Toelichting bij COM(2003)346 - 26e Jaarverslag van het raadgevend comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats 2001

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52003DC0346

26e Jaarverslag van het raadgevend comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats 2001 /* COM/2003/0346 def. */


3.

26E JAARVERSLAG VAN HET RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE VEILIGHEID, DE HYGIËNE EN DE GEZONDHEIDSBESCHERMING OP DE ARBEIDSPLAATS 2001


INHOUDSOPGAVE

Inhoudsopgave

1.

Samenvatting



4.

1. KENMERKEN VAN HET COMITÉ


5.

1.1. Ontstaan, bevoegdheid, mandaat


6.

1.2. Structuur, werking


7.

2. ACTIVITEITEN IN 2001


8.

2.1. 25e jaarverslag van de werkzaamheden van het Raadgevend Comité


9.

2.2. Goedgekeurde adviezen


2.2.1. Advies van het Comité (document nr. 0966/1/01) over de ontwerp-normalisatiemandaten, die zijn gericht aan de Europese normalisatieorganen en die staan vermeld in de documenten 3/2001, 4/2001 en 5/2001

10.

2.2.2. Advies van het Comité (document nr. 0860/2/00) over de multidisciplinaire beschermings- en preventiediensten en het gezondheidstoezicht


2.2.3. Advies van het Comité (document nr. 0702/1/01) over het ontwerp-voorstel voor een richtlijn van de Commissie tot vaststelling van een tweede lijst van indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling ter uitvoering van Richtlijn 98/24/EG

11.

2.2.4. Advies van het Comité (document nr. 0983/1/01) over spier- en skeletaandoeningen


12.

2.2.5. Advies van het Comité (document nr. 2505/1/01) over een nieuwe communautaire strategie inzake gezondheid en veiligheid op het werk 2002-2006


2.2.6. Advies van het Comité (document n° 1947/2/01) betreffende het Witboek over de toekomstige strategie op het gebied van chemische stoffen

13.

2.2.7. Advies van het Comité (document nr. 1564/2/01) over het geweld op het werk


14.

2.2.8. Tussentijds advies van het Comité (document nr. 2107/1/01) betreffende het verslag over het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk


15.

2.2.9. Advies van het Comité over het ontwerp-werkprogramma van het Agentschap van Bilbao voor 2002


16.

2.3. Operationele procedures


17.

2.3.1. Werkprogramma 2002


18.

3. ACTIVITEITEN VAN DE GROEPEN/STRUCTUUR AAN HET EINDE VAN HET JAAR


19.

3.1. In 2001 actieve werkgroepen die hun werkzaamheden in 2002 voortzetten


20.

3.1.1. Programmering


21.

3.1.2. Normalisatie


3.1.3. Verslag over het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk:

22.

3.1.4. Telewerken


23.

3.1.5. Beroepsziekten


24.

3.1.6. ATEX


25.

3.2. Oprichting van werkgroepen in 2001


26.

3.2.1. Communautaire strategie 2002-2006 (document 0994/01)


3.2.2. Gezondheid en veiligheid in de ziekenhuissector (document n° 2103/1/01)

27.

3.2.3. Visserij (document nr. 2504/01)


28.

3.2.4. Chemische stoffen op het werk (document nr. 2502/1/01)


29.

3.3. Ontbinding van werkgroepen


30.

3.3.1. Multidisciplinaire beschermings- en preventiediensten/medische bewaking van de werknemers


31.

3.3.2. Spier- en skeletaandoeningen


32.

3.3.3. Vaststelling van blootstellingsniveaus


33.

3.3.4. Richtsnoeren betreffende chemische agentia


34.

3.3.5. Preventie van geweld op het werk


35.

4. SAMENWERKING MET ANDERE ORGANEN


36.

4.1. Permanent orgaan


37.

4.2. Comité van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie


38.

4.3. Wetenschappelijk comité inzake grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan chemische agentia


39.

4.4. Sociale partners


40.

4.5. Technisch vakbondsbureau


41.

4.6. Internationaal Arbeidsbureau (IAB)


42.

4.7. Europese Stichting


43.

4.8. Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk


BIJLAGE A

BIJLAGE B

BIJLAGE C

BIJLAGE D


2.

Samenvatting



44.

26E JAARVERSLAG VAN HET RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE VEILIGHEID, DE HYGIËNE EN DE GEZONDHEIDSBESCHERMING OP DE ARBEIDSPLAAT


Aangezien de oprichting van een permanent orgaan noodzakelijk was om de Commissie bij te staan bij de voorbereiding en de tenuitvoerlegging van de activiteiten op het gebied van de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats en om de samenwerking tussen de nationale overheidsdiensten en de werknemers- en werkgeversorganisaties te vergemakkelijken, heeft de Raad van de Europese Gemeenschappen bij Besluit 74/325/EEG van 27 juni 1974 een Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats opgericht.

Het Comité is een tripartiete instantie, samengesteld uit gewone leden, en wel voor elke lidstaat: twee regeringsvertegenwoordigers, twee vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties en twee vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties. Voor elk der gewone leden van het Comité wordt een plaatsvervangend lid benoemd. De gewone leden en de plaatsvervangende leden van het Comité worden benoemd door de Raad die de lijst daarvan ter informatie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen publiceert. Het Comité wordt voorgezeten door een lid van de Commissie of, indien deze verhinderd is, door een door hem aan te wijzen ambtenaar van de Commissie.

Het Comité stelt jaarlijks een verslag over zijn werkzaamheden op, dat de Commissie toezendt aan het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité i.

In 2001 is het Comité twee keer te Luxemburg bijeengekomen. Tijdens elke vergadering heeft de Commissie het Comité geïnformeerd over de stand van zaken in verband met alle dossiers betreffende de gezondheid, de veiligheid en de hygiëne op het werk.

De activiteiten van het Comité hebben geleid tot de goedkeuring van het jaarverslag over de werkzaamheden in 2000, de goedkeuring van negen adviezen waarvan een overzicht staat vermeld in punt 2.2 van dit verslag en een studie naar de onderwerpen die deel kunnen uitmaken van het werkprogramma voor 2002.


45.

1. KENMERKEN VAN HET COMITÉ


46.

1.1. Ontstaan, bevoegdheid, mandaat


Aangezien de oprichting van een permanent orgaan noodzakelijk was om de Commissie bij te staan bij de voorbereiding en de tenuitvoerlegging van de activiteiten op het gebied van de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats en om de samenwerking tussen de nationale overheidsdiensten en de werknemers- en werkgeversorganisaties te vergemakkelijken, heeft de Raad van de Europese Gemeenschappen bij Besluit 74/325/EEG van 27 juni 1974 een Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats opgericht.

Het comité heeft met name tot taak (artikel 2, punt 2, van het besluit):

a) op basis van de te zijner beschikking gestelde gegevens denkbeelden en ervaringen uit te wisselen over de bestaande of beoogde voorschriften;

b) bij te dragen tot de totstandbrenging van een gemeenschappelijke aanpak van de problemen die zich op het gebied van de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats voordoen, alsmede met betrekking tot de keuze van de communautaire prioriteiten en de ter verwezenlijking daarvan noodzakelijke maatregelen;

c) de aandacht van de Commissie te vestigen op de gebieden waar het verwerven van nieuwe kennis en de tenuitvoerlegging van passende acties inzake opleiding en onderzoek noodzakelijk blijken;

d) in het kader van de communautaire actieprogramma's en in samenwerking met het Permanent Orgaan voor de veiligheid en de gezondheidsvoorwaarden in de steenkolenmijnen vast te leggen:

-de criteria en de doelstellingen van de strijd tegen de arbeidsongevallenrisico's en de gevaren voor de gezondheid in de onderneming;

-de methoden waarmee de ondernemingen en hun personeel het niveau van de bescherming kunnen evalueren en verbeteren;

e) bij te dragen tot de voorlichting van de nationale overheidsinstanties en van de organisaties van werknemers en werkgevers over de communautaire acties, teneinde hun onderlinge samenwerking te bevorderen en hun initiatieven te stimuleren met het oog op de uitwisseling van opgedane ervaringen en de opstelling van gedragscodes.

