Toelichting bij SEC(2002)901 - Ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie - Alarmsysteem Nr. 7/2002

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

3.1. Besteding van de kredieten voor juli 2002

Per einde juli 2002 (uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 2001 tot en met 31 mei 2002) is van de kredieten van rubriek 1 van de begroting een bedrag van 32 713,4 mln euro, d.w.z. 73,9%, besteed. De uitgaven liggen

- voor subrubriek 1a (traditionele uitgaven van het EOGFL-Garantie en veterinaire uitgaven) EUR 2 264,1 mln onder de indicator;

- voor subrubriek 1b (plattelandsontwikkeling) EUR 68,6 mln onder de indicator.

3.2. Monetaire factoren

Dollarpariteit van de euro

Het hierboven in punt 3.1 genoemde uitgavenbedrag is inclusief de ontwikkeling van de dollarpariteit van de euro. Voor een groot deel van de uitvoerrestituties voor landbouwproducten, met name die voor granen en suiker, en voor bepaalde vormen van interne steun, zoals die voor katoen, is het uitgavenpeil afhankelijk van de ontwikkeling van de dollarkoers.

Overeenkomstig de verordening van de Raad over de begrotingsdiscipline (Verordening nr. 2040/2000 van de Raad van 26.9.2000) is de nota van wijzigingen op de landbouwbegroting 2002 opgesteld op basis van de gemiddelde dollarpariteit van de euro voor de periode juli tot en met september 2001, en die bedroeg $ 0,89. Voor de periode van 1 augustus 2001 tot en met 31 mei 2002 is de geraamde gemiddelde dollarpariteit nagenoeg gelijk gebleven.

3.3. Marktfactoren

Subrubriek 1a

Voor subrubriek 1a is er voor de drie belangrijkste uitgavencategorieën een onderbesteding ten opzichte van de indicator. Meer in het bijzonder:

- voor plantaardige producten, hoofdzakelijk toe te schrijven aan de geringere uitgaven voor katoen, groenten en fruit en wijn;

- voor dierlijke producten hoofdzakelijk toe te schrijven aan de geringere uitgaven voor rundvlees en voor schapen- en geitenvlees;

- voor de bijkomende uitgaven, hoofdzakelijk toe te schrijven aan de geringere uitgaven voor veterinaire en fytosanitaire maatregelen en aan agromonetaire maatregelen.

Voor de subrubriek als geheel bedraagt de afwijking EUR -2 264,1 mln, d.i. -5,7% van de begroting. Voor een aantal afzonderlijke hoofdstukken zijn er echter grotere verschillen, die hieronder worden toegelicht:

Hoofdstuk B1-14: Vezelgewassen en zijderupsenVerschil: - EUR 142 mln (
-14,9%)

// (uitgaven: EUR 673 mln)

(indicator: EUR 815 mln)

Bij het opstellen van dit verslag (eind juni 2002) bestaat er nog enige onduidelijkheid over de omvang van de werkelijke katoenproductie in Griekenland. Dit is van invloed op het verwachte uitgaventempo voor dit hoofdstuk, zodat de mate waarin de begrotingsmiddelen aan het einde van het begrotingsjaar zullen zijn besteed moeilijk te voorspellen is.

Hoofdstuk B1-15: Groenten en fruitVerschil: - EUR 152 mln (
-9,2%)

// (uitgaven: EUR 877 mln)

(indicator: EUR 1 029 mln)

De onderbesteding doet zich zowel voor groenten als voor vers en verwerkt fruit voor. Voor groenten en voor vers fruit is dit voornamelijk toe te schrijven aan de lagere compensatiebetalingen omdat kleinere hoeveelheden groenten en fruit uit de markt zijn genomen, er voor geringere hoeveelheden bananen steun is verleend en het steunbedrag ook lager was, en er minder gebruik is gemaakt van actiefondsen voor telersverenigingen. Voor verwerkte groenten en fruit houdt de onderbesteding hoofdzakelijk verband met het feit dat de betaling van de steun voor rozijnen en krenten in Griekenland en van de financiële compensatie voor de verwerking van citrusvruchten naar een later tijdstip verschoven is. Verwacht wordt dat de voor dit hoofdstuk uitgetrokken begrotingsmiddelen aan het einde van het begrotingsjaar niet volledig zullen zijn besteed, in de eerste plaats wegens onderbesteding voor groenten en voor vers fruit.

