Toelichting bij COM(2003)235 - Tenuitvoerlegging van Verordening 814/2000 betreffende voorlichtingsacties op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52003DC0235

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 814/2000 van de Raad betreffende voorlichtingsacties op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid {SEC(2003) 506} /* COM/2003/0235 def. */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 814/2000 van de Raad betreffende voorlichtingsacties op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid {SEC(2003) 506}

1.

I. Beknopte inleiding


In dit verslag wordt de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 814/2000 van de Raad onderzocht voor de jaren 2000, 2001 en 2002. In de nabije toekomst zal een effectbeoordeling van de in het kader van deze verordening ondernomen acties worden verricht in het specifieke kader van het evaluatiebeleid van de Commissie.

De doelstellingen van de voorlichtingsacties op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid waarin Verordening (EG) nr. 814/2000 voorziet, zijn:

* een bijdrage te leveren tot het verduidelijken van het GLB en tot het uitvoeren en het ontwikkelen van dit beleid,

* het Europese landbouwmodel te propageren en het inzicht daarin te bevorderen,

* de landbouwers en de overige plattelandsbewoners voor te lichten,

* de publieke opinie bewust te maken van het belang en de doelstellingen van het GLB.

Er zijn twee hoofdcategorieën van acties:

* door het EOGFL medegefinancierde acties op initiatief van derden, waarbij het om programma's of om gerichte acties kan gaan,

* voor 100 % door het EOGFL gefinancierde activiteiten op initiatief van de Commissie.

De Raad van Ministers heeft besloten (artikel 8 van Verordening (EG) nr. 814/2000) dat om de twee jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag moet worden uitgebracht over de tenuitvoerlegging van deze verordening, waarbij het eerste verslag uiterlijk op 31 december 2001 moest worden voorgelegd.

De oorspronkelijke bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 814/2000, die vooral betrekking hadden op de toekenning van subsidies aan derden, waren opgenomen in Verordening (EG) nr. 1390/2000 van de Commissie. Deze verordening is dan achtereenvolgens vervangen door Verordening (EG) nr. 1557/2001 van de Commissie en Verordening (EG) nr. 2208/2002 van de Commissie.

Dit verslag aan het Europees Parlement en de Raad wordt met vertraging uitgebracht met het oog op een vollediger beoordeling van de tenuitvoerlegging van de verordening van de Raad in het licht van de door de diensten van de Commissie opgedane ervaring en van de wijzigingen die de Commissie heeft aangebracht in de uitvoeringsbepalingen. In dit verslag wordt ook rekening gehouden met opmerkingen en informatie van belanghebbende partijen uit de samenleving, van individuele leden van het Europees Parlement en van de landbouworganisaties.

2.

II. Historisch overzicht


3.

1. Begroting


* Onze financiering van voorlichtingsbeleid is begonnen met een begrotingslijn in onderafdeling B2 van de begroting die werd gebruikt voor de financiering van de voorlichtingsactiviteiten van het Europees Centrum voor de Promotie en de Vorming in de Landbouw en op het Platteland (CEPFAR) en van de Europese Raad van Jonge Landbouwers (CEJA).

* Na opmerkingen van de Rekenkamer in 1997 over de financiering van vier agrarische NGO's uit artikel B2-519, dat later post B2-5122 is geworden, is de Commissie gestopt met de financiering voor 100 % van voorlichtingsacties van NGO's en heeft zij een vademecum opgesteld om de toewijzing van financiële middelen aan verschillende aanvragers te regelen.

* In 1998 is een tweede vademecum opgesteld, dat in 1999 verder is aangepast.

* In begrotingslijn B2-519 (B2-5122) werden extra kredieten opgenomen en in 1998 werden door het Parlement specifieke begunstigden genoemd, samen met de aan hen toegewezen bedragen. In 1999 werden de potentiële begunstigden alleen nog bij wijze van voorbeeld genoemd en verdwenen ook de vooraf toegewezen kredieten. Op de begrotingslijn werd EUR 5,5 miljoen uitgetrokken en er werd een aantal begunstigden op Europees niveau uit de agrarische wereld genoemd. Omdat het om een begrotingslijn van onderafdeling B2 ging, behoorden de uitgaven voor het voorlichtingsbeleid tot de niet-verplichte uitgaven.