47.

Structuur, werking


Het Comité is een tripartiete instantie, samengesteld uit gewone leden, en wel voor elke lidstaat: twee regeringsvertegenwoordigers, twee vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties en twee vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties. Voor elk gewoon lid wordt een plaatsvervanger benoemd. De gewone leden en de plaatsvervangende leden van het Comité worden benoemd door de Raad die de lijst daarvan ter informatie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen publiceert.

Het Comité wordt voorgezeten door een lid van de Commissie of, indien deze verhinderd is, door een door hem aan te wijzen ambtenaar van de Commissie.

Het Comité kan werkgroepen oprichten, voorgezeten door een lid van het Comité. Deze groepen leggen de resultaten van hun werkzaamheden voor in de vorm van verslagen tijdens een vergadering van het Comité.

Het Comité stelt jaarlijks een verslag over zijn werkzaamheden op, dat de Commissie toezendt aan het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité i.

De adviezen van het Comité worden bij absolute meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen vastgesteld. Uitspraken van het Comité zijn slechts geldig, wanneer tweederde van het aantal leden aanwezig is.

Het Comité heeft zijn reglement van orde vastgesteld dat op 30 april 1976 van kracht is geworden na op advies van de Commissie door de Raad te zijn goedgekeurd.

De vertegenwoordigers van de regeringen, de werknemersorganisaties en de werkgeversorganisaties hebben zich georganiseerd in drie afzonderlijke belangengroepen die elk een woordvoerder aanwijzen. Elke woordvoerder neemt deel aan de vergaderingen van de belangengroep die hem heeft aangewezen en aan de vergaderingen van het Comité waar hij het standpunt van zijn groep vertolkt.

De contacten tussen de leden van de belangengroep van de regeringsvertegenwoordigers worden verzorgd door een lid van het Comité dat de regering vertegenwoordigt waarvan het land het voorzitterschap van de Raad bekleedt, die tussen de leden van het Comité die de werkgevers vertegenwoordigen worden verzorgd door de Unie van Industriefederaties van de Europese Gemeenschap (UNICE) en, wat de vertegenwoordigers van de werknemers betreft, is het de door hen aangewezen vakbondsorganisatie van de werknemers op communautair niveau, het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV), die hen helpt om hun standpunt te coördineren.

De diensten van de Commissie voeren het secretariaat van het Comité en de werkgroepen. Het secretariaat ressorteert onder Directoraat-generaal EMPL (eenheid D/5).

48.

ACTIVITEITEN IN 2001


Op 18 december 2000 heeft de Raad op voorstel van de lidstaten de gewone en plaatsvervangende leden van het Comité benoemd voor de periode 18 december 2000 - 17 december 2003, omdat de vorige mandaten, die geldig waren voor de periode 7 juli 1997 - 6 juli 2000, waren verlopen. De ledenlijst voor 2001 staat vermeld in bijlage B.

In 2001 is het Comité twee keer te Luxemburg bijeengekomen, en wel in mei en november. Tijdens elke vergadering heeft de Commissie het Comité geïnformeerd over de stand van zaken in verband met alle dossiers betreffende de gezondheid, de veiligheid en de hygiëne op het werk.

De vergaderingen van het Comité zijn de dag tevoren voorafgegaan door een vergadering van de leden van het Comité die de regeringen, de werkgevers en de werknemers vertegenwoordigen, die in belangengroepen zijn verenigd. De belangengroepen hebben tijdens het jaar twee extra vergaderingen georganiseerd.

De werkzaamheden van het Comité tijdens het jaar 2001 hebben gelijke tred gehouden met de voortgang van de werkzaamheden van de Commissie. Aangezien de goedkeuring van een mededeling van de Commissie over een nieuwe strategie voor de gezondheid en veiligheid op het werk in 2002 was gepland, is het vierjarenprogramma van het comité voor de periode 1996-2000 met een jaar verlengd.

De werkzaamheden en de prioriteiten zijn aan het Comité voorgesteld door de werkgroep 'Programmering' die vier keer is bijeengekomen.

De werkzaamheden van de elf werkgroepen die zijn belast met de bestudering van de specialistische gebieden waarover het Comité een advies wenste uit te brengen, hebben de organisatie van zeventien vergaderingen noodzakelijk gemaakt.

Het Comité heeft de vijf groepen ontbonden waarvan de werkzaamheden waren voltooid :

49.

-Multidisciplinaire diensten


-Spier- en skeletaandoeningen

-Vaststelling van blootstellingsniveaus

-Richtsnoeren betreffende chemische agentia

-Preventie van geweld op het werk

Het comité heeft vier groepen opgericht waarvan het het mandaat heeft goedgekeurd:

50.

-Communautaire strategie 2002-2006 (document nr. 0994/01)


-Gezondheid en veiligheid in de ziekenhuissector (document nr. 2103/1/01)

-Visserij (document nr. 2504/01)

-Chemische stoffen op het werk (document nr. 2502/1/01)

Bovendien heeft het Comité het mandaat van de groep 'ATEX' herzien (document nr. 3453/1/00).

Een samenvatting van de werkzaamheden van de groepen staat vermeld in punt 3 van dit verslag.

De activiteiten van het Comité hebben geleid tot de goedkeuring van het jaarverslag over de werkzaamheden in 2000, de goedkeuring van negen adviezen waarvan een overzicht staat vermeld in punt 2.2 van dit verslag en een studie naar de onderwerpen die deel kunnen uitmaken van het werkprogramma voor 2002.

51.

2.1. 25e jaarverslag van de werkzaamheden van het Raadgevend Comité


document 1943/01

Het Comité heeft zijn 25e jaarverslag over zijn werkzaamheden in 2000 tijdens zijn 63e plenaire vergadering op 29 november 2001 goedgekeurd.

52.

2.2. Goedgekeurde adviezen


2.2.1. Advies van het Comité (document nr. 0966/1/01) over de ontwerp-normalisatiemandaten, die zijn gericht aan de Europese normalisatieorganen en die staan vermeld in de documenten 3/2001, 4/2001 en 5/2001

-Doc. 3/2001 - Publicatie van de referentie van de geharmoniseerde norm 'Veiligheid van speelgoed - Deel 1: Mechanische en fysische eigenschappen' in het PBEG

Hoewel het object van dit mandaat in eerste instantie onder de 'interne markt' valt, raakt het ook het gebied van het Raadgevend Comité aangezien speelgoed met name in recreatiecentra en in warenhuizen tijdens proeven wordt gebruikt.

Aangezien kinderen bijzonder gevoelig zijn voor lawaai en het uitgesloten lijkt dat zij worden verplicht persoonlijke beschermingsmiddelen te dragen, constateert het Comité dat het nodig is dat het geluidsniveau van speelgoed zoveel mogelijk wordt beperkt. Het niveau moet in elk geval lager zijn dan de zonder het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen aanvaardbare geluidsniveaus.

-Doc. 4/2001 - Ontwerp-besluit van de Commissie met betrekking tot de publicatie van de referenties van de normen EN 13428:2000 tot EN 13432:2000 in het PBEG in het kader van Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval.

