Toelichting bij SEC(2003)886 - Voorontwerp van gewijzigde begroting nr. 5 bij de begroting voor 2003 - Staat van ontvangsten en uitgaven per afdeling - Afdeling III - Commissie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

SAMENVATTENDE TABEL PER RUBRIEK VAN DE FINANCIËLE VOORUITZICHTEN

1.

STAAT VAN ONTVANGSTEN EN UITGAVEN PER AFDELING



TOELICHTING

In januari 2003 dienden de nationale autoriteiten van Spanje en Italië bij de Commissie verzoeken in om middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) i vrij te maken naar aanleiding van drie rampen, namelijk het zinken van de olietanker Prestige, een aardbeving in de regio's Molise en Apulië en de uitbarsting van de Etna.

De Commissie heeft een grondig onderzoek van de aanvragen uitgevoerd in overeenstemming met de SFEU-verordening en in het bijzonder met artikelen 2, 3 en 4. Het bleek dat geen van de drie rampen als 'grote ramp' in de zin van de SFEU-verordening kan worden beschouwd, omdat de geraamde schade in geen geval de drempel van 3 miljard euro bereikt (voor beide landen is 0,6% van het BNI meer dan 3 miljard euro, zodat het laagste cijfer geldt). Daarom werd nagegaan of de aanvragen vallen onder de bepalingen van artikel 2, lid 2, laatste alinea, van de SFEU-verordening, waarin de voorwaarden zijn opgesomd waaronder in uitzonderlijke gevallen toch steun uit het fonds kan worden verleend.

De evaluaties kunnen als volgt beknopt worden samengevat:

2.

Olievlek van de Prestige


Op 13 januari 2003 dienden de Spaanse autoriteiten bij de Commissie een aanvraag in om middelen van het SFEU vrij te maken voor een bijdrage in de financiering van noodmaatregelen na de ramp ten gevolge van het zinken van de olietanker Prestige. De in deze aanvraag vervatte informatie werd aangevuld met bijkomende gegevens, die de diensten van de Commissie op 11 maart hebben gevraagd en op 13 mei 2003 ontvangen. Op 13 juni hebben de Spaanse autoriteiten nog een dossier ingediend. De volgende punten zijn van belang:

1. De oorspronkelijke aanvraag werd ingediend binnen de termijn van 10 weken na de vaststelling van de eerste schade op 19 november 2002.

2. De ramp heeft geen natuurlijke oorzaak en valt derhalve buiten het belangrijkste toepassingsgebied van het SFEU. De Spaanse autoriteiten hebben evenwel aangetoond dat de specifieke omstandigheden, in het bijzonder de omvang en de aard van de veroorzaakte schade, de onzekerheid over wanneer een oplossing kan worden gevonden voor de bron van de voortdurende vervuiling, en de negatieve effecten op lange termijn voor de getroffen regio, een beroep op het SFEU lijken te rechtvaardigen.

3. Er wordt gesteld dat de rechtstreekse schade 594 miljoen euro beloopt. Dit cijfer moet worden gecorrigeerd, want het bevat onrechtstreekse schade/economische verliezen (140 miljoen euro betalingen van compensaties aan viskwekerijen), kosten voor publiciteit tot promotie van het toerisme (24,5 miljoen euro) en leningsubsidies (13,6 miljoen euro), die niet kunnen worden beschouwd als schade. Anderzijds zouden de geraamde kosten ten bedrage van 70 miljoen euro voor een permanente oplossing om het wrak te neutraliseren, bij de rechtstreekse schade moeten worden gevoegd. Tevens moet rekening worden gehouden met het feit dat een deel van de rechtstreekse schade zal worden gedekt door betalingen van het Internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie IOPCF (zie punt 9 hieronder). De diensten van de Commissie zijn derhalve van oordeel dat de rechtstreekse schade moet worden geraamd op 436 miljoen euro.

4. De lekkende olie veroorzaakt grote schade aan het milieu (moeilijk in financiële termen te kwantificeren) en vervuilt - in mindere of meerdere mate - de hele kustlijn van de vier noordelijke autonome regio's van Spanje (Galicië, Asturië, Cantabrië en Baskenland), met inbegrip van enkele eilanden voor de Atlantische kust en de mondingen van de Spaanse rivieren die naar de Atlantische oceaan stromen. Een bijzondere omstandigheid van de ramp met de Prestige is de onzekerheid over wanneer de vervuiling werkelijk zal ophouden, zolang geen permanente oplossing voor de neutralisering van het wrak is gevonden.

