeling /* COM/2002/0347 def. */


Inhoudsopgave

1.

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE over de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven: een bijdrage van het bedrijfsleven aan duurzame ontwikkeling


INHOUDSOPGAVE

Inleiding



2.

2. Samenvatting van het overleg over het groenboek


3.

3. Een Europees actiekader voor CSR


4.

4. Een betere kennis van het concept CSR en een vlottere uitwisseling van kennis en goede praktijken


5.

4.1. Een betere kennis van de gevolgen van CSR voor het bedrijfsleven en de samenleving


6.

4.2. Een vlottere uitwisseling van kennis en goede praktijken inzake CSR tussen bedrijven


7.

4.3. Een vlottere uitwisseling van kennis en goede praktijken inzake CSR tussen lidstaten


8.

4.4. De ontwikkeling van CSR-managementcapaciteiten


9.

4.5. De sociale verantwoordelijkheid van het MKB bevorderen


10.

5. Convergentere en transparantere activiteiten en instrumenten ter bevordering van CSR


11.

5.1. Gedragscodes


12.

5.2. Managementnormen


13.

5.3. Metingen, rapportage en audits


14.

5.4. Labels


15.

5.5. Sociaal verantwoordelijke investeringen (SRI)


6. Een 'EU Multi-Stakeholder Forum on CSR'

16.

7. De integratie van CSR in alle beleidsmaatregelen van de EU


17.

7.1. Werkgelegenheid en sociale zaken


18.

7.2. Ondernemingen


19.

7.3. Milieu


20.

7.4. Consumentenbeleid


21.

7.5. Overheidsopdrachten


22.

7.6. Buitenlandse betrekkingen inclusief ontwikkeling en handel


23.

7.7. Overheidsadministraties



Inleiding



In juli 2001 heeft de Commissie het groenboek 'De bevordering van een Europees kader voor de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven' ingediend i. Het doel van het groenboek was tweeledig: 1) een debat over het concept 'sociale verantwoordelijkheid van bedrijven' (CSR, Corporate Social Responsibility) op gang brengen en 2) nagaan hoe een partnerschap kan worden gesloten om een Europees kader ter bevordering van de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven te ontwikkelen.

In het groenboek wordt CSR gedefinieerd als een concept waarbij 'bedrijven in het kader van hun bedrijfsactiviteiten en in hun relaties met andere partijen vrijwillig aandacht aan sociale kwesties en het milieu schenken'. Het bedrijfsleven is er zich immers steeds meer van bewust dat verantwoordelijk gedrag tot duurzaam zakelijk succes leidt. CSR houdt ook verband met het feit dat bedrijven op een sociaal verantwoordelijke manier op veranderingen inspelen door naar een aanvaardbaar evenwicht tussen de behoeften van alle betrokken partijen te streven. Het feit dat bedrijven op een sociaal verantwoordelijke manier op veranderingen inspelen, heeft positieve macro-economische gevolgen.

Sociaal verantwoordelijke bedrijven kunnen daarom een bijdrage leveren tot de verwezenlijking van de strategische doelstelling om tegen 2010 uit te groeien tot ''de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang" , aangenomen door de Top van Lissabon in maart 2000, en tot de Europese Strategie voor Duurzame Ontwikkeling.

Het overleg over het groenboek ondersteunt de inspanningen van de Gemeenschap om CSR te bevorderen. In deze mededeling stelt de Commissie een EU-strategie ter bevordering van CSR voor. De mededeling ligt in het verlengde van het groenboek en omvat zes hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk worden de resultaten van het overleg bondig samengevat. In het tweede hoofdstuk wordt de Europese strategie ter bevordering van CSR geschetst. Daarbij wordt het concept CSR gedefinieerd en aandacht geschonken aan de plaats ervan in de context van duurzame ontwikkeling en de gevolgen ervan voor het bedrijfsleven en de samenleving. In de laatste vier hoofstukken komen voorstellen aan bod die verband houden met de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven.

De mededeling is gericht aan de Europese instellingen, de lidstaten, de sociale partners, bedrijfs- en consumentenorganisaties, individuele bedrijven en andere betrokken partijen. De Europese strategie ter bevordering van CSR kan immers alleen verder worden ontwikkeld en uitgevoerd als alle betrokkenen hun inspanningen bundelen. De Commissie verzoekt het bedrijfsleven, de sociale partners en alle betrokken partijen in de kandidaat-lidstaten zich bij het initiatief aan te sluiten.

24.

2. Samenvatting van het overleg over het groenboek


De meer dan 250 reacties die de Commissie op het groenboek heeft ontvangen, kunnen op de Europa-website worden geraadpleegd (europa.eu.int/comm/employment_social/soc-dial/csr). Ongeveer de helft van de reacties is van werkgeversorganisaties, bedrijfsorganisaties en individuele bedrijven. Er zijn ook heel wat reacties van vakbonden en het maatschappelijk middenveld. Verder hebben ook plaatselijke, regionale, nationale, Europese en internationale organisaties, academici en andere geïnteresseerden op het groenboek gereageerd.

Ook de Europese instellingen (de Raad, het Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's) hebben op het groenboek gereageerd. Ten slotte heeft de Commissie ook van een aantal lidstaten reacties ontvangen.

Het groenboek is door alle respondenten gunstig onthaald en iedereen is het erover eens dat een open debat over het concept CSR zinvol is. Nagenoeg alle partijen steunen het optreden van de Gemeenschap ter bevordering van de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven.

Toch bestaan er aanzienlijke verschillen tussen de standpunten van de verschillende respondenten:

* Het bedrijfsleven beklemtoont het vrijwillig karakter van CSR. Het concept hoort thuis in de context van duurzame ontwikkeling en moet een wereldwijd geldende inhoud krijgen. Voorts wordt benadrukt dat er geen algemeen geldende oplossingen bestaan. Volgens het bedrijfsleven zouden pogingen om CSR in de EU te reglementeren een averechts effect hebben. Sociaal verantwoordelijke bedrijven zouden immers aan creativiteit en innovatievermogen inboeten. Bovendien zouden bedrijven die in verschillende delen van de wereld actief zijn, met tegenstrijdige prioriteiten geconfronteerd worden.

* De vakbonden en het maatschappelijk middenveld beklemtonen dat vrijwillige initiatieven onvoldoende zijn om de rechten van werknemers en burgers te beschermen. Ze pleiten voor een regulatief kader van algemeen geldende minimumnormen en benadrukken dat ter wille van de geloofwaardigheid alle betrokken partijen - en niet alleen het bedrijfsleven - bij de ontwikkeling, de uitvoering en de evaluatie van CSR moeten worden betrokken. Verder pleiten ze voor efficiënte mechanismen om ervoor te zorgen dat bedrijven hun verantwoordelijkheid voor sociale en milieueffecten nemen.

* De investeerders pleiten voor meer openheid en duidelijkheid over de activiteiten van bedrijven, de methoden van ratingbureaus en het beheer van SRI-fondsen (SRI, sociaal verantwoordelijke investeringen) en pensioenfondsen.

* De consumentenorganisaties beklemtonen het belang van betrouwbare en volledige informatie over de ethische, sociale en milieuomstandigheden waarin goederen en diensten worden geproduceerd en verhandeld.

* In een resolutie van 3 december 2001 beklemtoont de Raad dat Europa ter bevordering van CSR plaatselijke en nationale maatregelen kan aanvullen en een meerwaarde verlenen. Volgens de Raad kan CSR bijdragen tot een hoge mate van sociale samenhang, milieubescherming en respect voor fundamentele rechten. Bovendien neemt het concurrentievermogen van sociaal verantwoordelijke bedrijven (van het MKB tot multinationals) in alle sectoren toe.

* Het Economisch en Sociaal Comité beklemtoont dat het nemen van sociale verantwoordelijkheid een vrijwillige aangelegenheid is en dat nieuwe Europese initiatieven ter bevordering van de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven rekening moeten houden met ecologische, economische en sociale duurzaamheid en met bestaande internationale overeenkomsten.

* Volgens het Comité van de Regio's kan Europa voor een voorlichtingskader zorgen, de beginselen van sociale verantwoordelijkheid bevorderen en het bedrijfsleven en de overheid helpen CSR in al hun activiteiten te integreren.

* Het Europees Parlement stelt voor rekening te houden met CSR op alle beleidsterreinen waarvoor de EU bevoegd is (vooral regionale en sociale financiering). Voorts stelt het Parlement voor een Europees forum over CSR te organiseren waarbij tal van partijen worden betrokken. Het Europees Parlement roept de bedrijven op verslag over hun sociale en milieuprestaties (inclusief mensenrechten) uit te brengen ("triple bottom line reporting").

25.

3. Een Europees actiekader voor CSR


Een definitie van CSR

CSR is een concept waarbij bedrijven in het kader van hun bedrijfsactiviteiten en in hun relaties met andere partijen vrijwillig aandacht aan sociale kwesties en het milieu schenken.

De belangrijkste taak van bedrijven bestaat erin waarde te creëren door goederen en diensten te produceren waarnaar in de samenleving vraag is. Bedrijven genereren zo winst voor de eigenaars en de aandeelhouders en dragen bij tot de rijkdom van de samenleving (vooral door voortdurend werkgelegenheid te scheppen). Onder druk van nieuwe sociale en marktfactoren ondergaan de waarden en het blikveld van het bedrijfsleven echter geleidelijk veranderingen.