Hoofdstuk B1-16: WijnVerschil: - EUR 239 mln (
-17,1%)

// (uitgaven: EUR 797 mln)

(indicator: EUR 1 036 mln)

De onderbesteding is vooral het gevolg van het feit dat de verschillende soorten goedgekeurde distillaties in de betrokken lidstaten later worden uitgevoerd. Als deze lidstaten de maximumtermijn gebruiken die voor de tenuitvoerlegging van de verschillende crisisdistillatiemaatregelen is toegestaan, zullen de voor dit hoofdstuk uitgetrokken begrotingsmiddelen aan het einde van het begrotingsjaar niet volledig zijn besteed.

Hoofdstuk B1-21: RundvleesVerschil: - EUR 892 mln (
-11,1%)

// (uitgaven: EUR 5 071 mln)

(indicator: EUR 5 963 mln)

Zoals reeds is aangegeven, is deze onderbesteding hoofdzakelijk toe te schrijven aan het feit dat veel minder rundvlees voor interventie is aangeboden dan werd verwacht toen de begroting werd opgesteld, wat leidde tot lagere technische, financierings- en andere kosten. Verder is deze onderbesteding deels toe te schrijven aan het feit dat de betaling in het kader van de speciale opkoopregeling en van de buitengewone maatregelen voor het Verenigd Koninkrijk later wordt uitgevoerd.

Bijgevolg verwacht de Commissie een belangrijke besparing voor dit begrotingshoofdstuk aan het einde van het jaar.

Hoofdstuk B1-22: Schapen- en geitenvleesVerschil: - EUR 132 mln ( -
19,6%)

// (uitgaven: EUR 512 mln)

(indicator: EUR 644 mln)

Zoals reeds is aangegeven, is deze onderbesteding hoofdzakelijk toe te schrijven aan het feit dat de marktprijzen voor schapen- en geitenvlees hoger waren dan voorzien, waardoor de vastgestelde ooi- en geitenpremies lager waren dan de bedragen waarvan bij de opstelling bij de begroting was uitgegaan. Bovendien is deze onderbesteding voor het ogenblik deels toe te schrijven aan het feit dat de aanvullende premie voor de bergstreken en probleemgebieden in Italië later wordt uitbetaald. Bijgevolg verwacht de Commissie dat aan het einde van het begrotingsjaar ongeveer 100 miljoen euro voor dit begrotingshoofdstuk bespaard zal kunnen worden.

Hoofdstuk -33 - Veterinaire en fytosanitaire maatregelenVerschil: - EUR 342 mln (
-60,1%)

// (uitgaven: EUR 14 mln)

(indicator: EUR 356 mln)

De onderbesteding is hoofdzakelijk toe te schrijven aan de vertragingen bij de afhandeling van de dossiers, met name voor mond- en klauwzeer, en bij de betaling van het saldo van de verschuldigde bedragen.

Hoofdstuk B1-39: Andere maatregelenVerschil: - EUR 68 mln (
-25,9%)

// (uitgaven: EUR 133 mln)

(indicator: EUR 201 mln)

Het Verenigd Koninkrijk heeft besloten geen aanspraak te maken op een deel van de agromonetaire steun die is bedoeld om boeren in de rundvlees-, de schapenvlees- en de zuivelsector te vergoeden voor de hogere koers van het pond ten opzichte van de euro. Bijgevolg verwacht de Commissie dat aan het einde van het begrotingsjaar ongeveer 64 miljoen euro voor dit begrotingshoofdstuk bespaard zal kunnen worden.

Subrubriek 1b

Hoofdstuk B1-40: PlattelandsontwikkelingVerschil: - EUR 68 mln ( -
1,5%)

// (uitgaven: EUR 1 263 mln)

(indicator: EUR 1 331 mln)

De onderbesteding ten opzichte van de indicator is gering. Volgens de Commissie zal de uitvoering van de begroting voor plattelandsontwikkeling verlopen zoals was voorzien bij de opstelling van de begroting.

4. CONCLUSIES

Besteding van de kredieten in juli 2002

Voor juli 2002 (uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 2001 tot en met 31 mei 2002) bedragen de bestedingen EUR 32 713,4 mln, d.w.z. 73,9% van de kredieten. De uitgaven voor subrubriek 1a en voor subrubriek 1b liggen respectievelijk EUR 2 264,1 mln en EUR 68,6 mln onder de indicator.

Voor subrubriek 1b is het totale verschil tussen de werkelijke uitgaven en de indicator onbeduidend. Voor subrubriek 1a is het verschil echter wel belangrijk. Voor bepaalde hoofdstukken van de begroting (groenten en fruit, wijn, rundvlees, schapen- en geitenvlees en agromonetaire maatregelen) zal er aan het einde van het jaar nog steeds sprake zijn van onderbesteding. Dit zou een aanzienlijke onderschrijding van de voor 2002 beschikbare begrotingskredieten betekenen die op ruim 1 miljard euro wordt geraamd.