* In 1999 werd in Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad betreffende de financiering van het GLB bepaald dat maatregelen inzake voorlichting over het GLB worden gefinancierd door de afdeling Garantie van het EOGFL. Besloten werd dat van 2000 tot 2005 voorlichtingsacties zouden worden gefinancierd uit artikel B1-382 met een jaarbudget van EUR 4,5 miljoen. (Gepland werd om daarvan EUR 3,5 miljoen te besteden aan subsidies (3 miljoen voor programma's en 0,5 miljoen voor gerichte acties), en 1 miljoen aan initiatieven van de Commissie.)

* Bij Verordening (EG) nr. 814/2000 werden de rechtsgrondslag en de beleidskoers vastgesteld voor de uitgaven voor het voorlichtingsbeleid over het GLB uit artikel B1-382.

* In 2000 heeft het Europees Parlement een nieuw begrotingsartikel B2-514 ingevoerd dat tot doel had proefprojecten te financieren die zouden bijdragen tot het voortbestaan van gezinsbedrijven in de EU. Het betrof onder meer de financiering van landbouworganisaties die voorlichtingsprojecten indienden. De Commissie was bezorgd dat deze acties zouden leiden tot een overlapping met bepaalde maatregelen voor plattelandsontwikkeling. Ook was zij uiterst terughoudend om met welke nieuwe 'proefprojecten' dan ook te beginnen gezien de negatieve ervaringen die het DG Landbouw in het verleden had opgedaan. Voor proefprojecten is er geen rechtsgrondslag omdat deze worden geacht de weg te effenen voor een latere verordening waarin rekening zal worden gehouden met de door de uitvoering van de projecten opgedane ervaring. De begrotingscommissie van het Parlement werd door de argumenten van de Commissie overtuigd en stemde ermee in de kredieten van artikel B2-514 over te dragen naar artikel B1-382. In de plenaire vergadering op 14 december 2000 heeft het Parlement artikel B2-514 echter door middel van een amendement weer ingevoerd. Het woord 'proefprojecten' was weggelaten, maar het probleem blijft dat artikel B2-514, anders dan artikel B1-382, nog steeds geen rechtsgrondslag heeft en niet kan worden uitgevoerd. Er zijn geen uitgaven verricht ten laste van die begrotingslijn.

* In 2001 is EUR 4,5 miljoen toegewezen aan begrotingslijn B1-382.

* Voor het jaar 2002 is, aangezien de financieringsmogelijkheden meer bekendheid hadden gekregen, EUR 2 miljoen meer toegewezen om te kunnen voldoen aan een grotere vraag. Bovendien heeft het Parlement besloten om EUR 2 miljoen die eerder aan artikel B2-514 was toegewezen, over te dragen naar het algemene voorlichtingsartikel B1-382, zodat in artikel B1-382 EUR 8,5 miljoen beschikbaar was voor de financiering en medefinanciering van voorlichtingsacties.

4.

2. Drie jaar van activiteiten


Verordening (EG) nr. 1390/2000 van de Commissie: de jaren 2000 en 2001

In de eerste verordening van de Commissie ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 814/2000 van de Raad stond het volgende:

* een uitnodiging tot het indienen van voorstellen is het doeltreffendste en doorzichtigste middel om ervoor te zorgen dat aan de door Verordening (EG) nr. 814/2000 geboden subsidiëringsmogelijkheden de ruimst mogelijke bekendheid wordt gegeven en dat de beste acties worden geselecteerd;

* de voorwaarden waaraan de aanvragers moeten voldoen, de gronden die uitsluiting tot gevolg hebben, en de algemene criteria voor de selectie van de acties dienen nader te worden omschreven;

* aangezien tot de potentiële begunstigden van de op grond van de verordening toe te kennen subsidies organisaties zonder welomschreven rechtspositie kunnen behoren, dient bij de toekenning van een voorschot door de Commissie een zekerheid te worden verlangd die ten minste gelijkwaardig is aan dat voorschot;

* financieringen voor meer dan 50 % (tot maximaal 75 %) moeten uitzonderingen blijven.