Het bedrijfsleven is er zich steeds duidelijker van bewust dat bedrijven die marktgericht hun verantwoordelijkheid nemen en zich niet uitsluitend op maximale kortetermijnwinst blind staren, duurzaam zakelijk succes oogsten en een duurzame aandeelhouderswaarde (shareholder value) creëren. Bedrijven beseffen dat ze een bijdrage aan duurzame ontwikkeling kunnen leveren door de economische groei en het concurrentievermogen te bevorderen zonder het milieu schade te berokkenen, hun sociale verantwoordelijkheid te ontlopen en de belangen van de consument uit het oog te verliezen.

Steeds meer bedrijven scharen zich in deze context achter het concept CSR. Hoewel er in de praktijk grote verschillen bestaan, heerst er toch een ruime consensus over de belangrijkste kenmerken van CSR:

- CSR verwijst naar activiteiten die wettelijk niet verplicht zijn, maar waartoe bedrijven met het oog op hun langetermijnbelangen vrijwillig het initiatief nemen.

- CSR wezenlijk verband houdt met duurzame ontwikkeling: bedrijven moeten rekening houden met de economische, sociale en milieugevolgen van hun activiteiten.

- CSR geen facultatief 'toevoegsel' aan de kernactiviteiten van bedrijven is, maar verband houdt met de manier waarop bedrijven worden geleid.

Europa kent een lange traditie van ondernemers die hun sociale verantwoordelijkheid nemen. In tegenstelling tot allerlei initiatieven uit het verleden wordt momenteel geprobeerd CSR strategisch te beheren en daartoe instrumenten te ontwikkelen. In het kader van CSR wordt in bedrijfsstrategieën een centrale plaats ingeruimd voor de verwachtingen van alle betrokken partijen en het streven naar voortdurende verbetering en innovatie. De inhoud van het concept CSR hangt af van de specifieke situatie van individuele bedrijven en de specifieke context waarin ze - in Europa of elders - actief zijn. Met het oog op de uitbreiding van de EU is het echter belangrijk in de lidstaten en de kandidaat-lidstaten naar een gemeenschappelijk concept te streven.

26.

CSR kan op steeds meer erkenning bogen


Bedrijven, beleidsvormers en andere betrokken partijen erkennen het belang van CSR als een belangrijk onderdeel van nieuwe vormen van governance. Dankzij CSR kan beter op de volgende fundamentale veranderingen worden ingespeeld:

* De globalisering biedt bedrijven nieuwe mogelijkheden, maar leidt ook tot meer complexiteit op organisatorisch vlak. Bovendien brengt het feit dat bedrijven steeds vaker in het buitenland actief zijn wereldwijd (maar vooral in de ontwikkelingslanden) nieuwe verantwoordelijkheden mee.

* Imago en reputatie worden steeds belangrijker voor de concurrentiepositie van bedrijven. Consumenten en ngo's willen immers meer informatie over de omstandigheden waarin producten en diensten worden geproduceerd en de gevolgen voor duurzame ontwikkeling. Bovendien zijn ze geneigd om sociaal en milieuverantwoordelijke bedrijven te belonen.

* De financieel betrokken partijen (financial stakeholders) stellen zich deels ten gevolge van deze ontwikkelingen niet langer tevreden met traditionele financiële verslagen, maar willen bijkomende informatie om de slaagkansen van bedrijven, de risicofactoren en de mate waarin bedrijven met de publieke opinie rekening houden beter te kunnen beoordelen.

* Kennis en innovatie worden steeds belangrijker voor het concurrentievermogen. Bedrijven hebben er daarom steeds meer belang bij te voorkomen dat hooggeschoold en bekwaam personeel het bedrijf verlaat.

27.

De wereldwijde dimensie van CSR


Uit de reacties op het groenboek blijkt dat CSR een mondiaal thema is. Steeds meer bedrijven (waaronder ook MKB-bedrijven) zijn immers wereldwijd actief. Ze profiteren van de marktliberalisatie en de handelsintegratie en doen een beroep op dochterondernemingen en leveranciers in ontwikkelingslanden.

Global governance en het onderlinge verband tussen handel, investeringen en duurzame ontwikkeling zijn cruciale thema's in het debat over CSR. Kennis van het concept CSR draagt immers bij tot duurzamere investeringen en een efficiëntere ontwikkelingssamenwerking en technologieoverdracht.

Het is zaak de liberalisering van de handel en de financiële markten te laten samengaan met passende vooruitgang naar een efficiënter systeem van global governance, waarbij onder meer aandacht aan sociale thema's en het milieu wordt geschonken. De globalisering stelt bedrijven ook in toenemende mate bloot aan grensoverschrijdende economische crimimaliteit. Belangrijk is dit probleem internationaal aan te pakken.

Door internationaal aanvaarde normen na te leven kunnen multinationals ertoe bijdragen dat de internationale markten duurzamer functioneren. Het is daarom belangrijk internationaal erkende normen en instrumenten als uitgangspunt te nemen om CSR internationaal te bevorderen.

Er is sprake van twee soorten instrumenten. In de eerste plaats zijn er de OESO-richtsnoeren voor multinationals (OECD Guidelines for Multinational Enterprises). Het zijn de meest exhaustieve, internationaal erkende voorschriften voor de activiteiten van multinationals. Het is zaak dat EU-bedrijven deze richtsnoeren wereldwijd naleven en promoten ter bevordering van CSR in ontwikkelingslanden. In de tweede plaats zijn er internationale overeenkomsten die het concept CSR overstijgen en waarvan de uitvoering door de regeringen moet worden bevorderd. In de mededeling over de bevordering van de fundamentele arbeidsnormen en de verbetering van de sociale governance in de context van de globalisering i beklemtoont de Commissie dat fundamentele arbeidsnormen in het kader van de globalisering moeten worden nageleefd. De Commissie benadrukt vooral dat fundamentele arbeidsnormen universeel geldig zijn en dat de basisverdragen van de IAO in alle gedragscodes moeten worden geïntegreerd.

Ten gevolge van verschillen op het punt van binnenlands beleid, bescherming van werknemers en milieuvoorschriften is het niet eenvoudig om een gemeenschappelijk kader voor de wereldwijde dimensie van CSR vast te stellen. Gepoogd is om in het kader van initiatieven zoals Investors for Africa, World Business Council for Sustainable Development en UN Global Compact - waarbij ook Europese bedrijven betrokken zijn - basisbeginselen en basisregels vast te stellen. Het uitgangspunt is dat bij de toepassing van CSR-beginselen niet alleen in Europa maar wereldwijd meer wordt beoogd dan waartoe bedrijven wettelijk verplicht zijn. Bovendien moet met alle plaatselijke betrokken partijen overleg worden gepleegd.

Verder wordt in de reacties op het groenboek beklemtoond dat regeringen, internationale organisaties en het maatschappelijk middenveld een belangrijke rol spelen bij het promoten en afdwingen van internationaal overeengekomen sociale en milieunormen. In hoofdstuk 7.6 wordt nagegaan voor welke meerwaarde de EU op dit punt en bij de bevordering van de internationale dimensie van CSR kan zorgen.

28.

Problemen voor de verdere verspreiding van CSR


De verdere verspreiding en toepassing van CSR wordt belemmerd door:

* de gebrekkige kennis over het verband tussen CSR en de bedrijfsresultaten (de 'business case').

* het gebrek aan consensus tussen de betrokken partijen over een geschikt concept dat met de wereldwijde dimensie van CSR rekening houdt (en met name met de verschillen op het punt van binnenlands beleid in de wereld).

* het gebrek aan onderwijs en opleidingen over de rol van CSR (vooral in handelsscholen en scholen voor bedrijfsbeheer).

* het feit dat het MKB-bedrijven aan kennis en middelen ontbreekt.

* het gebrek aan transparantie. Het ontbreekt immers aan algemeen aanvaarde instrumenten om beleidsmaatregelen ter bevordering van CSR te ontwikkelen, te beheren en bekend te maken.

* het feit dat consumenten en investeerders het belang van CSR onvoldoende erkennen.

* het feit dat het beleid van de overheid weinig samenhang vertoont.

29.

Naar een EU-actiekader voor CSR


Het staat de bedrijven in principe vrij om het concept CSR - dat dynamisch ontstaat uit de wisselwerking tussen de bedrijven en alle betrokken partijen - toe te passen. Er zijn echter aanwijzigingen dat CSR de samenleving ten goede komt door duurzame ontwikkeling te bevorderen. De overheid moet de bedrijven daarom stimuleren hun sociale en milieuverantwoordelijkheid te nemen.

De behoefte aan overheidsmaatregelen om CSR te bevorderen vloeit ook voort uit het gebrek aan governance op mondiaal en nationaal vlak. In de mededeling 'Naar een wereldwijd partnerschap voor duurzame ontwikkeling' (13.2.2002) benadrukt de Commissie dat een ongecontroleerde globalisering negatieve gevolgen kan hebben. Overheidsmaatregelen ter bevordering van CSR kunnen de globalisering ten goede komen door goede bedrijfspraktijken te stimuleren die de inspanningen van de overheid op het punt van duurzame ontwikkeling aanvullen.