5. Als moet worden nagegaan of de ramp met de Prestige alle in de verordening opgesomde criteria voor een 'buitengewone ramp' in een regio vervult, is er een objectief probleem. Daar de vervuiling vooral de zee en de stranden heeft getroffen, lijkt het moeilijk om, zoals vereist overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de verordening, een aanvaardbare omschrijving te geven van de getroffen regio en te controleren of 'het grootste deel van de bevolking' in die regio is getroffen.

6. Anderzijds zijn ernstige en langdurige gevolgen voor de levensomstandigheden en de macro-economische stabiliteit van de regio vastgesteld voor de kuststreek, waar een groot deel van de bevolking van de 4 autonome regio's geconcentreerd is. Twee gewichtige factoren gaan samen: de ernstige en langdurige invloed op het milieu en de economische gevolgen van het incident, in het bijzonder bij de twee belangrijkste economische sectoren van de vier autonome regio's, met name viskwekerijen, inclusief de verwante industrieën (aquacultuur, verzameling en verwerking van schelpdieren), en toerisme. De negatieve gevolgen voor de viskweek treffen een zeer groot deel van de bevolking, vooral in de talrijke kleine gemeenten vlakbij de kust, maar het toerisme lijdt schade in de vier regio's als geheel - niet het minst door imagoverlies - en dit treft niet enkel wie rechtstreeks in de sector werkt (hotels, campings, plattelandstoerisme), maar ook vele verwante sectoren (zoals bars, restaurants, discotheken enz.). De gevolgen van de ramp treffen de economie als geheel, maar ook de levensomstandigheden van talrijke mensen.

De Spaanse autoriteiten schatten dat meer dan 330 000 mensen (inclusief gezinsleden) afhankelijk zijn van de viskweek en verwante sectoren en derhalve rechtstreeks worden getroffen door verlies van werk of inkomen ingevolge de ramp. In de toeristische sector gaat het om meer dan 550 000 mensen. De Spaanse autoriteiten verwachten dat in totaal meer dan 885 000 mensen zullen worden getroffen door de ramp en dat de economische verliezen in beide sectoren samen meer dan 1,2 miljard euro zullen belopen in de volgende twee jaar.

Op te merken valt dat de kustgemeenten van de vier autonome regio's bijna 2,8 miljoen inwoners hebben. De talrijke kleine steden en dorpen buiten de zes grotere steden La Coruña, Vigo, Avilés, Gijón, Santander en San Sebastian tellen 1,5 miljoen inwoners, die in zeer grote mate afhankelijk zijn van de twee vermelde sectoren.

7. De getroffen streek kan niet worden beschouwd als 'afgelegen of geïsoleerd'. De Spaanse autoriteiten hebben evenwel aangetoond dat de specifieke gevolgen en onzekerheden van de ramp met de Prestige voor de getroffen streek van die aard zijn dat het gebruik van het SFEU verantwoord lijkt.

8. De kosten voor noodacties inzake eerste levensbehoeften, die overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de SFEU-verordening in aanmerking kunnen worden genomen, zijn geschat op 416 miljoen euro. Dit bedrag heeft bijna uitsluitend betrekking op de kosten van de schoonmaakactiviteiten en het verwijderen van olie op de stranden en in zee, alsmede op de behandeling van de olievlek.

9. Er is vastgesteld dat vanuit andere communautaire financieringsbronnen in het kader van bestaande instrumenten, in het bijzonder de Structuurfondsen en het Cohesiefonds, een bijdrage wordt gegeven tot compensatie van de totale schade. Verwacht wordt dat deze steun ongeveer 400 miljoen euro zal bedragen: tot 170 miljoen euro van het EFRO, inclusief een bedrag van het initiatief Interreg dat werd bestemd voor een permanente oplossing voor de neutralisering van het wrak, 10,1 miljoen euro van het ESF, 91,1 miljoen euro van het Cohesiefonds, tot 140 miljoen euro van het FIOV en 30 miljoen euro compensatie aan vissers en aquacultuurbedrijven, afkomstig van begrotingsartikel B2-200 (omschakeling van vaartuigen en vissers die afhankelijk waren van de vroegere visserijovereenkomst met Marokko).