5.

Verordening (EG) nr. 1557/2001 van de Commissie: het jaar 2002


Deze verordening gold voor de activiteiten in 2002. De aangebrachte wijzigingen waren echter gering en er werd vastgehouden aan de hoofdlijnen van Verordening (EG) nr. 1390/2000: nog steeds werd geoordeeld dat een uitnodiging tot het indienen van voorstellen het doeltreffendste en doorzichtigste middel was om goede voorlichtingsacties te vinden voor medefinanciering, en het stellen van een bankgarantie bleef een voorwaarde voor het verkrijgen van een voorschot op de uiteindelijke betaling.

De aangebrachte wijzigingen hadden tot doel sommige bepalingen te verduidelijken, de regeling voor de inontvangstneming en de verwerking van de aanvragen te verbeteren en het gemakkelijker te maken om een beroep te doen op financiering tegen het 'uitzonderlijke' tarief van 75 % voor bepaalde voorlichtingsacties die bijzonder waardevol en belangrijk werden geacht. Geoordeeld werd bijvoorbeeld dat de bestaande criteria betreffende het tolken in verschillende talen als onderdeel van de definitie van 'uitzonderlijke acties' relevanter waren voor welvarender organisaties en grote transnationale vergaderingen dan voor organisaties van kleine en middelgrote landbouwbedrijven, bij welke organisaties het gezien hun meer plaatselijke karakter en de aard van hun voorlichtingsacties minder waarschijnlijk was dat er in verschillende talen zou moeten worden getolkt, en die daardoor een minder gunstige behandeling zouden krijgen. Deze criteria werden gewijzigd en er werden ook andere kleine veranderingen aangebracht. Voor een zeer groot deel hielden die kleine veranderingen van de bestaande verordening verband met aan de diensten van de Commissie meegedeelde praktische problemen die waren ondervonden door een aantal organisaties die kleine en middelgrote landbouwbedrijven vertegenwoordigen.

6.

III. De huidige situatie


Verordening (EG) nr. 2208/2002

Uit de ervaring van de diensten van de Commissie in de jaren 2000, 2001 en 2002 bleek dat, terwijl de acties op initiatief van de Commissie een succes waren, er nog verbetering van de uitvoeringsbepalingen mogelijk was wat de toekenning van subsidies voor voorlichtingsacties uit begrotingslijn B1-382 betreft. Er was enige stroomlijning van het proces nodig om de doelstellingen van ons voorlichtingsbeleid beter te kunnen bereiken, namelijk de landbouwers en het grote publiek te informeren over de belangrijke veranderingen van de beleidskoers na de verschillende voedselcrises van de late jaren negentig en het daaruit voortgekomen gebrek aan consumentenvertrouwen in de landbouwers en de overheden. Informeel overleg met een aantal landbouworganisaties die in de loop der jaren van de toegekende subsidies hebben geprofiteerd, bevestigde deze opvatting.

Ook werd geoordeeld dat in de nieuwe context meer belang diende te worden gehecht aan het effect van de medegefinancierde acties op de media en op een breder publiek. Dit werd belangrijk geacht in het licht van de grotere transparantie en de grotere gevoeligheid voor de vele gevarieerde verlangens van de samenleving die het algehele politieke klimaat ten aanzien van het landbouwbeleid in de EU en daarbuiten beïnvloeden en die kenmerken zijn geworden van het GLB van na Agenda 2000.

Met Verordening (EG) nr. 2208/2002 is een stap voorwaarts gezet in die richting. Met deze nieuwe verordening van de Commissie, die geldt voor de toekenning van subsidies in 2003, wordt beoogd:

* de gefinancierde voorlichtingsacties aan te passen aan de actuele prioriteiten van het GLB (bv. de hervorming van het GLB, de WTO-onderhandelingen, de uitbreiding) door de in een bepaald jaar te behandelen onderwerpen vast te stellen in de uitnodiging tot het indienen van voorstellen,

* de procedures voor degenen die verzoeken om medefinanciering indienen, te vereenvoudigen,

* de mogelijkheid van een financiering voor 75 % in 'uitzonderlijke gevallen' te verduidelijken en beter te regelen,

* van de aanvragers te verlangen dat zij het bredere effect van hun voorlichtingsacties hebben bekeken en bij hun aanvraag een mediaplan voegen,

* duidelijk te maken welke kosten voor medefinanciering in aanmerking komen door een benchmarkingsysteem in te voeren en zo de subsidieregeling operationeler te maken.