Het ontwerp-besluit valt niet onder de bevoegdheid van het Raadgevend Comité maar geeft aanleiding tot enkele principiële opmerkingen. Sommige normen waarvan de referenties moeten worden gepubliceerd, zijn onvolledig ten aanzien van Richtlijn 94/62/EG. Het Raadgevend Comité beschouwt deze situatie als onbevredigend en spreekt de wens uit dat dergelijke situaties in de toekomst worden vermeden.

-Doc. 5/2001 - Aan CEN in het kader van Richtlijn 98/37/EG betreffende machines verstrekt normalisatiemandaat met het oog op de herziening van norm EN 848-3 :1999 betreffende de veiligheid van houtbewerkingsmachines

Het Raadgevend Comité deelt de door de Zweedse regering geuite kritiek, aangezien deze zeer ernstig is.

Het Raadgevend Comité constateert dat de oorspronkelijk vastgestelde termijnen met een jaar zijn verlengd en uit zijn bezorgdheid over het feit dat het nog lange tijd kan duren voordat veilige machines beschikbaar zijn.

Het Raadgevend Comité accepteert het feit dat de huidige norm intussen het vermoeden van overeenstemming zal blijven geven en verzoekt CEN zijn werkzaamheden op dit gebied zoveel mogelijk te versnellen.

Het Raadgevend Comité is het erover eens de Commissie te verzoeken de nodige stappen te ondernemen om de gebruikers te waarschuwen voor de risico's als gevolg van tekortkomingen aan de thans beschikbare machines. Het benadrukt ook dat de leveranciers verantwoordelijk blijven voor de levering van veilige machines en dat deze verantwoordelijkheid niet door dergelijke voorzorgsmaatregelen kan worden beperkt.

Er moet voor de nodige publiciteit in verband met deze aanbevelingen worden gezorgd, gezien de overgangsperiode tijdens welke machines die ernstige risico's opleveren, in gebruik zullen blijven.

Het Comité heeft het ontwerp-advies op 15 mei 2001 unaniem goedgekeurd.

53.

2.2.2. Advies van het Comité (document nr. 0860/2/00) over de multidisciplinaire beschermings- en preventiediensten en het gezondheidstoezicht


De artikelen 7 respectievelijk 14 van kaderrichtlijn 89/391/EEG voorzien in maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers wat met name de beschermings- en preventiediensten en het gezondheidstoezicht betreft. In deze context heeft het Raadgevend Comité in 1996 besloten tot de oprichting van een werkgroep, belast met het onderzoeken van de geconstateerde problemen en de verzamelde inlichtingen bij de oprichting van multidisciplinaire beschermings- en preventiediensten voor de werknemers van alle sectoren, alle branches en alle publieke of particuliere ondernemingen en met het analyseren van de wijze waarop in de verschillende lidstaten toezicht op de gezondheid van de werknemers wordt uitgeoefend.

Een eerste ontwerp-advies is tijdens de 59e plenaire vergadering van 27 oktober 1999 aan het Comité voorgelegd. In reactie op het verzoek van het Comité om het ontwerp-advies te herzien is een door een redactieteam herziene tekst besproken tijdens de 60e plenaire vergadering van het Comité op 18 mei 2000. Gezien het voorbehoud dat door alle belangengroepen is gemaakt, is deze tekst terug naar de werkgroep gestuurd. Tijdens zijn laatste vergadering op 20 februari 2001 heeft het redactieteam een nieuw ontwerp-advies afgerond dat het Comité tenslotte tijdens zijn 62e plenaire vergadering heeft goedgekeurd met opmerkingen van de groep 'werkgevers' die als bijlage bij het advies zijn gevoegd.

Het Comité heeft besloten om de twee aspecten van 'multidisciplinaire beschermings- en preventiediensten' enerzijds en 'gezondheidstoezicht' anderzijds afzonderlijk te behandelen maar toch in een enkel definitief document te bundelen.

Wat de beschermings- en preventiediensten betreft, zijn normen voor goede praktijken vastgesteld die in het algemeen van toepassing kunnen zijn op welke activiteiten dan ook. De lidstaten zijn om een kwaliteitscontrole gevraagd en van de kant van de werkgevers, die verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van de veiligheidsmaatregelen, wordt gevraagd om capaciteit voor het garanderen van de deelname van de werknemers en om een beroep te doen op gekwalificeerde bijstand die competent is om deze taken te vervullen.

Gezondheidstoezicht betekent dat procedures worden ingesteld om bij werknemers die aan gezondheidsrisico's zijn blootgesteld de eerste tekenen van met het werk samenhangende gezondheidsproblemen op te sporen; vervolgens moet op grond van deze resultaten worden opgetreden. Gezondheidstoezicht maakt als zodanig deel uit van een algemeen programma voor de preventie tegen beroepsrisico's. De verantwoordelijkheid voor het gezondheidsrisicomanagement, en bijgevolg ook voor het gezondheidstoezicht, ligt bij de werkgever die de nationale wetgeving inzake gezondheid en veiligheid moet naleven.

Op grond van de constatering dat niet een enkel model voor gezondheidstoezicht bestaat en voor verschillende omstandigheden verschillende benaderingen vereist zijn, onderstreept het Comité echter de noodzaak om elke nieuwe procedure te valideren op grond van vijf belangrijke criteria: noodzaak, nut, wetenschappelijke validiteit, doeltreffendheid, ethische normen.

Het Comité heeft het ontwerp-advies op 15 mei 2001 unaniem goedgekeurd.

2.2.3. Advies van het Comité (document nr. 0702/1/01) over het ontwerp-voorstel voor een richtlijn van de Commissie tot vaststelling van een tweede lijst van indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling ter uitvoering van Richtlijn 98/24/EG

Het Comité heeft op 27 oktober 1999 besloten tot oprichting van de werkgroep 'Opstelling van blootstellingsniveaus op het werk', belast met het uitbrengen van een advies over de te volgen procedures voor de verzameling en de evaluatie van de nodige gegevens voor de vaststelling van blootstellingsniveaus op het werk, het opstellen van opmerkingen van het Raadgevend Comité over de resultaten van de door de Commissie uitgevoerde evaluaties op grond van de analyses van de groep van wetenschappelijke deskundigen en het uitwerken van een ontwerp-advies van het Raadgevend Comité over de voorstellen voor richtlijnen van de Commissie op dit gebied.

De groep is vier keer bijeengeweest op 14 december 1999, 5 april en 25 oktober 2000 en 5 april 2001 en heeft gewerkt aan de opstelling van een ontwerp-voorstel voor een richtlijn van de Commissie tot vaststelling van een tweede lijst van indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling ter uitvoering van Richtlijn 98/24/EG van de Raad (doc. 531/3/99).

De tekst van het door de werkgroep voorgelegde en door het Comité goedgekeurde ontwerp-advies is in drie delen onderverdeeld: deel A bevat opmerkingen over het door de Commissie ingediende ontwerp-voorstel voor een richtlijn, deel B gaat over de meetmethoden en deel C betreft de procedure voor IOELV's waarvoor geen of onvoldoende wetenschappelijke informatie beschikbaar is.

De voornaamste opmerkingen van deel A van het ontwerp-advies betreffen wijzigingen in de oorspronkelijk ingediende lijst van stoffen en waarden. Wat met name een reeks stoffen betreft (tolueen, n-hexaan, salpeterzuur en chloor), verklaart de belangengroep 'werkgevers' dat zij de voorgestelde grenswaarden niet kan aanvaarden. De betreffende argumenten en opmerkingen zijn opgenomen in een bijlage bij het goedgekeurde advies.

Met betrekking tot deel B feliciteert het Comité de Commissie voor haar nieuwe aanpak die is gericht op het opstellen van een repertorium van geëigende analysemethoden voor de chemische stoffen die reeds zijn opgenomen in de bijlage bij Richtlijn 2000/39/EG.

