Toelichting bij COM(2003)500 - Toepassing van de overeenkomsten tussen de EG en de Regering van de VS en de Regering van Canada betreffende de toepassing van hun mededingingsregels 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52003DC0500

Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake de toepassing van de overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschappen en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika en de Regering van Canada betreffende de toepassing van hun mededingingsregels 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002 /* COM/2003/0500 def. */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT inzake de toepassing van de overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschappen en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika en de Regering van Canada betreffende de toepassing van hun mededingingsregels 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002

1.

1. Verenigde Staten


Inleiding



Op 23 september 1991 sloot de Commissie een Overeenkomst met de Regering van de Verenigde Staten van Amerika betreffende de toepassing van hun mededingingsregels i (de 'Overeenkomst van 1991'), waarmee wordt beoogd de samenwerking tussen de mededingingsautoriteiten te bevorderen. Bij een gezamenlijk besluit van de Raad en de Commissie van 10 april 1995 i werd de Overeenkomst goedgekeurd en van toepassing verklaard vanaf de datum van ondertekening door de Commissie.

Op 4 juni 1998 trad een nieuwe Overeenkomst, die de bepalingen inzake positieve internationale courtoisie van de Overeenkomst van 1991 versterkt (de 'Overeenkomst van 1998'), in werking i, na goedkeuring bij een gezamenlijk besluit van de Raad en de Commissie van 29 mei 1998.

Op 8 oktober 1996 stelde de Commissie het eerste verslag over de toepassing van de Overeenkomst van 1991 vast voor de periode van 10 april 1995 tot en met 30 juni 1996 i. Het tweede verslag betrof het resterende deel van het kalenderjaar 1996 en bestreek de periode van 1 juli 1996 tot en met 31 december 1996 i. Het derde verslag had betrekking op het volledige kalenderjaar 1997 i, het vierde op het jaar 1998 i, het vijfde op 1999 i, het zesde op 2000 i en het zevende op 2001 i. Het onderhavige verslag behandelt het kalenderjaar van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002. Het moet worden gelezen in samenhang met het eerste verslag, waarin de voordelen, maar ook de beperkingen van dit type samenwerking in detail zijn uiteengezet.

Kort samengevat voorziet de Overeenkomst van 1991 in:

- wederzijdse kennisgeving van zaken die door de mededingingsautoriteit van de ene partij worden onderzocht, voorzover die zaken de gewichtige belangen van de andere partij kunnen beïnvloeden (artikel II), en uitwisseling van informatie over algemene zaken die betrekking hebben op de tenuitvoerlegging van de mededingingsregels (artikel III);

- samenwerking en coördinatie van het optreden van de mededingingsautoriteiten van beide partijen (artikel IV);

- een procedure voor traditionele courtoisie, op grond waarvan elke partij zich ertoe verbindt bij haar optreden ter handhaving van haar mededingingsregels rekening te houden met de gewichtige belangen van de andere partij (artikel VI);

- een procedure voor positieve courtoisie, op grond waarvan elke partij de andere partij kan uitnodigen om op basis van de wetgeving van laatstgenoemde partij passende maatregelen te nemen met betrekking tot de concurrentieverstorende activiteiten die op haar grondgebied zijn uitgevoerd en die de gewichtige belangen van de verzoekende partij raken (artikel V).

In aanvulling daarop wordt in de Overeenkomst van 1991 duidelijk gesteld dat niets daarin mag worden uitgelegd op een wijze die in strijd is met de vigerende wetgeving van de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika (artikel IX). In het bijzonder blijven de mededingingsautoriteiten gebonden door hun interne regels betreffende de bescherming van de vertrouwelijkheid van de informatie die door hen tijdens hun respectieve onderzoeken wordt verzameld (artikel VIII).

In de Overeenkomst van 1998 worden zowel het mechanisme van de positieve internationale courtoisie als de omstandigheden waaronder daarvan gebruikgemaakt kan worden, verduidelijkt. In het bijzonder worden in die overeenkomst de voorwaarden beschreven waaronder de verzoekende partij normaalgesproken haar eigen handhavend optreden dient op te schorten en om optreden van de andere partij dient te verzoeken.

2.