10. Verwacht wordt dat het Internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie IOPCF 150 miljoen euro zal dekken. De in aanmerking komende schade waaraan in punt 7 hierboven wordt gerefereerd, zal wellicht voor 50 tot 64 miljoen euro worden gedekt door deze compensatiebetalingen. Op te merken valt dat compensatie door het IOPCF momenteel uitermate beperkt is. Een vervijfvoudiging van de momenteel beschikbare compensatie tot ongeveer 910 miljoen euro zal in 2004 van kracht worden, maar niet van toepassing zijn op aanspraken ingevolge eerdere rampen.

Om de hierboven vermelde redenen is de Commissie tot de conclusie gekomen dat in dit specifiek geval de verordening moet worden toegepast, gelet op de uitzonderlijke aard en omstandigheden van de ramp en de duidelijk aangetoonde negatieve gevolgen; het is dus verantwoord middelen van het Solidariteitsfonds vrij te maken.

3.

De aardbeving in Molise en Apulië


Op 13 januari 2003 werd bij de Commissie een aanvraag ingediend tot gebruik van het SFEU om bij te dragen in de financiering van noodmaatregelen na een reeks aardbevingen die delen van de regio's Molise en Apulië hebben getroffen. De in deze aanvraag vervatte informatie werd aangevuld met bijkomende gegevens, die de diensten van de Commissie op 11 maart hebben gevraagd en op 2 mei 2003 ontvangen. Tijdens een vergadering op 19 juni 2003 werden de laatste verduidelijkingen gegeven. De volgende punten zijn van belang:

1. De ramp begon op 31 oktober 2002. De aanvraag werd ingediend binnen de termijn van 2 maanden na de inwerkingtreding van de SFEU-verordening en derhalve binnen de periode waarin overeenkomstig artikel 13 van de verordening om hulpverlening kan worden verzocht voor eerdere rampen.

2. De ramp heeft een natuurlijke oorzaak en valt derhalve binnen het belangrijkste toepassingsgebied van het SFEU.

3. De rechtstreekse schade wordt geraamd op 1 558 miljoen euro.

4. Het door de ramp getroffen gebied is duidelijk bepaald als 65 gemeenten in de provincie Campobasso/Molise en 14 gemeenten in de provincie Foggia/Apulië. De hierboven vermelde schade heeft uitsluitend betrekking op het grondgebied dat is gedefinieerd als het getroffen gebied.

Het zo bepaalde getroffen gebied telt 243 000 inwoners, waarvan de grote meerderheid rechtstreeks getroffen is.

5. Hoewel het in het algemeen niet verantwoord lijkt het SFEU te gebruiken voor regionale rampen die niet aanzienlijk grote geografische gebieden of bevolkingsaantallen treffen, moet ieder geval afzonderlijk worden beoordeeld, waarbij ook rekening moet worden gehouden met de relatieve omvang van de schade en de ernst van de gevolgen. In dit geval rechtvaardigt het hoge bedrag aan rechtstreeks schade en het vrij geïsoleerde karakter van de streek de conclusie dat een significant niveau is bereikt.

6. Ernstige en langdurige gevolgen voor de levensomstandigheden en de macro-economische stabiliteit van de regio zijn aangetoond: uit een studie blijkt dat de schade aan talrijke openbare en particuliere gebouwen, waaronder boerderijen en infrastructuur de regio in grote mate ontwricht heeft, waardoor productie en handel zijn stilgevallen en aan de economie van de regio ernstige en permanente schade is toegebracht. Meer dan 20% van de gebouwen werd onbewoonbaar verklaard en bijna 12 000 mensen werden ondergebracht in voorlopige woningen.

7. Zoals hierboven vermeld in punt 5, is de getroffen streek weliswaar niet 'afgelegen', maar toch vrij geïsoleerd. De Italiaanse autoriteiten hebben aangetoond dat de gevolgen van de aardbeving voor het getroffen gebied, dat voordien al werd beschouwd als bijzonder zwak en sociaal gefragmenteerd, zo ernstig waren dat het gebruik van het SFEU verantwoord lijkt.