Met betrekking tot punt C tenslotte vestigt het Comité de aandacht op het probleem dat samenhangt met het gebruik van chemische producten waarvoor onvoldoende wetenschappelijke gegevens beschikbaar zijn voor het vaststellen van een IOELV.

Het Comité heeft het ontwerp-advies op 15 mei 2001 unaniem goedgekeurd.

54.

2.2.4. Advies van het Comité (document nr. 0983/1/01) over spier- en skeletaandoeningen


Het Comité heeft op 6 mei 1999 een werkgroep 'spier- en skeletaandoeningen' opgericht, belast met de opstelling van een advies van het Raadgevend Comité over mogelijke communauatire acties ter preventie van spier- en skeletaandoeningen op het werk.

De groep heeft zijn laatste vergadering op 13 februari 2001 gehouden, naar aanleiding waarvan een ontwerp-advies is opgesteld dat daarna tijdens de 62e plenaire vergadering door het Comité is goedgekeurd met opmerkingen van de groep 'werkgevers' die als bijlage bij het advies zijn gevoegd.

Het Comité wijst erop dat spier- en skeletaandoeningen (SSA) tussen 40 en 50% van alle beroepsgebonden gezondheidsproblemen vertegenwoordigen en dat meer dan 40 miljoen werkenden in de EU worden hierdoor getroffen. Het Comité verzoekt de Commissie met klem om met inachtneming van de bestaande bepalingen een aanpak op basis van primaire preventie te bevorderen, teneinde de preventie en bescherming in alle ondernemingen, ongeacht hun grootte, en in het bijzonder in de zwaarst getroffen sectoren op een hoger peil te brengen.

Het Comité beveelt de Commissie aan om bij de bepaling van haar beleid en als voornaamste bezinningselementen rekening te houden met de naleving van de in de kaderrichtlijn 89/391/EEG beschreven preventiebeginselen, de evaluatie van de fysische, organisatorische en andere risico's op het werk, de uitwerking van geïntegreerde benaderingen, die van geval tot geval door de beroepsorganisaties en de bedrijven moeten worden aangepast, de goedkeuring van een multidisciplinaire preventiebenadering die de deelname op het niveau van het bedrijf bevorderd, de verstrekking van voorlichting en scholing aan al het personeel, de integratie van aspecten betreffende de preventie van SSA in de ontwerpfase en bij het kiezen van nieuwe installaties en arbeidsmiddelen, de verbetering van de diagnostische criteria, de bevordering van de uitvoering van correctieve en preventieve actieplannen en indicatoren voor het volgen van de geboekte vooruitgang, het SSA-risico, met name bij wijzigingen in de werkorganisatie.

In deze context dient een nieuw regelgevend initiatief te worden overwogen dat meer in het bijzonder is gericht op de preventie van aandoeningen van de bovenste ledematen. Om alle betrokken partners bewust te maken van de noodzaak om SSA te voorkomen en de wijze waarop dat kan gebeuren, moeten algemene en zo mogelijk sectorspecifieke richtsnoeren worden opgesteld en gepropageerd,

Het Comité heeft het ontwerp-advies op 15 mei 2001 unaniem goedgekeurd.

55.

2.2.5. Advies van het Comité (document nr. 2505/1/01) over een nieuwe communautaire strategie inzake gezondheid en veiligheid op het werk 2002-2006


In haar mededeling 'Agenda voor het sociaal beleid' heeft de Commissie aangegeven dat een nieuwe communautaire strategie inzake gezondheid en veiligheid op het werk moet worden ontwikkeld door publicatie van een mededeling. In het kader van de uitvoering van de Agenda is alle actoren van de betreffende sector verzocht een actieve rol te spelen door het leveren van specifieke bijdragen vóór de goedkeuring van de mededeling van de Commissie, gepland in 2002.

In deze context heeft het Comité op 15 mei 2001 besloten tot de oprichting van de werkgroep 'Communautaire strategie 2002-2006', belast met de opstelling van een advies over de communautaire strategie inzake gezondheid en veiligheid op het werk voor de periode 2002-2006. Het Comité heeft de groep 'Programmering' met deze taak belast.

De groep is twee keer bijeengeweest (3 juli en 2 oktober 2001) en heeft gebruik gemaakt van verschillende door de Commissie verstrekte documenten om de passend geachte alternatieven uit te werken. Een klein redactieteam heeft een ontwerp-advies afgerond -- vergezeld van de opmerkingen van de drie belangengroepen, die in de bijlage bij het document zijn opgenomen -- dat tijdens de 63e plenaire vergadering aan het Comité is voorgelegd.

Bedoeld als tussentijdse bijdrage van het Comité aan de uitwerking door de Europese Commissie van een nieuwe strategie inzake gezondheid en veiligheid op het werk, analyseert het advies de punten die het Comité noodzakelijk acht voor het welslagen van de strategie.

In haar algemene oriëntaties moet de nieuwe strategie steunen op het strategisch beginsel, als vastgelegd in de Sociale Agenda, van een beleid dat is gericht op de instandhouding van banen van hoge kwaliteit. Een grotere synergie en complementariteit tussen de nationale, Europese en internationale niveaus moet worden nagestreefd door de mobilisatie van alle betrokken actoren en de integratie van de aspecten van de gezondheid en veiligheid op het werk in alle communautaire beleidsmaatregelen. Er moet echter ook rekening worden gehouden met het specifieke karakter van de problemen in verband met de gezondheid en de veiligheid op het werk om te zorgen voor het behoud en de versterking van de gemeenschappelijke ervaringen, vaardigheden en referenties terzake.

De uitwerking en de uitvoering van de nieuwe strategie moeten zijn gebaseerd op enerzijds een grondige kennis van het toepassingsgebied en de problemen die daar rijzen, via een versterking van de waarneming, het toezicht, de verzameling en de verspreiding van gegevens, en anderzijds op een precieze vaststelling van de doelen en prioriteiten op grond van het specifieke karakter van de te behandelen situaties (grootte van de bedrijven, verschillende beroepssectoren en/of categorieën van werknemers). Voor een goede uitvoering van de strategie moet een tijdschema met een plan voor periodieke evaluaties van de voortgang van de projecten worden opgesteld.

Wat de te nemen wetgevende maatregelen betreft, moet een concrete evaluatie van de tenuitvoerlegging van de bestaande richtlijnen worden uitgevoerd, zonder dat daarbij de goedkeuring van nieuwe wetgevende maatregelen wordt verwaarloosd, rekening houdend met het feit dat de opstelling van een dergelijke toepassingsbalans een betere identificatie mogelijk zal maken van de beroepssectoren, de categorieën van werknemers of de risico's die niet voldoende worden beschermd.

Verder moet de versterking van een preventiecultuur een belangrijke plaats in de nieuwe strategie innemen. De uitvoering van op de werkplek gerichte preventiemaatregelen en technische beschermingsmaatregelen moet gepaard gaan met een echte bewustmakingsstrategie in verband met de risico's en de bevordering van de gezondheid via opleidings- en bewustmakingsacties op het gebied van de preventie, die zijn gericht op de werknemers, schoolgaande jongeren en personen die een beroepsopleiding volgen. In dit kader is het ook van belang dat de uitwisseling van ervaringen en het zoeken naar gemeenschappelijke criteria worden bevorderd.

In het kader van de uitbreiding onderstreept het Comité tenslotte de noodzaak van het inzetten van aanzienlijke middelen voor de kandidaat-lidstaten en de sociale partners om te zorgen voor de uitwisseling van ervaringen en om de organisatie van de preventie te verbeteren.

Het Comité heeft het ontwerp-advies op 29 november 2001 unaniem goedgekeurd.