De Commissie was van mening dat de bovengenoemde maatregelen ook zouden leiden tot een grotere harmonisatie tussen de door derden voor medefinanciering voorgestelde acties en de op initiatief van de Commissie ondernomen acties (publicaties, organisatie van conferenties, deelneming aan landbouwbeurzen).

7.

IV. Uitsplitsing van de gefinancierde acties


8.

1. Subsidies


Uit een analyse van de aanvragen die in 2000, 2001 en 2002 uit alle landen van de EU-15 zijn ontvangen, blijkt dat er sprake is van een voortdurende jaarlijkse stijging (van 66 tot 145 tot 199, waaronder 27, 54 en 40 aanvragen voor de medefinanciering van programma's en 39, 91 en 159 aanvragen voor gerichte acties in respectievelijk elk van de drie jaren). Om een aantal redenen, meestal fouten in de ingediende aanvragen, maar ook het geringe niveau van sommige van de voorgestelde voorlichtingsacties, geeft het aantal medegefinancierde acties niet dezelfde stijgende tendens te zien.

In 2000, 2001 en 2002 waren er respectievelijk 7, 15 en 4 succesvolle aanvragen voor programma's (in totaal 26 programma's) en respectievelijk 12, 25 en 24 succesvolle aanvragen voor gerichte acties (in totaal 61 gerichte acties). Op te merken valt dat elk programma een aantal acties bevat en dat de 26 gefinancierde programma's bestonden uit 142 specifieke acties, wat het totale aantal brengt op 203 voor de drie jaren. Sinds de vaststelling van Verordening (EG) nr. 814/2000 zijn dus 26 van de 121 aanvragen om medefinanciering van programma's en 61 van de 289 aanvragen voor gerichte acties succesvol geweest (zie bijlage I - tabellen betreffende de subsidies voor 2000, 2001 en 2002 met vermelding van het medefinancieringspercentage).

Het merendeel van de medegefinancierde programma's was afkomstig uit België, wat verband houdt met de aanwezigheid in België van een aantal Europese overkoepelende landbouworganisaties zoals COPA-COGECA, CEJA en AEFPR, maar de cijfers voor de gerichte acties duiden op een bredere spreiding, waarbij in Frankrijk, Spanje en Italië belangrijke aantallen acties werden gefinancierd. Dit hangt samen met de algemene belangstelling voor het GLB in deze landen; een soortgelijk beeld komt naar voren uit het aantal aanvragen van Franse, Spaanse en Italiaanse groepen voor een bezoek aan Brussel en het aantal brieven en vragen per e-mail die aan de diensten van het DG Landbouw worden gezonden.

Uit een onderzoek van de thema's van de medegefinancierde voorlichtingsacties blijkt dat verreweg de meeste belangstelling bestaat voor het GLB in het algemeen en de hervorming van het GLB, welke onderwerpen worden gevolgd door plattelandsontwikkeling, WTO-aangelegenheden, het kwaliteitsbeleid en de uitbreiding. Dit is de afspiegeling van een tendens niet alleen bij de aanvragen, maar ook bij de door de diensten van de Commissie gemaakte keuzes.