De initiatieven van de Gemeenschap inzake CSR moeten op de basisbeginselen van internationale overeenkomsten gebaseerd zijn en de subsidiariteitsbeginselen ten volle respecteren. Er zijn voor de Gemeenschap ten minste twee redenen om initiatieven inzake CSR te nemen. In de eerste plaats vormt CSR een nuttig instrument om het beleid van de Gemeenschap te bevorderen. In de tweede plaats is de proliferatie van moeilijk vergelijkbare CSR-instrumenten (zoals managementnormen, labels, certificaten en verslagen) verwarrend voor het bedrijfsleven, de consumenten, de investeerders, andere betrokken partijen en het publiek. Deze verwarring kan ertoe leiden dat de markt verstoord raakt. Het is daarom aan de Gemeenschap om convergente instrumenten te helpen ontwikkelen. Het is immers belangrijk dat de interne markt correct functioneert en iedereen gelijke kansen heeft.

Activiteiten en instrumenten ter bevordering van CSR sorteren meer effect als alle betrokkenen hun inspanningen met het oog op gezamenlijke doelstellingen bundelen. De maatregelen en activiteiten moeten transparant zijn en gebaseerd op duidelijke en verifieerbare criteria of benchmarks. De overheid kan met het oog op meer transparantie - en dus om het concept CSR meer geloofwaardigheid te verlenen - bijdragen tot de ontwikkeling van een actiekader.

30.

Beginselen waarop het optreden van de Gemeenschap moet berusten


De Commissie stelt voor bij het ontwikkelen van een strategie ter bevordering van CSR de volgende beginselen in acht te nemen:

- CSR is een vrijwillige aangelegenheid;

- activiteiten ter bevordering van CSR moeten geloofwaardig en transparant zijn;

- de aandacht moet worden toegespitst op activiteiten waarbij het optreden van de Gemeenschap een meerwaarde oplevert;

- CSR moet evenwichtig en exhaustief worden benaderd (er moet onder meer rekening worden gehouden met economische, sociale en milieuthema's en met de belangen van de consument);

- het is zaak aandacht te schenken aan de behoeften en de specifieke eigenschappen van het MKB;

- de strategie van de Commissie moet verenigbaar zijn met en steun verlenen aan bestaande internationale overeenkomsten en instrumenten (de fundamentele arbeidsnormen van de IAO, de OESO-richtsnoeren voor multinationals).

De Commissie stelt voor de aandacht op de volgende thema's toe te spitsen:

een betere kennis van de positieve gevolgen van CSR voor het bedrijfsleven en de samenleving in Europa en elders (vooral in de ontwikkelingslanden);

een vlottere uitwisseling van kennis en goede praktijken inzake CSR tussen bedrijven;

de bevordering van CSR-managementcapaciteiten;

de bevordering van de sociale verantwoordelijkheid van MKB-bedrijven;

convergentere en transparantere activiteiten en instrumenten ter bevordering van CSR;

een 'EU Multi-Stakeholder Forum on CSR';

de integratie van CSR in het beleid van de Gemeenschap.

De Commissie is bereid de kandidaat-lidstaten zo veel mogelijk bij de uitvoering van deze strategie te betrekken. Voorts zal de Commissie CSR promoten om duurzame ontwikkeling en good governance in de ontwikkelingslanden te bevorderen.

31.

4. Een betere kennis van het concept CSR en een vlottere uitwisseling van kennis en goede praktijken


32.

4.1. Een betere kennis van de gevolgen van CSR voor het bedrijfsleven en de samenleving


Uit de reacties op het groenboek blijkt dat de bedrijven nagenoeg unaniem verwachten dat CSR van cruciaal belang is voor hun succes op lange termijn.

Aangetoond is dat CSR de symbiose tussen bedrijfsleven en samenleving op het punt van duurzame groei, onderwijs en sociale samenhang bevordert. CSR kan voor meer vertrouwen binnen een bedrijf zorgen, zodat de motivatie van de werknemers toeneemt en meer innovatie aan den dag wordt gelegd. Ook in de samenwerking met andere partijen (bedrijfspartners, leveranciers, consumenten) kan vertrouwen tot meer externe innovatie leiden. Door de consument vertrouwen in te boezemen kan CSR in belangrijke mate tot de economische groei bijdragen. Meer specifiek kunnen bedrijven dankzij CSR een belangrijke rol spelen bij de preventie en de bestrijding van corruptie en omkoperij. Bovendien kan het bedrijfsleven via CSR helpen voorkomen dat bedrijven worden gebruikt om geld wit te wassen of criminele activiteiten te financieren.

CSR kan ook de maatschappelijke voordelen stimuleren die het bedrijfsleven op het punt van innovatie genereert. Gendermainstreaming, innovatie met het oog op betere, veiligere en werknemervriendelijkere banen en de overdracht van innovatie of technologie naar plaatselijke gemeenschappen en ontwikkelingslanden - een overdracht die tot rechtvaardigere economische en sociale verhoudingen tussen het Noorden en het Zuiden leidt - zijn verdere voorbeelden van de maatschappelijke voordelen die innovatieve bedrijven genereren. CSR kan de ontwikkeling van derde landen bevorderen door een dialoog tussen deze landen, de overheid, de sociale partners, het maatschappelijk middenveld en buitenlandse bedrijven op gang te helpen brengen.

Het streven naar een beter risicobeheer vormt voor bedrijven een belangrijk motief om hun sociale verantwoordelijkheid te nemen. De bedrijven zijn het er in het algemeen over eens dat ze dankzij CSR risico's, immateriële goederen, interne processen en relaties met interne en externe partners beter kunnen beheren. Er is ook op gewezen dat de naleving van internationale sociale en milieuovereenkomsten, normen of op 'zachte wetgeving' gebaseerde instrumenten het bedrijfsleven meer kansen en voordelen dan kosten oplevert. Hoewel de meeste bedrijven vinden dat CSR hun concurrentievermogen versterkt, kunnen ze de concurrentievoordelen niet in concrete cijfers uitdrukken.

De beste en doeltreffendste manier om het bedrijfsleven voor CSR warm te maken bestaat erin met doorslaggevende argumenten te bewijzen dat sociaal en milieuverantwoordelijke bedrijven (en met name MKB-bedrijven) concurrerender zijn en op het punt van duurzame ontwikkeling beter scoren. Het is in dit verband vooral belangrijk om:

- meer onderzoek te doen naar de vraag hoe en onder welke omstandigheden sociaal verantwoordelijke bedrijven het concurrentievermogen kunnen bevorderen en tot duurzamere ontwikkeling kunnen bijdragen. Het onderzoek kan worden bevorderd door in het kaderprogramma (2002-2006) van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie prioriteit te verlenen aan het thema 'burgers en governance in de kennismaatschappij'.

- steun te verlenen aan activiteiten die met de steun van bedrijven, sociale partners, onderwijs- en opleidingsinstituten en andere betrokken partijen op touw worden gezet om CSR meer bekendheid te geven.

- informatie over CSR en de resultaten ervan voor bedrijven en gastlanden te analyseren en te verspreiden.

33.

4.2. Een vlottere uitwisseling van kennis en goede praktijken inzake CSR tussen bedrijven


Uit de reacties op het groenboek blijkt dat bedrijfsorganisaties en individuele bedrijven de uitwisseling van kennis en goede praktijken inzake CSR tussen bedrijven belangrijk vinden als instrument om het concept CSR verder te ontwikkelen. Dankzij uitwisselingen raken bedrijven beter met CSR vertrouwd en kan overeenstemming over zaken als rapportagenormen en verificatieprocedures worden bereikt. Bovendien kunnen de bedrijven nagaan hoe ver ze op het punt van CSR zijn gevorderd in vergelijking met concurrenten. Uitwisselingen kunnen vooral op sectoraal vlak nuttig zijn: nagegaan kan worden met welke gemeenschappelijke problemen concurrenten worden geconfronteerd en hoe kan worden samengewerkt. Door samen te werken kunnen bedrijven de kosten van CSR drukken en onderlinge verschillen uit de weg ruimen. Bovendien biedt samenwerking de mogelijkheid om de aanbodketens vanuit het concept CSR te benaderen.

Coöperaties, onderlinge maatschappijen en verenigingen worden door de leden geleid en koppelen economische levensvatbaarheid van oudsher aan sociale verantwoordelijkheid door met alle partijen een dialoog aan te gaan en alle betrokkenen bij het management te betrekken. Ze vormen daarom een interessant voorbeeld voor andere organisaties.

De bestaande plaatselijke, regionale, nationale en EU-forums voor de uitwisseling van goede praktijken en kennis zouden doeltreffender kunnen functioneren als betere netwerken werden opgezet en activiteiten efficiënter werden gecoördineerd.

Europese bedrijfsondersteunende netwerken zouden vlotter kunnen samenwerken en gemakkelijker een dialoog met elkaar kunnen aangaan, als CSR in hun activiteiten werd geïntegreerd.

34.

4.3. Een vlottere uitwisseling van kennis en goede praktijken inzake CSR tussen lidstaten


Een aantal lidstaten heeft beleidsmaatregelen ter bevordering van de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven ontwikkeld. De maatregelen vertonen echter onderling verschillen omdat ze nationale tradities, omstandigheden en problemen weerspiegelen. De Commissie heeft een groep van hoge sociale vertegenwoordigers uit de lidstaten opgericht die op gezette tijden samenkomt. De opdracht van de groep bestaat erin de uitwisseling van informatie over nationale beleidsmaatregelen te vergemakkelijken en de Commissie op het punt van CSR bij te staan.