2.2.6. Advies van het Comité (document n° 1947/2/01) betreffende het Witboek over de toekomstige strategie op het gebied van chemische stoffen

Tijdens de 62e plenaire vergadering van 15 mei 2001 heeft het Comité besloten tot opstelling van een advies over de mededeling van de Commissie 'Witboek - Strategie voor een toekomstig beleid voor chemische stoffen' [COM (2001) 88 definitief] en de werkgroep 'Vaststelling van blootstellingsniveaus' met de opstelling van dit advies belast.

De groep is op 25 juni, 11 september en 10 oktober 2001 bijeengekomen en heeft een ontwerp-advies opgesteld dat tijdens de 63e plenaire vergadering aan het Comité is voorgelegd.

Het Raadgevend Comité betreurt dat het niet vóór de publicatie van het Witboek is geraadpleegd, aangezien sommige aspecten die in deze mededeling worden behandeld van groot belang zijn of kunnen zijn voor de veiligheid en de gezondheid op het werk. Het verzoekt de Commissie bijgevolg het Comité te raadplegen waanneer zij overweegt in het Witboek wijzigingen aan te bengen die van invloed kunnen zijn op de gezondheid en veiligheid op het werk.

Het Comité vindt ook dat het een belangrijke rol moet spelen in het kader van de uitwerking van een nieuw beleid op het gebied van de chemische stoffen. Daarom dringt het erop aan dat DG EMPL wordt betrokken bij de werkzaamheden van de voorbereidende werkgroepen en de stuurgroep van de Commissie die met de opstelling van de nieuwe wetgeving is belast. In dit kader vraagt het de Commissie kennis te nemen van een reeks opmerkingen over het Witboek met betrekking tot het beleid inzake de gezondheid en veiligheid op het werk, waaronder met name de criteria voor de indeling van de chemische stoffen en de kwesties in verband met de informatie over deze producten ("Veiligheidsinformatiebladen").

Het Comité heeft het ontwerp-advies op 29 november 2001 unaniem goedgekeurd.

56.

2.2.7. Advies van het Comité (document nr. 1564/2/01) over het geweld op het werk


Ten aanzien van de toenemende omvang van de problemen in verband met het geweld op het werk heeft het Comité op 29 oktober 1997 een werkgroep 'Preventie van geweld op het werk' opgericht, belast met de verzameling van studies en goede praktijken over dit onderwerp met het oog op de opstelling van een ontwerp-advies.

De groep is in 2000 één keer en in 2001 twee keer, op 8 mei en 18 september, bijeengekomen en heeft een ontwerp-advies opgesteld dat tijdens de 63e plenaire vergadering aan het Comité is voorgelegd.

Het advies houdt rekening met alle vormen van geweld op het werk, zowel fysiek als psychisch, die worden beschouwd als risicofactoren die de werkgever moet evalueren en voorkomen of beperken door het nemen van specifieke maatregelen zoals voor alle andere risicofactoren overeenkomstig artikel 6 van kaderrichtlijn 89/391/EEG.

Na te hebben geconstateerd dat dit specifiek probleem van lidstaat tot lidstaat aanzienlijk verschilt, verzoekt het Comité de Commissie om op grond van een voornamelijk preventieve aanpak een leidraad op te stellen die uitgaat van de definitie van het verschijnsel in al zijn verschillende vormen en van de bepaling van de risicofactoren die de werkgever overeenkomstig de bepalingen van de kaderrichtlijn moet evalueren.

Dit initiatief moet ook gepaard gaan met opleidingsprogramma's en bewustmakingscampagnes om de betrokkenen meer bewust te maken van het probleem en de noodzaak van de preventie van het geweld op het werk.

Het zou bovendien wenselijk zijn als bij de vaststelling van indicatoren voor de kwaliteit van de arbeidstaak rekening zou worden gehouden met de psychische en psychosociale factoren van de werkomgeving.

Een gemeenschappelijke verklaring van de drie belangengroepen, die de groep 'Programmering' van het Comité opdraagt om de draagwijdte van de besproken kwesties en de te overwegen praktische maatregelen preciezer te definiëren, is opgenomen in bijlage I van het goedgekeurde advies. De groep 'werkgevers' heeft van haar kant het advies goedgekeurd onder voorbehoud van een reeks opmerkingen over de vorm en de inhoud van de tekst van het advies, die zijn opgenomen in bijlage II.

Het Comité heeft het ontwerp-advies op 29 november 2001 unaniem goedgekeurd.

57.

2.2.8. Tussentijds advies van het Comité (document nr. 2107/1/01) betreffende het verslag over het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk


Verordening (EG) nr. 2062/94 van de Raad van 18 juli 1994 tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1643/95 van de Raad van 29 juni 1995, bevat een herzieningsclausule die bepaalt dat de Raad, na raadpleging van het Europees Parlement, de verordening uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding daarvan (9 september 1994) op basis van een verslag van de Commissie, zo nodig vergezeld van een voorstel, onderwerpt aan een herziening die zich ook uitstrekt tot noodzakelijk gebleken nieuwe taken voor het Agentschap.

In deze context heeft het Comité op 6 mei 1999 besloten tot oprichting van de werkgroep 'Verslag over het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk', belast met de opstelling van een advies over het door de Europese Commissie op te stellen verslag, zo nodig vergezeld van een voorstel over de herziening van de verordening tot oprichting van het Europees Agentschap.

De groep is in 2000 één keer bijeengekomen op verzoek van de Commissie die met het oog op een grotere transparantie de groep heeft geraadpleegd over het bestek met betrekking tot de externe aanbesteding voor de evaluatie van het werk van het Agentschap. De groep is in 2001 twee keer bijeengeweest (21 juni en 26 september) nadat het Agentschap het door de contractant opgestelde verslag ter beschikking had gesteld. Aangezien de Commissie haar verslag en haar voorstel nog niet had opgesteld, is een tussentijdse fase overwogen en is een tussentijds ontwerp-advies tijdens de 63e plenaire vergadering aan het Comité voorgelegd.

Het Comité beveelt aan om het reglement van het Agentschap op drie punten te wijzigen: de doelstellingen en taken van het Agentschap, de rol van de actoren en de werking van het Agentschap.

Wat de doelstellingen en taken betreft, vraagt het Comité dat het Agentschap bij de verzameling, verwerking en verspreiding van informatie rekening houdt met de specifieke behoeften van de gebruikers. Het reglement van orde van het Agentschap moet zijn doelgroepen vaststellen

De rol en de functies van de verschillende actoren ten aanzien van de werkzaamheden van het Agentschap moeten nader worden gespecificeerd in het kader van de bepalingen van het reglement van orde van het Agentschap, zoals vastgesteld en regelmatig bijgewerkt door de raad van bestuur, met name wat betreft de verantwoordelijkheden van de knooppunten en de versterking van de rol van de raad van bestuur als strategische beleidsmaker.

Wat tenslotte de werking van het Agentschap betreft, moeten de taken en de werking van het bureau worden verduidelijkt en versterkt en de bevoegdheden van de raad van bestuur moeten worden uitgebreid wat de bepalingen met betrekking tot het contract van de directeur betreft. Het zou wenselijk zijn als ook werd gesproken over de stemprocedures in de raad van bestuur.

Het Comité heeft het ontwerp-advies op 29 november 2001 unaniem goedgekeurd.

58.

2.2.9. Advies van het Comité over het ontwerp-werkprogramma van het Agentschap van Bilbao voor 2002


Overeenkomstig artikel 10 van de verordening tot oprichting van het Agentschap keurt de raad van bestuur na raadpleging van de Commissie en het Raadgevend Comité het jaarlijks werkprogramma van het Agentschap goed op grond van een door de directeur opgesteld ontwerp.