Tot de soorten acties waarvoor subsidies werden toegekend, behoorden seminars en conferenties over het GLB, een forum over vrouwen in de landbouw, informatiebezoeken en uitwisselingen van landbouwers uit verschillende lidstaten en bezoeken aan kandidaat-lidstaten, een onderwijsproject voor schoolkinderen in de hele Gemeenschap om basiskennis over de landbouw en het landbouwbeleid bij te brengen, door landbouwjournalisten georganiseerde informatiebezoeken en het uitbrengen van een voor de consumenten bestemde informatiegids over voedselveiligheid en -kwaliteit en van boeken, video's, CD-ROM's en andere publicaties over het Europese landbouwmodel, het GLB en het beleid inzake plattelandsontwikkeling. De toekenning van subsidies door de Commissie vindt pas na een lang selectieproces plaats en gehoopt wordt dat de voor financiering gekozen acties een zo breed mogelijk effect hebben gehad. In een later stadium zal door de specifiek daarmee belaste diensten van de Commissie een formele evaluatie van het effect van deze acties worden verricht met aandacht voor met name het soort organisatie dat de acties heeft uitgevoerd, de gekozen onderwerpen en instrumenten en de bereikte doelgroep.

Tot de individuele organisaties die erin zijn geslaagd medefinanciering voor hun voorlichtingsprogramma's te verkrijgen, behoren de traditionele begunstigden van de subsidies voor voorlichtingsbeleid vóór Verordening (EG) nr. 814/2000 zoals COPA-COGECA en AEFPR (Europese overkoepelende organisaties van landbouwers en coöperaties) en CEJA (jonge landbouwers), maar ook nationale consumentenorganisaties, nationale journalistenverenigingen, Europese milieuorganisaties en verenigingen voor plattelandsontwikkeling. Succesvolle aanvragen zijn ook ingediend door een aantal nationale organisaties die lid zijn van een Europese overkoepelende organisatie, en door sommige provinciale/regionale organisaties en academische instellingen.

2. Acties op initiatief van de Commissie: conferenties, beurzen, publicaties, enz.

9.

Externe technische bijstand


In de jaren 2000 en 2001 hadden de diensten van de Commissie een kadercontract met een public-relationsbureau dat hielp bij de uitvoering van op initiatief van de Commissie ondernomen voorlichtingsacties (publicaties, informatiepakketten voor de pers en voorlichtingsfolders, verzendlijst, website, aanwezigheid op beurzen, organisatie van conferenties, strategie en kernboodschappen).

In 2002 hebben de diensten van de Commissie hun programma op een ad-hocbasis voortgezet, waarbij zij met een aantal andere directoraten-generaal (Bureau voor Officiële Publicaties der Europese Gemeenschappen, Gemeenschappelijke Tolken- en Conferentiedienst, DG Onderwijs en cultuur en DG Personeelszaken en algemeen beheer) en ook met sommige privé-firma's die kadercontracten met andere DG's van de Commissie hadden, hebben samengewerkt om hun programma van publicaties uit te voeren en conferenties en de deelneming aan beurzen te organiseren.

Na een in 2001 begonnen aanbestedingsprocedure is in 2002 één contract voor externe bijstand ondertekend met een externe firma; het betreft het schrijven van artikelen.

De diensten van de Commissie zijn nu in de laatste fasen van een aanbesteding voor externe bijstand die is verdeeld in een aantal kavels, waaronder strategie, media-instrumenten en technische bijstand voor beurzen en conferenties.

10.

Belangrijkste acties in 2000, 2001 en 2002


Conferenties

* conferenties over het GLB (Hannover: rondetafelconferentie over de toekomst van de landbouwbedrijven; Brussel: seminar over de gemeenschappelijke marktordening voor groenten en fruit);

* conferentie over plattelandsontwikkeling (Washington: de rol van de landbouw in de plattelandsontwikkeling);

* conferenties over de WTO-onderhandelingen (in Parijs met 24 ontwikkelingslanden en in Estland en Mauritius om overleg te plegen met landen die voorstander zijn van multifunctionaliteit);

* een conferentie over de uitbreiding met de media uit de 10 LMOE's en de regionale kantoren in Brussel en seminars met vertegenwoordigers van de media uit de 10 LMOE's in Maastricht en Brussel. Voor vooraanstaande personen uit de landbouwsector, academici, vertegenwoordigers van de consumenten, de pers en andere vertegenwoordigers van de burgers uit alle kandidaat-lidstaten, met inbegrip van Turkije, zijn twee belangrijke voorlichtingsevenementen georganiseerd in respectievelijk Riga en Praag;

* in Brussel zijn jaarlijkse conferenties voor de landbouwpers en de Europese informatie- en adviescentra voor het platteland ("Carrefours") georganiseerd over het GLB in het algemeen, de WTO en de uitbreiding, terwijl het DG Landbouw en het DG Regionaal beleid gezamenlijk een conferentie over de landbouw in berggebieden hebben gefinancierd.