De Commissie zal blijven streven naar een vlottere uitwisseling van informatie en een efficiëntere verspreiding van goede praktijken inzake voorlichting en voorlichtingsstrategieën (met bijzondere aandacht voor het MKB). Voorts zal de Commissie steun blijven verlenen aan het onderzoek naar en de ontwikkeling van systemen voor totale kwaliteitszorg en aan andere beleidsmaatregelen (wetgeving en ondersteunende maatregelen inzake CSR). Bovendien stelt de Commissie voor dat deskundigen evalueren wat de lidstaten op het punt van CSR doen. Het is in dat verband zaak de performantie en de meerwaarde van regelgevende kaders en monitoringprogramma's te beoordelen.

35.

4.4. De ontwikkeling van CSR-managementcapaciteiten


De meeste respondenten beklemtonen dat het belangrijk is managers, werknemers en andere actoren te onderrichten en op te leiden om CSR te bevorderen. Er is voor het onderwijs op alle niveaus een belangrijke rol weggelegd om de sociale verantwoordelijkheid van de burgers te stimuleren (met inbegrip van burgers die in of buiten het bedrijfsleven actief zijn of zullen zijn). Het onderwijs kan deze rol vervullen door de burgers in staat te stellen sociale, ethische en milieuwaarden te begrijpen en te waarderen en weloverwogen beslissingen te nemen. Onderwijs en opleidingen rond het thema bedrijfsbeheer zijn in dit verband voor CSR bijzonder relevant. CSR kan worden bevorderd door hierover een dialoog tussen het bedrijfsleven en de onderwijswereld aan te wakkeren.

Het is mogelijk om de uitwisseling van goede praktijken met betrekking tot de integratie van CSR in het algemeen onderwijs en opleidingen bedrijfsbeheer verder te ontwikkelen tussen onderwijswereld, bedrijfsleven, werknemersorganisaties en andere betrokken partijen (met inbegrip van de consumenten).

De Structuurfondsen verlenen veel financiële steun voor de economische en sociale conversie van gebieden met structurele problemen en voor de aanpassing en de modernisering van onderwijs, opleidingen en het werkgelegenheidsbeleid (met name om het aanpassingsvermogen en de inzetbaarheid van de werknemers te vergroten). Er zou in dit verband een beroep op het Europees Sociaal Fonds kunnen worden gedaan om CSR in het kader van managementopleidingen en ten behoeve van andere werknemers te bevorderen. Bovendien zouden onderwijsinstellingen (met inbegrip van onderwijsinstellingen die op het punt van levenslang leren actief zijn) dankzij het ESF samen met het bedrijfsleven onderwijsmateriaal en cursussen kunnen ontwikkelen.

36.

4.5. De sociale verantwoordelijkheid van het MKB bevorderen


Het concept CSR is voornamelijk door en voor grote multinationals ontwikkeld. Overeenkomstig de strategie 'Think Small First' van de Commissie moet het concept CSR (inclusief de praktische toepassing ervan) echter ook aan de specifieke situatie van het MKB worden aangepast. Het leeuwendeel van alle Europese bedrijven zijn immers MKB-bedrijven. Doordat de structuur van deze bedrijven minder complex is en de eigenaars een belangrijke rol spelen, is het MKB in staat intuïtiever en minder formeel dan grote bedrijven op sociale thema's in te spelen. Vele MKB-bedrijven nemen hun sociale en milieuverantwoordelijkheid trouwens al, hoewel ze niet met het concept CSR vertrouwd zijn en hun activiteiten niet bekendmaken. Vaak worden deze activiteiten gedefinieerd als verantwoordelijk ondernemerschap (responsible entrepreneurship).

Uit een recent onderzoek i is gebleken dat 50% van de onderzochte Europese MKB-bedrijven sociaal en milieuverantwoordelijke activiteiten ten behoeve van externe betrokken partijen op touw zetten. De sociale inzet van deze bedrijven richt zich op plaatselijke gemeenschappen, is occasioneel en staat los van de bedrijfsstrategie. Ethische overwegingen van de eigenaar/manager vormen het belangrijkste motief, hoewel een groot aantal MKB-bedrijven erkent dat sociaal verantwoordelijke activiteiten ook zakelijke voordelen opleveren, zoals betere relaties met consumenten en plaatselijke gemeenschappen. Bovendien bestaat er een duidelijke correlatie tussen de strategische doelstellingen van MKB-bedrijven en hun sociaal verantwoordelijke activiteiten: MKB-bedrijven die de aandacht op innovatie, kwaliteit en groei toespitsen, zijn ook in sociaal opzicht actiever. Vooral voor de kleinste MKB-bedrijven vormt een gebrek aan kennis het belangrijkste obstakel om sociaal actief te zijn. Een ander probleem is het gebrek aan middelen. Kleine bedrijfsorganisaties, bedrijfsondersteunende organisaties en netwerken kunnen op het punt van voorlichting een belangrijke rol spelen door informatie te verschaffen, gebruiksvriendelijke instrumenten ter beschikking te stellen en goede praktijken te verspreiden.

MKB-bedrijven halen niet op dezelfde manier als grote bedrijven voordeel uit hun engagement. Daarom is het zaak MKB-bedrijven te helpen een meer strategische aanpak te ontwikkelen. Het is met het oog op een beter begrip en een grotere betrokkenheid van MKB-bedrijven van cruciaal belang aan te tonen dat sociaal verantwoordelijke activiteiten zakelijke voordelen opleveren (voor allerlei soorten MKB-bedrijven en ongeacht de culturele context waarin ze actief zijn). Wellicht zullen in de toekomst vooral belangrijke klanten het MKB onder druk zetten om zijn sociale verantwoordelijkheid te nemen. Het is in dit verband zaak het MKB met opleidingen, advies en andere initiatieven bij te staan.

Belangrijk is dat meer MKB-bedrijven voor een verantwoordelijk ondernemerschap kiezen. Het is daarom zaak meer ruchtbaarheid aan de economische voordelen van verantwoordelijk ondernemen te geven en de voordelen van verantwoordelijk ondernemen op het punt van risicobeheer te promoten. Voorts is het belangrijk:

- naar een beter inzicht in de sociale en milieu-inspanningen van MKB-bedrijven te streven (inclusief onderzoek naar specifiek voor het MKB geldende aspecten van CSR en naar de voordelen van CSR voor het bedrijfsleven).

- de uitwisseling en de verspreiding te bevorderen van goede praktijken die met behulp van deskundigen uit de lidstaten en de kandidaat-lidstaten, MKB-organisaties, bedrijfsondersteunende organisaties en consumentenorganisaties zijn opgespoord (bijvoorbeeld on line of via publicaties).

- de ontwikkeling en de verspreiding te bevorderen van gebruiksvriendelijke en geschikte instrumenten waarmee MKB-bedrijven vrijwillig sociaal verantwoordelijke activiteiten kunnen ontwikkelen of voortzetten (informatiemateriaal, toolkits voor MKB-bedrijven, enzovoort).

- de aandacht van MKB-organisaties en bedrijfsondersteunende organisaties op CSR te vestigen. Doel is CSR te integreren in initiatieven die het MKB stimuleren verantwoordelijk te ondernemen.

- de samenwerking tussen grote bedrijven en het MKB te bevorderen met het oog op het beheer van hun sociale en milieuverantwoordelijkheid (beheer van de aanbodketen, adviesverlening, enzovoort) in overeenstemming met nationale en Europese mededingingsregels.

- MKB-bedrijven bewuster te maken van de gevolgen van hun activiteiten voor ontwikkelingslanden. Verder moeten MKB-bedrijven worden gestimuleerd om pro-actieve beleidsmaatregelen te nemen (vooral op het gebied van fundamentele arbeidsnormen, de bestrijding van kinderarbeid, gelijkheid van vrouwen en mannen, onderwijs, opleidingen, gezondheidszorg en gezondheidverzekering).

37.

5. Convergentere en transparantere activiteiten en instrumenten ter bevordering van CSR


CSR houdt verband met een groot aantal bedrijfsactiviteiten, vooral wanneer een bedrijf in verschillende landen actief is en zich aan de specifieke omstandigheden in elk land moet aanpassen. Deze verscheidenheid heeft ertoe bijgedragen dat bedrijven vrijwillig een groot aantal - vaak innovatieve - initiatieven hebben genomen. Jammer genoeg levert deze verscheidenheid ook problemen op, met name een gebrek aan transparantie en vergelijkbaarheid.