1.2. Samenwerking tussen de EU en de VS in 2002


De Commissie heeft haar hechte samenwerking met de Antitrust Division van het Amerikaanse ministerie van Justitie (DoJ) en de Amerikaanse Federal Trade Commission (FTC) in de loop van 2002 voortgezet. De ambtenaren van de Commissie en hun collega's van de beide Amerikaanse diensten hadden frequente en intensieve contacten. Deze contacten gaan van uitvoerige besprekingen van concrete zaken tot meer algemene, soms theoretische aangelegenheden die verband houden met het mededingingsbeleid. De contacten in verband met de zaken hebben meestal de vorm van telefoongesprekken, e-mails, het uitwisselen van documenten, of zijn andere contacten tussen de teams die de zaken behandelden. Met een zekere regelmaat vinden er bijeenkomsten en contacten op hoog niveau plaats. De samenwerking blijft wederzijds aanzienlijke vruchten afwerpen omdat de respectieve handhavingsactiviteit wordt versterkt, nodeloze conflicten of onverenigbaarheden tussen die handhavingsactiviteiten worden vermeden en er een beter begrip tot stand komt voor elkaars mededingingsbeleid.

3.

1.2.1. Fusiezaken


In de lijn van het algemeen economische klimaat is het aantal grensoverschrijdende fusies in 2002 afgenomen. Niettemin viel ook in 2002 een aanhoudend goede samenwerking waar te nemen voor operaties die zowel bij de Commissie als bij de Amerikaanse mededingingsautoriteiten werden aangemeld. Met betrekking tot het onderzoek van deze voorgenomen fusies waren er zeer frequente contacten tussen ambtenaren van de Taskforce Fusiecontrole van het DG Concurrentie en ambtenaren van het Amerikaanse ministerie van Justitie en de FTC. Samenwerking verloopt het doelmatigst wanneer de betrokken partijen ermee instemmen dat de communautaire en de Amerikaanse diensten de informatie in de aanmelding kunnen delen door afstand te doen van hun recht op een vertrouwelijke behandeling, hetgeen thans vaak gebeurt.

In de zaak-Solvay/Ausimont, die betrekking had op een fusie in de chemiesector, werkten de Commissie en de Amerikaanse Federal Trade Commission volledig en intensief samen, niet alleen bij de materiële beoordeling van de zaak, maar ook ten aanzien van de vraag of de aangeboden toezeggingen voldoende waren. De contacten verliepen min of meer op dagelijkse basis. In sommige gevallen vonden trilaterale telefoonconferenties plaats (EG Commissie - Amerikaanse FTC - fuserende partijen). Hetzelfde geldt ook voor het onderzoek naar Bayers acquisitie van Aventis Crop Science (zaak-Bayer/Aventis). Andermaal was er bijzonder intensieve samenwerking wat betreft de diverse toezeggingen die de fuserende partijen voorstelden om de bezwaren weg te nemen die de betrokken diensten voor een ruim aantal markten hadden vastgesteld. In deze zaak was er ook driehoeksoverleg met het Canadese Competition Bureau. Beide operaties konden uiteindelijk worden goedgekeurd na het aanbieden van toezeggingen. Bij het onderzoek van de zaak-P&O Princess/Carnival Corporation, de fusie in de sector kruisvaarten, hadden de diensten van de Commissie en de FTC geregeld en intensief contact in de loop van het onderzoek, waarbij de discussie vooral ging over kwesties van marktomschrijving. De operatie werd door de Commissie goedgekeurd en niet door de FTC betwist.

4.