11.

Landbouwbeurzen


In 2000 en 2001 hadden de diensten van de Commissie stands op de Grüne Woche in Berlijn, de landbouwbeurs in Libramont (Wallonië), het Parijse Salon de l'Agriculture en de internationale landbouwbeurs Salical in Rioja (Spanje). Ondanks het ontbreken van technische bijstand is ook in 2002 een belangrijke inspanning geleverd om aanwezig te zijn op de verschillende landbouwbeurzen. De Commissie had stands op de Grüne Woche in Berlijn, het Parijse Salon de l'Agriculture, het Salón Alimentaria in Barcelona, AGRIBEX in Brussel en de landbouwbeurzen in Verona en Hameelina (Finland).

Een innovatief aspect van de stands was de vrijwillige medewerking van nationale en plaatselijke landbouw- en bedrijfskolomorganisaties, die niet alleen onze documentatie hielpen verspreiden, maar ook agrarische kwaliteitsproducten uit de betrokken landen lieten proeven. In Parijs bijvoorbeeld kon olijfolie worden geproefd en werd ook informatie verstrekt over zuivelproducten, vlees, groenten en fruit en bloemen; een en ander vond plaats in de stand van de Commissie met de actieve en kosteloze medewerking van vertegenwoordigers van de beroepsorganisaties.

Dit soort gezamenlijke actie laat duidelijk het complementaire karakter zien van de algemene voorlichtingsacties van de Commissie in het kader van Verordening (EG) nr. 814/2000 en van de acties op grond van andere verordeningen betreffende voorlichting over landbouwproducten.

Een andere partner bij onze activiteiten was het netwerk van 'Carrefours' voor het platteland, dat in de stands vertegenwoordigers had die het personeel van de Commissie hielpen bij het verstrekken van informatie. De aanwezigheid van een stand van de Commissie op landbouwbeurzen was een basis voor onze deelneming aan een aantal andere in het kader van de beurzen ontplooide voorlichtingsactiviteiten waarbij de pers en beroepsorganisaties waren betrokken.

12.

Publicaties


Tot de publicaties behoort de maandelijkse newsletter, die wordt verspreid aan de hand van een verzendlijst waarin EU- en internationale instellingen, nationale, regionale en plaatselijke autoriteiten, maatschappelijke en beroepsorganisaties en de gespecialiseerde pers zijn opgenomen.

In het kader van het programma van publicaties zijn ook een aantal specifieke factsheets over onderwerpen zoals Agenda 2000, vrouwen in de landbouw en de landbouwcomités en voorts een brochure over biologische landbouw uitgegeven, een en ander in alle 11 EU-talen.

Er zijn verslagen en folders gepubliceerd over gemeenschappelijke marktordeningen, internationale aangelegenheden en de problemen van het platteland.

Met de bereidwillige medewerking van lidstaten die het fotomateriaal beschikbaar hebben gesteld, is een fotoboek 'A Panorama of Rural Development' samengesteld. Dit boek is nu beschikbaar en het zal aan de ministers en de delegaties worden gepresenteerd tijdens de in mei 2003 op Korfoe te houden informele vergadering van de Raad van Ministers en het Speciaal Comité landbouw.

Een aantal factsheets over gemeenschappelijke marktordeningen is herdrukt, wat aangeeft hoe groot de belangstelling voor en de vraag naar deze publicaties is.

Ook zijn tot de landbouwers, de levensmiddelenindustrie, de consumenten, de pers en de samenleving gerichte kernboodschappen met betrekking tot de tussenbalans van het GLB en de uitbreiding opgesteld en herzien.

Over het EU-standpunt in de WTO-onderhandelingen is een video geproduceerd en zijn specifieke publicaties gerealiseerd voor een perspakket dat tijdens de WTO-vergadering in Doha aan de journalisten is overhandigd. Er is een video geproduceerd over de tussenbalans en deze is geactualiseerd op basis van de voorstellen van de Commissie voor de hervorming van het GLB van najaar 2002.