Transparantie speelt een cruciale rol in het debat over CSR. Transparantie komt het bedrijfsleven ten goede en biedt bedrijven en derde partijen de mogelijkheid om resultaten te meten i. De sociale en milieuprestaties van bedrijven kunnen met behulp van CSR-benchmarks worden gemeten en vergeleken en vormen een nuttig instrument met het oog op meer transparantie en een doeltreffende en geloofwaardige benchmarking. Door de belangstelling voor benchmarks is het aantal richtsnoeren, beginselverklaringen en gedragscodes de afgelopen tien jaar toegenomen. Deze instrumenten vertonen echter vaak verschillen op het punt van werkingssfeer, opzet, uitvoering en toepasbaarheid, wat haaks staat op de behoefte aan transparantie over de sociale en milieuprestaties van bedrijven. Naarmate de verwachtingen inzake CSR zich duidelijker aftekenen, is er behoefte aan enigszins convergente concepten, instrumenten en praktijken die de transparantie ten goede komen zonder het streven naar innovatie in het gedrang te brengen en waarbij alle partijen baat vinden. CSR-benchmarks moeten op fundamentele waarden worden gebaseerd. Het is daarbij zaak internationaal erkende instrumenten, zoals de fundamentele arbeidsnormen van de IAO en de OESO-richtsnoeren voor multinationals, als uitgangspunt te hanteren.

Er bestaan tal van marktgestuurde, internationale initiatieven die naar meer convergentie en transparantie op het punt van CSR streven en waarbij verschillende partijen betrokken zijn. Een aantal lidstaten heeft maatregelen genomen om deze initiatieven te steunen overeenkomstig hun respectieve benaderingswijze van CSR. De Commissie wil de convergentie en de transparantie op het punt van CSR bevorderen door bedrijven en betrokken partijen te helpen deze internationale initiatieven te ontwikkelen, te verspreiden en aanvaardbaar te maken.

Het is zaak op de volgende gebieden voor meer convergentie en transparantie te zorgen:

gedragscodes

managementnormen

accounting, audits en rapportage

labels

sociaal verantwoordelijke investeringen

38.

5.1. Gedragscodes


Het publiek interesseert zich steeds meer voor de sociale en milieueffecten van bedrijfsactiviteiten en de ethische normen die het bedrijfsleven hanteert. Veel bedrijven (vooral in de sector van de consumptiegoederen) hebben daarom gedragscodes inzake arbeid, mensenrechten en het milieu ontwikkeld.

Gedragscodes zijn belangrijke, innovatieve instrumenten ter bevordering van fundamentele mensen-, arbeids- en milieurechten en ter bestrijding van corruptie (vooral in landen waar de overheid er niet in slaagt minimumnormen af te dwingen). Opgemerkt zij echter dat gedragscodes collectieve arbeidsovereenkomsten en nationale, Europese en internationale wetten aanvullen maar niet vervangen.

Het is vooral zaak ervoor te zorgen dat de gedragscodes doeltreffend worden toegepast, gecontroleerd en geverifieerd. De Commissie spoort in dit verband zo veel mogelijk bedrijven aan de gedragscodes van internationale organisaties na te leven. Bijzondere aandacht moet worden geschonken aan gedragscodes die betrekking hebben op werknemers in de informele sector, onderaannemers en vrijhandelszones.

Volgens de Commissie moeten gedragscodes:

- als gemeenschappelijke minimumnorm de basisverdragen van de IAO en de OESO-richtsnoeren voor multinationals hanteren.

- geschikte mechanismen omvatten om de toepassing van gedragscodes te evalueren en te verifiëren. Bovendien moet voor een systeem worden gezorgd om op de naleving van gedragscodes toe te zien.

- de sociale partners en alle andere betrokken partijen (ook in de ontwikkelingslanden) bij de ontwikkeling, de toepassing en de monitoring van gedragscodes betrekken.

- goede praktijken van Europese bedrijven verspreiden.

De Commissie verzoekt het 'EU Multi-Stakeholder Forum on CSR' (zie hieronder) om na te gaan of de bestaande gedragscodes doeltreffend en geloofwaardig zijn en hoe in Europa voor meer convergentie kan worden gezorgd.

39.

5.2. Managementnormen


Het bedrijfsleven wordt steeds vaker geconfronteerd met complexe problemen (bijvoorbeeld inzake arbeid en de relaties met leveranciers) die ingrijpende organisatorische implicaties hebben. De bedrijven - ongeacht hun grootte, structuur en maturiteit en los van de sector waarin ze actief zijn - zouden er daarom goed aan doen bij hun dagelijkse activiteiten rekening te houden met sociale en milieuthema's. Dankzij CSR-beheersystemen (bijvoorbeeld systemen voor totale kwaliteitszorg) kunnen bedrijven zich een duidelijk beeld van hun sociale en milieueffecten vormen en de belangrijkste effecten doeltreffend beheren.

Het milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) bijvoorbeeld biedt de mogelijkheid om vrijwillig aan een milieubeheersysteem deel te nemen. EMAS is een systeem voor bedrijven en andere organisaties die bereid zijn hun economische en milieuprestaties te evalueren, te beheren en te verbeteren. Het feit dat de werknemers actief worden ingeschakeld is een essentieel kenmerk van EMAS en draagt bij tot het sociaal beheer van organisaties.

De Commissie pleit ervoor EMAS als een CSR-instrument te beschouwen. Bovendien zal de Commissie nagaan of de EMAS-methode op de sociale prestaties van bedrijven en andere organisaties kan worden toegepast. De Commissie verzoekt het 'EU Multi-Stakeholder Forum on CSR' (zie hieronder) om deze kwestie te onderzoeken.

40.

5.3. Metingen, rapportage en audits


De afgelopen tien jaar hebben steeds meer bedrijven informatie over hun sociale en milieuprestaties gepubliceerd. De 'triple bottom line reporting' op basis van economische, sociale en milieu-indicatoren ontpopt zich als een goede praktijk. In dit vroege experimentele stadium is enige flexibiliteit wellicht noodzakelijk om de kwaliteit van de rapportage te waarborgen. Toch zou een bredere consensus over de inhoud en de structuur van de verslagen, de gebruikte indicatoren en de betrouwbaarheid van de evaluaties en de audits de mogelijkheid bieden om de prestaties van vergelijkbare bedrijven in een bepaalde sector beter te benchmarken en bekend te maken. De rapportagerichtsnoeren die in het kader van het Global Reporting Initiative (GRI) zijn ontwikkeld, zouden als basis voor een dergelijke consensus kunnen fungeren.

Volgens het verslag-Gyllenhammar ("Managing Change") moeten sociale verslagen in overleg met werknemersvertegenwoordigers worden opgesteld en gestructureerde informatie bevatten over praktijken en beleidsmaatregelen inzake werkgelegenheid en arbeidsvoorwaarden.

In een mededeling over de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling (15/5/2001) verzoekt de Commissie alle op de beurs genoteerde bedrijven met ten minste 500 personeelsleden een 'basistriplet' in hun jaarverslagen voor de aandeelhouders te publiceren waarin de bedrijfsprestaties aan economische, ecologische en sociale criteria worden getoetst. i

De Commissie verzoekt het 'EU Multi-Stakeholder Forum on CSR' (zie hieronder) om vóór medio 2004 gemeenschappelijk overeengekomen richtsnoeren en criteria voor metingen, rapportage en audits te ontwikkelen.

41.

5.4. Labels


Het EG-Verdrag waarborgt het recht van de consument op informatie. De consumenten hebben echter alleen baat bij nauwkeurige en toegankelijke informatie. De consumenten geven steeds vaker de voorkeur aan sociaal en milieuverantwoordelijke producten en diensten. Het is daarom van cruciaal belang dat de consumenten over relevante informatie over de sociale en ecologische productieomstandigheden beschikken en een weloverwogen keuze kunnen maken. Dergelijke informatie is in allerlei vormen en uit verschillende bronnen beschikbaar (claims van de producent, informatie van consumentenorganisaties, door een derde partij geverifieerde labels, enzovoort).

Als gemeenschappelijke criteria werden gehanteerd om niet door een onafhankelijke derde partij gestaafde sociale en milieuclaims te formuleren en te evalueren, zouden deze claims meer effect sorteren en aan geloofwaardigheid winnen. Het is van essentieel belang dat de lidstaten en de betrokken partijen de claims controleren. De Commissie legt de laatste hand aan richtsnoeren voor het formuleren en evalueren van niet door een onafhankelijke derde partij gestaafde milieuclaims. De richtsnoeren zijn gebaseerd op ISO-norm 14021:1999 en bestemd voor producenten en distributeurs. Doel is misleidende claims te voorkomen en waarheidsgetrouwe claims te bevorderen.

De consumenten worden ook geïnformeerd via erkenningssystemen (bijvoorbeeld de catalogisering van prijzen, labels, enzovoort) die goede praktijken met betrekking tot specifieke thema's identificeren. De EU-milieukeur i en labels die naar fair trade en ethische handel verwijzen, zijn voorbeelden van door een derde partij geverifieerde productlabels met een sociale dimensie. Deze labels worden echter maar voor een beperkt aantal producten gebruikt. Voor de meeste consumptiegoederen geldt dat het niet eenvoudig is om aan relevante sociale en milieu-informatie te geraken.

De bewegingen voor ethische handel en fair trade scharen zich achter gemeenschappelijke initiatieven om transparante en verifieerbare criteria voor het toekennen van labels en certificaten te ontwikkelen. De Commissie verwelkomt deze initiatieven en verheugt zich ook over de initiatieven om bestaande labels te rationaliseren (de Fair-Trade Labelling Organisations (FLO) hebben bijvoorbeeld een nieuw gemeenschappelijk fair-tradelabel geïntroduceerd). De Commissie zal nagaan of nieuwe maatregelen nodig zijn om fair trade en ethische handel te bevorderen.