1.2.2. Overige zaken


Tijdens het afgelopen jaar vond er ook geregeld contact plaats in een aantal andere zaken. In de zaak-Microsoft informeerden de Commissie en het Amerikaanse ministerie van Justitie elkaar over de stand van hun onderzoek. Bilaterale samenwerking tussen de Commissie en het Amerikaanse ministerie van Justitie werd met name in kartelzaken geïntensifieerd: er waren talrijke contacten tussen ambtenaren van de dienst kartelzaken binnen de Commissie en hun collega's bij het ministerie van Justitie. Het vaakst ging het, binnen de beperkingen van de bestaande bepalingen inzake vertrouwelijkheid, om de uitwisseling van informatie over specifieke zaken. Maar ook beleidsvraagstukken kwamen in discussies aan bod. In 15 onderzoeken van de Commissie vond er daadwerkelijke samenwerking plaats. De contacten verliepen merendeels via telefoon en e-mail, maar in sommige gevallen vonden er ook bijeenkomsten plaats. Vele van de contacten in verband met deze zaken kwamen er na gelijktijdige verzoeken om immuniteit in de VS en de EG. Voorts vonden in een aantal gevallen gecoördineerde handhavingsmaatregelen plaats in de VS en de Europese Unie, waarbij de autoriteiten ervoor poogden te zorgen dat de tijd tussen hun respectieve optreden zo kort mogelijk was. Algemeen overleg vond plaats over de toepassing van het beleid van beide diensten inzake clementieregelingen. Een ander belangrijke kwestie die met het Amerikaanse ministerie van Justitie werd besproken, was de 'ontdekking' in civiele procedures in de VS van bewijsmateriaal dat aan de kartelautoriteiten was meegedeeld. De Commissie trad in drie civiele zaken in de VS op om schriftelijke informatie die in het kader van het clementiebeleid van de Commissie was verstrekt, tegen dergelijke 'ontdekking' te beschermen. Dit initiatief was bedoeld om de integriteit van het clementiebeleid van de Commissie te vrijwaren, en gebeurde niet ter ondersteuning van een van de partijen in dergelijke civiele zaken.

5.

1.3. Contacten op hoog niveau


Er waren talloze bilaterale contacten op hoog niveau tussen de Commissie en de bevoegde Amerikaanse autoriteiten in de loop van 2002. Op 23 juli 2002 ontmoette Commissaris Mario Monti in Brussel de hoofden van de Amerikaanse antitrustdiensten, Assistant Attorney General Charles James, en Chairman Timothy Muris van de Federal Trade Commission voor de jaarlijkse bilaterale EU/VS-bijeenkomst.

6.

1.4. EU/VS-werkgroepen


De werkzaamheden van de gezamenlijke EU/VS-werkgroepen zijn voorgezet. De werkzaamheden van de gezamenlijke EU/VS Werkgroep Fusies zijn verruimd en geïntensiveerd. DG COMP is met de VS-diensten overeengekomen dat de werkgroep een aantal subgroepen dient te omvatten. Een subgroep houdt zich bezig met procedurevraagstukken en de twee andere subgroepen met materieelrechtelijke vraagstukken (een met de 'conglomeraats'-aspecten van fusies, en een andere met de functie van efficiëntieverbeteringen bij de beoordelingen in het kader van de fusiecontrole). De vruchtbare discussie over aan te bieden toezeggingen werd voortgezet.

Momenteel zijn de werkzaamheden afgesloten in de subgroepen over procedurevraagstukken en over conglomeraatsaspecten van fusies. In elk van deze subgroepen vond een aantal videoconferenties plaats, die onder meer presentaties van en discussies over elkaars beleidsaanpak omvatten en de lessen die zijn getrokken uit het onderzoek van fusies. De betrokken ambtenaren brachten ook een bezoek aan elkaars diensten, in februari (bijeenkomsten in Brussel voor de subgroep procedures) en in juni (bijeenkomsten in Washington voor de subgroep conglomeraten).

De werkzaamheden in de subgroep over de rol van efficiëntieverbeteringen bij fusiecontrole zijn nog lopende. Doel van deze subgroep is te bespreken welk gewicht efficiëntieverbeteringen moeten krijgen bij onderzoeken in het kader van fusiecontrole. De werkzaamheden binnen deze subgroep zijn in augustus 2002 aangevat en waren eind 2002 nog lopende.

7.

Beste praktijken inzake EU-VS-samenwerking bij fusiezaken


Op 30 oktober 2002 hebben Commissaris Monti en zijn Amerikaanse ambtgenoten Timothy Muris, Chairman van de Federal Trade Commission, en Charles James, US Assistant Attorney-General for Antitrust, een stel beste praktijken bekendgemaakt inzake samenwerking bij het beoordelen van fusies waarvoor goedkeuring aan beide zijden van de Atlantische Oceaan vereist is, om zo het risico op afwijkende uitkomsten te beperken en de goede betrekkingen die in het afgelopen decennium tot stand gekomen, te verdiepen. Deze beste praktijken zijn de neerslag van het overleg binnen de subgroep procedures van de EU-VS Werkgroep Fusies, waarin ervaren ambtenaren van de drie diensten werden samengebracht; deze hebben grondig bestudeerd hoe voor fusiezaken de efficiëntie in de samenwerking EU-VS verder kan worden verbeterd.