De raad van bestuur van het Agentschap heeft zijn vergadering op 6 en 7 november 2001 gehouden. Het Comité heeft zijn plenaire vergadering in oktober niet kunnen houden omdat zijn werkgroepen hun werkzaamheden nog niet hadden voltooid.

Tijdens voornoemde vergadering heeft de raad van bestuur van het Agentschap het werkprogramma 2002 goedgekeurd onder voorbehoud van het door het Comité uit te brengen advies. Over dit programma, dat tijdens de 63e plenaire vergadering van 29 november 2001 aan het Comité is voorgelegd, hebben de drie belangengroepen opmerkingen geformuleerd. Hun respectieve standpunten kunnen als volgt worden samengevat:

De drie groepen dringen erop aan dat de door de verordening tot oprichting van het Agentschap vastgestelde procedure in acht wordt genomen om het Comité in staat te stellen het werkprogramma van het Agentschap te bespreken voordat het wordt goedgekeurd. De drie groepen keuren het programma van het Agentschap goed. De groep 'werknemers' verzoekt de Commissie en de lidstaten te zorgen voor een rechtsgrondslag voor een programma betreffende het MKB. Wat de Europese week betreft, onderstreept de groep de noodzaak van een algemene bezinning in het Agentschap.

59.

2.3. Operationele procedures


60.

2.3.1. Werkprogramma 2002


document 2480/01

Tijdens de vergadering van 29 november 2001 heeft het Comité zijn werkprogramma voor 2002 goedgekeurd, dat het vierjarenprogramma met één jaar verlengt.

61.

3. ACTIVITEITEN VAN DE GROEPEN/STRUCTUUR AAN HET EINDE VAN HET JAAR


62.

3.1. In 2001 actieve werkgroepen die hun werkzaamheden in 2002 voortzetten


63.

3.1.1. Programmering


De groep 'Programmering' heeft in 2001 vier vergaderingen gehouden voor de opstelling van de nieuwe mandaten en de organisatie en de follow-up van de werkzaamheden van de groepen.

64.

3.1.2. Normalisatie


De werkzaamheden van deze groep gaan onverminderd door. Het Comité heeft deze groep gemachtigd om de normalisatiemandaten te bestuderen naarmate zij aan de Commissie worden voorgelegd. De groep behandelt ook problemen van algemene aard die betrekking hebben op de gezondheid en veiligheid op het werk in het kader van de normalisatie.

In 2001 is de groep twee keer bijeengeweest en zij heeft 8 ontwerp-mandaten voor CEN/CENELEC/ETSI besproken. Een ontwerp-advies met betrekking tot 3 besproken ontwerp-mandaten (zie punt 2.2) is aan het Raadgevend Comité voorgelegd en is op 15 mei 2001 goedgekeurd.

3.1.3. Verslag over het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk:

De groep, die in mei 1999 is opgericht, is in 2001 twee keer bijeengekomen. Een ontwerp-advies met betrekking tot het verslag over het Agentschap van Bilbao (zie punt 2.2.8) is aan het Raadgevend Comité voorgelegd en is op 29 november 2001 goedgekeurd.

De groep zal haar werkzaamheden in 2002 voortzetten.

65.

3.1.4. Telewerken


Deze groep, die op 18 mei 2000 is opgericht, heeft tot taak een advies van het Raadgevend Comité op te stellen over een mogelijke communautaire actie betreffende gezondheids- en veiligheidsproblemen in verband met telewerken.

De groep is in 2001 niet bijeengeweest.

66.

3.1.5. Beroepsziekten


Deze groep, die op 18 mei 2000 is opgericht, heeft tot taak een advies van het Raadgevend Comité op te stellen over de voorstellen van de Commissie betreffende de bijwerking van de 'Europese lijst van beroepsziekten' (bijlage I bij Aanbeveling 90/326/EEG van de Commissie).

De groep is in 2001 niet bijeengeweest.

67.

3.1.6. ATEX


Deze groep, die op 19 december 2000 is opgericht, heeft tot taak de Commissie bij te staan bij de uitvoering van de werkzaamheden voor de opstelling van een gids voor goede praktijken om de werkgever is staat te stellen het document, genaamd 'Explosieveiligheidsdocument', overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 1999/92/EEG 'ATEX' op te stellen. Voor deze voorafgaande en voorbereidende werkzaamheden zal een aanbesteding worden gehouden. Te dien einde zal de groep aan het begin van de werkzaamheden en bij de presentatie van het tussentijds verslag en het eindverslag met de Commissie en de contractant samenkomen om verslag uit te brengen aan het Raadgevend Comité.

De groep is in 2001 niet bijeengeweest.

68.

3.2. Oprichting van werkgroepen in 2001


Het Comité heeft vier werkgroepen opgericht waarvan het het mandaat heeft goedgekeurd.

69.

3.2.1. Communautaire strategie 2002-2006 (document 0994/01)


Deze groep, die op 15 mei 2001 is opgericht, heeft tot taak een advies van het Raadgevend Comité op te stellen over de communautaire strategie inzake veiligheid en gezondheid op het werk voor de periode 2002-2006. Het Comité heeft deze taak aan de groep 'Programmering' opgedragen.

In 2001 is de groep twee keer bijeengekomen. Zij heeft een ontwerp-advies (zie punt 2.2.5) opgesteld dat -- als tussentijdse bijdrage van het Comité voor de opstelling door de Europese Commissie van de mededeling over de nieuwe strategie -- op 29 november 2001 is goedgekeurd.

De groep zal haar werkzaamheden in 2002 voortzetten.

3.2.2. Gezondheid en veiligheid in de ziekenhuissector (document n° 2103/1/01)

Het doel van deze groep, die op 29 november 2001 is opgericht, is het opstellen, op grond van een document van de Commissie waarin de voorgestelde communautaire acties worden aangegeven, van een advies van het Raadgevend Comité over mogelijke acties ter verbetering van de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de werknemers in de ziekenhuissector.

De groep is in 2001 niet bijeengeweest.

70.

3.2.3. Visserij (document nr. 2504/01)


Op 29 november 2001 heeft het Raadgevend Comité het mandaat van deze groep goedgekeurd, die belast wordt met het volgen van de werkzaamheden met betrekking tot de veiligheid en de gezondheid van de werknemers in de visserij bij de opstelling van een nieuw gemeenschappelijk visserijbeleid op Europees niveau.

Deze groep zal met name tot taak hebben een advies van het Comité op te stellen over de gezondheids-, veiligheids- en hygiëneaspecten in de visserij en de Commissie bij te staan bij de voorbereiding van het nieuwe gemeenschappelijke beleid op dit gebied.

De groep is in 2001 niet bijeengeweest.

71.

3.2.4. Chemische stoffen op het werk (document nr. 2502/1/01)


Op grond van de aanbeveling van de werkgroep 'Vaststelling van blootstellingsniveaus op het werk' (doc. 2105/01) heeft de groep 'Programmering' de oprichting van deze nieuwe groep voorgesteld, waarvan het mandaat door het Comité tijdens de 63e plenaire vergadering van 29 november 2001 is goedgekeurd. De groep heeft tot taak:

het mandaat van de ad-hocgroep ' Vaststelling van blootstellingsniveaus op de werkplek' overnemen,

het mandaat van de ad-hocgroep 'Richtsnoeren voor chemische agentia' overnemen,

zorgen voor de follow-up van de acties die voortvloeien uit de mededeling van de Commissie 'Witboek - Strategie voor het toekomstig beleid op het gebied van chemische stoffen' [COM (2001) 88 def.],

overwegen van de toekomstige acties in verband met de problemen rond organische oplosmiddelen (doc. 1941/01 - EU-conferentie over organische oplosmiddelen en organisch psychosyndroom, Delft, Nederland, 10 december 1999).

De groep is in 2001 niet bijeengeweest.

72.

3.3. Ontbinding van werkgroepen


Het Comité heeft besloten om vijf werkgroepen te ontbinden waarvan de werkzaamheden waren voltooid.

73.

3.3.1. Multidisciplinaire beschermings- en preventiediensten/medische bewaking van de werknemers


Deze groep, die in november 1996 is opgericht, is in 1999 en 2000 verscheidene keren bijeengekomen. Tijdens de laatste vergadering op 20 februari 2001 heeft een klein redactieteam een ontwerp-advies afgerond, dat het Comité tijdens zijn 62e plenaire vergadering heeft goedgekeurd. De groep is op 15 mei 2001 formeel ontbonden.

74.

3.3.2. Spier- en skeletaandoeningen


Deze groep, die op 6 mei 1999 is opgericht, heeft haar laatste vergadering gehouden op 13 maart 2001 tijdens welke een ontwerp-advies is opgesteld. Na goedkeuring van dit advies door het Comité is de groep op 15 mei 2001 ontbonden.

75.

3.3.3. Vaststelling van blootstellingsniveaus


Deze groep, die op 27 oktober 1999 is opgericht, is in 2001 vier keer bijeengekomen en heeft aan het Raadgevend Comité twee ontwerp-adviezen voorgelegd, die op 15 mei respectievelijk op 29 november 2002 zijn goedgekeurd (zie de punten 2.2.3 et 2.2.6).

In het kader van de evaluatie van de taken die zijn opgedragen aan de werkgroepen die actief zijn op het gebied van het communautaire beleid betreffende chemische stoffen -- te weten de groepen 'Vaststelling van blootstellingsniveaus' en 'Richtsnoeren voor chemische agentia' -- heeft het Raadgevend Comité tijdens zijn 63e plenaire vergadering van 29 november 2001 besloten een nieuwe groep 'Chemische stoffen op het werk' op te richten, die tot taak heeft om onder meer de mandaten van de twee bestaande groepen op dit gebied over te nemen. Na de goedkeuring van het nieuwe mandaat (zie punt 3.2.4) is de groep 'Vaststelling van blootstellingsniveaus' op 29 november 2001 formeel ontbonden.

76.

3.3.4. Richtsnoeren betreffende chemische agentia


Deze groep, die op 6 mei 1999 is opgericht, was belast met de opstelling ten behoeve van het Raadgevend Comité van een advies betreffende een oriëntatiedocument over de kwesties als bedoeld in de artikelen 3, 4, 5 en 6 en bijlage II, punt 1, van Richtlijn 98/24/EG van de Raad van 7 april 1998 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico's van chemische agentia op het werk. De groep is in 2001 niet bijeengeweest.

Ingevolge de overname van zijn mandaat in het kader van de taken van de nieuwe werkgroep 'Chemische stoffen op het werk' is de groep op 29 november 2001 formeel ontbonden.

77.

3.3.5. Preventie van geweld op het werk


Deze groep, die op 29 oktober 1997 is opgericht, is in 2001 twee keer bijeengekomen. Een ontwerp-advies is tijdens de 63e plenaire vergadering aan het Comité voorgelegd. Na goedkeuring van dit advies is de groep op 29 november 2001 ontbonden.

78.

4. SAMENWERKING MET ANDERE ORGANEN


79.

4.1. Permanent orgaan


De voornaamste taak van het Permanent Orgaan voor de veiligheid en de gezondheidsvoorwaarden in de steenkolenmijnen en andere winningsindustrieën bestaat erin de ontwikkeling van de veiligheid en de gezondheid in de winningsindustrieën te volgen, aan de regeringen van de lidstaten praktische voorstellen voor de verbetering van de werkplek te doen en de uitwisseling van nuttige informatie te bevorderen.

Sinds 1994 nemen vertegenwoordigers van het Permanent Orgaan als waarnemer deel aan de vergaderingen van het Comité. Vertegenwoordigers van het Comité worden ook uitgenodigd voor de plenaire vergaderingen van het Permanent Orgaan, en wel naar rata van twee waarnemers per belangengroep. Dit procédé garandeert een betere verspreiding van de informatie tussen beide organen. Uit de tot nu toe opgedane ervaring blijkt dat beide organen gemeenschappelijke punten van belang hebben maar de indruk neemt toe dat het om twee verschillende instanties gaat. Het Permanent Orgaan is in hoofdzaak een technisch orgaan dat zich bezighoudt met de specifieke veiligheidsproblemen in de winningsindustrieën. De concrete technische aspecten vormen het belangrijkste element van zijn werkzaamheden, terwijl het Raadgevend Comité ook bevoegd is om van gedachten te wisselen over fundamentele kwesties in verband met de veiligheid en de bescherming van de gezondheid op het werk.

80.

4.2. Comité van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie


Het Comité van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie, door de Commissie opgericht bij Besluit 95/319/EG van 12 juli 1995, is samengesteld uit twee leden die de diensten voor arbeidsinspectie van elke lidstaat vertegenwoordigen en wordt door een vertegenwoordiger van de Commissie voorgezeten.

Het Comité legt aan de Commissie een jaarverslag over zijn werkzaamheden voor, met name over alle problemen die verband houden met de toepassing of het toezicht op de toepassing van het afgeleid Gemeenschapsrecht op het gebied van de gezondheid en de veiligheid op het werk. De Commissie zendt dit verslag toe aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats.

81.

4.3. Wetenschappelijk comité inzake grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan chemische agentia


Dit wetenschappelijk comité, opgericht op verzoek van de Raad bij Besluit 95/320/EG van de Commissie van 12 juli 1995, is belast met de bestudering van de effecten van chemische agentia op de gezondheid van de werknemers op het werk. Zijn werkzaamheden worden door het Raadgevend Comité gevolgd, met name door de werkgroep 'Vaststelling van blootstellingsniveaus' in de context van de voorbereiding van zijn adviezen over de ontwerp-voorstellen voor richtlijnen van de Commissie tot vaststelling van grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling uit hoofde van Richtlijn 98/24/EG van de Raad.

82.

4.4. Sociale partners


Een vertegenwoordiger van het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV) en een lid van de Unie van Industriefederaties van de Europese Gemeenschap (UNICE) worden voor de vergaderingen van het Comité uitgenodigd.

83.

4.5. Technisch vakbondsbureau


Het technisch vakbondsbureau voor de veiligheid en de gezondheid (BTS) is in 1989 door het EVV opgericht om de afwikkeling van de technische werkzaamheden van de normalisatieorganisaties op de voet te kunnen volgen. Opgericht met steun van het Europees Parlement dat daarvoor in 1989 een speciale begrotingslijn heeft gecreëerd, heeft het BTS in hetzelfde jaar een meerjarenovereenkomst met de Commissie ondertekend. Het voert studies uit en verstrekt informatie in nauwe samenhang met de Europese harmonisatie- en normalisatiewerkzaamheden op het gebied van de veiligheid en de gezondheid op het werk en in samenwerking met de werkgroep 'Normalisatie' van het Comité. Een vertegenwoordiger van het BTS wordt voor de vergaderingen van het Comité uitgenodigd.

84.

4.6. Internationaal Arbeidsbureau (IAB)


Een vertegenwoordiger van het IAB wordt voor de vergaderingen van het Comité uitgenodigd.

85.

4.7. Europese Stichting


Een vertegenwoordiger van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden wordt uitgenodigd voor de vergaderingen van het Comité, tijdens welke hij onder meer het werkprogramma van de Stichting presenteert.

86.

4.8. Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk


Ingevolge het besluit tot oprichting van het Agentschap moeten aan het Comité het werkprogramma en de jaarverslagen worden voorgelegd.

87.

BIJLAGE A


BESLUIT VAN DE RAAD

JURIDISCHE GRONDSLAGEN

(Uittreksel)

Besluit van de Raad van 27 juni 1974 betreffende de oprichting van een Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats (uittreksels) :

De Raad van de Europese Gemeenschappen (...) overwegende dat een permanente instantie moet worden ingesteld, die tot taak heeft de Commissie bij te staan bij de voorbereiding en de tenuitvoerlegging van activiteiten op het terrein van de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats, alsook de samenwerking te bevorderen tussen de nationale overheidsinstanties en de vakorganisaties van werknemers en werkgevers ...

88.

BESLUIT


Artikel 1

Opgericht wordt een Raadgevend Comité voor de veiligheid , de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats , hierna te noemen het ' Comité '.

Artikel 2: Het Comité heeft tot taak de Commissie bij te staan bij de voorbereiding en de tenuitvoerlegging van de activiteiten op het terrein van de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats

Artikel 3

1. Het Comité stelt jaarlijks een verslag van zijn werkzaamheden op;

2. De Commissie zendt dit verslag toe aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Raadgevend Comité van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal".

89.

Artikel 4


1. Het Comité bestaat uit (.) gewone leden, en wel voor ieder der lidstaten: twee vertegenwoordigers van de Regering, twee vertegenwoordigers van de organisaties van werknemers en twee vertegenwoordigers van de organisaties van werkgevers.

90.

2. Voor elk der gewone leden van het Comité wordt een plaatsvervangend lid benoemd. (....)


3. De gewone leden en de plaatsvervangende leden van het Comité worden benoemd door de Raad, die ernaar streeft om bij de benoeming van de vertegenwoordigers van de organisaties van werknemers en van werkgevers een billijke vertegenwoordiging van de verschillende economische sectoren in het Comité tot stand te brengen.

4. De lijst van gewone leden en plaatsvervangende leden wordt door de Raad ter informatie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt.

91.

Artikel 5


1. Het mandaat van de gewone leden en de plaatsvervangende leden duurt drie jaar. Dit mandaat kan worden hernieuwd.

92.

Artikel 6


1. Het Comité wordt voorgezeten door een lid van de Commissie of indien deze verhinderd is en bij wijze van uitzondering, door een door hem aan te wijzen ambtenaar van de Commissie. De voorzitter neemt niet aan de stemmingen deel.

2. Het Comité komt op uitnodiging van zijn voorzitter bijeen, hetzij op diens initiatief of op verzoek van ten minste een derde van zijn leden.

4. Het Comité kan werkgroepen oprichten, voorgezeten door een lid van het comité. Zij leggen de resultaten van hun werkzaamheden voor in de vorm van verslagen op een vergadering van het Comité.

5. De vertegenwoordigers van de betrokken diensten van de Commissie nemen deel aan de vergaderingen van het comité en van de werkgroepen. De diensten van de Commissie voeren het secretariaat van het Comité en van de werkgroepen.

93.

Artikel 7


1. Uitspraken van het comité zijn slechts geldig wanneer twee derde van het aantal leden aanwezig is.

94.

Artikel 8


Het Comité stelt zijn reglement van orde vast dat van kracht wordt, na op advies van de Commissie aan de Raad te zijn goedgekeurd.

95.

BIJLAGE B


SAMENSTELLING VAN HET COMITÉ in 2001

I. REGERINGSVERTEGENWOORDIGERS

a) Gewone leden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


96.

b) Plaatsvervangende leden


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

97.

II. VERTEGENWOORDIGERS VAN DE ORGANISATIES VAN DE WERKNEMERS


a) Gewone leden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


98.

b) Plaatsvervangende leden


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


99.

III. VERTEGENWOORDIGERS VAN DE ORGANISATIES VAN DE WERKGEVERS


a) Gewone leden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


100.

b) Plaatsvervangende leden


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


101.

BIJLAGE C


WERKGROEPEN 2001

PROGRAMMERING

Voorzitter : de heer Felipe MANZANO (Wg)

Vice-voorzitter: de heer Marc HESELMANS (R)

Rapporteur : de heer Maurice SEDES (Wn)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

102.

Bevoegde ambtenaar : De heer A. CAMMAROTA- Tel. 34515


VASTSTELLING BLOOTSTELLINGSNIVEAUS

Voorzitter : de heer Marcel WILDERS (Wn)

Vice-voorzitter: Mevr. Carole SULLIVAN (R)

Rapporteur : de heer Jos BORMANS (Wg)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

103.

Bevoegde ambtenaar: de heer A. ANGELIDIS - Tel. 33747 - en Dr ARESINI - Tel. 32260


NORMALISATIE

Voorzitter : de heer Paul WEBER (R)

Vice-voorzitter: de heer Tom MELLISH (Wn)

Rapporteur : de heer Franco GIUSTI (Wg)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

104.

Andere deskundigen


De heer B.J. MERTENS / CENELEC

De heer André PLISSART, CEN

Bevoegde ambtenaar : De heer A. LOMMEL- Tel. 33871

GEWELD OP HET WERK

Voorzitter : Mevr. Raili PERIMÄKI (Wn)

Vice-voorzitter: Mevr. Natascha WALTKE (Wg)

Rapporteur : Mevr. Giovanna ROCCA-ERCOLI (R)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

105.

Bevoegde ambtenaar: dr. F.J. Alvarez HIDALGO - Tel. 34547


VERSLAG OVER HET EUROPEES AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID EN DE GEZONDHEID OP HET WERK

Voorzitter : de heer Marc BOISNEL (R)

Vice-voorzitter: de heer Tony BRISCOE (Wg)

Rapporteur : de heer Jan Toft RASMUSSEN (Wn)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

106.

Bevoegde ambtenaar : De heer A. LOMMEL- Tel. 33871


RICHTSNOEREN BETREFFENDE CHEMISCHE AGENTIA

Voorzitter : de heer Sven BERGSTRÖM (Wn)

Vice-voorzitter: de heer Bent Horn ANDERSEN (R)

Rapporteur : de heer Patrick LEVY (Wg)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

107.

Bevoegde ambtenaar : De heer A. ANGELIDIS- Tel. 33747


Telewerken

Voorzitter : de heer Alexander HEIDER (Wn)

Vice-voorzitter: de heer Alvaro DURAO (R)

Rapporteur : de heer J.J.H. KONING (Wg)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bevoegde ambtenaar:

108.

BEROEPSZIEKTEN


Voorzitter : de heer Eric JANNERFELDT (Wg)

Vice-voorzitter: Mevr. Maud VALAT-TADDEI (R)

Rapporteur : de heer Owen TUDOR / UK (Wn)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

109.

Bevoegde ambtenaar: dr. F.J. Alvarez HIDALGO - Tel. 34547


ATEX

Voorzitter : de heer Mario ALVINO (R)

Vice-voorzitter: de heer Torben JEPSEN (Wg)

Rapporteur : de heer Maurice SEDES (Wn)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

110.

Bevoegde ambtenaar : de heer A. FUENTE MARTIN - Tel. 32739


MULTIDISCIPLINAIRE DIENSTEN EN MEDISCHE BEWAKING

REDACTIETEAM

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

111.

Bevoegde ambtenaren: Dr. F. ALVAREZ HIDALGO- Tel. 34547 en Dr G. ARESINI - Tel 32260


Spier-en skeletaandoeningen

Voorzitter : de heer Patrick LEVY (Wg)

Vice-voorzitter: Mevr. Fiona MURIE (Wn)

Rapporteur : de heer Malcolm DARVILL (R)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

112.

Bevoegde ambtenaren: Dr. ALVAREZ HIDALGO- Tel. 34547 en Dr G. ARESINI - Tel 32260


BIJLAGE D

VERGADERROOSTER 2001

>RUIMTE VOOR DE TABEL>