De deelname aan labelsystemen is vrijwillig. Labels moeten objectief, transparant en zonder enige vorm van discriminatie worden toegekend. Belangrijk is dat de internationale verplichtingen van de EU en alle relevante mededingingsregels worden nageleefd. De fundamentele arbeidsverdragen van de IAO fungeren als minimumnorm voor labelsystemen. De EU steunt de activiteiten van de IAO met betrekking tot vrijwillige, particuliere initiatieven.

Door consumenten te leren weloverwogen productkeuzen te maken kan het onderwijs het besef doen groeien dat er behoefte is aan sociaal verantwoordelijke producten en diensten.

In de nieuwe strategie voor het consumentenbeleid 2002-2006 verbindt de Commissie zich ertoe bestaande particuliere labelsystemen (zoals biologische labels), fair trade en maatregelen ter bevordering van CSR te onderzoeken en de doeltreffendheid ervan te evalueren. Voorts verbindt de Commissie zich ertoe na te gaan of verdere maatregelen nodig zijn om de consument met het oog op duurzame ontwikkeling duidelijkheid te verschaffen en voor te lichten.

De Commissie verzoekt het 'EU Multi-Stakeholder Forum on CSR' (zie hieronder) om gemeenschappelijk overeengekomen richtsnoeren voor labelsystemen te ontwikkelen ter ondersteuning van de basisverdragen en de milieunormen van de IAO.

42.

5.5. Sociaal verantwoordelijke investeringen (SRI)


Sociaal verantwoordelijke investeringen kunnen CSR helpen bevorderen. Het is in dit verband van essentieel belang dat ratingbureaus - onafhankelijke deskundigen of SRI-afdelingen van investeringsbanken - criteria en indicatoren ontwikkelen om na te gaan welke factoren sociaal verantwoordelijke bedrijven concurrentievoordelen en zakelijk succes opleveren.

Om sociaal verantwoordelijke investeringen te bevorderen zijn de beheerders van pensioenfondsen in een aantal lidstaten wettelijk verplicht bekend te maken of en hoe ze bij investeringen met sociale, ethische en milieufactoren rekening houden. Hoewel het wettelijk niet verplicht is sociaal verantwoordelijke investeringen te doen, schept de wetgeving meer duidelijkheid over de activiteiten van de beheerders van pensioenfondsen. Het feit dat de beheerders van pensioenfondsen meer informatie verlangen van de bedrijven waarin ze investeren, biedt de bedrijven de mogelijkheid om hun sociale en milieuprestaties bekend te maken.

Ook registratiedocumenten en prospectussen die naar aanleiding van een beursintroductie (IPO, initial public offering) ter beschikking worden gesteld, vormen een nuttige bron van informatie over sociale en milieurisico's. Ze bieden toekomstige investeerders de mogelijkheid om alle bedrijfsrisico's te evalueren.

De Commissie verzoekt de beheerders van bedrijfspensioenstelsels en retail investment funds bekend te maken of en hoe ze zich bij investeringen door sociale, ethische en milieufactoren laten leiden.

De Commissie steunt initiatieven waarbij de activiteiten van pensioen- en investeringsfondsen op het punt van CSR worden gecontroleerd en gebenchmarked. Verder verzoekt de Commissie het 'EU Multi-Stakeholder Forum on CSR' (zie hieronder) na te gaan of voor een gemeenschappelijke EU-aanpak kan worden gezorgd.

6. Een 'EU Multi-Stakeholder Forum on CSR'

In het vorige hoofdstuk kwamen enkele gebieden aan bod (gedragscodes; managementnormen; accounting, audits en rapportage; labels; en sociaal verantwoordelijke investeringen) waar meer convergentie en transparantie nodig is om de ontwikkeling van CSR in Europa op basis van Europese waarden te bevorderen en de bijdrage ervan aan de op de Europese Raad van Lissabon goedgekeurde strategische EU-doelstelling voor 2010 te vergemakkelijken.

Het is wellicht niet mogelijk om op alle gebieden voor een gemeenschappelijke aanpak en algemeen geldende oplossingen te zorgen. CSR is immers een buigzaam concept. Bovendien hebben de betrokken partijen verschillende en soms zelfs tegenstrijdige belangen. In het groenboek wordt een gestructureerde en op een partnerschap tussen het bedrijfsleven en de verschillende betrokken partijen gebaseerde methode geschetst om van praktijkervaring gebruik te maken, waar mogelijk een consensus tot stand te brengen en innovatie te bevorderen.

Uiteindelijk kan de EU het concept CSR alleen met succes promoten als het bedrijfsleven, de sociale partners, het maatschappelijk middenveld (inclusief de consumentenorganisaties) en de overheid (inclusief de overheid in derde landen) de beginselen van CSR in ruime mate onderschrijven. Daartoe is het zaak een breed partnerschap met vertegenwoordigers van alle maatschappelijke sectoren te sluiten. Om CSR aanvaardbaar en geloofwaardig te maken en beter te doen naleven is het van cruciaal belang dat alle betrokken partijen bij deze dialoog worden betrokken. Een aantal respondenten heeft in reactie op het groenboek de Commissie verzocht de dialoog tussen het bedrijfsleven en alle betrokken partijen te vergemakkelijken.

De Commissie stelt daarom voor een 'EU Multi-Stakeholder Forum on CSR' te organiseren met het oog op meer transparantie en convergentie inzake CSR. Het is zaak:

- de uitwisseling van kennis en goede praktijken in Europa te bevorderen.

- bestaande initiatieven in de EU te bundelen en naar een gemeenschappelijk EU-strategie en gemeenschappelijke richtsnoeren te streven (onder meer als basis voor overleg op internationale fora en met derde landen).

- na te gaan op welke gebieden Europa meer kan doen.

Beroepsverenigingen en bedrijfsnetwerken en ongeveer veertig Europese organisaties van werkgevers, werknemers, consumenten en het maatschappelijk middenveld zullen aan het door de Commissie voorgezeten forum deelnemen. De Commissie zal erop toezien dat alle betrokken partijen evenwichtig worden vertegenwoordigd. De andere EU-instellingen zullen als waarnemers aan het forum deelnemen.

De werkzaamheden van het forum zullen zich op twee niveaus afspelen:

- Er worden jaarlijks twee plenaire vergaderingen (op politiek niveau) georganiseerd. Doel is algemene richtsnoeren, procedurevoorschriften en een werkprogramma af te spreken en resultaten te evalueren.

- Er worden (met een door het forum vastgesteld beperkt aantal deelnemers) thematische rondetafelgesprekken gevoerd om het werkprogramma uit te voeren. De deelnemerslijst (betrokken partijen en deskundigen) hangt af van het specifieke gespreksthema. Als personen om financiële redenen niet rechtstreeks aan de rondetafelgesprekken kunnen deelnemen, kan via internet overleg worden gepleegd. Er zal op worden toegezien dat ook de ontwikkelingslanden bij de gesprekken worden betrokken.

Een stuurgroep met vertegenwoordigers van de Commissie en de belangrijkste deelnemende organisaties is verantwoordelijk voor het dagelijks beheer van het forum.

De agenda, de besproken documenten en de resultaten van de rondetafelgesprekken zijn openbaar en worden op de Europa-site gepubliceerd. De activiteiten van het forum worden ondersteund met bestaande financiële, menselijke en administratieve middelen van de Commissie.

De Commissie verzoekt het forum aan de volgende thema's aandacht te schenken (en, zo mogelijk, vóór medio 2004 richtsnoeren vast te stellen):

- het verband tussen CSR en concurrentievermogen ("business case");

- de bijdrage van CSR aan duurzame ontwikkeling (vooral in ontwikkelingslanden) en gendermainstreaming;

- specifiek voor het MKB geldende aspecten (instrumenten, coaching/advies door grote bedrijven, aspecten die met de aanbodketen verband houden);

- de doeltreffendheid en de geloofwaardigheid van op internationaal overeengekomen beginselen gebaseerde gedragscodes (met name de OESO-richtsnoeren voor multinationals);

- de ontwikkeling van gemeenschappelijke richtsnoeren en criteria voor metingen, rapportage en audits inzake CSR;

- de ontwikkeling van gemeenschappelijke richtsnoeren (ter ondersteuning van de basisverdragen en de milieunormen van de IAO) voor het toekennen van labels;

- informatie over het SRI-beleid van pensioenfondsen en retail funds.

Het forum mag zich ook over andere belangrijke thema's beraden.

Het forum wordt verzocht om voor de zomer van 2004 een verslag over zijn werkzaamheden bij de Commissie in te dienen. De Commissie zal de resultaten van het forum evalueren, een beslissing over de toekomst van het forum nemen en nagaan of het raadzaam is om samen met vooral het bedrijfsleven en andere betrokken partijen nieuwe initiatieven ter bevordering van CSR te nemen.

43.

7. De integratie van CSR in alle beleidsmaatregelen van de EU


In het kader van de strategie voor duurzame ontwikkeling (door de Europese Unie goedgekeurd tijdens de Europese Raad van Gotenburg in juni 2001) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (goedgekeurd in Nice in december 2000) hecht de Europese Unie er veel belang aan dat bij beleidsmaatregelen en acties ten volle rekening wordt gehouden met grondrechten (inclusief fundamentele arbeidsnormen en de gelijkheid van vrouwen en mannen) en economische, sociale en milieuoverwegingen.