Met deze beste praktijken komt er een meer gestructureerde basis voor samenwerking bij het onderzoek van afzonderlijke fusiezaken. Daarbij wordt erkend dat samenwerking het doeltreffendst is wanneer de tijdsschema's voor onderzoek van de bevoegde diensten min of meer parallel lopen. Fuserende ondernemingen zal dan ook de gelegenheid geboden worden om, in een vroeg stadium, met de betrokken diensten termijnkwesties te bespreken. Ondernemingen worden ook aangemoedigd de diensten toestemming te geven om informatie uit te wisselen die zij in de loop van een onderzoek hebben ingediend, en om, waar passend, gezamenlijke EU/VS-vraaggesprekken met de ondernemingen toe te staan. In deze beste praktijken wordt voorts een aantal essentiële punten aangegeven bij het respectieve EU- en VS-onderzoek waar direct contact tussen topambtenaren aan beide zijden passend kan zijn.

Op de bilaterale bijeenkomst van 23 juli 2002 spraken beide zijden af om een werkgroep op te richten voor kwesties in verband met intellectuele eigendomsrechten. De werkzaamheden hiervan ging in november 2002 van start.

8.

1.5. Statistische informatie


a) Aantal kennisgevingen van de Commissie en de VS-autoriteiten

In de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002 deed de Commissie in totaal 63 formele kennisgevingen. De zaken zijn onderverdeeld in fusiezaken en overige zaken en zijn opgesomd in bijlage 1.

De Commissie ontving in dezelfde periode in totaal 44 formele kennisgevingen van de VS-autoriteiten. Een lijst van deze zaken is opgenomen in Bijlage 2, wederom met een onderverdeling in fusiezaken en overige zaken.

Fusiezaken vertegenwoordigen het merendeel van alle kennisgevingen in beide richtingen. De Commissie deed 56 keer kennisgeving voor fusiezaken en de VS-autoriteiten 27 keer.

De vermelde cijfers geven het aantal zaken weer waarin één (of meer) kennisgevingen werden gedaan, en niet het totale aantal afzonderlijke kennisgevingen. Op grond van artikel II van de Overeenkomst kunnen kennisgevingen plaatsvinden in uiteenlopende fasen van de procedure, zodat in eenzelfde zaak verscheidene kennisgevingen kunnen worden gedaan.

9.

b) Kennisgeving door de Commissie aan de lidstaten


Volgens de tekst van de interpretatieve brief die de Europese Gemeenschappen aan de VS hebben gezonden en de Verklaring betreffende doorzichtigheid van de Commissie aan de Raad van 10 april 1995 stelt de Commissie, na kennisgeving aan de mededingingsautoriteiten van de VS, de lidstaat of lidstaten waarvan de belangen in het geding zijn, op de hoogte van de kennisgevingen die zij heeft ontvangen van de antitrustautoriteiten van de VS. De kennisgevingen die derhalve van de VS-autoriteiten worden ontvangen, worden direct doorgezonden naar de bevoegde diensten van het DG Concurrentie en terzelfder tijd worden afschriften gezonden naar de lidstaten waarvan de belangen eventueel in het geding zijn. Evenzeer worden bij kennisgevingen van het DG Concurrentie aan de VS-autoriteiten terzelfder tijd afschriften gezonden aan de lidstaat of lidstaten waarvan de belangen in het geding zijn.

10.

1.6. Conclusies


In 2002 viel een verdere intensivering waar te nemen van de samenwerking tussen de EU en de VS voor alle aspecten van de toepassing van het mededingingsrecht. Voorts gaf 2002 een verdere samenwerking te zien wat betreft de bestrijding van wereldwijde kartels. Bovendien groeit de aanpak van de autoriteiten aan beide zijden van de Atlantische Oceaan verder naar elkaar toe zowel bij de identificatie en tenuitvoerlegging van toezeggingen als bij het toezicht op de nakoming van die toezeggingen na het doorvoeren van de fusie. De Commissie, het Amerikaanse ministerie van Justitie en de FTC blijven tevens met elkaar in constante dialoog over algemene kwesties van gemeenschappelijk belang inzake mededingingsbeleid en handhaving.