13.

Website


Veel van de in de publicaties opgenomen informatie wordt ook ter beschikking van het grote publiek gesteld via de website van het DG Landbouw, die een arbeidsbesparend en efficiënt middel is om te communiceren met diegenen die reeds graag meer willen weten over het GLB en over aspecten van het landbouw- en voedselbeleid in het algemeen. Er zijn links naar aanvullende sites van de Commissie en andere sites.

14.

Enquêtes


In de Eurobarometer-opiniepeiling van het standaardtype zijn vragen opgenomen om de vooruitgang te meten wat de bekendheid van het grote publiek met het GLB en aanverwante kwesties betreft. Toegegeven moet worden dat de stijging van die bekendheid over het algemeen klein is, en dat terwijl het basisniveau ervan volgens de antwoorden op de Eurobarometer-vragen over het GLB toch al heel laag is. De antwoorden gaven uiting aan de bezorgdheid van het publiek over de verschillende voedselcrises in 2001 en bevestigden dat de boodschappen waarvan op de grootste schaal notitie wordt genomen, die zijn welke via televisie en radio worden opgevangen. Helaas zijn dat ook de duurste media.

Er zijn twee Eurobarometer-enquêtes van het 'flash'-type gehouden waarbij het grote publiek is ondervraagd over zijn kennis van het GLB, de WTO, voedselveiligheid en andere met het landbouwbeleid verbonden onderwerpen. Het algemene gebrek aan kennis dat uit deze enquêtes naar voren kwam, lijkt te onderstrepen dat het noodzakelijk is om een voorlichtingsbeleid voort te zetten en om zo mogelijk het algemene niveau van de voorlichtingsacties te verhogen binnen de grenzen die worden gesteld door het beschikbare budget en door het aantal personeelsleden dat voor de uitvoering van een dergelijk beleid beschikbaar is. Er is een Eurobarometer-opiniepeiling uitgevoerd in de kandidaat-lidstaten. Het zal geen verbazing wekken dat in die landen een beeld van het GLB bestaat dat varieert en samenhangt met de grotere of minder grote betekenis die de landbouw voor hun economie en voor de ondervraagden heeft.

In bijlage II is een gedetailleerd overzicht opgenomen van alle in de periode 2000-2002 genomen initiatieven en van de respectieve kosten. De hiervoor vastgelegde kredieten waren: 2000 - EUR 1 354 779; 2001 - EUR 650 594; 2002 - EUR 1 692 819,28.

15.

3. Verhouding tussen subsidies en uitgaven voor initiatieven van de Commissie


Zoals blijkt uit bijlage III, was de verhouding tussen subsidies en uitgaven voor door de Commissie ondernomen voorlichtingsacties respectievelijk 50,83 %: 49,17 % in 2000, 77,51 %: 22,49 % in 2001 en 52,17 %: 47,83 % in 2002. De respectieve bedragen voor de periode als geheel waren EUR 5 488 406 en EUR 3 698 192, wat overeenkomst met 59,74 % voor de subsidies en 40,26 % voor de initiatieven van de Commissie.

Op te merken valt dat de uitgaven voor 2000 lager waren dan de oorspronkelijk vastgelegde bedragen. Voor de jaren 2001 en 2002 zijn de cijfers over de uitgaven nog niet definitief omdat sommige acties nog aan de gang zijn. Er mogen echter ook weer dergelijke verschillen worden verwacht aangezien in het geval van subsidies wellicht niet alle door de begunstigden gedane betalingen subsidiabel zullen zijn. In het geval van door de Commissie ondernomen acties zijn de verschillen kleiner en toe te schrijven aan het feit dat de hoogst mogelijke bedragen zijn vastgelegd.

16.

V. Conclusie


1. Het GLB bevindt zich in de voorhoede waar het erom gaat te reageren op de veranderende mondiale omstandigheden en op de nieuwe wensen en verwachtingen van de burgers, de consumenten en de belastingbetalers.