CSR kan bijdragen tot de doelstellingen van de EU (en met name duurzame ontwikkeling) door bestaande beleidsinstrumenten (bijvoorbeeld handelsovereenkomsten en ontwikkelingsverdragen) aan te vullen.

Met het oog op een samenhangend EU-beleid verbindt de Commissie zich ertoe:

- CSR - waar nodig - verder in het EU-beleid te integreren;

- in 2004 een verslag te publiceren over CSR, de werkzaamheden en de resultaten van het 'EU Multi-Stakeholder Forum on CSR' en de integratie van CSR in alle beleidsmaatregelen van de EU;

- binnen de Commissie een interne groep (interservice group) rond het thema CSR op te richten. Doel is informatie uit te wisselen en de acties van de Commissie op het punt van CSR te stroomlijnen.

44.

7.1. Werkgelegenheid en sociale zaken


CSR houdt op bedrijfsniveau verband houdt met kwalitatief hoogwaardige banen, levenslang leren, voorlichting, overleg met en inspraak van werknemers, gelijke kansen, de integratie van gehandicapten en het anticiperen van veranderingen en herstructureringen van het bedrijfsleven. De sociale dialoog wordt beschouwd als een doeltreffend instrument om werkgelegenheidsthema's aan te pakken.

CSR wordt vooral in het sociaal en werkgelegenheidsbeleid geïntegreerd via de Europese werkgelegenheidsstrategie, het initiatief inzake sociaal verantwoordelijke herstructureringen, de Europese strategie ter bevordering van sociale integratie, initiatieven om gelijkheid en diversiteit op het werk te bevorderen, de EU-strategie inzake gehandicapten en de gezondheids- en veiligheidsstrategie.

In het document 'Vooruitlopen op en omgaan met veranderingen: een dynamische benadering van de sociale aspecten van bedrijfsherstructureringen' beklemtoont de Commissie dat herstructureringen op minder weerstand stuiten en positievere perspectieven bieden, als op gepaste wijze rekening wordt gehouden met en naar een oplossing wordt gezocht voor de sociale gevolgen ervan. De Commissie heeft de sociale partners gevraagd of het zinvol is op communautair vlak richtsnoeren te formuleren ter ondersteuning van goede bedrijfspraktijken inzake herstructureringen.

Uit de mededeling 'Zich aanpassen aan de veranderingen in werk en samenleving: een nieuwe communautaire gezondheids- en veiligheidsstrategie 2002-2006' i blijkt dat de Commissie van plan is innovatiebevorderende instrumenten te promoten en de verschillende partijen wil aansporen extra maatregelen te nemen. Bovendien wil de Commissie alle geïnteresseerde partijen bij de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van de strategie betrekken (vooral op nieuwe gebieden die zich niet gemakkelijk lenen voor een normatieve aanpak).

Belangrijk is dat het concept CSR fundamentele maatschappelijke veranderingen weerspiegelt (bijvoorbeeld de stijgende arbeidsdeelname van vrouwen). Structurele veranderingen en nieuwe arbeidsomstandigheden die voor meer evenwicht tussen mannen en vrouwen zorgen, erkennen dat vrouwen een waardevolle bijdrage leveren waarbij de samenleving en het bedrijfsleven baat vinden.

Het Europees Jaar van personen met een handicap 2003 biedt bedrijven de mogelijkheid om kennis over CSR uit te wisselen en sociaal verantwoordelijke acties ten behoeve van gehandicapten op touw te zetten. Doel is gelijke arbeidskansen te bevorderen, 'designed-for-all products' te ontwikkelen en de toegang tot ondersteunende technologieën te vergemakkelijken.

45.

7.2. Ondernemingen


Alleen concurrerende en winstgevende bedrijven kunnen op lange termijn bijdragen tot duurzame ontwikkeling door rijkdom en banen te creëren zonder de sociale en milieubehoeften van de samenleving in gevaar te brengen. In feite zijn alleen winstgevende bedrijven duurzaam. Bovendien zijn ze beter uitgerust om hun verantwoordelijkheid te nemen.

Het ondernemingenbeleid moet een bedrijfsklimaat helpen creëren dat de doelstelling van Lissabon (de meest dynamische kenniseconomie ter wereld worden) ondersteunt en ondernemerschap en duurzame economische groei bevordert. Doel is duurzame ontwikkeling evenwichtig te benaderen met een maximum aan synergieën tussen de economische, sociale en milieuaspecten ervan.

Bedrijven moeten bovendien steun krijgen om hun concurrentievermogen te versterken en de overgang naar de kenniseconomie te maken. Het ondernemingenbeleid schenkt bijzondere aandacht aan MKB-bedrijven en verantwoordelijk ondernemerschap. Er worden in dit verband samen met de lidstaten projecten uitgevoerd om goede praktijken op te sporen. Andere prioriteiten zijn onder meer het onderzoek naar de gevolgen van CSR en duurzame ontwikkeling voor de bedrijfsprestaties; voor de industriesector specifieke aspecten (informatie- en communicatietechnologieën, toerisme, diensten, sociale economie); CSR en innovatie; en het beheer van de immateriële goederen van bedrijven.

46.

7.3. Milieu


De afgelopen kwarteeuw hebben milieueisen zich ontwikkeld tot horizontale eisen die voor alle communautaire beleidsmaatregelen gelden (zie artikel 6 van het EG-Verdrag). Tegelijkertijd omvat CSR solide en progressieve milieubeginselen. De ervaring leert dat bedrijven die solide milieunormen hanteren, hun internationale concurrentiepositie op middellange en lange termijn versterken. Milieunormen dragen immers bij tot innovatie, schonere technologieën en de modernisering van productieprocessen en producten. Omgekeerd zijn internationaal concurrerende bedrijven beter in staat om in nieuwere, doeltreffendere en schonere technologieën te investeren.

In het onlangs goedgekeurde zesde milieuactieprogramma wordt bijzondere aandacht geschonken aan de rol die het bedrijfsleven kan spelen om de duurzaamheid van het milieu te bevorderen. Uitgangspunt vormen enkele communautaire acties met betrekking tot de verschillende aspecten van de milieuverantwoordelijkheid van bedrijven.

- In het kader van het al vermelde milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) worden bedrijven gestimuleerd hun milieuprestaties te evalueren en voortdurend te verbeteren.

- De Commissie verleent ook actief steun aan het European Eco-Efficiency Initiative (EEEI), een initiatief van de World Business Council for Sustainable Development en de European Partners for the Environment. Doel van het initiatief is het concept 'milieu-efficiëntie' in alle Europese bedrijfsstrategieën en in het industrieel en economisch beleid van de Europese Unie te integreren.

- In de mededeling van de Commissie betreffende de verantwoording, de waardering en de openbaarmaking van milieuaangelegenheden in de jaarrekeningen en jaarverslagen van ondernemingen worden communautaire normen vastgesteld met het oog op betrouwbare, vergelijkbare en bruikbare informatie over de milieuprestaties van bedrijven.

- In de mededeling 'Milieutechnologie voor duurzame ontwikkeling' i beklemtoont de Commissie dat milieutechnologieën belangrijk zijn en kunnen bijdragen tot de rentabiliteit van bedrijven en het concurrentievermogen van de economie. Schonere 'geïntegreerde' technologieën worden vaak in verband gebracht met efficiëntere productieprocessen en besparingen (dankzij een efficiënter grondstoffenverbruik, minder afval, enzovoort) en vormen een bron van inspiratie voor bedrijven die hun milieuprestaties willen verbeteren. De Commissie is van plan dit thema aan te snijden in een aangekondigd actieplan ter bevordering van groene technologieën.

De bedrijven worden verzocht de bovenvermelde beginselen en methoden in hun CSR-strategieën te integreren. EMAS kan bij de toepassing ervan een sleutelrol spelen.

47.

7.4. Consumentenbeleid


Het concept CSR is deels ontstaan als reactie op eisen en verwachtingen van de consument. De consument wil zijn koopgedrag steeds vaker baseren op informatie en de zekerheid dat met zijn belangen (zoals sociale en milieuoverwegingen) rekening wordt gehouden. Bedrijven hebben steeds vaker oor voor deze eisen omdat ze geen klanten willen verliezen maar nieuwe klanten willen winnen.

Er is daarom bij de ontwikkeling van CSR een belangrijke rol voor de consumenten en de consumentenorganisaties weggelegd. CSR heeft alleen zin als voor nauwe contacten tussen het bedrijfsleven en de consumenten wordt gezorgd.

De Commissie overlegt momenteel met een aantal geïnteresseerde partijen over de details van een mogelijke kaderrichtlijn ter harmonisering van nationale voorschriften inzake eerlijke handelspraktijken tussen bedrijven en consumenten (advertenties, agressieve marketing, klantenservice na verkoop, enzovoort) i.

48.

7.5. Overheidsopdrachten


De EU-voorschriften voor overheidsopdrachten zijn hoofdzakelijk economisch van aard maar passen ook in het streven naar duurzame ontwikkeling (artikel 2 van het EG-Verdrag). In de interpretatieve mededelingen van de Commissie betreffende het Gemeenschapsrecht van toepassing op overheidsopdrachten en de mogelijkheden om sociale i en milieuoverwegingen i hierin te integreren wordt toegelicht hoe aanbestedende diensten op grond van het Gemeenschapsrecht over talrijke mogelijkheden beschikken om sociale en milieuoverwegingen in procedures voor overheidsoverdrachten te integreren. Het Gemeenschapsrecht staat er tegelijkertijd borg voor dat de belastingbetaler waar voor zijn geld krijgt en dat alle leveranciers in de EU in gelijke mate toegang tot overheidsopdrachten hebben i.

Als overheidsopdrachten niet binnen de werkingssfeer van de EU-richtlijnen inzake overheidsopdrachten vallen, hebben de aanbestedende diensten in het algemeen meer speelruimte om sociale en milieuoverwegingen in hun procedures te integreren, op voorwaarde dat ze met de algemene voorschriften en beginselen van het EG-Verdrag en de nationale wetgevingen stroken. Aanbestedende diensten beschikken echter doorgaans niet over specifieke informatie over de potentiële sociale en milieukenmerken van een product. Om iets aan het milieuaspect van deze kwestie te doen heeft de Commissie in november 2001 richtsnoeren gepubliceerd voor het groener maken van overheidsopdrachten door gebruikmaking van de criteria van de Europese milieukeur. Er wordt momenteel gewerkt aan een aantal initiatieven inzake overheidsopdrachten en het milieu (onder meer een praktisch handboek over groene overheidsopdrachten en een database met informatie voor aanbestedende diensten over de milieuaspecten van belangrijke producten en diensten).

Door een vlottere uitwisseling van informatie over de vraag hoe sociale overwegingen in overheidsopdrachten kunnen worden geïntegreerd (zie de mededeling van de Commissie), worden de aanbestedende diensten zich beter van de problematiek bewust.

49.

7.6. Buitenlandse betrekkingen inclusief ontwikkeling en handel


De Europese Unie kan CSR internationaal beter promoten dankzij unieke overeenkomsten met derde landen en regionale groeperingen (onder meer de Overeenkomst van Cotonou met de ACS-landen). Sinds 1994 is in al deze overeenkomsten een clausule over het fundamentele belang van mensenrechten voor de overeenkomst opgenomen die als basis voor overleg over mensenrechten met regeringen van derde landen dient. Respect voor mensenrechten houdt onder meer in dat fundamentele arbeidsnormen worden nageleefd. Alleen dan kunnen bedrijven die in ontwikkelingslanden investeren, met succes CSR-activiteiten ontwikkelen.

De strategie van de EU op dit punt wordt beschreven in de mededeling over de rol van de Europese Unie bij de bevordering van de mensenrechten en de democratisering in derde landen i en in de mededeling over de bevordering van de fundamentele arbeidsnormen en de verbetering van de sociale governance in de context van de globalisering i. In het kader van de EU-strategie wordt bilateraal overleg met regeringen gevoerd en ontwikkelingshulp voor capaciteitsopbouw verleend. Voorts worden in het kader van het stelsel van algemene preferenties (Generalised System of Preferences, GSP) extra handelsvoordelen toegekend aan landen die sociale en ecologische minimumnormen naleven. Omgekeerd kunnen handelsvoordelen krachtens het GSP tijdelijk worden ingetrokken als landen de fundamentele arbeidsnormen uit de Declaration on Fundamental Principles and Rights at Work van de IAO ernstig en systematisch schenden.

De EU moet ook de dialoog met het maatschappelijk middenveld (inclusief het bedrijfsleven) in derde landen bevorderen. Daarbij kan de EU van de gelegenheid gebruik maken om het concept CSR beter ingang te doen vinden. Vakbonden, consumentenorganisaties, mensenrechtenactivisten en andere 'waakhonden' spelen een belangrijke rol bij de bevordering en de bescherming van grondrechten. Door de uitwisseling van kennis en goede praktijken tussen actoren in de EU en de ontwikkelingslanden te bevorderen kan de EU structuren helpen opbouwen om toe te zien of buiten- en binnenlandse investeerders de CSR-beginselen in de praktijk toepassen. De dialoog kan ook leiden tot een convergentere aanpak. Er kunnen communautaire hulpprogramma's worden aangesproken om de dialoog over CSR en de opbouw van structuren te ondersteunen.

Het is vooral zinvol in de ontwikkelingslanden een debat over CSR aan te wakkeren. Het concept CSR is er nauwelijks bekend of het wordt gewantrouwd als een vorm van protectionisme of een rem op de investeringsstromen. CSR wordt er zelden gezien als een concept dat marktmogelijkheden biedt (bijvoorbeeld via sociale labelsystemen) en buitenlandse directe investeringen aantrekt. De EU doet er echter goed aan om ook in het overleg met de regeringen, het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld in de geïndustrialiseerde landen aandacht aan CSR te schenken (vooral als het gaat om landen die een belangrijke bron van buitenlandse directe investeringen zijn). Doel is convergente en doeltreffende mondiale strategieën te ontwikkelen.

De EU kan op multilaterale en mondiale fora (zoals de OESO en de geplande wereldtop over duurzame ontwikkeling in Johannesburg in augustus 2002) het voortouw bij de bevordering van CSR nemen.

De EU kan zich ook rechtstreeks tot multinationals richten en bedrijven stimuleren mensenrechten en arbeidsnormen (inclusief de gelijkheid van vrouwen en mannen) te bevorderen. Een dergelijke aanpak is vooral nuttig in landen die een dubieuze reputatie inzake mensenrechten hebben en waar multinationals aanzienlijke invloed uitoefenen.

Door overheidssteun aan bedrijfsactiviteiten te verlenen zijn regeringen voor deze activiteiten medeverantwoordelijk. Het is daarom belangrijk dat de OESO-richtsnoeren voor multinationals worden nageleefd en er geen sprake is van omkoperij, milieuverontreiniging, kinderarbeid of dwangarbeid. De lidstaten van de EU en andere landen die de Declaration on International Investment van de OESO hebben onderschreven, zouden de toegang tot overheidsopdrachten en de subsidies voor internationale handelsbevordering, investeringen en exportkredietverzekering afhankelijk kunnen maken van de vraag of de OESO-richtsnoeren voor multinationals en de internationale verplichtingen van de EG worden nageleefd.

Overeenkomstig het OESO-Verdrag uit 1997 over omkoping van buitenlandse overheidsambtenaren bij internationale zakentransacties is het krachtens de rechtspraak van alle verdragssluitende landen (inclusief alle EU-lidstaten) strafbaar waar ook ter wereld buitenlandse overheidsambtenaren om te kopen, ongeacht de jurisdictie waaronder ze ressorteren. De hele particuliere sector moet beter worden voorgelicht: het is zaak bedrijven van de schadelijke gevolgen van corruptie bewust te maken en zo tot de bestrijding van corruptie bij te dragen.

Om CSR internationaal (en vooral in ontwikkelingslanden) te bevorderen zal de Commissie:

- de strategie voortzetten die in de mededeling over de bevordering van de fundamentele arbeidsnormen en de verbetering van de sociale governance in de context van de globalisering wordt beschreven. De Commissie verzoekt de Raad nogmaals om zo spoedig mogelijk een strategie ter verbetering van de global social governance en ter bevordering van fundamentele arbeidsnormen goed te keuren. Deze strategie dient als noodzakelijke basis voor het initiatief inzake CSR..

- overeenkomstig deze strategie de ontwikkelingslanden steun voor capaciteitsopbouw en technische bijstand verlenen. Doel is de naleving van internationaal erkende milieu- en arbeidsnormen te bevorderen, duurzame ontwikkeling te stimuleren en een stevige basis voor de toepassing van CSR-beginselen door buiten- en binnenlandse investeerders te leggen.

- het debat en de uitwisseling van goede praktijken tussen betrokken partijen in derde landen en Europa bevorderen. Doel is de kennis en de toepassing van CSR in het buitenland te bevorderen (onder meer door de delegaties in te schakelen).

- ervoor helpen zorgen dat de Gemeenschap en de EU-lidstaten zich aan de OESO-richtsnoeren voor multinationals houden. Daartoe zal in buitenlandse overeenkomsten van de EU de volgende zin worden opgenomen: 'De partijen (of de Europese Gemeenschap en de lidstaten) herinneren hun multinationals aan de aanbevelingen om de OESO-richtsnoeren voor multinationals wereldwijd na te leven.'

50.

7.7. Overheidsadministraties


Overheidsadministraties, zoals de Commissie, moeten zich bij hun intern beheer en in hun relaties met betrokken partijen door CSR-beginselen laten leiden.

De Commissie heeft beslist het beheer van sociale en milieukwesties binnen de eigen administratie geïntegreerder en systematischer aan te pakken. De Commissie heeft zich bij het EMAS aangesloten en beveelt andere overheidsadministraties aan hetzelfde te doen.

De Commissie is van plan:

- nog meer sociale en milieuprioriteiten in haar intern beheer (inclusief overheidsopdrachten) te integreren;

- haar sociale en milieuprestaties te evalueren door vóór 2004 een sociaal en milieuverslag te publiceren;

- in 2003 een voorlichtingscampagne op touw te zetten voor al wie de Commissie vertegenwoordigt.

Voorts pleit de Commissie ervoor dat nationale, regionale en plaatselijke overheidsadministraties hun activiteiten doorlichten met het oog op de integratie van sociale en milieuoverwegingen.