11.

2. Canada


Inleiding



De overeenkomst tussen de Europese Unie en Canada betreffende samenwerking op mededingingsgebied i, is erop gericht de samenwerking tussen de Europese Gemeenschappen en Canada met betrekking tot de handhaving van hun respectieve mededingingsvoorschriften te bevorderen. De overeenkomst werd ondertekend op de topbijeenkomst tussen de Europese Unie en Canada die op 17 juni 1999 te Bonn plaatsvond, en trad in werking bij de ondertekening ervan.

De overeenkomst voorziet onder meer in het volgende: (i) wederzijdse kennisgeving van elk handhavend optreden dat gewichtige belangen van de andere partij kan raken; (ii) het verstrekken van onderlinge bijstand door de mededingingsautoriteiten bij hun beider handhavingsactiviteiten; (iii) coördinatie van de handhavingsactiviteiten van beide partijen; (iv) de mogelijkheid van de partijen om elkaar te verzoeken handhavend op te treden (positieve courtoisie); (v) de ene partij houdt rekening met de gewichtige belangen van de andere partij bij het handhavend optreden (traditionele courtoisie), en (vi) de uitwisseling van gegevens tussen de partijen, volgens de toepasselijke nationale wetgevingen inzake geheimhouding van vertrouwelijke informatie. Het verslag over de samenwerking tussen 17 juni 1999 en 31 december 2000 werd tegelijkertijd uitgebracht met het zesde verslag over de samenwerking met de Verenigde Staten i, terwijl het volgende verslag de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2001 betrof i. Het onderhavige verslag behandelt het kalenderjaar van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002.

12.

2.2. Samenwerking


De mededingingsautoriteiten aan weerszijden hebben een toenemend aantal zaken onderzocht, met als gevolg een toegenomen en verbeterde samenwerking. Er waren veelvuldige en vruchtbare contacten tussen de Commissie en het Canadese Competition Bureau. Het overleg betrof zowel aangelegenheden in verband met de zaken zelf als meer algemene beleidskwesties. De contacten in verband met de zaken hebben meestal de vorm van telefoongesprekken, e-mails, het uitwisselen van documenten, of betreffen andere contacten tussen de teams die de zaken behandelden. De contacten in verband met zaken bestreken alle terreinen van de handhaving van het mededingingsrecht. Bijzonder intensief waren de contacten in de fusiezaak Bayer/Aventis, waar er ook driehoeksoverleg was met de VS-autoriteiten. Ook voor de fusiezaak Pfizer/Pharmacia was er enig contact. Daarnaast werden de inspanningen op het punt van samenwerking en coördinatie in kartelzaken voortgezet.

Tijdens bilaterale bijeenkomsten bespraken de fusie- en karteleenheden van de respectieve autoriteiten vraagstukken die specifiek betrekking hebben op hun gebied van de handhaving. Voorts vond er in 2002 voor het eerst een uitwisseling van ambtenaren plaats, waarbij gedurende zes maanden een ambtenaar van de Commissie en een ambtenaar van het Competition Bureau naar de andere dienst werd gedetacheerd. Deze ambtenaren voerden de taken uit van een gewone casehandler bij de instelling waar hij te gast was, met het onderzoek en de analyse van fusiezaken die zulks meebrengt.

13.

2.3. Statistische informatie


a) Aantal kennisgevingen van de Commissie en van het Canadese Competition Bureau

In de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002 deed de Commissie formeel kennisgeving in vijf zaken (bijlage 3). De Commissie ontving van het Canadese Competition Bureau (CCB) in 2002 negen formele kennisgevingen in verband met vijf zaken (bijlage 4).

14.

b) Kennisgeving door de Commissie aan de lidstaten


Zoals in de overeenkomst is bepaald, heeft de Commissie de lidstaat of lidstaten waarvan de belangen in het geding zijn, op de hoogte gebracht van de kennisgevingen die ze van het Canadese Competition Bureau heeft ontvangen. De kennisgevingen die derhalve van het Competition Bureau worden ontvangen, worden direct doorgestuurd naar de bevoegde diensten van het DG Concurrentie en er worden tegelijkertijd afschriften gestuurd naar de lidstaten waarvan de belangen in het geding zijn. Op dezelfde wijze worden van de kennisgevingen die het DG Concurrentie aan het Competition Bureau doet, afschriften gezonden naar de lidstaat of lidstaten waarvan de belangen in het geding zouden kunnen zijn.