Ons voorlichtingsbeleid moet op die veranderingen inspelen. Het moet een instrument zijn om alle belanghebbenden - landbouwers, levensmiddelenindustrie en handel - en ook de samenleving in het algemeen duidelijk uit te leggen welke kansen er voor de landbouwers en andere plattelandsbewoners zijn om hun levensstandaard te verbeteren, waarbij tegelijk de natuur wordt beschermd en het landschap voor toekomstige generaties behouden blijft.

Verordening (EG) nr. 814/2000 is een degelijke rechtsgrondslag voor de vervulling van deze taken. De combinatie van acties op initiatief van maatschappelijke en beroepsorganisaties en de pers met acties die directer op initiatief van de Commissie worden ondernomen, biedt een goed praktisch fundament voor het ontwikkelen en overbrengen van een evenwichtige en positieve boodschap.

De ervaring van de afgelopen drie jaar lijkt over het algemeen positief te zijn wat de kwaliteit van de gefinancierde en medegefinancierde acties betreft. Bij de komende evaluatie van het effect van de acties zal de waarde van het beleid op passende wijze worden beoordeeld. De regeling voor de indiening van een actie met het oog op financiering is in de loop der jaren verbeterd om rekening te houden met de door de begunstigden opgedane ervaring en de door hen gemaakte opmerkingen. Gezien de aan rechtstreeks beheer verbonden risico's, moet echter worden gegarandeerd dat de EOGFL-middelen worden toegewezen volgens een aantal strikte procedures die onpartijdig en controleerbaar zijn. Het niveau van de ingediende aanvragen om medefinanciering van acties dient te worden verbeterd zodat minder acties als niet-subsidiabel worden aangemerkt. Het gaat daarbij hoofdzakelijk om de financiële en budgettaire inhoud van die aanvragen en om een degelijk beheer van de acties zelf. Alle contracten en transacties moeten in overeenstemming zijn met het nieuwe Financieel Reglement (EG) nr. 1605/2002.

Er zijn ook nauwkeurige interne regels vastgesteld om ervoor te zorgen dat ook om goede redenen tot de op initiatief van de Commissie ondernomen voorlichtingsacties wordt besloten en dat het effect van die acties zo groot mogelijk is.

2. De ervaring wijst uit dat er geen reden is om nu verandering te brengen in de twee pijlers van het voorlichtingsbeleid: door derden voorgestelde acties die worden medegefinancierd (subsidies), en op initiatief van de Commissie ondernomen acties die voor 100 % worden gefinancierd.

Het aandeel van elk van beide pijlers in de uitgaven dient van een vergelijkbare orde van grootte te blijven.

De Europese overkoepelende landbouworganisaties blijven de belangrijkste begunstigden van de subsidies. Weliswaar hebben kleine en middelgrote gezinsbedrijven nog niet volledig de vruchten van dit voorlichtingsbeleid kunnen plukken zoals oorspronkelijk was gehoopt, maar er zijn wel degelijk inspanningen geleverd om voor een beter evenwicht tussen verschillende typen van organisaties te zorgen. Die inspanningen moeten worden voortgezet.

Belangrijke veranderingen wat de aard van de acties betreft vallen niet te verwachten. De noodzaak om in het licht van de zorgpunten van de samenleving en de uitdagingen waarvoor communicatoren zich in de 21e eeuw geplaatst zien, de media-inhoud van de acties te versterken is echter onderkend door de invoering van het 'mediaplan' op grond van Verordening (EG) nr. 2208/2002 van de Commissie.

Ook moet worden nagedacht over de mogelijkheid van een versterkte dialoog over het voorlichtingsbeleid met de vertegenwoordigers van de lidstaten in het kader van het jaarlijkse activiteitenprogramma van de Commissie.

De laatste maar niet de minst belangrijke opmerking is dat de door de diensten van de Commissie te verrichten evaluatie en effectbeoordeling passende aanknopingspunten zullen opleveren om de algehele kosten-batenverhouding van het voorlichtingsbeleid te verbeteren en om zowel de gesubsidieerde als de op initiatief van de Commissie zelf ondernomen acties doeltreffender te maken.

Bijlagen: SEC(2003) 506