8. De kosten voor noodacties inzake eerste levensbehoeften, die overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de SFEU-verordening in aanmerking kunnen worden genomen, zijn geschat op 248 miljoen euro, verdeeld over verscheidene soorten acties. De Italiaanse autoriteiten hebben bevestigd dat deze kosten enkel betrekking hebben op het getroffen gebied.

9. Er is in het algemeen financiering beschikbaar van het programma van de Structuurfondsen waaronder het getroffen gebied valt, in het bijzonder om de economische activiteit nieuw leven in te blazen en de schade aan openbare infrastructuur te herstellen. Er is hiervoor evenwel nog geen specifiek bedrag uitgetrokken.

10. De in aanmerking komende schade waaraan wordt gerefereerd in punt 8, wordt niet door een verzekering gedekt.

Om de hierboven vermelde redenen heeft de Commissie beslist de aanvraag van Italië goed te keuren.

4.

Uitbarsting van de Etna


Op 13 januari 2003 werd bij de Commissie een aanvraag ingediend tot gebruik van het SFEU om bij te dragen in de financiering van noodmaatregelen naar aanleiding van de ramp ten gevolge van de uitbarsting van de Etna en de aardbevingen en maandenlange asregen nadien. De in deze aanvraag vervatte informatie werd aangevuld met bijkomende gegevens, die de diensten van de Commissie op 11 maart hebben gevraagd en op 7 mei 2003 ontvangen. Tijdens een vergadering op 19 juni 2003 werden de laatste verduidelijkingen gegeven. De volgende punten zijn van belang:

1. De ramp begon op 26 oktober 2002. De aanvraag werd ingediend binnen de termijn van 2 maanden na de inwerkingtreding van de SFEU-verordening en derhalve binnen de periode waarin overeenkomstig artikel 13 van de verordening om hulpverlening kan worden verzocht voor eerdere rampen.

2. De ramp heeft een natuurlijke oorzaak en valt derhalve binnen het belangrijkste toepassingsgebied van het SFEU.

3. Er wordt gesteld dat de rechtstreekse schade 962 miljoen euro beloopt. Dit cijfer moet worden gecorrigeerd, want het bevat onrechtstreekse schade ("verlies aan economische activiteit" ten belope van 113 miljoen euro). De diensten van de Commissie zijn derhalve van oordeel dat de totale rechtstreekse schade moet worden geraamd op 849 miljoen euro.

4. De door de ramp getroffen regio is gedefinieerd als de provincie Catania. De hierboven vermelde schade heeft uitsluitend betrekking op het grondgebied dat is gedefinieerd als het getroffen gebied.

5. Het zo bepaalde getroffen gebied telt 1 069 000 inwoners, waarvan er 920 000 (86%), d.i. de grote meerderheid, rechtstreeks getroffen zijn. Hun schade is het gevolg van verscheidene factoren: de blootstelling van de bevolking van 45 van de 55 gemeenten in Catania aan toxische neerslag van vulkaanas vormt een groot risico voor de volksgezondheid; door aardschokken en lava werd in 14 gemeenten, waar 160 000 mensen zijn getroffen en meer dan 3000 woningen en een aantal openbare gebouwen onveilig zijn geworden, schade aan particulier bezit en openbare gebouwen en infrastructuur veroorzaakt ten bedrage van naar schatting 590 miljoen euro.

6. Ernstige en langdurige gevolgen voor de levensomstandigheden en de macro-economische stabiliteit van de regio zijn het gevolg van (i) het voortduren van vulkanische en seismische activiteit gedurende verscheidene maanden en (ii) de omvang van de werkzaamheden die zijn vereist om de schade te herstellen - naar verwachting meer dan twee jaar - en de gevolgen van de blootstelling aan de as op de gezondheid te beoordelen. Na de provincie Palermo levert Catania de grootste bijdrage tot de Siciliaanse economie (21%). De verwachte economische schade van 3 miljard euro zal derhalve ook uitdijen naar de gehele Siciliaanse economie. In de landbouw, de belangrijkste economische sector van de provincie Catania met meer dan 30 000 werknemers, worden de verliezen geraamd op 50% van het huidige seizoen. De algemene vertraging van de economie ligt rond 35% en het aantal reservaties van toeristen, die van levensbelang zijn voor de economie van het eiland, is gedaald met bijna 80%. De sluiting van of de sterk verminderde activiteit op de luchthaven van Catania, die met een verzorgingsgebied van 3 miljoen mensen en meer dan 4 miljoen passagiers per jaar het knooppunt is van het vervoer van personen en goederen voor heel Oost-Sicilië, wordt bijzonder schadelijk geacht.