15.

2.4. Conclusie


De samenwerkingsovereenkomst heeft geleid tot hechtere betrekkingen tussen de Commissie en het Canadese Competition Bureau, alsmede tot een beter begrip van elkaars mededingingsbeleid. Een toenemend aantal zaken wordt onderzocht door beide mededingingsautoriteiten en er wordt derhalve in toenemende mate erkend dat het belangrijk is tegenstrijdige beslissingen te vermijden en de handhavingsactiviteiten op dusdanige wijze te coördineren dat dit beide partijen ten goede komt. De Commissie en het Canadese Competition Bureau blijven tevens met elkaar in constante dialoog over algemene kwesties van gemeenschappelijk belang inzake mededingingsbeleid en handhaving.


BIJLAGE 1 i

16.

Kennisgeving van de Europese Commissie aan de VS-autoriteiten


17.

1.1.2002 -31.12.2002


FUSIEZAKEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


18.

OVERIGE ZAKEN


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


19.

BIJLAGE 2


Kennisgeving van de VS-Autoriteiten aan de Europese Commissie

20.

1.1.2002 -31.12.2002


FUSIEZAKEN

1FAG Kugelfischer AG
/ INA-Holdings

2Jupiter Media Metrix,
Inc. / NetRatings

3Holm Industries
/ Industrie Ilpea S.p.A.

4 // P&O Princess Cruises plc. / Royal Caribbean Cruises Ltd. / Carnival Corp.

5Ralston Purina Company
/ Nestle S.A.

6Danaher Corporation
(' Danaher ') / Pennon Group PLC (' Pennon ')

7The Seagram
Company/Diageo Plc./Pernod ricard S.A.

8Agora
S.p.A./Ausimont S.p.A.

9Deutsche Gelatine-Fabriken Stoess
/ Leiner Davis Gelatin Corp.

21.

10 // *


11Bayer
A.G./Sun Chemical Corporation/Dainippon Ink en Chemicals Inc.

12US Steel
Corp./Bethlehem Steel Corp./Wheeling-Pittsburgh Steel Corp./National Steel Corp.

13Aggregate Industries
Plc.UK/Wakefield Materials Co. US

14Hyprotech
Ltd./Aspen Technology Inc.

15Haarman
& Reimer/EQT Northern Europe Private Equity Fonds

16ICAP
Plc./BrokerTec Global L.L.C.

17Tibco software
Inc./Talarian Corp.

22.

18 // Pfizer/Pharmacia


23.

19 // Siemens/Dräger


20ICAP
Plc./BrokerTec Global L.L.C.

24.

21 // *


25.

22 // *


26.

23 // *


27.

24 // *


25UPM-Kymmene
Oyi/Bemis Corporation

26Hitachi
IBM

28.

27 // Timken/Torrington


OVERIGE ZAKEN

29.

1 // *


30.

2 // *


3Elf Atochem
S.A. - (MCAA)

31.

4 // *


32.

5 // Osborne/Feldman - Stamp Dealing


6Deutsche Bank
AG/Reuters America Inc./Atriax LLC

7Carbon Cathode
Block

33.

8 // *


9Hunter Douglas
Companies

10 // MCAA - J.Jourdan

34.

11 // *


12Carbon Cathode
Block

35.

13 // *


36.

14 // *


15Polyester Staple-Arteva Specialties
S.a.r.l.(KoSa)

16Carbon Brushes - Morganite
Inc./The Morgan Crucible Co.Plc.

37.

17 // *



BIJLAGE 3 i

38.

Kennisgeving van de Europese Commissie aan de Canadese autoriteiten


39.

1.1.2002 -31.12.2002


FUSIEZAKEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


40.

OVERIGE ZAKEN


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


41.

BIJLAGE 4


Kennisgeving van de Canadese Autoriteiten aan de Europese Commissie

42.

01.01.2002 -31.12.2002


FUSIEZAKEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


43.

OVERIGE ZAKEN


1Graphite and Carbon
Products

44.

2 // Methylglucamine


45.

3 // *


46.

4 // *


5 // *