7. De provincie Catania maakt deel uit van het eiland Sicilië, waar de levensomstandigheden en de economie worden gekenmerkt door de afgelegen geografische ligging, de beperkte bereikbaarheid en de gedeeltelijke isolatie van de centra van de Italiaanse economie, evenals door de onderlinge afhankelijkheid van de aangrenzende provincies en het vasteland; deze factoren maken de Siciliaanse economie bijzonder kwetsbaar.

8. De kosten voor noodacties inzake eerste levensbehoeften, die overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de SFEU-verordening in aanmerking kunnen worden genomen, zijn geschat op 204 miljoen euro, verdeeld over verscheidene soorten acties. De Italiaanse autoriteiten hebben bevestigd dat deze kosten enkel betrekking hebben op het getroffen gebied.

9. Er is in het algemeen financiering beschikbaar van het programma van de Structuurfondsen waaronder het getroffen gebied valt, in het bijzonder om de economische activiteit nieuw leven in te blazen en de schade aan openbare infrastructuur te herstellen. Er is hiervoor evenwel nog geen specifiek bedrag uitgetrokken.

10. De in aanmerking komende schade waaraan wordt gerefereerd in punt 4, wordt niet door een verzekering gedekt, daar er in het algemeen geen verzekering tegen schade ingevolge vulkanische activiteit op de markt is.

Om de hierboven vermelde redenen wordt voorgesteld de aanvraag van Italië goed te keuren en middelen van het SFEU vrij te maken.

Financiering



Het totale beschikbare jaarbudget voor uitzonderlijke regionale rampen bedraagt 75 miljoen euro (zie artikel 4, lid 2, van de SFEU-verordening). Dit betekent dat maximaal 56,25 miljoen euro vóór 1 oktober kan worden verleend. Bij het bepalen van de toewijzingen voor uitzonderlijke regionale rampen wordt het tarief van 2,5% van de totale rechtstreekse schade toegepast. Met het oog op een gelijke behandeling van de aanvragen, wordt voorgesteld dit tarief toe te passen en dan de subsidies proportioneel te verminderen tot de grens die in de verordening is vastgesteld voor toewijzingen tot 1 oktober.

De voorgestelde bedragen aan SFEU-steun zijn als volgt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bij toepassing van deze compensatiebedragen zal 25% van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie beschikbaar blijven voor toewijzing gedurende het laatste kwartaal van het jaar.

De nodige betalingskredieten zullen beschikbaar worden gesteld door middel van een overdracht van kredieten van andere begrotingsonderdelen, die de Commissie te gepasten tijde zal voorleggen aan de Begrotingsautoriteit.


S


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


5.

AMENVATTENDE TABEL PER RUBRIEK VAN DE FINANCIËLE VOORUITZICHTEN


STAAT VAN ONTVANGSTEN EN UITGAVEN PER AFDELING

Afdeling III - Commissie

DEEL B

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


6.

ONDERAFDELING B2 - STRUCTURELE ACTIES, STRUCTURELE EN COHESIE-UITGAVEN, OVERIGE LANDBOUWACTIES, OVERIGE REGIONALE ACTIES, VERVOER EN VISSERIJ


TITEL B2-4 -- SOLIDARITEITSFONDS EUROPESE UNIE - LIDSTATEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


7.

Hoofdstuk B2-4 0 -- Solidariteitsfonds van de Europese Unie - Lidstaten


Artikel B2-4 0 0 -- Solidariteitsfonds van de Europese Unie - Lidstaten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


Onder dit artikel kunnen eventueel kredieten worden opgenomen die voortvloeien uit het gebruik van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie.