Toelichting bij COM(2003)680 - 32e Financieel verslag betreffende het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw - (EOGFL), afdeling Garantie - Begrotingsjaar 2002

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52003DC0680

32e Financieel verslag betreffende het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw - (EOGFL), afdeling Garantie - Begrotingsjaar 2002 /* COM/2003/0680 def. */


32e FINANCIEEL VERSLAG betreffende HET EUROPEES ORIËNTATIE- EN GARANTIEFONDS VOOR DE LANDBOUW - (EOGFL), AFDELING GARANTIE - BEGROTINGSJAAR 2002


(door de Commissie ingediend)


INHOUD

1. BEGROTINGSPROCEDURE

1.1. Akkoord van de Top van Berlijn en begrotingsdiscipline

1.2. Voorontwerp van begroting (VOB)

1.3. Ontwerp-begroting (OB)

1.4. Nota van wijzigingen

1.5. Vaststelling van de begroting 2002

2. KASPOSITIE EN BEHEER VAN DE KREDIETEN

A. Beheer van de kredieten

2.1. Beschikbare kredieten voor het begrotingsjaar 2002

2.2. Gebruik van de beschikbare kredieten voor het begrotingsjaar 2002

2.3. Van rechtswege van het begrotingsjaar 2001 op het begrotingsjaar 2002 overgedragen kredieten

2.4. Kredieten voortvloeiend uit niet-automatische overdrachten van het begrotingsjaar 2001

2.5. Overschrijvingen van kredieten binnen het EOGFL-Garantie

2.6. Overschrijvingen van of naar de monetaire reserve

B. Voorschottenregeling en rechtstreekse betalingen

2.7. Voorschotten aan de lidstaten

2.8. Rechtstreekse betalingen

3. UITVOERING VAN DE BEGROTING

A.

Inleiding



3.1. Uitvoering van de begroting

3.2. Gevolgen van de ontwikkeling van de euro/dollarkoers

3.3. Dubbele omrekeningskoersen

3.4. Agromonetaire besluiten

B. Analyse van de begrotingsuitvoering per hoofdstuk

Inleiding



3.6. TITEL B1-1 - Plantaardige producten

3.7. TITEL B1-2 - Dierlijke producten

3.8. TITEL B1-3 - Bijkomende uitgaven

3.9. TITEL B1-40 - Plattelandsontwikkeling

3.10. Indeling van de uitgaven naar economische aard

C. Specifieke activiteiten

3.11. Levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap

3.12. Hoofdstuk B1-33 - Veterinaire en fytosanitaire maatregelen

3.13. Visserij

3.14. Voorlichtingsacties

3.15. Stimuleringsacties

4. CONTROLEWERKZAAMHEDEN

4.1. Geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS)

4.2. Verenigbaarheid met het GBCS

4.3. Controlebureaus voor olijfolie

4.4. Medefinanciering met het oog op aanscherping van de controle

4.5. Toepassing van verordening (EG) nr. 4045/89 (ex-post controles)

5. GOEDKEURING VAN DE REKENINGEN

5.1. Algemeen

5.2. Goedkeuring van de rekeningen in het kader van de nieuwe procedure voor de goedkeuring van de rekeningen

5.3. Goedkeuring van de rekeningen over het begrotingsjaar 2001

5.4. Gevallen waarin bij het Hof van Justitie beroep tegen de goedkeuringsbeschikkingen is ingesteld

6. BETREKKINGEN MET HET EUROPEES PARLEMENT EN DE EUROPESE REKENKAMER

6.1. Betrekkingen met het Europees Parlement

6.2. Betrekkingen met de Europese Rekenkamer

7. LIJST VAN DE BASISBESLUITEN BETREFFENDE HET EOGFL, AFDELING 'GARANTIE', EN VAN DE AANPASSINGEN DAARVAN IN 2002

7.1. Algemeen/ Voorschottensysteem

7.2. Controles

7.3. Goedkeuring van de rekeningen

7.4. Openbare opslag

De bijlagen bij het 32e financiële verslag zijn als apart document in het Frans verkrijgbaar bij DG AGRI, hetzij in gedrukte versie, hetzij op de website van DG AGRI.


1. BEGROTINGSPROCEDURE

1.1. Akkoord van de Top van Berlijn en begrotingsdiscipline

Op de Top van Berlijn van 24 en 25 maart 1999 zijn conclusies goedgekeurd over de voorstellen in het kader van Agenda 2000. Bovendien is in 2000 de verordening betreffende de begrotingsdiscipline goedgekeurd, die op 1 oktober 2000 in werking is getreden.

Er zij aan herinnerd dat in de conclusies van de Top van Berlijn het door de Commissie voorgestelde richtsnoer weliswaar is gehandhaafd (waarbij ook de maatregelen voor plattelandsontwikkeling, de veterinaire maatregelen, het pretoetredingsinstrument voor de landbouw SAPARD en het in het kader van de toetredingen voor de landbouw beschikbare bedrag onder dit richtsnoer zijn gebracht), maar dat tegelijk uitgavenmaxima zijn ingevoerd die lager zijn dan het richtsnoer.

Het betreft in feite twee submaxima voor elk jaar van de periode 2000-2006, namelijk een submaximum voor de traditionele uitgaven voor marktondersteuning (subrubriek 1a) en een submaximum voor de uitgaven voor plattelandsontwikkeling (subrubriek 1b). Deze maxima zijn vastgesteld op een niveau dat overeenkomt met de raming van de uitgaven die uit de goedkeuring van Agenda 2000 zouden voortvloeien. De nieuwe maxima zijn dus gelijk aan de te verwachten uitgaven zonder marge voor onvoorziene omstandigheden, die zich wel degelijk kunnen voordoen, zoals in het verleden vaak is gebleken. Deze maxima zijn als volgt vastgesteld:

Financiële vooruitzichten EU-15 (in miljoen euro, lopende prijzen)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Na de conclusies van de Top van Berlijn hebben het Parlement en de Raad de volgende documenten goedgekeurd:

- een nieuw Interinstitutioneel akkoord over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure, de financiële vooruitzichten (maxima) en over de begrotingsprocedure, waarin deze conclusies zijn overgenomen en dat formeel voorziet in de mogelijkheid voor de Commissie om in het najaar een nota van wijzigingen op het voorontwerp van begroting voor het volgende jaar in te dienen, zodat in de begrotingsramingen rekening wordt gehouden met de meest recente ontwikkelingen;

- een nieuwe verordening betreffende de begrotingsdiscipline [Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad van 26 september 2000 betreffende de begrotingsdiscipline, PB L 244 van 29.9.2000, blz. 27] waarin met name wordt bepaald dat in alle wetgeving waartoe in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt besloten, de in de financiële vooruitzichten vastgestelde submaxima 1a en 1b moeten worden gerespecteerd en dat de kredieten beneden die maxima moeten blijven; dat de Raad, om binnen het maximumbedrag van subrubriek 1a (traditionele uitgaven van het EOGFL-Garantie) te blijven, kan besluiten het niveau van de steunbedragen die met ingang van het volgende verkoopseizoen in elk van de betrokken sectoren gelden, aan te passen; dat de Commissie tegelijk met het VOB een analyse van de geconstateerde verschillen tussen de oorspronkelijke ramingen en de werkelijke uitgaven in de loop van de vorige begrotingsjaren voorlegt en dat zij de situatie op middellange termijn onderzoekt; dat de Commissie bij de opstelling van de begroting, van de nota van wijzigingen of van een GAB, de in de loop van het meest recente kwartaal geconstateerde gemiddelde dollarkoers hanteert voor de vaststelling van de begrotingsramingen; en, tot slot, dat de monetaire reserve zal worden teruggebracht tot 250 miljoen euro in het begrotingsjaar 2002 en dat deze vanaf het begrotingsjaar 2003 zal worden afgeschaft.

1.2. Voorontwerp van begroting (VOB)

Het VOB 2002 is in mei 2001 door de Commissie opgesteld en aan de begrotingsautoriteit voorgelegd. De voorgestelde kredieten voor het EOGFL-Garantie bedroegen in totaal 46 221,8 miljoen euro, waarvan 41 626,8 miljoen euro voor subrubriek 1a (365,2 miljoen euro minder dan het maximum voor subrubriek 1a, dat 41 992 miljoen euro bedraagt) en 4 595 miljoen euro voor subrubriek 1b (een bedrag dat overeenkomt met het maximum).

1.3. Ontwerp-begroting (OB)

In juli 2001 heeft de Raad de ontwerp-begroting 2002 vastgesteld. Daarin werden de kredieten voor subrubriek 1a met 200 miljoen euro verminderd en werd de voorgestelde bijzondere reserve van 1 000 miljoen euro voor extra marktondersteuning en veterinaire maatregelen in verband met BSE en MKZ geschrapt. De totale kredieten voor het EOGFL-Garantie beliepen daarmee 45 021,8 miljoen euro, waarvan 40 426,8 miljoen euro voor subrubriek 1a en 4 5950,0 miljoen euro voor subrubriek 1b.

1.4. Nota van wijzigingen

Eind oktober 2001 heeft de Commissie nota van wijzigingen nr. 2/2002 op het VOB vastgesteld. Daarbij hield zij enerzijds rekening met de ontwikkeling van de toestand op de landbouwmarkten en op de rundvleesmarkt, en met de stand van zaken in verband met de uitroeiing van BSE/MKZ en ook met recente landbouwwetgeving. Een en ander resulteerde in een bedrag aan benodigde kredieten van 44 250,8 miljoen euro, d.i. 1 971 miljoen euro minder dan in het VOB. Het bedrag van 39 655,8 miljoen euro voor subrubriek 1a was lager dan het maximum en dat van 4 595,0 miljoen euro voor subrubriek 1b gelijk aan het maximum.

1.5. Vaststelling van de begroting 2002

Na overleg tussen de drie instellingen werd de begroting 2002 als volgt vastgesteld:

- Voor subrubriek 1a en in vergelijking met de bedragen volgens nota van wijzigingen nr. 2/2002, 4,5 miljoen euro meer, waarvan 2,5 miljoen euro voor bijzondere steun voor de bijenteelt en 2 miljoen euro voor voorlichting over het GLB. Het totale bedrag van de kredieten komt uit op 39 660,08 miljoen euro, dus 2 331,9 miljoen euro lager dan het in Berlijn vastgestelde maximum voor deze subrubriek.

- Voor subrubriek 1b 4 595,0 miljoen euro, d.i. het door de Commissie voorgestelde bedrag, dat gelijk is aan het vastgestelde maximum.

Bovendien werden kredieten ten bedrage van 250 miljoen euro toegewezen aan de monetaire reserve, die overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad betreffende de begrotingsdiscipline slechts mag worden gebruikt voor de schommelingen van de wisselkoers euro/dollar.


2. KASPOSITIE EN BEHEER VAN DE KREDIETEN

A. Beheer van de kredieten

2.1. Beschikbare kredieten voor het begrotingsjaar 2002

De kredieten die uiteindelijk beschikbaar waren voor het begrotingsjaar beliepen 44 255,08 miljoen euro (exclusief de monetaire reserve van 250 miljoen euro). Een niet-automatische kredietoverdracht van 2001 naar 2002 werd door de begrotingsautoriteit goedgekeurd voor een bedrag van 99 miljoen euro (zie 2.2.3).

2.2. Gebruik van de beschikbare kredieten voor het begrotingsjaar 2002

2.2.1. Begrotingsverrichtingen

Onderstaande tabel geeft de precieze stand van zaken met betrekking tot de in de loop van het begrotingsjaar 2002 uitgevoerde begrotingsverrichtingen aan:

in euro

1. Beschikbare kredieten

- normale kredieten (NK)

- niet automatisch overgedragen kredieten (NAOK)

2. Betalingsverplichtingen

- voor uitgaven van de lidstaten op basis van NK

- voor uitgaven van de lidstaten op basis van NAOK

- voor rechtstreekse betalingen Totaal betalingsverplichtingen

3. Boekingen tot betaling

- voor uitgaven van de lidstaten op basis van NK

- voor uitgaven van de lidstaten op basis van NAOK

- voor rechtstreekse betalingen

Totaal boekingen tot betaling

4. Van rechtswege over te dragen kredieten

- voor uitgaven van de lidstaten op basis van NK

- voor uitgaven van de lidstaten op basis van NAOK

- voor rechtstreekse betalingen

Totaal van rechtswege over te dragen

5. Niet automatisch over te dragen kredieten

6. Vervallen kredieten

(= 1 - 2 - 5) //

44 255 080 000,00

99 000 000,00

42 858 918 892,28 99 000 000,00 259 039 299,12 43 216 958 191,40 42 858 918 892,28

99 000 000

27 863 255,39

42 985 782 147,67 0,00

0,00

231 176 043,73

231 176 043,73

83 892 329,00

1 053 229 479,60

2.2.2. Van rechtswege over te dragen kredieten

De van rechtswege over te dragen kredieten zijn gelijk aan het verschil tussen de betalingsverplichtingen en de boekingen tot betaling. Voor het onderhavige begrotingsjaar gaat het om een bedrag van 231,176 miljoen euro, wat overeenkomt met het bedrag dat de Commissie heeft vastgelegd met het oog op rechtstreeks door haar te betalen uitgaven, die evenwel aan het einde van het begrotingsjaar nog niet waren afgewikkeld.

2.2.3. Niet automatisch over te dragen kredieten

Overeenkomstig artikel 9 en 149 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement heeft de Commissie besloten tot niet-automatische overdracht van kredieten van het boekjaar 2002 naar het boekjaar 2003 voor een totaalbedrag van 83,89 miljoen euro. Dit betreft:

- 34,576 miljoen euro voor post B01-332 'Noodfonds voor veterinaire aandoeningen en voor andere voor de volksgezondheid risicovolle aandoeningen bij dieren',

- 4,571 miljoen euro voor post B01-400 'Investeringen in landbouwbedrijven';

- 32,256 miljoen euro voor post B01-4050 'Milieumaatregelen in de landbouw (nieuwe regeling)';

- 6,49 miljoen euro voor post B01-4080 'Bevordering van de aanpassing en de ontwikkeling van plattelandsgebieden, belangrijkste maatregelen met betrekking tot de landbouwsector';

- 5,999 miljoen euro voor post B01-4081 'Bevordering van de aanpassing en de ontwikkeling van plattelandsgebieden, overige maatregelen'.

2.3. Van rechtswege van het begrotingsjaar 2001 op het begrotingsjaar 2002 overgedragen kredieten

Onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de wijze waarop deze overgedragen kredieten in de loop van het begrotingsjaar 2002 zijn gebruikt:

in euro

1. Overgedragen betalingsverplichtingen - voor uitgaven van de lidstaten. - voor rechtstreekse betalingen Totaal betalingsverplichtingen

2. Vrijgemaakte bedragen op overgedragen kredieten - voor uitgaven van de lidstaten. - voor rechtstreekse betalingen Totaal vrijgemaakte bedragen

3. Betalingen - voor uitgaven van de lidstaten. - voor rechtstreekse betalingen Totaal boekingen tot betaling

4. Vervallen kredieten (= 1 + 2 - 3)

- voor uitgaven van de lidstaten.

- voor rechtstreekse betalingen

Totaal vervallen overgedragen kredieten // -

585 917 004,50 585 917 004,50 - (3 095 719,78) (3 095 719,78) - 534 771 970,15 534 771 970,15 - 48 049 314,57 48 049 314,57


2.4. Kredieten voortvloeiend uit niet-automatische overdrachten van het begrotingsjaar 2001

Overeenkomstig artikel 7, lid 3 van het financieel reglement van 21 december 1977 heeft de Commissie de begrotingsautoriteit verzocht om de niet-automatische overdracht van in totaal 99 miljoen euro aan kredieten van het begrotingsjaar 2001 op het begrotingsjaar 2002. Het gaat om 82 miljoen euro voor post B01-4050 'Milieumaatregelen in de landbouw (nieuwe regeling)' en om 17 miljoen euro voor de post B01-4070 'Bosbouw (nieuwe regeling, artikel 31)'. Deze kredieten werden in 2002 volledig vastgelegd.

2.5. Overschrijvingen van kredieten binnen het EOGFL-Garantie

In 2002 werden door de begrotingsautoriteit onder nummer 56/02 de volgende overschrijvingen tussen begrotingshoofdstukken goedgekeurd:

- van de hoofdstukken B01-12 Olijfolie (-25,0 miljoen euro), B01-14 Vezelgewassen en zijderupsen (-120,0 miljoen euro), B01-15 Groenten en fruit (-80,0 miljoen euro), B01-21 Rundvlees (-960,0 miljoen euro), B01-22 Schapen- en geitenvlees (-100,0 miljoen euro), B01-23 Varkensvlees, eieren, pluimvee en overige maatregelen voor dierlijke producten (-35,0 miljoen euro), B01-31 Voedselprogramma's (-42,0 miljoen euro), B01-39 Andere maatregelen (-100,0 miljoen euro),

- naar de hoofdstukken B01-10 Akkerbouwgewassen (+ 700,0 miljoen euro), B01-13 Gedroogde voedergewassen en peulvruchten (+ 7,0 miljoen euro), B01-18 Andere sectoren of plantaardige producten (+ 5,0 miljoen euro), B1-20 Melk en zuivelproducten (+ 472,0 miljoen euro), B1-37 Goedkeuring van de rekeningen over de voorgaande begrotingsjaren en verlaging/opschorting van voorschotten uit hoofde van de hoofdstukken B1-10 tot en met B1-39 (+ 278,,0 miljoen euro).

2.6. Overschrijvingen van of naar de monetaire reserve

De in de loop van het begrotingsjaar geconstateerde gemiddelde euro/dollarpariteit was lager dan de pariteit waarmee in de aannames voor de begroting 2002 rekening was gehouden, hetgeen 33 miljoen euro aan extra uitgaven ten laste van het EOGFL-Garantie voor het begrotingsjaar 2002 tot gevolg had. Aangezien de extra uitgaven onder de in artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2040/2000 bedoelde drempel van 100 miljoen euro blijven, heeft geen overschrijving uit de monetaire reserve plaatsgevonden. De extra uitgaven konden hoe dan ook gefinancierd worden uit de begrotingskredieten die voor 2002 in de hoofdstukken 1 tot en met 3 van het EOGFL-Garantie waren opgenomen.

B. Voorschottenregeling en rechtstreekse betalingen

2.7. Voorschotten aan de lidstaten

2.7.1. Het systeem van de maandelijkse voorschotten op afrekening

In verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid  i wordt in artikel 7 bepaald dat de Commissie een besluit neemt over de 'maandelijkse voorschotten op basis van de uitgaven die door de erkende betaalorganen zijn gedaan'. De voorschotten worden aan de lidstaten overgemaakt aan het begin van de tweede maand na die waarin de uitgaven door het betaalorgaan zijn gedaan.

Het gaat niet om voorschotten in de eigenlijke betekenis van het woord, maar veeleer om vergoeding van uitgaven die de lidstaten al hebben gedaan. De uitdrukking 'voorschot' onderstreept het voorlopige karakter van deze overmakingen: de voorschotten worden vastgesteld op basis van de maandelijkse aangiften van de uitgaven die de lidstaten indienen; deze uitgaven worden definitief als ten laste van het EOGFL beschouwd nadat in de volgende begrotingsjaren controles ter plaatse zijn uitgevoerd (vgl. Titel 4, Goedkeuring van de rekeningen).

De voorschottenregeling geldt voor de van 16.10.2001 tot en met 15.10.2002 door de lidstaten uitgevoerde betalingen. Het betreft meer dan 99 % van de uitgaven door het EOGFL-Garantie. Voor het overige voert de Commissie voor een beperkt aantal maatregelen rechtstreekse betalingen uit.

2.7.2. Voorschotbeschikkingen voor het begrotingsjaar 2001

Voor het begrotingsjaar 2002 heeft de Commissie 12 beschikkingen betreffende maandelijkse voorschotten gegeven (bijlage 4 van de bijlagen bij het financieel verslag).

In december 2002 werd een aanvullend voorschot goedgekeurd, om de toegewezen voorschotten aan te passen aan het totaal van de uitgaven ten laste van het begrotingsjaar.

2.7.3. Verlaging en schorsing van de voorschotten

In 2002 werd in het kader van de aan de lidstaten overgemaakte voorschotten een bedrag van -53,1 miljoen euro gecorrigeerd. De verschillende categorieën correcties passeren in de volgende punten de revue.

a. Verlaging van de voorschotten in verband met overschrijding van de betalingstermijnen

Overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad betreffende de begrotingsdiscipline  i hebben de diensten van het EOGFL geconstateerd dat sommige lidstaten de in de communautaire regelgeving vastgestelde betalingstermijnen voor de betaling van de steun aan de begunstigden niet altijd hebben nageleefd.

De betalingstermijnen zijn enerzijds ingevoerd om ervoor te zorgen dat de begunstigden in alle lidstaten gelijk worden behandeld en anderzijds om te voorkomen dat de steun door te late betaling niet meer het gewenste economische effect heeft. Bovendien zou de begrotingsdiscipline niet correct kunnen functioneren als het de betaalorganen vrij zou staan te betalen wanneer het hun, administratief gezien, schikt.

Vanwege overschrijding van de termijnen heeft de Commissie in drie gevallen besloten de maandelijkse voorschotten te verlagen, in totaal met 52,34 miljoen euro.

b. Verlaging van de voorschotten naar aanleiding van het niet innen van de extra melkheffing voor het verkoopseizoen 2001/02

Bij onderzoek van de gedeclareerde uitgaven voor het begrotingsjaar 2002 werd geconcludeerd dat twee lidstaten nog niet het volledige bedrag van de extra heffing over het melkprijsjaar 2001/02 hebben geïnd overeenkomstig artikel 5, lid 2 van Verordening (EG) nr. 536/93.

De Commissie heeft overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad besloten om de voorschotten van de betrokken lidstaten met 0,733 miljoen euro te verlagen.

c. Correcties met betrekking tot de openbare opslag

De invoering in 2002 van de nieuwe e-FAUDIT applicatie betekende een aanzienlijke verbetering van de berekening, de declaratie en de controle van de uitgaven voor de openbare opslag door de lidstaten. Derhalve was binnen deze regeling in 2002 geen enkele correctie noodzakelijk.

2.8. Rechtstreekse betalingen

In sommige gevallen betaalt de Commissie de marktdeelnemers rechtstreeks. Dit betreft betalingen voor veterinaire en fytosanitaire maatregelen (hoofdstuk 33) en betalingen voor sommige maatregelen die geen traditionele marktmaatregelen zijn, maar gericht zijn op verruiming van de afzetmogelijkheden voor producten, met name in de sectoren olijfolie, vezelvlas, fraudebestrijding en kwaliteitsbevordering en onderzoek in de sector tabak.

Bijlage 5 bevat nadere gegevens betreffende de rechtstreekse betalingen.


3. UITVOERING VAN DE BEGROTING

A.

Inleiding



3.1. Uitvoering van de begroting

Van de in het kader van het EOGFL-Garantie beschikbare kredieten voor het begrotingsjaar 2002 werd 43 216,8 miljoen euro gebruikt. Dat is 97,4 % van de begrotingskredieten voor begrotingsrubriek B1. De uitgaven waren naar schatting 1 137,3 miljoen euro lager dan de in de begroting beschikbare kredieten. Tabel 6 uit de bijlage bevat voor elk hoofdstuk de cijfers over het gebruik van de voor het begrotingsjaar 2002 beschikbare kredieten.

Voor subrubriek 1a was in de begroting een bedrag van 39 660,1 miljoen euro aan kredieten beschikbaar, terwijl de realisatie uitkwam op 38 867,4 miljoen euro, oftewel 98,0 % van de begrote kredieten in deze subrubriek. Met uitzondering van hoofdstuk Plantaardige producten, dat een overschrijding kende, was er in de hoofdstukken voor dierlijke producten en bijkomende uitgaven sprake van een onderbesteding. Voor subrubriek 1a was in de begroting een bedrag van 4 694,0 miljoen euro aan kredieten beschikbaar, terwijl de realisatie uitkwam op 4 349,4 miljoen euro, oftewel 92,70 % van de begrote kredieten in deze subrubriek.

3.2. Gevolgen van de ontwikkeling van de euro/dollarkoers

Een groot aantal uitvoerrestituties voor landbouwproducten, met name voor granen, rijst en suiker, alsmede bepaalde interne-steunbedragen, zoals de productiesteun voor zetmeel, de steun voor het gebruik van suiker door de chemische industrie en de steun voor katoen, worden de daarvoor benodigde begrotingsmiddelen vastgesteld aan de hand van het verschil tussen de in euro's uitgedrukte communautaire prijzen en de in VS-dollar uitgedrukte verwachte wereldmarktprijzen.

Bij het opstellen van het voorontwerp van begroting in april 2001 werd overeenkomstig artikel 8, lid 1 van Verordening (EG) nr. 2040/2000 voor de ramingen in de begroting 2002 aanvankelijk uitgegaan van een koers van 1 EUR = 0,92 USD (gemiddelde koers voor januari, februari en maart 2001). Nadat de Commissie een nota van wijziging voor de landbouwuitgaven in het voorontwerp van begroting had opgesteld, werd de koers vervolgens eind oktober 2001 bijgesteld tot 1 EUR = 0,89 USD (gemiddelde voor juli, augustus en september 2001). De koers van 1 EUR = 0,89 USD werd de koers die uiteindelijk werd gebruikt bij het opstellen van de ramingen voor de begroting 2002.

In de eerste negen maanden van de referentieperiode voor het vaststellen van de effecten van de dollar (augustus 2001 tot april 2002) schommelden de maandkoersen niet meer dan 2,5 % ten opzichte van de definitieve koers die was gebruikt voor het opstellen van de ramingen voor de begroting 2002. Na april verloor de dollar echter aanzienlijk aan waarde en bereikte de koers in juli 2002 een gemiddelde van 1 EUR = 0,99 USD, waardoor een verschil van 11 % ontstond ten opzichte van de koers waarop de begroting was gebaseerd.

Hierdoor komen de extra uitgaven voor het begrotingsjaar 2002 van het EOGFL-Garantie ten gevolge van de daling van de dollarkoers ten opzichte van de in de begroting gehanteerde koers voor het begrotingsjaar 2002 uit op naar schatting 33 miljoen euro. Aangezien deze extra uitgaven onder de in artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2040/2000 bedoelde drempel van 100 miljoen euro blijven, kan geen overschrijving uit de monetaire reserve plaatsvinden. De extra uitgaven konden hoe dan ook gefinancierd worden uit de begrotingskredieten die voor 2002 in de hoofdstukken 1 tot en met 3 van het EOGFL-Garantie zijn opgenomen.

3.3. Dubbele omrekeningskoersen

Aan de hantering van de dubbele omrekeningskoers zijn veel lagere uitgaven verbonden dan in de voorbije jaren. De afschaffing van de groene koersen heeft tot gevolg dat het effect van de dubbele omrekeningskoers wegvalt in de landen die deelnemen aan de euro. De effecten van de dubbele omrekeningskoers voor de lidstaten die niet aan de euro deelnemen, worden voor het begrotingsjaar 2002 geschat op een besparing in de orde van 30 miljoen euro.

3.4. Agromonetaire besluiten

Aangezien in Verordening (EG) nr. 2799/98 van de Raad alleen sprake is van compensatie voor herzieningen die hebben plaatsgevonden na 1 januari 2002 voor valuta die niet aan de euro deelnemen, werd in 2002 geen enkele nieuwe agromonetaire steun vastgesteld. De regeling voor agromonetaire steun is beëindigd.

Betalingen die hebben plaatsgevonden in het kader van de regeling voor agromonetaire steun (hoofdstuk 39) hebben betrekking op reeds eerder vastgestelde steun.

B. Analyse van de begrotingsuitvoering per hoofdstuk

Inleiding



In het begrotingsjaar 2002 werden de maatregelen voor landbouwhervorming uit Agenda 2000 uitgevoerd voor de diverse producten van het GLB.

De uitgaven voor de akkerbouw vormen een belangrijk onderdeel van de totale uitgaven van de afdeling Garantie van het EOGFL. Sinds de hervorming van 1992 is de rechtstreekse steun aan de producenten de voornaamste uitgavenpost in deze sector. Geconstateerd werd dat de begrotingsuitgaven, na een periode van geleidelijke invoering van de hervorming vanaf 1994, stegen, maar tussen 1997 en 1999 relatief stabiel zijn geworden.

Daarna is voor de akkerbouwgewassen een nieuw stadium van het hervormingsproces begonnen met de goedkeuring van het onderdeel 'landbouw' van Agenda 2000. Met de besluiten in het kader van Agenda 2000 is de interventieprijs voor granen sterk verlaagd om deze dichter bij de wereldmarktprijzen te brengen. Het daarmee gepaard gaande inkomensverlies voor de producent wordt gecompenseerd door middel van hectaresteun. Oliehoudende zaden, eiwithoudende gewassen, lijnzaad en, met ingang van 2001, vezelvlas en hennep maken ook deel uit van dit stelsel van rechtstreekse steun, waarbij het steunbedrag gedurende een overgangsperiode naar soort product wordt gedifferentieerd.

Er zijn vier vormen van steun:

- steun aan de kleine producenten, zonder braakleggingsverplichting,

- steun aan de beroepsproducenten, met braakleggingsverplichting,

- extra steun voor telers van durumtarwe,

- braaklegging (verplicht of vrijwillig).

De hervorming van de sector akkerbouw in het kader van Agenda 2000 omvat voor het verkoopseizoen 2001/02 de volgende onderdelen:

- voor granen is de interventieprijs geleidelijk verlaagd (101,31 euro/ton voor het verkoopseizoen 2001/02), tegelijk met een geleidelijke verhoging van de rechtstreekse steun per hectare;

- voor oliehoudende zaden is het basisbedrag van de rechtstreekse steun per hectare geleidelijk teruggebracht tot het niveau voor granen en braaklegging;

- voor durumtarwe is de forfaitaire hectaretoeslag ongewijzigd gebleven;

- voor eiwithoudende gewassen is de steun per ton opbrengst verlaagd;

- in regio's zonder maïsteelt is ook voor kuilgrasareaal hectaresteun betaald;

- de minimumprijs per ton voor aardappelzetmeel is verlaagd;

- voor Finland en voor sommige gebieden in Zweden is voor oliehoudende gewassen en voor granen een forfaitaire aanvullende premie betaald;

- de areaalbetalingen voor vlas en hennep zijn gelijkgetrokken met die voor olievlas;

- de braakleggingsverplichting werd vastgesteld op 10 % waardoor de graanoogst circa 198 miljoen ton bedroeg.

De sector melk en zuivelproducten is de op twee na belangrijkste uitgavenpost van het EOGFL-Garantie. De sector melk en zuivelproducten is een van de sectoren waarvoor tijdens de Raad van Berlijn (maart 1999) tot hervorming is besloten. Het gaat daarbij voornamelijk om een verlaging van de interventieprijzen met 15 %, gespreid over drie verkoopseizoenen te beginnen met 2005/06, in combinatie met de instelling van een compenserende steun die rechtstreeks aan de producenten wordt betaald vanaf het kalenderjaar 2005. Deze hervorming had geen gevolgen voor de begroting 2002.

In 2002 bedroegen de uitgaven voor rundvlees 16,4 % van de totale uitgaven van het EOGFL-Garantie, waarmee de rundvleessector voor de begroting de op één na belangrijkste sector is. Door de hervorming in het kader van Agenda 2000 werden bepaalde vormen van rechtstreekse steun in deze sector ingesteld of verhoogd ter compensatie van een verlaging van de institutionele prijzen.

De volgende hoofdstukken bevatten een analyse van de uitgaven in het kader van het EOGFL-Garantie en een vergelijking met de kredieten voor het begrotingsjaar 2002.

3.6. TITEL B1-1 - Plantaardige producten

Inleiding



De kredieten voor deze titel van de begroting beliepen 27 349,0 miljoen euro, terwijl de betalingen circa 27 686,3 miljoen euro bedroegen, wat wil zeggen dat de begrote kredieten voor 101,2 % werden gebruikt. Deze overbesteding was met name te wijten aan de betalingen voor akkerbouwgewassen (hoofdstuk B1-10 van de begroting), terwijl bij alle andere hoofdstukken sprake was van onderbestedingen (zie tabel 6 in de bijlage voor nadere gegevens).

HOOFDSTUK B1-10 - AKKERBOUWGEWASSEN

miljoen euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Balans voor de sector

De totale graanproductie voor het verkoopseizoen 2001/02 bedroeg circa 198 miljoen ton, tegen 213 miljoen ton in het vorige verkoopseizoen. In het begrotingsjaar 2002 werd de binnenlandse graanconsumptie geschat op circa 189 miljoen ton, wat overeenkomt met een toename van 3 miljoen ton in vergelijking met het vorige jaar. In de loop van het jaar daalde de export echter tot circa 17,5 miljoen ton, tegen 28,6 miljoen ton in het vorige jaar, terwijl de voorraden in openbare opslag circa 7,9 miljoen ton groter waren.

Interventie

In het algemeen groeiden de interventievoorraden in het begrotingsjaar 2002 van circa 6,7 miljoen ton aan het begin van het jaar tot ongeveer 7,9 miljoen ton aan het eind van het jaar. Wel was er sprake van tamelijk grote verschillen in de ontwikkeling van de voorraden van de afzonderlijke granen. Terwijl de voorraden tarwe verder afnamen van 0,66 miljoen ton aan het begin van het jaar tot circa 0,43 miljoen ton aan het eind van het jaar, namen in dezelfde periode de voorraden gerst toe van 2,2 tot 2,4 miljoen ton. De voorraden rogge bleven evenals in voorgaande jaren groeien, nu van 3,8 tot 5,0 miljoen ton. De voorraden maïs en sorgho waren verwaarloosbaar.

Interventie-aankopen waren goed voor circa 4,4 miljoen ton, terwijl 2,7 miljoen ton werd verkocht, waar in de oorspronkelijke ramingen voor de begroting werd uitgegaan van respectievelijk 8,0 en 6,4 miljoen ton.

Lagere technische kosten voor de openbare opslag van granen verklaren dan ook de onderbesteding van de begrotingskredieten voor 2002 van 64,0 miljoen euro.

Internationale markten

in 2002 was er op de internationale agrarische markten sprake van enigszins gemengde ontwikkelingen. De internationale prijzen voor de meeste granen herstelden zich flink in het eerste deel van het jaar maar verloren tegen het eind van het jaar weer terrein toen een aantal doorgaans geen graan exporterende landen profiteerde van hun goede oogsten en van de daling van de export uit traditioneel exporterende landen, en een groter deel van hun productieoverschotten ging exporteren.

De export van graan uit de EU viel in 2002 sterk terug. De export van zachte tarwe werd geschat op circa 8,0 miljoen ton, terwijl in de begroting voor 2002 was uitgegaan van 15,0 miljoen ton. De export van gerst kwam uit op 6,0 miljoen ton, terwijl in de begroting voor 2002 met 8,5 miljoen ton was gerekend. Ten slotte werd 2,5 miljoen ton andere granen geëxporteerd, waar 2,6 miljoen ton was begroot. Deze volumedalingen waren te wijten aan de fellere concurrentie van export uit derde landen, waaronder met name de republieken van de voormalige Sovjet-Unie. Het algemene gevolg was niet alleen dat de export van graan uit de EU sterk daalde, maar ook dat de import van graan in de EU in vergelijking met dezelfde periode in 2001 bijna verdubbelde.

Deze beperkende effecten op het volume van de EU-export werden nog verder verscherpt door de stijging van de koers van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar. Nadat de koers van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar in 2001 een historisch dieptepunt kende, won de munt in de loop van het jaar wat terrein terug en kwam het gemiddelde over het hele jaar uit op een koers van 1 euro tegen $ 0,91, terwijl in de begroting 2002 was uitgegaan van 1 euro = $ 0,89. Terwijl de begroting voor 2002 niet voorzag in uitvoerrestituties voor zachte tarwe, werden dergelijke restituties aan het eind van het jaar - zij het op bescheiden schaal - wel ingevoerd. Tegelijkertijd werden de voor 2002 begrote restituties voor gerst verhoogd van 19,3 euro/ton tot 26,7 euro/ton, terwijl de restituties voor haver werden verhoogd van 26,0 euro/ton tot 34,7 euro/ton.

Hierdoor werden met de uitgaven voor uitvoerrestituties de begrotingskredieten voor 2002 met 19,0 miljoen euro overschreden.

Akkerbouwgewassen en weersomstandigheden

Voor wat betreft het weer kende het landbouwjaar 2002 een goede start toen in de herfst van 2001 de akkers gereed konden worden gemaakt en het wintertarwe kon worden ingezaaid onder nagenoeg optimale omstandigheden, die in het algemeen veel gunstiger waren dan in het jaar daarvoor. Toen de herfst in december 2001 overal in Europa eindigde met een aantal weken die veel kouder waren dan normaal voor de tijd van het jaar, ontstond enige zorg over vorstschade, maar in de rest van de winter waren de omstandigheden doorgaans gunstig, met temperaturen meestal boven het gemiddelde en goede vooruitzichten voor het inzaaien van gewassen in het voorjaar.

In het voorjaar van 2002 waren de klimatologische omstandigheden in het algemeen bevredigend voor de groei van de gewassen en het werk in de bedrijven. Het Iberisch Schiereiland, het zuiden van Italië (behalve Mezzogiorno, Sicilië en Sardinië) en Griekenland kenden een gunstige regenval, waardoor waterreserves gedeeltelijk konden worden aangevuld, en de productie van durumtarwe in potentie gunstig werd beïnvloed. Eind april en in mei lagen de temperaturen boven het seizoensgemiddelde, waardoor de gewassen met name in centraal en noordelijk gelegen landen een flinke impuls kregen.

In de mediterrane gebieden stimuleerde een hittegolf in juni de groei van zomergewassen, maar veroorzaakte dit tegelijkertijd ernstige droogte in het zuiden van Italië. Verder verslechterde de algemene situatie in juli en augustus, met overvloedige regen in veel lidstaten in Midden-Europa en met name in Duitsland en Oostenrijk. Hierdoor verzadigde de bodem en ontstonden overstromingen, waardoor de oogst van strogranen werd bemoeilijkt of plaatselijk in veel gebieden schade ontstond met verlies van de oogst en weiland tot gevolg.

Om de benarde toestand van boeren in deze gebieden te verlichten, besloot de Commissie eind augustus in de Verordeningen (EG) nr. 1519/2002 en 1535/2002 om 50 % van de areaal- en braakleggingsbetalingen voor akkerbouwgewassen (voor het verkoopseizoen 2002/03) in bepaalde regio's van Duitsland en Italië vooruit te schuiven van het begrotingsjaar 2003 naar het begrotingsjaar 2002. Deze uitgaven, die niet waren voorzien in de begroting voor 2002, beliepen circa 847,0 miljoen euro.

Hierdoor bedroegen de betalingen voor areaalsteun en braaklegging 18 040 miljoen euro, waarmee de begrotingskredieten met 769 miljoen euro werden overschreden.

Andere interventies dan openbare opslag van granen

De volumes waarvoor compensatie en premies voor aardappelzetmeel, productie restituties voor zetmeel en steun aan Portugese graanproducenten werden betaald, waren lager dan voorzien in de begroting 2002.

Hierdoor werden voor deze maatregelen de begrotingskredieten met 51 miljoen euro onderschreden.

De totale kredieten voor dit hoofdstuk werden met circa 674,0 miljoen euro overschreden.

HOOFDSTUK B1-11 - SUIKER

miljoen euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De hoeveelheden suiker die met restituties werden geëxporteerd (circa 2,5 miljoen ton) waren iets lager dan de 2,7 miljoen ton waarmee in de begroting 2002 was gerekend voor het verkoopseizoen 2001/02.

Hierdoor werden met de betalingen voor uitvoerrestituties de begrotingskredieten voor 2002 met 22,0 miljoen euro onderschreden.

De hoeveelheden met restituties voor in de chemische industrie gebruikte suiker waren echter voor het verkoopseizoen 2001/02 circa 0,36 miljoen ton hoger dan de 0,33 miljoen ton waarmee rekening was gehouden bij het opstellen van de begroting voor 2002.

Hierdoor werden met de uitgaven voor restituties voor suiker voor de chemische industrie de begrotingskredieten voor 2002 met 18,0 miljoen euro overschreden.

In combinatie met de realisatie van de overige regelingen uit dit begrotingshoofdstuk werden de totale kredieten voor dit hoofdstuk echter met circa 5,0 miljoen euro onderschreden.

HOOFDSTUK B1-12 - OLIJFOLIE

miljoen euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Met betrekking tot de productiesteun voor olijfolie betaalden de lidstaten circa 56,0 miljoen voor openstaande bedragen uit voorgaande verkoopseizoenen waarmee in de begroting 2002 geen rekening was gehouden. Tegelijkertijd betaalden de lidstaten niet alle verschuldigde steun voor het verkoopseizoen 2000/01, waarmee een bedrag van circa 89,0 miljoen euro was gemoeid.

Hierdoor werden op het gebied van de productiesteun voor olijfolie de begrotingskredieten voor 2002 met 34,0 miljoen euro onderschreden.

In combinatie met de realisatie van de overige regelingen uit dit begrotingshoofdstuk werden de totale kredieten voor dit hoofdstuk met circa 37,0 miljoen euro onderschreden.

HOOFDSTUK B1-13 - GEDROOGDE VOEDERGEWASSEN EN PEULVRUCHTEN

miljoen euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Om de begrotingsuitgaven te beperken, wordt voor gedroogde voedergewassen een stabilisatiestelsel gehanteerd. Voor de hoeveelheden die voor steun in aanmerking komen, geldt een maximale gegarandeerde hoeveelheid van 4,412 miljoen ton voor zowel kunstmatig als natuurlijk gedroogde voedergewassen. Wanneer dit gegarandeerde maximum wordt overschreden, wordt de steun dienovereenkomstig verminderd. Bij het opstellen van de begroting 2002 werd aangenomen dat in het verkoopseizoen 2001/02 4,700 miljoen ton zou worden geproduceerd, waardoor het steunpercentage met 6,2 % zou verminderen. In dit verkoopseizoen werd echter minder geproduceerd (4,421 miljoen ton), waardoor de vermindering slechts 0,3 % bedroeg in plaats van de 6,2 % waarvan in de begroting was uitgegaan.

Hierdoor werd in dit verkoopseizoen meer productiesteun betaald dan was aangenomen in de begroting 2002 en waren de totale uitgaven voor deze regeling 4,0 miljoen euro hoger.

In combinatie met de realisatie van de overige regelingen uit dit begrotingshoofdstuk werden de totale kredieten voor dit hoofdstuk met circa 3,0 miljoen euro overschreden.

HOOFDSTUK B1-14 - VEZELGEWASSEN EN ZIJDERUPSEN

miljoen euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Om de groei van de productie en de daaruit voortvloeiende uitgaven te beperken, wordt voor katoen een stabilisatiestelsel gehanteerd. Wanneer de gegarandeerde maximumhoeveelheid van 1 031 000 ton (782 000 t voor EL en 249 000 t voor E) wordt overschreden, wordt de steun verminderd in het land dat verantwoordelijk is voor de overproductie.

De totale productie van circa 1,6 miljoen ton in het verkoopseizoen 2001/02 was groter dan de hoeveelheid waarop bij het opstellen van de begroting 2002 was gerekend (1,4 miljoen ton). In Spanje was de werkelijke productie van circa 0,34 miljoen ton iets hoger dan de 0,31 miljoen ton waarvan in de begroting 2002 was uitgegaan. In Griekenland was de werkelijke productie van circa 1,25 miljoen ton aanzienlijk hoger dan de 1,09 miljoen ton waarvan in de begroting 2002 was uitgegaan. Deze hogere productie leidde tot een onevenredig grote stijging van de stabilisatiekortingen die op de steun werden toegepast. Dankzij het stabilisatiestelsel leidde de overschrijding van de gegarandeerde maximale hoeveelheid niet tot extra uitgaven.

De steun voor katoen hangt ook af van het verschil tussen de richtprijs voor katoen (1 063 euro/ton) en de werkelijke prijs op de wereldmarkt (circa 185 euro/ton), die lager uitviel dan de ramingen in de begroting voor 2002 (circa 204 euro/ton).

Door deze factoren kwam de steun aan Griekenland lager uit dan was aangenomen bij het opstellen van de begroting voor 2002. Hierdoor waren de uitgaven voor de katoensector in Griekenland lager dan de in de begroting opgenomen kredieten.

Daardoor werd voor 804,0 miljoen euro aan steun voor katoen betaald, waarmee de begrotingskredieten met 130 miljoen euro werden onderschreden.

In combinatie met de realisatie van de overige regelingen uit dit begrotingshoofdstuk werden de totale kredieten voor dit hoofdstuk met circa 140,0 miljoen euro onderschreden.

HOOFDSTUK B1-15 - GROENTEN EN FRUIT

miljoen euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Verse groenten en fruit

Vroege schattingen laten een zeer marginale toename zien van de fruitproductie voor 2002 (0,6 % hoger dan in 2001), terwijl de productie van groenten nagenoeg niet afweek van die in het vorige jaar. Met betrekking tot de gewasprijzen werden stijgingen genoteerd voor groenten (8,5 % hoger) en fruit (7 % hoger).

Door deze gunstige marktomstandigheden werden aanzienlijk minder groenten en fruit uit de markt genomen dan was aangenomen bij het opstellen van de begroting voor 2002.

Hierdoor beliepen de betalingen voor financiële compensatie voor uit de markt genomen hoeveelheden groenten en fruit 61,0 miljoen euro, waarmee de begrotingskredieten met 82 miljoen euro werden onderschreden.

De bananenproductie was in 2001 circa 5 % lager dan was aangenomen bij het opstellen van de begroting voor 2002. Ook voor 2002 wordt gerekend met een productie die circa 7 % lager is dan de hoeveelheid waarvan werd uitgegaan bij het opstellen van de begroting 2002. De resulterende hoge marktprijzen leidden tot een afname van de steun (-21 %) voor bananen in 2001 in vergelijking met de aanname uit de begroting voor 2002.

Het gevolg was dat de betalingen voor steun aan bananen 212,0 miljoen euro bedroegen, waarmee de begrotingskredieten met 90,0 miljoen euro werden onderschreden.

Voor noten wordt steun betaald aan plannen voor kwaliteitsverbetering. Met het oog op de vaststelling van nieuwe voorschriften voor deze sector besloot de Raad om aflopende plannen nog een jaar te verlengen.

Hierdoor werd voor 97,0 miljoen euro aan steun voor de notensector betaald, waarmee de begrotingskredieten met 52,0 miljoen euro werden overschreden.

Verwerkte producten op basis van groenten en fruit

Met betrekking tot krenten en rozijnen werd steun betaald voor lager gelegen gebieden dan werd aangenomen in de begroting 2002.

Hierdoor werd voor 113,0 miljoen euro aan steun voor krenten en rozijnen betaald, waarmee de begrotingskredieten met 14,0 miljoen euro werden onderschreden.

Met betrekking tot verwerkte citrusvruchten werd voor het verkoopseizoen 2001/02 verwerkingssteun betaald voor grotere hoeveelheden sinaasappelen en clementines dan waarmee was gerekend bij het opstellen van de begroting 2002. Daarnaast ging de begroting er vanuit dat 50,0 miljoen euro zou worden betaald als compensatie voor de verwerkingssteun van voorgaande verkoopseizoenen. Uiteindelijk werd hiervoor 63,0 miljoen euro betaald.

Hierdoor werd voor 265,0 miljoen euro aan steun voor citrusvruchten betaald, waarmee de begrotingskredieten met 34,0 miljoen euro werden overschreden.

In combinatie met de realisatie van de overige regelingen uit dit begrotingshoofdstuk werden de totale kredieten voor dit hoofdstuk echter met circa 99,0 miljoen euro onderschreden.

HOOFDSTUK B1-16 - PRODUCTEN VAN DE WIJNBOUWSECTOR

miljoen euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Balans voor de sector

De totale productie van wijn voor het verkoopseizoen 2001/02 kwam uit op circa 158,0 miljoen hl, tegen 176,0 miljoen hl in het vorige verkoopseizoen. In het begrotingsjaar bedroeg de binnenlandse consumptie van wijn circa 125,0 miljoen hl, terwijl in de begroting voor 2002 werd gerekend op 127,0 miljoen hl. De export bedroeg 11,6 miljoen hl, wat ongeveer gelijk was aan de 12,0 miljoen hl waarvan bij het opstellen van de begroting 2002 was uitgegaan. Het gebruik voor industrie, distillatie en andere doeleinden was goed voor 35,0 miljoen hl, terwijl in de begroting 2002 was uitgegaan van 37,7 miljoen hl. De alcoholvoorraden in openbare opslag waren met 3,6 miljoen hl veel groter dan de circa 2,2 miljoen hl waarvan de begroting 2002 uitging.

Distillatie

De lagere wijnproductie leidde tot een vermindering van de hoeveelheid drinkbare alcoholdistillaten tot 12,0 miljoen hl in plaats van de 13,0 miljoen hl waar de begroting 2002 vanuit was gegaan. De hoeveelheid alcohol voor crisisdistillatie kwam uit op 8,0 miljoen hl, wat overeenkomt met de in de begroting 2002 voorziene hoeveelheid. Vertragingen bij de uitvoering van crisisdistillaties in met name Frankrijk leidden echter tot een onderbesteding van de begroting voor deze maatregel met 16,0 miljoen euro en de daaruit voortvloeiende verschuiving van de uitgaven van de begroting 2002 naar de begroting voor 2003. Anderzijds waren de uitgaven voor verplichte distillatie van bijproducten van de wijnproductie iets hoger door betalingen van circa 7,0 miljoen euro voor het verkoopseizoen 2000/01 die niet waren voorzien bij het opstellen van de begroting voor 2002. Ten slotte was de hoeveelheid (circa 15 miljoen hl) wijn en druivenmost in particuliere opslag groter dan de hoeveelheid waarvan aanvankelijk in de begroting 2002 werd uitgegaan (13,5 miljoen hl), hetgeen resulteerde in 5,5 miljoen euro hogere uitgaven voor de interventieopslag van wijn en druivenmost.

In totaal werd voor 489,0 miljoen euro aan steun voor producten van de wijnbouwsector betaald, waarmee de begrotingskredieten met 3,8 miljoen euro werden onderschreden.

Interventie

Het lagere distillatieproductie leidde in het huidige boekjaar tot geringere hoeveelheden alcohol in openbare opslag. Aan het begin van het begrotingsjaar 2002 waren de alcoholvoorraden circa 2,2 miljoen hl groot, terwijl dat aan het eind van het jaar circa 3,6 miljoen hl was. Aan- en verkopen voor het jaar bedroegen respectievelijk 2,1 en 0,4 miljoen hl en deze waren lager dan de hoeveelheden waarvan in de begroting 2002 was uitgegaan. Ten slotte was de steun voor particuliere opslag van alcohol met -2,7 miljoen euro iets lager omdat de desbetreffende hoeveelheden alcohol met 0,98 miljoen hl iets lager waren dan de 1,04 miljoen hl waarmee in de begroting 2002 was gerekend.

Hierdoor werd voor 261,0 miljoen euro aan steun voor alcohol betaald, waarmee de begrotingskredieten met 23 miljoen euro werden onderschreden.

Gebruik van most

De gebruikte hoeveelheden most waren kleiner dan aangenomen in de begroting voor 2002.

Hierdoor werd voor het gebruik van most voor 141,0 miljoen euro aan steun betaald, waarmee de begrotingskredieten met 12,0 miljoen euro werden onderschreden.

In combinatie met de realisatie van de overige regelingen uit dit begrotingshoofdstuk werden de totale kredieten voor dit hoofdstuk met circa 43,0 miljoen euro onderschreden.

HOOFDSTUK B1-17 - TABAK

miljoen euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Om de productie onder controle te brengen, beperkt de gemeenschappelijke marktordening het premiebedrag door middel van een quotastelsel dat voor elke soort en per variëteit wordt vastgesteld. Voor de oogst van 2001 was het aangepaste maximum voor de quota vastgesteld op circa 0,344 miljoen ton onbewerkte tabak De tabakspremies voor de oogst van 2001 werden in het begrotingsjaar 2002 uitbetaald. De begroting voor 2002 werd met circa 18,0 miljoen euro onderschreden omdat EL, B en P niet alle geraamde tabakspremies betaalden die aan het eind van het jaar verschuldigd waren.

De begroting 2002 voorzag in 15,0 miljoen euro aan kredieten voor het Communautair Fonds voor onderzoek en informatie, terwijl de uitgaven voor dat fonds circa 12,0 miljoen euro beliepen, hetgeen resulteerde in een onderbesteding van 3,0 miljoen euro.

In combinatie met de realisatie van de overige regelingen uit dit begrotingshoofdstuk werden de totale kredieten voor dit hoofdstuk met circa 20,0 miljoen euro onderschreden.

HOOFDSTUK B1-18 - ANDERE SECTOREN OF PLANTAARDIGE PRODUCTEN

miljoen euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Zaaizaad

Op de begroting 2002 voor zaaizaad was sprake van een onderbesteding van circa 11,0 miljoen euro omdat DK en FR niet alle geraamde steun betaalden die aan het eind van het begrotingsjaar verschuldigd was.

Rijst

Op de begroting 2002 voor uitvoerrestituties voor rijst lijkt sprake te zijn van een overbesteding omdat een aantal lidstaten in dit hoofdstuk ten onrechte uitvoerrestituties voor voedselhulp in de vorm van rijst hadden opgegeven in plaats van dit op de juiste wijze te doen in begrotingshoofdstuk 32.

In combinatie met de realisatie van de overige regelingen uit dit begrotingshoofdstuk werden de totale kredieten voor dit hoofdstuk met circa 3,0 miljoen euro overschreden.

3.7. TITEL B1-2 - Dierlijke producten

Inleiding



De kredieten voor deze titel van de begroting beliepen 10 859,6 miljoen euro, terwijl voor een bedrag van circa 10 118,7 miljoen euro betalingen werden gedaan, wat wil zeggen dat de begrote kredieten voor 93,2 % werden gebruikt. Deze onderbesteding was voornamelijk te wijten aan de betalingen voor rund- en schapenvlees (hoofdstuk B1-21 en B1-22 van de begroting), terwijl voor hoofdstuk B1-20 (melk) sprake was van een overbesteding (zie tabel 6 in de bijlage voor nadere gegevens).

HOOFDSTUK B1-20 - MELK EN ZUIVELPRODUCTEN

miljoen euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Balans voor de sector

In 2002 bedroeg de totale boterproductie circa 1,93 miljoen ton, tegen 1,86 miljoen ton in het vorige verkoopseizoen. In 2002 bedroeg de binnenlandse boterconsumptie naar schatting circa 1,72 miljoen ton, wat overeenkwam met de aanname uit de begroting 2002. Daarvan werd circa 0,2 miljoen ton geëxporteerd, wat min of meer overeen kwam met de hoeveelheid waarmee in de begroting 2002 was gerekend. De botervoorraden in openbare opslag waren met 0,17 miljoen ton veel groter dan de circa 0,03 miljoen ton waarvan de begroting 2002 uitging.

Anderzijds bedroeg de productie van mageremelkpoeder (MMP) in 2002 circa 1,04 miljoen ton, tegen 0,95 miljoen ton in het voorgaande verkoopseizoen. In 2002 bedroeg de binnenlandse consumptie van MMP naar schatting circa 0,86 miljoen ton, wat overeenkwam met de aanname uit de begroting 2002. Daarvan werd circa 0,09 miljoen ton geëxporteerd, wat veel lager was dan de 0,21 miljoen ton waarvan de begroting 2002 uitging. De voorraden MMP in openbare opslag waren met 0,15 miljoen ton veel groter dan de circa 0,01 miljoen ton waarvan de begroting 2002 uitging.

Zowel de binnenlandse als de buitenlandse markt voor zuivelproducten verslechterden in de loop van 2002 aanzienlijk in vergelijking met de gunstiger aannames die waren gebruikt bij het opstellen van de begroting 2002. Na de sterke prijsval in het tweede halfjaar van 2001 bleven de gemiddelde EU-boterprijzen in heel 2002 relatief laag en waren zij op een niveau van 90-92 % van de interventieprijs aanzienlijk lager dan de prijzen in recente jaren. In het begin van het jaar lagen de gemiddelde EU-prijzen voor mageremelkpoeder net boven de interventieprijs. De sterke prijsdaling die zich echter eind 2001 voordeed, zette in 2002 door ten gevolge van de sterke toename van de productie, waarbij de gemiddelde prijzen eind mei een dieptepunt bereikten en uitkwamen op 2,4 % onder de interventieprijs. De prijzen kenden pas vanaf september een blijvende verbetering en kwamen in dat deel van het jaar in het algemeen boven de interventieprijs op het moment dat de buitenlandse vraag naar EU-melkpoeder toenam ten gevolge van de lage productie in Australië door de droogte.

Internationale markt

De internationale prijzen voor zuivelproducten daalden gedurende het grootste deel van het jaar maar herstelden zich enigszins in het laatste deel van 2002. De prijzen voor melkpoeder stegen het meest, terwijl de prijzen voor boter en kaas een minder snelle groei kenden. Toch bleven de prijzen van alle zuivelproducten ver beneden het peil van twaalf maanden daarvoor.

Ten gevolge hiervan moesten de uitvoerrestituties voor zuivelproducten aanzienlijk worden verhoogd (behalve voor kaas) in vergelijking met de aannames voor de begroting 2002. Deze stijging compenseerde de dalende trend in de exportvolumes voor zuivelproducten, terwijl de volumes mageremelkpoeder, kaas en andere exporten sterk daalden en die van boter en boterolie min of meer stabiel bleven in vergelijking met de aannames uit de begroting 2002.

Hierdoor werd voor 1 160,0 miljoen euro aan uitvoerrestituties betaald, waarmee de begroting met 183,0 miljoen euro werd overschreden.

Interventie

In 2002 groeiden de interventievoorraden van zowel MMP als boter aanzienlijk.

De interventievoorraden mageremelkpoeder die in oktober 2000 volledig tot nul waren gereduceerd en dat ook in 2001 bleven, begonnen in maart 2002 weer te groeien en namen vanaf dat moment sterk toe, tot iets minder dan 0,15 miljoen ton aan het eind van september 2002. Deze hoeveelheid aankopen was niet voorzien in de begroting 2002.

Hierdoor werd 86,0 miljoen euro betaald voor openbare opslag van mageremelkpoeder. Voor deze maatregel waren in de begroting 2002 geen bedragen opgenomen.

De interventieaankopen van boter namen in 2002 eveneens aanzienlijk toe met circa 0,16 miljoen ton, terwijl in de begroting 2002 rekening was gehouden met 0,02 miljoen ton. De interventieverkopen bleven op het niveau van circa 0,03 miljoen ton waarmee in de begroting voor 2002 was gerekend. Hierdoor groeiden de interventievoorraden boter van net iets minder dan 0,03 miljoen ton aan het begin van het jaar tot 0,17 miljoen ton aan het eind van het begrotingsjaar 2002.

Hierdoor werd voor openbare opslag van boter een bedrag van 300,0 miljoen euro betaald, waarmee de begrotingskredieten voor deze regeling met 297,0 miljoen euro werden overschreden.

De superheffing werd geïnd voor een melkvolume van circa 0,42 miljoen ton, terwijl in de begroting 2002 met 0,1 miljoen ton was gerekend.

Hierdoor kwamen de ontvangsten voor de superheffing op melk uit op 150,0 miljoen euro, terwijl in de begroting 2002 was uitgegaan van 36,0 miljoen euro. Het verschil tussen deze twee bedragen betekent een daling van de uitgaven met 114,0 miljoen euro.

In combinatie met de realisatie van de overige regelingen uit dit begrotingshoofdstuk werden de totale kredieten voor dit hoofdstuk echter met circa 448,0 miljoen euro onderschreden.

HOOFDSTUK B1-21 - RUNDVLEES

miljoen euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Balans voor de sector

Het landbouwjaar 2002 kenmerkte zich vooral door een flink herstel in de veehouderij van de recente crises met BSE en MKZ. De consumptie van rundvlees nam aanzienlijk toe en de prijzen in de sector stegen gemiddeld met meer dan 6 %.

De productie van rundvlees bleef in 2002 sterk onder invloed staan van de problemen in de afgelopen jaren. De lage prijzen die de markt vanaf de herfst van 2000 kenmerkten en in het grootste deel van 2001 bleven voortbestaan, in combinatie met een sfeer van onzekerheid door een zwakke en wispelturige vraag, leken hun uitwerking op de productiecapaciteit niet te missen. Daarbij vormden de speciale maatregelen waartoe in juni 2001 werd besloten om de markt te stabiliseren geen stimulans voor de productie. Hierdoor zal de productie van rundvlees in 2002 naar verwachting uitkomen op 7,6 miljoen ton, en dat is een toename van slechts 2,9 % ten opzichte van vorig jaar en nog steeds circa 3 % lager dan in 1999. In 2002 vertoonde de consumptie van rundvlees een sterk herstel; de binnenlandse consumptie van rundvlees werd geschat op circa 7,3 miljoen ton en dat is iets boven de 7,0 miljoen ton waarmee in de begroting 2002 werd gerekend. De export bedroeg circa 0,56 miljoen ton, terwijl voor de begroting 2002 een aanname van 0,62 miljoen ton werd gehanteerd. De rundvleesvoorraden in openbare opslag van 0,22 miljoen ton geslacht-equivalentgewicht waren veel lager dan de circa 0,54 miljoen toen waarvan de begroting 2002 uitging.

Internationale markt

Op de internationale vleesmarkten daalden in 2002 de prijzen in het algemeen ten gevolge van een grotere aanvoer. Een bijzonder positieve ontwikkeling was het herstel van de vleesexport na de diepe crisis van het vorige jaar toen handelsbeperkingen ten gevolge van BSE en MKZ de EU-export van vleesproducten in 2001 nagenoeg geheel tot stilstand brachten.

Vanwege deze internationale situatie werden de uitvoerrestituties verhoogd. Feitelijk werd er echter circa 0,56 miljoen ton geëxporteerd, terwijl in de begroting voor 2002 uit werd gegaan van 0,62 miljoen ton.

Het gevolg was dat er voor 387,0 miljoen euro aan uitvoerrestituties werd betaald, waarmee de begrotingskredieten met 101,0 miljoen euro werden onderschreden.

Interventie

De begroting voor 2002 ging er vanuit dat er in het hele jaar 7,72 miljoen ton rundvlees zou worden geproduceerd, terwijl dat in werkelijkheid 7,6 miljoen ton was. Deze factor, in combinatie met het herstel van de consumptie, leidde tot een afname van de hoeveelheid rundvlees voor openbare opslag. Terwijl in het begin van het jaar circa 0,23 miljoen ton geslacht-equivalentgewicht rundvlees was opgeslagen, dus ongeveer de hoeveelheid waarmee ook in de begroting was gerekend, bleven de interventieaankopen van rundvlees steken op slechts 0,020 miljoen ton in plaats van de 0,32 miljoen ton die in de begroting was aangenomen. De verkopen uit interventie waren met 0,025 miljoen ton iets hoger dan de 0,018 miljoen ton waarmee in de begroting werd gerekend. Hierdoor was er aan het eind van het jaar 0,22 miljoen ton in geslacht-equivalentgewicht opgeslagen, en dat was veel minder dan de 0,54 miljoen ton waarvan de begroting 2002 uitging. Het gevolg was dat de technische en financieringskosten voor openbare opslag en met name de kosten in verband met waardevermindering veel lager waren dan de begrote kosten.

Hierdoor werd 100,0 miljoen euro betaald voor openbare opslag, waarmee de begrotingskredieten met 420 miljoen euro werden onderschreden.

Premieregelingen

Het aantal dieren dat in de aannames van de begroting 2002 in aanmerking kwam voor premiebetalingen, was gebaseerd op de feitelijk lagere aantallen dieren waarvoor in 2001 premie werd betaald. Hierdoor leidde een lager aantal dieren voor de regeling voor dieren van 30 maanden en ouder in het Verenigd Koninkrijk tot een onderbesteding op de begroting 2002 van 148,0 miljoen euro, terwijl voor de betalingen in het kader van de aankoop voor destructie en van de speciale aankoopregelingen sprake was van een onderbesteding van circa 136,0 miljoen euro. Daarnaast werd de premie voor geslachte volwassen dieren voor slechts 17 miljoen stuks vee uitbetaald (circa 72 % van het maximum), in plaats van de 20,1 miljoen stuks waarvan de begroting 2002 was uitgegaan. Daardoor ontstond een onderbesteding van 159,0 miljoen euro. Anderzijds leidde het lagere aantal dieren dat voor premie in aanmerking kwam tot hogere betalingen voor de extensiveringspremie vanwege een toename van het aantal dieren dat in aanmerking kwam voor het hoogste premiepercentage. Hierdoor kwamen de betalingen voor de extensiveringspremie uit op 943,0 miljoen euro in plaats van de begrote 891,0 miljoen euro.

Het gevolg was dat in totaal voor 6 611,0 miljoen euro aan premies werd betaald en de begrotingskredieten met 482,0 miljoen euro werden onderschreden.

In combinatie met de realisatie van de overige regelingen uit dit begrotingshoofdstuk werden de totale kredieten voor dit hoofdstuk met circa 1 023,0 miljoen euro onderschreden.

HOOFDSTUK B1-22 - SCHAPEN- EN GEITENVLEES

miljoen euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Particuliere opslag van schapenvlees

De begroting ging er vanuit dat in de loop van 2002 circa 5 000 ton schapenvlees particulier zou worden opgeslagen. Uiteindelijk ging het om 140 ton.

Hierdoor werd 0,2 miljoen euro betaald voor particuliere opslag van schapenvlees, waarmee de begrotingskredieten met 7,8 miljoen euro werden onderschreden.

Premies per ooi en per geit

De aan producenten betaalde ooipremie overbrugt het verschil tussen de institutionele prijs en het rekenkundige gemiddelde van de marktprijzen in de loop van het verkoopseizoen. Voor het verkoopseizoen 2001 kwam de werkelijke gemiddelde marktprijs uit op 4 116,8 euro/ton, terwijl bij het opstellen van de begroting 2002 was uitgegaan van 4 000 euro/ton. Hierdoor werd een ongebruikelijk lage premie van 8,949 euro/schaap en 7,159/geit vastgesteld, in plaats van respectievelijk de 10,779 euro/schaap en 8,623 euro/geit waarvan de begroting 2002 was uitgegaan. Verder werden de aantallen voor premie in aanmerking komende ooien en geiten iets naar beneden bijgesteld tot 70,7 miljoen stuks, in plaats van de 72,7 miljoen stuks waarvan de begroting 2002 uitging. De vaste premie voor ooien en geiten in bergachtige of achterstandsgebieden werd voor het verkoopseizoen 2001 vastgesteld op 6,641 euro/schaap en 6,977 euro/geit. De aantallen voor de vaste premie in aanmerking komende ooien en geiten werden ook verlaagd tot 56,4 miljoen stuks, in plaats van de 57,3 miljoen stuks waarvan de begroting 2002 uitging.

Het gevolg was dat de betalingen voor de ooien- en geitenpremies 554,0 miljoen euro bedroegen, waarmee de begrotingskredieten met 111,0 miljoen euro werden onderschreden.

In combinatie met de realisatie van de overige regelingen uit dit begrotingshoofdstuk werden de totale kredieten voor dit hoofdstuk met circa 120,0 miljoen euro onderschreden.

HOOFDSTUK B1-23 - VARKENSVLEES, EIEREN, PLUIMVEE EN OVERIGE MAATREGELEN VOOR DIERLIJKE PRODUCTEN

miljoen euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Uitvoerrestituties voor varkensvlees

De begroting 2002 ging aanvankelijk uit van een export van circa 0,27 miljoen ton vers of ingevroren varkenskarkassen of delen van varkens voor een gemiddelde restitutie van 100 euro/t. Door de marktomstandigheden werd het restitutiebedrag in de loop van het begrotingsjaar 2002 tot nul verlaagd. Daarnaast bedroeg de werkelijk met restituties geëxporteerde hoeveelheid worst en conserven 0,07 miljoen ton, terwijl in de begroting was uitgegaan van 0,17 miljoen ton. De bijbehorende gemiddelde restitutie werd op 268 euro/ton gesteld, terwijl in de begroting 2002 werd uitgegaan van 250 euro/ton.

Het gevolg was dat de betalingen voor uitvoerrestituties voor varkensvlees 27,0 miljoen euro bedroegen, waarmee de begrotingskredieten met 43,0 miljoen euro werden onderschreden.

Uitvoerrestituties voor eieren en slachtpluimvee

De export van eieren viel circa met 0,08 miljoen ton lager uit dan de 1,0 miljoen ton waarvan in de begroting 2002 werd uitgegaan. De uitvoerrestituties voor eiproducten waren lager dan was aangenomen in de begroting 2002. Ook de uitvoer van kippen viel met circa 0,23 miljoen ton lager uit dan de 0,29 miljoen ton waarvan in de begroting 2002 werd uitgegaan. De uitvoerrestitutie voor de andere categorie kipproducten, die op circa 260 euro/ton werd vastgesteld, was hoger dan de 245 euro/ton waarvan in de begroting 2002 werd uitgegaan.

Het gevolg was dat de betalingen voor uitvoerrestituties voor eieren en slachtpluimvee 77,0 miljoen euro bedroegen, waarmee de begrotingskredieten met 1,0 miljoen euro werden onderschreden.

Bijzondere steun aan de bijenteelt

De betalingen voor de financiering van verbeteringsprogramma's voor de productie en de afzet van honing beliepen 14,3 miljoen euro, terwijl in de begroting voor 2002 was uitgegaan van 16,5 miljoen euro.

Hierdoor werden de begrotingskredieten met 2,0 miljoen euro onderschreden.

In combinatie met de realisatie van de overige regelingen uit dit begrotingshoofdstuk werden de totale kredieten voor dit hoofdstuk met circa 44,0 miljoen euro onderschreden.

HOOFDSTUK B1-26 - EUROPEES GARANTIEFONDS VOOR DE VISSERIJ

miljoen euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Zie ook de toelichting op de uitvoering van dit hoofdstuk in 3.13.

3.8. TITEL B1-3 - Bijkomende uitgaven

Inleiding



De kredieten voor deze titel van de begroting bedroegen 1 426,6 miljoen euro, terwijl de realisatie uitkwam op een totaalbedrag aan betalingen van 1 062,4 miljoen euro, dus een onderschrijding van 364,2 miljoen euro. Deze onderschrijding was hoofdzakelijk het gevolg van hoofdstuk B1-33 over veterinaire en fytosanitaire maatregelen.

HOOFDSTUK B1-30 - RESTITUTIES VOOR BEPAALDE GOEDEREN, VERKREGEN DOOR VERWERKING VAN LANDBOUWPRODUCTEN

miljoen euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen

In de begroting 2002 was geen bedrag opgenomen voor artikel B1-309 voor de terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen. De werkelijke baten uit deze posten bedroegen echter 4,1 miljoen euro.

In combinatie met de realisatie van de overige regelingen uit dit begrotingshoofdstuk werden de totale kredieten voor dit hoofdstuk met circa 5,0 miljoen euro onderschreden.

HOOFDSTUK B1-31 - VOEDSELPROGRAMMA'S

miljoen euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De kredieten voor dit hoofdstuk werden voor alle desbetreffende regelingen onderschreden.

Met betrekking tot de verstrekking van landbouwproducten aan hulpbehoevenden in de Gemeenschap was de onderschrijding een gevolg van het feit dat een aantal lidstaten, waaronder EL, P en FIN, niet alle hoeveelheden landbouwproducten volgens het vastgestelde plan voor 2002 hebben verstrekt. Voor nadere bijzonderheden met betrekking tot de gratis verstrekking van landbouwproducten wordt verwezen naar 3.11.

Met betrekking tot restituties in verband met voedselhulp was de onderbesteding te wijten aan de onderschrijding voor rijst, waarvan circa 0,002 miljoen ton werd geëxporteerd als voedselhulp, terwijl in de begroting 2002 was uitgegaan van 0,06 miljoen ton. Daarnaast werden de restituties voor geëxporteerde voedselhulp van rijst uit IT ten onrechte opgegeven in begrotingspost B1-1850.

Met betrekking tot schoolmelk was de onderbesteding een gevolg van het feit dat circa 0,32 miljoen ton melk in scholen werd verstrekt, terwijl in de begroting 2002 was uitgegaan van 0,35 miljoen ton.

In combinatie met de realisatie van de overige regelingen uit dit begrotingshoofdstuk werden de totale kredieten voor dit hoofdstuk met circa 63,0 miljoen euro onderschreden.

HOOFDSTUK B1-32 - PROGRAMMA'S VOOR ULTRAPERIFERE GEBIEDEN EN EILANDEN IN DE EGEÏSCHE ZEE

miljoen euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Voor alle programma's ten behoeve van de ultraperifere gebieden werd in verschillende mate minder uitgegeven dan aangenomen in de begroting 2002.

Voor het 'visserij'-programma ten behoeve van de ultraperifere gebieden nam de begrotingsautoriteit 14,9 miljoen aan kredieten op in het 'voorzieningen' -hoofdstuk B0-40 van de begroting voor 2002 omdat de geldende Verordening (EG) nr. 1587/98 van de Raad op 31 december 2001 zou aflopen. Ondertussen had de Commissie een voorstel ingediend om deze regeling met een jaar te verlengen. De Raad nam dit voorstel op 25 maart 2002 aan als Verordening (EG) nr. 579/2002 van de Raad. Toen in het kader van dit programma uitgaven moesten worden gedaan en er bij de andere programma's in dit hoofdstuk sprake was van onderbestedingen, werd besloten hiervoor geen kredieten over te brengen van hoofdstuk B0-40 naar begrotingsartikel B1-324. Zo werden de uitgaven van 10,7 miljoen euro die de lidstaten in het kader van deze regeling moesten doen gefinancierd door overbrenging van de benodigde kredieten uit ander artikelen van dit hoofdstuk. Daarom vertoont dit artikel een overschrijding, hoewel in werkelijkheid van een overbesteding geen sprake is.

In combinatie met de realisatie van de overige regelingen uit dit begrotingshoofdstuk werden de totale kredieten voor dit hoofdstuk namelijk met circa 29,0 miljoen euro onderschreden.

HOOFDSTUK B1-33 - VETERINAIRE EN FYTOSANITAIRE MAATREGELEN

miljoen euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Zie ook de toelichting op de uitvoering van dit hoofdstuk in 3.12.

HOOFDSTUK B1-36 - CONTROLE- EN PREVENTIEMAATREGELEN VOOR HET EUROPEES ORIËNTATIE- EN GARANTIEFONDS VOOR DE LANDBOUW, AFDELING GARANTIE

miljoen euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Dit hoofdstuk omvat de maatregelen die ter versterking van de controles ter plaatse en ter verbetering van de controlesystemen werden genomen om het risico van fraude en onregelmatigheden ten nadele van de begroting van de Gemeenschap te beperken. Alle regelingen in dit hoofdstuk kenden onderschrijdingen.

Met betrekking tot betalingen voor deze controle- en preventiemaatregelen gaven de betrokken lidstaten (behalve voor het wijnbouwkadaster, waarvoor betalingen door de Commissie werden gedaan) een bedrag van circa 27,5 miljoen euro uit.

Hierdoor gaven de lidstaten voor controle- en preventiemaatregelen 18,0 miljoen euro minder uit dan was aangenomen in de begroting 2002.

Voor de rechtstreekse betalingen door de Europese Gemeenschap voor controle- en preventiemaatregelen financierde de Commissie rechtstreeks maatregelen voor een bedrag van 5,2 miljoen euro, terwijl in de begroting 2002 was uitgegaan van 12,1 miljoen euro.

Hierdoor werden voor controle- en preventiemaatregelen de begrotingskredieten voor 2002 met 7,0 miljoen euro onderschreden.

In combinatie met de realisatie van de overige regelingen uit dit begrotingshoofdstuk werden de totale kredieten voor dit hoofdstuk met circa 26,0 miljoen euro onderschreden.

Zie ook 4.

B1-37 - GOEDKEURING VAN DE REKENINGEN OVER DE VOORGAANDE BEGROTINGSJAREN EN VERLAGING/OPSCHORTING VAN VOORSCHOTTEN UIT HOOFDE VAN DE HOOFDSTUKKEN

miljoen euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Dit hoofdstuk omvat de bedragen die werden gecrediteerd in de begroting van het EOGFL-Garantie ten gevolge van de correcties die plaatsvonden bij de goedkeuring van de rekeningen en van de verlaging/opschorting van voorschotten.

Met betrekking tot de goedkeuring van de rekeningen over voorgaande begrotingsjaren kwamen de bedragen waarmee de lidstaten de begroting van het EOGFL-Garantie hebben gecrediteerd overeen met de financiële correcties die werden opgenomen in de 4 goedkeuringsbeschikkingen die de Commissie in de loop van het jaar 2002 heeft gegeven, te weten: de beschikkingen 2002/144/EG, 2002/523/EG, 2002/461/EG en 2002/524/EG van de Commissie. Het totaalbedrag van de correcties bedroeg 182,0 miljoen euro, terwijl in de begroting 2002 was uitgegaan van 400 miljoen euro, en dat is circa 218,0 miljoen euro minder dan de begrote kredieten.

Met betrekking tot de verlaging/opschorting van voorschotten ging de begroting 2002 aanvankelijk uit van een bedrag van 100,0 miljoen euro. In de loop van het jaar werden de voorschotten aan de lidstaten echter verminderd met een bedrag van 53,0 miljoen euro, en dat is circa 47,0 miljoen euro minder dan de begrote kredieten.

De begrotingskredieten voor dit hoofdstuk werden onderschreden met circa 265,0 miljoen euro.

Zie ook 5.

HOOFDSTUK B1-38 - AFZETBEVORDERING

miljoen euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Alle regelingen in dit hoofdstuk kenden onderschrijdingen.

Voor maatregelen voor afzetbevordering die door de lidstaten werden betaald, werd circa 12,0 miljoen euro uitgegeven, terwijl in de begroting 2002 was uitgegaan van 61,0 miljoen euro. Dit is een gevolg van het feit dat eind 2002 slechts één nieuw programma op grond van de nieuwe voorschriften was goedgekeurd, hetgeen beperkte financiële effecten op de begroting had. De uitgaven hadden met name betrekking op de oude programma's en het overgangsprogramma voor rundvlees, die momenteel nagenoeg beëindigd zijn.

Met betrekking tot rechtstreeks door de Europese Gemeenschap betaalde maatregelen voor afzetbevordering financierde de Commissie rechtstreeks een aantal stimuleringsmaatregelen voor een bedrag van circa 5,1 miljoen euro, terwijl in de begroting 2002 was uitgegaan van een bedrag van 14,3 miljoen euro.

Met betrekking tot de voorlichting van het publiek over het gemeenschappelijk landbouwbeleid werd circa 3,5 miljoen euro uitgegeven, terwijl in de begroting 2002 was uitgegaan van een bedrag van 8,5 miljoen euro.

In combinatie met de realisatie van de overige regelingen uit dit begrotingshoofdstuk werden de totale kredieten voor dit hoofdstuk met circa 58,5 miljoen euro onderschreden.

HOOFDSTUK B1-39 - ANDERE MAATREGELEN

miljoen euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Agromonetaire steun

Voor agromonetaire steun was sprake van een onderschrijding van 105,2 miljoen euro ten gevolge van het besluit van het VK om niet volledig gebruik te maken van zijn mogelijkheden om agromonetaire steun toe te kennen, met name met betrekking tot de tweede en derde termijn van de steun aan producenten van rundvlees, schapenvlees en melk.

In combinatie met de realisatie van de overige regelingen uit dit begrotingshoofdstuk werden de totale kredieten voor dit hoofdstuk met circa 102,0 miljoen euro onderschreden.

3.9. TITEL B1-40 - Plattelandsontwikkeling

Het EOGFL-Garantie is vanuit de middelen van subrubriek 1b medefinancier (Verordening (EG) nr. 1257/1999) van de programma's voor plattelandsontwikkeling die, wat vier maatregelen betreft (vervroegde uittreding, compenserende vergoedingen, bebossing en milieumaatregelen in de landbouw) de hele Unie bestrijken, en voor zes andere maatregelen (investeringen in landbouwbedrijven, jonge landbouwers, opleiding, bosbouw, verwerking en afzet, en aanpassing en diversificatie van de plattelandsgebieden) alleen gelden buiten de gebieden van doelstelling 1 (gefinancierd door het EOGFL-Oriëntatie).

Voor subrubiek 1b is voor de periode 2000-2006 een bedrag van 32 907 miljoen euro toegewezen. Dit bedrag is verdeeld onder de lidstaten, die programma's voor de tenuitvoerlegging van het plattelandsontwikkelingsbeleid moesten opstellen.

De vijftien lidstaten hebben 89 programma's voor plattelandsontwikkeling opgesteld, waarvan in 2000 bij besluit van de Commissie 52 werden goedgekeurd, 35 in 2001 en de laatste 2 in 2002.

Op de begroting voor 2002 is hiervoor door de begrotingsautoriteit 4 595 miljoen euro opgevoerd, dat wil zeggen evenveel als het maximum voor 2002 in subrubriek 1b van de financiële vooruitzichten 2000-2006.

Dit bedrag werd verhoogd met 99 miljoen euro die van 2001 naar 2002 werden overgebracht. Daarmee kwam het uit de begroting beschikbare bedrag op 4 694 miljoen euro.

De realisatie in 2002 met de werkelijke uitgaven in het kader van 89 lopende programma's bedroeg 4,418,9 miljoen euro, dus 94 % van de beschikbare gelden. Derhalve was er ten opzichte van de beschikbare kredieten van 4 694 miljoen euro sprake van een onderbesteding van 275,1 miljoen euro, terwijl de lidstaten op 30 september nog uitgingen van een overschrijding van de beschikbare gelden met 195 miljoen euro.

Uit een analyse van de realisatie 2002 per begrotingsonderdeel ten opzichte van de beschikbare budgetten blijkt dat er hoofdzakelijk van onderschrijdingen sprake is waar het gaat om maatregelen op het gebied van de nieuwe regeling voor begeleidende maatregelen, waaronder met name bebossing en milieumaatregelen in de landbouw, en in mindere mate op het gebied van verwerking en de afzet van landbouwproducten, de vestiging van jonge landbouwers, opleiding, investeringen in landbouwbedrijven en stimulering van plattelandsontwikkeling.

De maatregelen waarvoor het oorspronkelijk begrote bedrag echter ruimschoots werd overschreden, zijn de oude regelingen inzake begeleidende maatregelen en in mindere mate de compenserende bedragen. Binnen het begrotingshoofdstuk moesten daarom overschrijvingen worden gedaan om de beschikbare middelen aan te passen aan de werkelijke behoeften uit de praktijk.

Derhalve kon in 2002 geen volledige besteding van alle beschikbare middelen worden gerealiseerd.

In het kader van de discussie over het overbrengen van in 2002 ongebruikte kredieten naar het jaar 2003 werd bij beschikking van de Commissie op grond van de bepalingen van artikel 149, lid 3 van het nieuwe financieel reglement een bedrag van 49,3 miljoen euro overgebracht.

3.10. Indeling van de uitgaven naar economische aard

De uitgaven van het EOGFL-Garantie kunnen in twee grote categorieën worden verdeeld: enerzijds de uitgaven in verband met restituties, en anderzijds de zogenoemde 'interventie-uitgaven', waaronder hoofdzakelijk rechtstreekse steun, opslag, uit de markt nemen en daarmee gelijk te stellen maatregelen en de overige interventie-uitgaven vallen. Voorts zijn er nog de uitgaven voor plattelandsontwikkeling die noch onder de restituties, noch onder de interventies vallen. In de bijlagen 14 tot en met 16 worden de verschillende uitgaven uitgesplitst naar economische aard.

3.10.1. Restituties

De uitgaven voor restituties bedroegen 3 432,3 miljoen euro, dat wil zeggen 7,9 % van de totale uitgaven van het EOGFL-Garantie voor het begrotingsjaar 2002 en ongeveer evenveel als in het voorgaande begrotingsjaar.

3.10.2. Rechtstreekse steun

De uitgaven die als 'rechtstreekse steun' worden aangemerkt, beliepen 28 800,8 miljoen euro, dat wil zeggen 84 % van de totale interventie-uitgaven van 34 275,2 miljoen euro. Zij vormden 67 % van de totale uitgaven van het EOGFL-Garantie. De uitgaven die als 'rechtstreekse steun' worden beschouwd, worden genoemd in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1259/1999 van 17 mei 1999 (PB L 160, blz. 113). Het betreft voornamelijk (doch niet uitsluitend) hectaresteun en braakleggingsregelingen in de akkerbouw en verder productiesteun voor olijfolie, hectaresteun voor vlas, hennep, peulvruchten, rijst, krenten en rozijnen, premies voor tabak, zoogkoeien, mannelijke runderen, ooien en geiten en agromonetaire steun.

3.10.3. Opslag

De uitgaven voor opslag bedroegen 1 163,1 miljoen euro, dat wil zeggen 3 % van de interventie-uitgaven. Tussen 1 oktober 2001 en 30 september 2002 (de datum waarop de rekeningen betreffende de openbare opslag worden afgesloten) zijn de hoeveelheden en de boekwaarde van de interventievoorraden als volgt gestegen. De boekwaarde van de voorraden steeg van 984,08 miljoen euro aan het eind van het begrotingsjaar 2001 tot 1 419,94 miljoen euro aan het eind van het begrotingsjaar 2002.

Zo groeiden de voorraden graan en rijst van 7,3 miljoen ton tot 8,4 miljoen ton, verdwenen de voorraden olijfolie, groeiden de voorraden mageremelkpoeder van 0 tot 0,15 miljoen ton en die van boter van 0,03 tot 0,17 miljoen ton.

De voorraden rundvlees daalden van 0,23 miljoen tot 0,22 miljoen ton en bleven daarmee nagenoeg stabiel. De voorraden alcohol groeiden in het begrotingsjaar 2002 van 2,2 miljoen hl tot 3,5 miljoen hl.

Wat de verdeling van de boekwaarde van de voorraden betreft, blijft het aandeel van granen en rijst afnemen, aangezien die producten samen nu circa 52 % van de totale waarde van de opgeslagen producten vertegenwoordigen, terwijl dat in 2000 en 2001 respectievelijk 85 en 67 % was. De resterende 48 % betreft zuivelproducten (30 %), rundvlees (15 %) en alcohol (3 %).

Zoals ieder jaar sinds 1988 hebben de diensten van de Commissie op de voor openbare opslag aangekochte producten een waardevermindering toegepast. Deze waardevermindering heeft in twee stappen plaatsgevonden: vanaf de aankoop zijn de producten met ten minste 70 % van het totale te verwachten waardeverlies in waarde verlaagd. Aan het einde van het begrotingsjaar wordt de voorraad geëvalueerd en wordt deze, zo nodig, extra in waarde verlaagd, om de boekwaarde van de producten op het niveau van de verwachte verkoopprijs te brengen. Voor het begrotingsjaar 2002 bedroeg de afschrijving op het moment van aankoop 239,924 miljoen euro en de extra waardevermindering aan het einde van het begrotingsjaar 436,329 miljoen euro.

3.10.4. Braaklegging en inkomenssteun

De uitgaven voor het uit de markt nemen en voor inkomenssteun bedroegen 831,9 miljoen euro, dat wil zeggen 2,4 % van de totale interventie-uitgaven.

3.10.5. Andere

De overige interventie-uitgaven bedroegen 3 479,4 miljoen euro, dat wil zeggen 10,2 % van de totale interventie-uitgaven. Onder deze post vallen hoofdzakelijk de uitgaven die niet onder een van de bovengenoemde categorieën vallen, dat wil met name zeggen: andere interventie-uitgaven dan de opslagkosten voor suiker; productiesteun voor gedroogde voedergewassen; steun voor katoen; actiefondsen van de telersverenigingen, productiesteun en financiële compensaties om de verwerking van citrusvruchten te bevorderen; steun voor de verwerking van druivenmost voor producten van de wijnbouwsector; steun voor de verwerking van mageremelkpoeder en voor maatregelen betreffende melkvetten.


C. Specifieke activiteiten

3.11. Levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap

In de bijzonder strenge winter van 1986-87 heeft de Gemeenschap een noodplan opgezet in het kader waarvan gedurende een beperkte periode gratis levensmiddelen werden verstrekt aan de minstbedeelden in de Gemeenschap.

Toen dit noodplan ten einde liep, werd er van diverse kanten bij de Gemeenschap op aangedrongen om dit soort maatregelen een permanent karakter te geven. De Commissie heeft toen een voorstel in die zin voorgelegd aan de Raad, die dit overnam en Verordening (EEG) nr. 3780/87 vaststelde, met algemene voorschriften voor de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan bepaalde organisaties met het oog op verstrekking aan de meest hulpbehoevenden in de Gemeenschap  i. De Commissie heeft daarna een uitvoeringsverordening goedgekeurd (Verordening (EEG) nr. 3149/92  i) laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1921/2002  i).

Sindsdien stelt de Commissie ieder jaar een plan vast met de begrotingsmiddelen en de verdeling van de hoeveelheden producten over de aan deze maatregel deelnemende lidstaten.

In 2002 wilden tien lidstaten aan de maatregel deelnemen. De kredieten zijn aan deze lidstaten toegewezen volgens een verdeelsleutel die een afspiegeling is van het aantal behoeftigen in elk land. Ook wordt, in voorkomend geval, rekening gehouden met een in de drie voorgaande jaren geconstateerde aanzienlijke onderbesteding.

Het jaarplan wordt opgesteld na raadpleging van de charitatieve instellingen die op het betrokken gebied werkzaam zijn. Het plan wordt op nationaal niveau beheerd door de overheid van de deelnemende lidstaten. Elke lidstaat moet dus de organisaties aanwijzen die op zijn grondgebied zorgen voor de verstrekking van de producten aan de minstbedeelden.

In het kader van deze actie kan iedere deelnemende lidstaat bovendien in een andere lidstaat opgeslagen producten aanschaffen wanneer hij op het eigen grondgebied niet over voldoende interventievoorraad beschikt voor een van de aan hem in het kader van deze actie toegewezen producten.

Voor het plan 2002 (Beschikking 2001/772/EG  i) is 196 miljoen euro overeenkomstig onderstaande tabel verdeeld onder de lidstaten die aan de actie deelnemen.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Verdeling van de hoeveelheden producten per lidstaat (plan 2002)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3.12. Hoofdstuk B1-33 - Veterinaire en fytosanitaire maatregelen

Algemeen

De beschikbare kredieten voor het begrotingsjaar 2002 zijn slechts voor 39,24 % gebruikt; op een totaalbedrag van 569 500 000 euro kon 345 998 799 euro niet worden vastgelegd. Wanneer echter ook de overgebrachte kredieten voor het noodfonds worden meegerekend, stijgt het gebruik tot 45,31 % of 258 077 530 euro.

Voor de financiering van de extra kosten als gevolg van de mond- en klauwzeercrisis die in 2001 voornamelijk het Verenigd Koninkrijk heeft getroffen, werd de begroting van het noodfonds (begrotingslijn B1-3320) vastgesteld op 400 000 000 euro. Vanwege de geringe betrouwbaarheid van de gegevens met betrekking tot compensatie van de operationele kosten voor de uitroeiing van de ziekte kon de Commissie geen besluiten nemen over communautaire financiering van deze compensatie.

Daarnaast werd in het eerste halfjaar van 2002 binnen hoofdstuk 33 (zie onderstaande details) een bedrag overgeschreven ter versterking van begrotingslijn B1-330 (programma's voor uitroeiing en bewaking).

Nadere details:

Begrotingslijn B1-330 - Programma's voor de uitroeiing en de bewaking van dierziekten

Zoals reeds aangegeven, werden de aanvankelijke kredieten van deze begrotingslijn met 6 556 000 euro verruimd om te voldoen aan de extra vraag naar aanleiding van het advies van het wetenschappelijk comité van 18 en 19 oktober 2001. Dit comité was namelijk van mening dat een bewaking van TSE (overdraagbare spongiforme encefalopathieën) bij kleine herkauwers diende te worden ingevoerd. Daarnaast werd na de ontdekking van TSE in Finland en Oostenrijk de afschaffing in deze landen van het testen van gezonde dieren geschrapt. De kosten voor deze twee veranderingen bedragen respectievelijk 4 146 000 en 2 410 000 euro. De desbetreffende kredieten waren afkomstig uit begrotingspost B1-332 (noodfonds).

Zo stegen de voor deze post beschikbare kredieten van 155 000 000 tot 161 556 000 euro. In totaal werd 161 006 000 euro vastgelegd, waarvan 120 556 000 euro voor de bewaking van TSE en 40 450 000 euro voor de uitroeiingsprogramma's.

Volgens de laatste beschikbare schattingen zouden ongeveer 8 miljoen tests in 2002 door de Europese Gemeenschap worden medegefinancierd.

De 'geprogrammeerde' uitgaven werden verhoogd door overbrenging van het in de eerste alinea genoemde bedrag.

De betalingskredieten werden uitgevoerd voor een bedrag van 97 384 658 euro (kredieten van 2001).

Begrotingslijn B1-331 - Andere maatregelen op veterinair gebied

Driekwart van de oorspronkelijke kredieten (d.w.z. 7 946 687 euro op een totaal van 10 500 000 euro) werd in 2002 vastgelegd.

De betalingskredieten werden uitgevoerd voor een bedrag van 3 901 369 euro waarvan 1 657 176 euro betrekking had op kredieten van 2001.

Begrotingslijn B1-332 - Noodfonds

De oorspronkelijke kredieten beliepen 400 000 000 euro voor compensaties in verband met de uitroeiing van mond- en klauwzeer in Nederland, Ierland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk in 2001.

Al in 2001 werd meer dan 400 miljoen euro vastgelegd voor medefinanciering van de compensatie van de ziekte; deze werd in 2002 uitbetaald in de vorm van voorschotten en dekte de verplichte slacht van dieren. In het Verenigd Koninkrijk werd alleen de verplichte slacht tot 30 juni 2001 gedekt door de beschikking over de bijdrage van de Gemeenschap.

In 2002 werd alleen een besluit genomen over de medefinanciering van de verplichte slacht in het Verenigd Koninkrijk gedurende het tweede halfjaar.

Besluiten over de medefinanciering van operationele kosten (desinfectie, reiniging, destructie van karkassen enz.) van Nederland, Frankrijk en Ierland werden eind december 2002 voorgelegd aan het Permanent comité voor de voedselketen en de volksgezondheid. Om administratieve redenen konden deze besluiten niet door de Commissie worden goedgekeurd. De desbetreffende kredieten (34 756 329 euro) werden overgebracht naar het begrotingsjaar 2003.

Voor dezelfde operationele kosten van het Verenigd Koninkrijk wordt naar verwachting in 2003 een besluit over medefinanciering genomen.

Daarmee is van de oorspronkelijk beschikbare 400 miljoen euro slechts 50 854 668 euro vastgelegd. Daarnaast werd 6 556 000 euro overgebracht naar post B1-330 ter dekking van een aanvullende behoefte in verband met de bewaking van TSE bij kleine herkauwers.

De betalingskredieten werden uitgevoerd voor een bedrag van 420 642 846 euro waarvan 6 564 871 euro betrekking had op kredieten van het jaar 2001.

Begrotingslijn B1-333A - Fytosanitaire maatregelen - administratieve uitgaven

De oorspronkelijke kredieten bedroegen 1 000 000 euro. Daarvan werd in 2002 een bedrag van 965 163 euro vastgelegd, terwijl dit voor 34 837 euro niet mogelijk was in 2002.

De betalingskredieten werden uitgevoerd voor een bedrag van 832 100,2 euro waarvan 815 950,2 euro betrekking had op kredieten van het jaar 2001.

Begrotingslijn B1-333 - Fytosanitaire maatregelen - operationele uitgaven

De oorspronkelijke kredieten bedroegen 3 000 000 euro. Daarvan werd in 2002 een bedrag van 2 728 682 euro vastgelegd, terwijl dit voor 271 318 euro niet mogelijk was in 2002.

De betalingskredieten werden uitgevoerd voor een bedrag van 1 456 606 euro waarvan 1 423 902 euro betrekking had op kredieten van het jaar 2001.

Overzichtstabel hoofdstuk B1-33

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Ten slotte dient opgemerkt te worden dat de voor post B2-519 (Voltooiing van vroegere maatregelen op veterinair en fytosanitair gebied - gesplitste kredieten) beschikbare en voor DG SANCO gereserveerde betalingskredieten met 1 miljoen euro werden verhoogd door een interne overschrijving binnen het hoofdstuk. Ze stegen daarmee tot 13 287 000 euro, waarvan 13 187 285 euro in 2002 werd betaald

3.13. Visserij

a) Begrotingslijn B1-261

Op de begroting was voor de visserij 17,08 miljoen euro uitgetrokken, waarvan 15,4 miljoen euro is uitgegeven en 1,6 miljoen euro dus niet.

De algemene onderbesteding van de begroting betreft voornamelijk de regeling voor operationele programma's, waarvoor de financiële compensatie mogelijk niet door de lidstaten aan de producentenorganisaties is uitgekeerd, wat in 2002 het geval was (-2,4 miljoen euro ten opzichte van de begrotingsramingen).

Daarentegen waren de uitgaven voor het uit de markt nemen door de Gemeenschap hoger dan verwacht (1,8 miljoen euro), met name vanwege restanten.

Daarnaast viel een gering gebruik van de steun voor particuliere opslag waar te nemen (-0,9 miljoen euro).

a) Begrotingslijn B1-3240

Verordening (EG) nr. 579/2002 van de Raad (PB L 89 van 5.4.2002) verlengde voor het jaar 2002 Verordening (EG) nr. 1587/98 van de Raad (PB L 208 van 24.7.1998) tot instelling van een regeling ter compensatie van de door de ultraperifere ligging veroorzaakte extra kosten voor de afzet van bepaalde visserijproducten van de Azoren, Madeira, de Canarische Eilanden en de Franse departementen Guyana en Réunion.

Deze regeling beoogt de instandhouding van het concurrentievermogen van bepaalde visserijproducten met een grote afzet, gelet op de bedrijfsomstandigheden van ondernemingen die op het Europese vasteland zijn gevestigd.

Het enige jaarverslag dat momenteel beschikbaar is, heeft betrekking op de regio Madeira. Met betrekking tot de hoeveelheden waarvoor in 2002 van deze regeling gebruik werd gemaakt, werden de volgende gegevens verstrekt:

- tonijn 2 767 008 kg,

- zwarte haarstaart 944 977 kg,

- makreel 0 kg.

3.14. Voorlichtingsacties

Sinds het jaar 2000 is begrotingslijn B1-382 bestemd voor de financiering van voorlichtingsacties over het GLB en over plattelandsontwikkeling. Deze heeft als rechtsgrondslag Verordening (EG) nr. 814/2000 van de Raad en Verordening (EG) nr. 2208/2002 van de Commissie.

Subsidieaanvragen worden met name door landbouworganisaties ingediend en hebben betrekking op activiteitenprogramma's of gerichte acties. Deze activiteiten passen binnen de richtsnoeren die in de jaarlijks gepubliceerde uitnodiging tot het indienen van voorstellen worden vastgesteld.

Activiteitenprogramma's en gerichte acties worden voor 50 % gefinancierd. In sommige gevallen en onder bepaalde voorwaarden kan dit percentage echter tot 75 % worden verhoogd, met name voor activiteiten die op grond van de selectiecriteria buitengewoon belangrijk worden geacht.

De regelgeving maakt het bovendien mogelijk om op initiatief van de Commissie gerealiseerde voorlichtingsactiviteiten te financieren.

In 2002 werd voor post B1 382 een bedrag van 8 500 000 euro begroot. In de loop van het begrotingsjaar 2002 (lopend van 16 oktober 2001 tot en met 15 oktober 2002) werden de volgende voorlichtingsacties gefinancierd:

- 5 jaar-activiteitenprogramma's voor een bedrag van 842.811,83 euro,

- 27 gerichte acties voor een totaalbedrag van 1 123 875,44 euro en

- 39 door de Commissie gevoerde acties door middel van overeenkomsten of opdrachtformulieren, waarvan 36 ten laste van begrotingslijn B1 382, voor een bedrag van 2 397 368,40 en 3 ten laste van begrotingslijn AO3410, voor een bedrag van 82 165,13 euro.

3.15. Stimuleringsacties

De artikelen B1-380 en 381 financieren voorlichtings- en stimuleringsacties voor landbouwproducten zowel binnen als buiten de Europese Unie. De rechtsgrondslag wordt gevormd door de Verordeningen (EG) nr. 2702/1999 en 2826/2000 van de Raad en (EG) nr. 2879/2000 en 94/2002 van de Commissie.

De programma's worden door beroepsorganisaties ingediend bij de lidstaten, die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de programma's nadat de Commissie de selectie heeft bevestigd en een besluit over medefinanciering daarvan heeft genomen.

De programma's worden voor 50 % gefinancierd; twee- of driejarige programma's worden aflopend gefinancierd, voor respectievelijk 60 en 40 % of voor 60, 50 en 40 %.

Op grond van de regelgeving kunnen echter voorlichtingsacties worden gefinancierd die op initiatief van de Commissie worden uitgevoerd (handelsmissies naar derde landen, voorlichting over stelsels van beschermde oorsprongsbenamingen, BGA's en bioproductiesystemen in derde landen).

In 2002 beliepen de kredieten van artikel B1-380 een bedrag van 56 miljoen euro. In de loop van dat jaar werd besloten tot uitvoering van 40 nieuwe stimuleringsprogramma's (Besluit C(2002) 3116 def.) voor een totaalbedrag van 32,1 miljoen euro.

De geregistreerde betalingen beliepen 11,81 miljoen euro maar hebben vooral betrekking op stimuleringsmaatregelen waartoe reeds was besloten in het kader van oude regelingen.

De kredieten van 14,3 miljoen euro voor artikel B1-381 hebben betrekking op stimuleringsacties en -maatregelen die rechtstreeks door de Commissie worden beheerd. Van de kredieten is voor een bedrag van 5,035 miljoen euro gebruik gemaakt, hoofdzakelijk voor acties voor olijfolie.

Het gebruik van kredieten voor de beide artikelen bleef gering vanwege de wijziging in de stimuleringsregeling en vanwege de vertragingen bij de start van nieuwe programma's.

4. CONTROLEWERKZAAMHEDEN

4.1. Geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS)

Na intensieve discussies met de lidstaten in vier groepen van deskundigen werd in 2001 een nieuwe GBCS-verordening vastgesteld: Verordening (EG) nr. 2419/2001 van de Commissie. Deze verordening - die van toepassing is op de verkoopseizoenen of premieperiodes na 1 januari 2002 - bevat een aantal wijzigingen van de vorige verordening, is samenhangender en logischer van opzet en houdt volledig rekening met de ontwikkeling van elektronische instrumenten voor het beheer van de regelingen. De verordening vervangt Verordening (EEG) nr. 3887/92.

Tot de belangrijke voordelen van de nieuwe verordening behoren de algemene mogelijkheid om claims enz. langs elektronische weg te verzenden, een doelmatiger controle door maximaal gebruik van geautomatiseerde en op afstand te gebruiken controlemiddelen, een 'geïntegreerde' controle van premies voor runderen voor diverse regelingen en eenvoudiger bepalingen voor sancties met betrekking tot dierpremies.

Door middel van audits en herziene aanwijzingen voor de rapportage over administratie en controle (met inbegrip van sancties) van claims, hebben de diensten van de Commissie gecontroleerd of de controlesystemen van de lidstaten aan de eisen voldoen en een uniforme toepassing van de nieuwe verordening waarborgen.

Door middel van bijeenkomsten van deskundigen werd bijzondere aandacht geschonken aan voorlichting over, en bevordering van de toepassing van de GBCS-wetgeving in kandidaat-lidstaten, om te waarborgen dat de noodzakelijke aanpassingen van administratieve en controlesystemen al ruim voor de toetreding van deze landen worden doorgevoerd.

4.2. Verenigbaarheid met het GBCS

Op grond van artikel 9a i en 13, lid 1 sub d van Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad dient een aantal regelingen met ingang van 1 januari 2003 te worden geadministreerd en gecontroleerd op een wijze die verenigbaar is met het GBCS. De bepaling heeft betrekking op in totaal 12 regelingen, voor onder meer tabak, wijn, olijfolie, achterstandsgebieden enz..

In 2002 stelden de diensten van de Commissie een onderzoek naar deze bepaling in, en verzochten zij de lidstaten om verslag uit te brengen over de huidige mate van verenigbaarheid van de regelingen en op welk moment verenigbaarheid tot stand was gekomen of zou moeten komen.

Uit het onderzoek bleek dat alle lidstaten op de hoogte waren van hun verplichtingen met betrekking tot de verenigbaarheid, en dat volgens de lidstaten de verenigbaarheid voor 1 januari 2003 tot stand was gekomen of zou komen. Toch zou in een aantal lidstaten de verenigbaarheid voor een aantal steunregelingen niet voor de streefdatum tot stand komen. De meeste problemen doen zich voor in de sectoren wijn, olijfolie en gedroogde voedergewassen.

Per 1 januari 2003 zal het voldoen aan de verplichting tot verenigbaarheid onderdeel uitmaken van de audits als bedoeld in artikel 7, lid 4 van Verordening (EG) nr. 1258/1999.

4.3. Controlebureaus voor olijfolie

Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2262/84 van de Raad  i en nr. 27/85 van de Commissie  i zijn controlebureaus voor olijfolie opgericht in de belangrijkste producerende lidstaten: Italië, Griekenland, Spanje en Portugal (zie p. 53-54 van het 18e Financieel Verslag van het EOGFL).

De vier controlebureaus hebben in 2001/02 hun controletaak uitgevoerd overeenkomstig de activiteitenprogramma's en de door de autoriteiten van de lidstaten en de Commissie goedgekeurde voorzieningsbalansen.

In Italië heeft het bureau gedurende het verkoopseizoen 2001/02 1 881 uitvoerige controles en 1 263 beperkte controles uitgevoerd bij oliefabrieken; het heeft 298 controles ter plaatse uitgevoerd bij telers, 15 bij telersverenigingen en één bij een unie van telersverenigingen. Met betrekking tot de regionale opbrengsten (fabrieken + telers) heeft het bureau in totaal 2 711 controles uitgevoerd bij 933 landbouwbedrijven en oliefabrieken. Het bureau heeft ook 1 588 gekruiste controles uitgevoerd, hoofdzakelijk bij fabrieken. Er werden bij 453 oliefabrieken gekruiste controles uitgevoerd, en dat is aanzienlijk meer dan de op grond van artikel 30, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2366/98 vereiste 10 %. Tijdens uitvoerige controles bij fabrieken konden 938 monsters van geproduceerde olijfolie worden genomen; 300 daarvan (31,9 %) werden opgestuurd naar erkende analyselaboratoria die bevestigden dat de olie voldeed aan de eisen sub 1 van de bijlage bij Verordening nr. EEG/136/66.

Op basis van deze constateringen werd voorgesteld om aan 852 fabrieken een boete/administratieve sanctie op te leggen, voor een totaalbedrag van 445 454 euro. In 302 gevallen werd voorgesteld om de erkenning in te trekken. De belastingdienst werd ingelicht over 261 gevallen waarin onregelmatigheden hebben plaatsgevonden; 19 gevallen werden aan justitie gerapporteerd en 141 gevallen aan de verantwoordelijke autoriteiten in verband met inbreuken op de regels inzake afvalwaterverwerking. Naar aanleiding van controles bij verenigingen werd voorgesteld om in 9 gevallen een boete op te leggen en in 3 gevallen de erkenning in te trekken. Twaalf rapporten werden doorgezonden aan de belastingdienst en 1 aan justitie. Het bureau stelde vast dat verenigingen nog steeds een onwettige inhouding toepassen op de aan telers betaalde steun. Voor telers liggen er 92 sanctievoorstellen in de vorm van een afwijzing of een vermindering van steun voor een totaalbedrag van 595 589 euro en boetes voor in totaal 168 269 euro. Tien gevallen werden aan andere controlerende instanties gemeld.

Op basis van deze constateringen hebben de bevoegde regionale instanties besloten om van 41 fabrieken de erkenning in te trekken en om 82 andere fabrieken met deze zelfde sanctie te dreigen; 40 zaken werden geseponeerd en 139 gevallen zijn nog in behandeling. Benadrukt dient te worden dat van de 382 zaken waarin het bureau voor de verkoopseizoenen 2000/01 intrekking van een erkenning voorstelde er 36 nog steeds niet zijn behandeld, met name in de regio's Calabrië (16), Puglia  i, Ligurië  i en Marche  i.

Ten aanzien van sancties voor de verenigingen is in nog geen enkel geval een besluit genomen.

De onregelmatigheden betreffende telers zijn aan het betaalorgaan (AGEA) gemeld om ervoor te zorgen dat geen of een verminderde steunbetaling door dat orgaan plaatsvindt.

De in de nationale wetgeving omschreven geldboetes werden tot eind 2001 opgelegd door de directie 'Repressione Frodi' van het ministerie van Landbouw. Deze bevoegdheid werd in 2002 aan de regio's overgedragen. Momenteel zijn er van de 839 zaken die voor het verkoopseizoen 2001/02 werden gemeld slechts 30 onderzocht. In 6 gevallen werd een boete opgelegd en 24 zaken werden geseponeerd.

In Griekenland heeft het bureau tijdens het verkoopseizoen 2001/02 809 fabrieken uitvoerig gecontroleerd en 341 beperkt. Dit komt overeen met respectievelijk 38,1 % en 16,1 % van de 2 124 fabrieken die tijdens het verkoopseizoen in bedrijf waren. Bij die controles heeft men bij 602 oliefabrieken monsters kunnen nemen en werden 169 monsters geanalyseerd. Het bureau controleerde daarnaast 21 telersverenigingen, 1 751 telersdossiers, 4 gevallen van particuliere opslag, 48 bedrijven waar tafelolijven worden verpakt en 2 811 telers, en voerde bij bedrijven en oliefabrieken 2 064 controles uit in het kader van de regionale opbrengsten. Het bureau heeft 102 controles uitgevoerd in het kader van de vaststelling van de opbrengsten van de 18 homogene zones. In totaal hebben 14 204 gekruiste controles olijfoliefabrieken/telers plaatsgevonden, 726 controles bij producenten van tafelolijven, 138 controles bij olijfoliefabrieken/kopers en 36 controles bij olijfoliefabrieken/fabrieken voor de verwerking van afval van olijven.

Het bureau heeft voorgesteld om de erkenning van 130 oliefabrieken in te trekken, waarvan 113 voor een totaal van 2 924 516 kg olie wegens twijfel aan de productie. Voor 306 fabrieken werd een sanctie voorgesteld wegens overschrijding van de termijnen voor het indienen van maandopgaven.

Tijdens inspecties kon het bureau vaststellen dat de verenigingen nog steeds een onwettige inhouding toepassen op de betaalde steun. Hiermee is naar schatting een bedrag van 24 miljoen euro gemoeid.

Bij 3 329 telers werden onregelmatigheden geconstateerd. Zij hadden een productie van 2 468 996 kg olie opgegeven. De correctie had betrekking op 997 531 kg olie en er werd voor een bedrag van 1 135 581 euro aan boetes opgelegd. Aan de hand van de controles die werden uitgevoerd bij 2 811 telers die in totaal 573 291 bomen hadden opgegeven, kon het bureau vaststellen dat 780 telers samen over 57 768 minder bomen beschikten dan zij hadden opgegeven. Op grond van deze constateringen werden de desbetreffende aangiften gecorrigeerd.

Gedurende het jaar 2002 hebben de bevoegde instanties 236 gevallen van onregelmatigheden bij oliefabrieken behandeld. Zij hebben aan 187 fabrieken voor een totaalbedrag van 1 094 564 euro boetes opgelegd die in hoogte varieerden tussen 1 467 en 29 347 euro, en hebben in drie gevallen een erkenning ingetrokken. De overige zaken zijn nog in behandeling.

In Portugal heeft het bureau in hetzelfde verkoopseizoen 1 621 telers, 449 fabrieken en 14 telersverenigingen gecontroleerd. Het bureau heeft er 8 735 gekruiste controles uitgevoerd en 20 controles bij bedrijven die olijven tot tafelolijven verwerken. In het kader van de vaststelling van de regionale opbrengsten verrichtte het bureau 300 controles ter plaatse bij 100 landbouwbedrijven. Op grond van de resultaten van de controles heeft het bureau voorgesteld om 73 fabrieken hun erkenning te ontnemen, in 30 gevallen subsidie aan telers te weigeren en in 168 gevallen de steunbedragen voor telers te corrigeren. Deze voorstellen werden door de betrokken lidstaat volledig overgenomen; de lidstaat heeft over het algemeen ook de voorgestelde sanctie toegepast.

In Spanje heeft het bureau in het verkoopseizoen 2001/02 881 uitvoerige controles en 120 beperkte controles uitgevoerd bij oliefabrieken. Het bureau heeft 28 telersverenigingen, 753 telers en 61 verwerkingsbedrijven voor tafelolijven gecontroleerd en 1 174 gekruiste controles tussen de stadia voor en na de verwerking tot olie uitgevoerd.

Het bureau heeft voorgesteld om de erkenning van twee organisaties in te trekken. Het heeft voorgesteld de erkenning van 9 oliefabrieken in te trekken en heeft 280 oliefabrieken een waarschuwing gegeven, met name voor het niet op tijd indienen van de maandelijkse aangifte en voor onvolkomenheden in de grondstoffenboekhouding. 19 verpakkingsbedrijven van tafelolijven kregen om dezelfde redenen een waarschuwing. Voorgesteld werd om van 3 ondernemingen de erkenning in te trekken wegens niet nakoming van de boekhoudkundige verplichtingen. Het bureau heeft voorgesteld om van 22 telers, waarvan 4 telers van tafelolijven, de steun in te trekken. Hiermee is een bedrag van 1 848 800 euro gemoeid. Verder stelde het voor om bij 148 olijventelers (waarvan 18 telers van tafelolijven) een correctie (voor in totaal 760 000 euro) toe te passen op de betaalde bedragen, en om de steunbetalingen aan 24 telers op te schorten.

De Autonome gemeenschappen hebben het bureau in kennis gesteld van het feit dat op basis van de voor de afgelopen verkoopseizoenen verstrekte verslagen zij gedurende de campagne 2001/02 de erkenning hebben ingetrokken van 23 fabrieken, voor 7 andere fabrieken een intrekkingsprocedure zijn begonnen en 62 waarschuwingen hebben gegeven om de situatie in overeenstemming met de voorschriften te brengen. Voor de telers hebben de CCAA 60 dossiers afgesloten en om terugbetaling van de ontvangen steun gevraagd (2 226 633 euro). In 37 andere gevallen werd de terugvorderingsprocedure in werking gesteld. Voor tafelolijven hebben de CCAA de erkenning van 2 ondernemingen ingetrokken en 14 waarschuwingen gegeven.

Over het algemeen, behalve waar anders is aangegeven, hebben de lidstaten goed gevolg gegeven aan de sanctievoorstellen van de controlebureaus.

4.4. Medefinanciering met het oog op aanscherping van de controle

In het kader van Verordening (EG) nr. 723/97 van de Raad van 22 april 1997, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2136/2001, neemt de Gemeenschap gedurende een periode van zeven jaar een deel van de kosten voor haar rekening die de lidstaten maken voor de uitvoering van nieuwe actieprogramma's naar aanleiding van nieuwe door de Commissie goedgekeurde communautaire verplichtingen die sinds 15 oktober 1996 gelden en erop gericht zijn de structuur of de efficiëntie van de controles op de uitgaven van het EOGFL, afdeling 'Garantie', te verbeteren.

Op grond van diezelfde verordening (artikel 4, lid 3) kan de Commissie werkzaamheden uitvoeren voor de instandhouding of verdere ontwikkeling van de controlesystemen en de systemen voor rechtstreekse elektronische informatie tussen de lidstaten en de Commissie. Na raadpleging van het Comité van het Fonds stelt de Commissie op basis van de door de lidstaten ingediende programma's, en rekening houdend met de beschikbare kredieten voor iedere jaarlijkse tranche, het maximumbedrag van de communautaire financiële bijdrage in euro's vast. De financiële bijdrage van de Gemeenschap bedraagt 50 % van de door de lidstaten voor het betrokken begrotingsjaar uitgevoerde betalingen, voor zover de uitgaven voor steun in aanmerking komen. Als de som van de voor steun in aanmerking komende betalingen echter de beschikbare begrotingsmiddelen overschrijdt, wordt het communautaire financieringspercentage naar evenredigheid verlaagd.

In dit zesde jaar waarin de regeling werd toegepast, is opnieuw duidelijk gebleken hoeveel belang de lidstaten aan de invoering van nieuwe controlesystemen hechten. De meeste programma's hebben betrekking op de invoering van het Geografisch informatiesysteem (GIS) en op een systeem voor de identificatie van landbouwpercelen.

Sinds 2001 hebben de meeste lidstaten programma's ingevoerd die verband houden met het Geografisch informatiesysteem (GIS) dat wordt ingevoerd op grond van een nieuwe bepaling van Verordening (EG) nr. 1593/2000.

Na de publicatie van Verordening (EG) nr. 2136/2001 van de Raad konden de lidstaten tot 31 december 2002 hun activiteitenprogramma's voor het jaar 2002 invoeren.

In Verordening (EG) nr. 2244/2001 van de Commissie houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1780/97 (tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 723/97) wordt bepaald dat de Commissie binnen drie maanden het maximumbedrag van de financiële bijdrage van de Gemeenschap vaststelt.

Op basis van de aanwijzingen van de betrokken lidstaten en na raadpleging van het Comité van het Fonds op 19 april 2002 worden de ten laste van de algemene begroting van de Gemeenschap te brengen uitgaven voor deze activiteit voor het jaar 2002 vastgesteld op 15 miljoen euro.

In Besluit C(2002) 1908 van de Commissie van 14 mei 2002 werd het maximumbedrag vastgesteld dat wordt overgemaakt aan de lidstaten die een activiteitenprogramma hebben ingediend voor het jaar 2002 (Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Portugal, Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk, Finland, Zweden):

Jaar 2002 - Verordening (EG) nr. 723/97

LidstaatBijdrage van de Gemeenschap in
euro's

Duitsland2 110
837

Griekenland1 421
000

Spanje3 767
806

Frankrijk3 037
080

Portugal1 210
265

Verenigd Koninkrijk2 078
002

Oostenrijk753
561

Finland303
000

Zweden328
449


Voor dit zesde uitvoeringsjaar hebben België, Ierland, Italië, Luxemburg en Nederland geen programma voor medefinanciering ingediend.

De diensten van de Commissie hebben in 2002 vier auditmissies in de lidstaten uitgevoerd (Nederland, Ierland, Frankrijk en Oostenrijk) om de door die lidstaten aangegeven uitgaven te verifiëren.

4.5. Toepassing van verordening (EG) nr. 4045/89 (ex-post controles)

Verordening (EG) nr. 4045/89 regelt de controle achteraf van grotere begunstigden door de bevoegde instanties van de lidstaten. Deze zogenoemde '4045-controle' dient gebaseerd te zijn op boekhoudkundige en andere documenten die beschikbaar zijn bij de begunstigde of bij leveranciers, afnemers, vervoerders enz.. Momenteel worden er jaarlijks circa 3000 ondernemingen voor een controle geselecteerd.

Naar aanleiding van de aanbieding van een verslag aan de Raad in 1999 (Doc. VI/7036/98) over de evaluatie van de Verordening, hebben de diensten van de Commissie opnieuw alle lidstaten een- of tweemaal bezocht om de tenuitvoerlegging van de richtlijn te controleren. In het algemeen wordt de verordening naar tevredenheid uitgevoerd. In een aantal lidstaten vereisen echter een of meer van de volgende punten de aandacht van de beheerders (speciale afdeling en/of controlerende instantie):

- opleiding van controleurs,

- tijdige voltooiing van een minimum aantal controles,

- toetsing van de uitvoering van controles aan de planning,

- het vervolg dat aan aanbevelingen wordt gegeven,

- kwaliteitsborging,

- risicoanalyse.

Er bestaat met name een groeiende achterstand bij de uitvoering van inspecties binnen de voorgeschreven termijn (juli - juni van het jaar volgend op het EOGFL-jaar). Dit probleem doet zich in nagenoeg alle lidstaten voor en baart de Commissie zorgen.

De bepalingen over wederzijdse bijstand uit artikel 7 van de verordening worden op bevredigende wijze uitgevoerd, maar de Commissie is van mening dat er mogelijkheden zijn voor meer gezamenlijk optreden. Wederzijdse bijstand en controles bij toeleveranciers en afnemers bleken naast andere factoren bepalend te zijn voor het succes van 4045-controles. Jaarlijks verzoeken de lidstaten elkaar circa 350 maal om de feitelijkheid en de wettigheid van transacties te controleren.

Wijzigingen van de verordening

In juni 2001 stelde de Commissie voor om de verordening te wijzigen. Na raadpleging van het Europees Parlement keurde de Raad deze wijzigingen in november 2002 goed (Verordening (EG) nr. 2154/2002). De belangrijkste wijzigingen zijn:

- vermindering van het aantal controles door verhoging van het minimum steunbedrag per begunstigde van 100 000 tot 150 000 euro. Dit minimumbedrag wordt gebruikt als grondslag voor de berekening van het minimum aantal controles ;

- de Commissie kan instemmen met een verlaging van het minimum aantal controles wanneer twee of meer lidstaten gezamenlijke acties voorstellen waarbij sprake is van uitgebreide wederzijdse bijstand bij de controle van een en dezelfde (multinationale) onderneming, handelsstroom of een particuliere sector.

Geconstateerde onregelmatigheden

De selectie van te controleren ondernemingen is gebaseerd op een risicoanalyse. Op GBCS-maatregelen en een aantal vergelijkbare regelingen (Verordening (EG) nr. 2154/2002 wordt geen 4045-controle toegepast.

In de afgelopen jaren werd bij 4045-controles in totaal voor de volgende bedragen aan onregelmatigheden vastgesteld (bron: jaarverslagen van de lidstaten over de uitvoering van Verordening (EEG) nr. 4045/89).

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Verordening (EEG) nr. 4045/89 inzake controles levert de grootste bijdrage aan het totaal aantal gevallen van onregelmatigheden met uitgaven van het EOGFL-Garantie dat aan het OLAF wordt gemeld in het kader van Verordening (EEG) nr. 595/91 van de Raad.

Overige ontwikkelingen

De lidstaten hebben zelf een werkgroep ingesteld voor de uitvoering van Verordening 4045. In het kader van die werkgroep ontmoeten de directeuren van de speciale 4045-afdelingen elkaar tweemaal per jaar. Ze hebben ook een aantal werkgroepen van controleurs voor diverse sectoren in het leven geroepen. Ook werden met een financiële bijdrage van het OLAF scholingsbijeenkomsten en een uitwisselingsprogramma voor controleurs opgezet. Al deze initiatieven leverden een grote bijdrage aan het succes en de kwaliteit van de controles achteraf.

De Commissie ontplooide speciale activiteiten, gericht op in toezicht gespecialiseerde firma's (2000) en secundaire kopers van melk (2001).

Uit het eerste onderzoek bleek dat weliswaar in beperkte mate gebruik wordt gemaakt van door in toezicht gespecialiseerde firma's afgegeven certificaten als bewijs van aankomst, maar dat de kwaliteit van het werk van de in toezicht gespecialiseerde firma's verbeterd dient te worden. In Verordening (EG) nr. 800/1999 worden de voorwaarden voor erkenning van in toezicht gespecialiseerde firma's aangescherpt, en controlerende instanties besteden nog steeds extra aandacht aan het werk van in toezicht gespecialiseerde firma's.

Uit het speciale project gericht op secundaire kopers van melk bleek dat er in een aantal gevallen sprake was van onregelmatigheden en dat hieraan in een aantal lidstaten speciale aandacht dient te worden geschonken.

5. GOEDKEURING VAN DE REKENINGEN

5.1. Algemeen

Met betrekking tot het regelgevingskader in verband met de uitoefening van de goedkeuring van de rekeningen in 2002:

- is een voorstel voor wijziging van Verordening (EG) nr. 1258/1999 door de Commissie op 11.6.2002 aan de Raad gezonden. Hiermee wordt beoogd om de voorgeschreven termijn van 24 maanden voor financiële correcties te verlengen tot 36 maanden;

- is een voorstel voor een mededeling aan de Commissie voorbereid op basis van doc. AGRI/61495/2002 Rev. 2 met betrekking tot het beginsel van 'recidive' dat moet worden toegepast in het kader van de procedure voor de goedkeuring van de rekeningen;

- is Verordening (EG) nr. 1884/2002 op 10 oktober 2002 door de Commissie goedgekeurd. Deze verordening wijzigt Verordening (EG) nr. 2390/1999, waarin vorm en inhoud worden beschreven van de boekhoudkundige gegevens die aan de Commissie dienen te worden verstrekt ("x"-tabellen);

- zijn in het kader van de externe controles voor de goedkeuring van de rekeningen van het EOGFL-Garantie 122 controles uitgevoerd in de 15 lidstaten.

In 2002 werden zes beschikkingen voor goedkeuring van de rekeningen door de Commissie aangenomen: 2002/144/EG, 2002/461/EG, 2002/523/EG, 2002/524/EG, 2002/816/EG, 2002/881/EG.

Met de correcties was een totaalbedrag van 301 294 113,28 euro gemoeid.

In totaal werden 19 dialogen gevoerd en vergaderingen met ad hoc groepen van deskundigen gehouden.

- werden op het gebied van besluiten van de Commissie met betrekking tot de afsluiting van de uitgaven voor het wijnbouwkadaster drie beschikkingen goedgekeurd: 2002/303/EG, 2002/680/EG, 2002/948/EG;

- werden om de lidstaten te ondersteunen bij de steeds verdergaande invoering van hun controlesystemen 1 seminar over GBCS-IACS (23.4.2002), 1 seminar over ex-post controles in het kader van Verordening (EEG) nr. 4545/89 (23.5.2002), 1 seminar over plattelandsontwikkeling (19.4.2002) en 1 seminar over de certificering van de rekeningen (2.7.2002) georganiseerd;

- werd in 2002 een uitgebreid onderzoek gedaan bij 49 betaalorganen die 90 % uitbetalen van alle landbouwuitgaven, om bij deze instanties de situatie op IT-gebied te controleren. Het eindrapport over dit onderwerp is op 21.6.2003 verschenen.

5.2. Goedkeuring van de rekeningen in het kader van de nieuwe procedure voor de goedkeuring van de rekeningen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

5.3. Goedkeuring van de rekeningen over het begrotingsjaar 2001

5.3.1. Inleiding

Bij de hervorming van de goedkeuring van de rekeningen is enerzijds bepaald dat de betaalorganen erkend moeten zijn, en anderzijds dat met ingang van het begrotingsjaar 1996 voor de goedkeuring van de rekeningen een tweeledige procedure wordt gebruikt, namelijk een jaarlijks besluit tot goedkeuring van de rekeningen, dat betrekking heeft op de volledigheid, de juistheid en de waarheidsgetrouwheid van de ingediende rekeningen (artikel 5, lid 2, onder b), van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad en, met ingang van 1.1.2000, artikel 7, lid 3, van Verordening nr. 1258/1999 van de Raad) en aparte besluiten met het doel bedragen van communautaire financiering uit te sluiten, wanneer de Commissie constateert dat de desbetreffende uitgaven niet overeenkomstig de communautaire voorschriften zijn verricht (artikel 5, lid 2, onder c), respectievelijk artikel 7, lid 4, van bovengenoemde verordeningen).

De goedkeuring van de rekeningen gebeurt op basis van de jaarrekeningen, die worden onderbouwd met de certificaten en auditverslagen die voor ieder betaalorgaan zijn opgesteld door een onafhankelijke auditinstantie, de verklarende instanties (artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1663/95 van de Commissie).

De diensten van de Commissie hebben de jaarrekeningen, de certificaten en de vóór 10 februari 2002 ingediende auditverslagen onderzocht en hebben enkele betaalorganen bezocht. Doel van deze bezoeken was de werkzaamheden van de verklarende instanties te evalueren, aard en omvang van gesignaleerde problemen te bepalen en na te gaan wat door het betaalorgaan was ondernomen om die problemen te verhelpen. Het gaat daarbij niet alleen om problemen in verband met de juistheid van de rekeningen, maar ook in verband met de operationele systemen van de betaalorganen. De verklarende instanties zijn verplicht te controleren of deze systemen robuust genoeg zijn om een redelijke garantie te kunnen geven dat de uitgaven in overeenstemming zijn met de communautaire regels.

5.3.2. Beschikkingen

5.3.2.1. Beschikking 2002/461/EG van 12 juni 2002

Besloten is de rekeningen over 2001 van de betaalorganen die op basis van de ontvangen gegevens volledig, juist en waarheidsgetrouw blijken, goed te keuren. De rekeningen van de andere betaalorganen zijn losgekoppeld van deze beschikking; daarover wordt in een later stadium een beschikking gegeven. De resultaten van het onderzoek kunnen als volgt worden samengevat:

- de rekeningen van het Betaalorgaan van de Vlaamse Gemeenschap in België zijn losgekoppeld van deze beschikking;

- de rekeningen van de betaalorganen FEGA en Paìs Basco in Spanje zijn losgekoppeld van de beschikking;

- de rekeningen van het Griekse betaalorgaan zijn eveneens losgekoppeld van deze beschikking.

De reden voor deze loskoppeling is dat de betrokken betaalorganen het bepaalde in Verordening (EG) nr. 2390/1999 inzake de vorm en de inhoud van de boekhoudkundige informatie niet hebben nageleefd.

5.3.2.2. Beschikking 2002/144/EG van 19 februari 2002

Besloten is om de rekeningen over 2000 goed te keuren van alle betaalorganen in Spanje die van beschikking 2001/474/EG van 8 mei 2001 waren losgekoppeld.

5.3.3. Correcties op de rekeningen

5.3.3.1. Correcties op de aangegeven bedragen 2001

Naar aanleiding van opmerkingen van de verklarende instanties en van onderzoeken door de diensten van de Commissie zijn correcties aangebracht. Deze correcties bedragen in totaal:

- Oostenrijk: -0,006 miljoen euro,

- België: + 0,151 miljoen euro,

- Duitsland: -0,887 miljoen euro,

- Denemarken: + 1,153 miljoen DKK,

- Spanje: -2,083 miljoen euro,

- Frankrijk: -5,986 miljoen euro,

- Griekenland: -0,421 miljoen euro,

- Ierland: -2,315 miljoen euro,

- Italië: + 8,367 miljoen euro,

- Luxemburg: + 0,006 miljoen euro,

- Nederland: + 0,024 miljoen euro,

- Portugal: + 18,890 miljoen euro,

- Verenigd Koninkrijk: -2,934 miljoen GBP.

5.3.3.2. Correcties op de aangegeven bedragen 2000

Naar aanleiding van opmerkingen van de verklarende instanties en van onderzoeken door de diensten van de Commissie zijn correcties aangebracht. Deze correcties bedragen in totaal:

- Spanje: -0,811 miljoen euro

5.4. Gevallen waarin bij het Hof van Justitie beroep tegen de goedkeuringsbeschikkingen is ingesteld

5.4.1. Arresten

Sinds de opstelling van het 31e Financieel Verslag van het EOGFL-Garantie heeft het Hof van Justitie zestien maal arrest gewezen met betrekking tot beroepen die door de lidstaten werden ingesteld tegen beschikkingen tot goedkeuring van de rekeningen.

Het Hof heeft het beroep in de volgende gevallen afgewezen:

- arrest van 19 september 2002 (zaak C-377/99) betreffende akkerbouwgewassen in Duitsland;

- arrest van 18 april 2002 (zaak C-332/00) betreffende bakkersboter in België;

- arrest van 14 maart 2002 (zaak C-132/99) betreffende hennep in Nederland;

- arrest van 21 maart 2002 (zaak C-130/99) betreffende akkerbouwgewassen, dierpremies, productiesteun voor olijfolie, definitieve stopzetting van de wijnbouw op wijnbouwareaal, vezelvlas, de naleving van de betalingslimieten in Spanje;

- arrest van 22 november 2001 (zaak C-147/99) betreffende openbare opslag van graan, steun aan de consumptie van olijfolie en premies voor ooien/geiten in Italië;

- arrest van 27 november 2001 (zaak C-146/99) betreffende steun aan de verwerking van tomaten in Italië;

- arrest van 6 december 2001 (zaak C-373/99) betreffende groenten en fruit en akkerbouwgewassen in Griekenland;

- arrest van 24 januari 2002 (zaak C-170/00) betreffende de speciale premie voor runderen in Finland;

- arrest van 24 januari 2002 (zaak C-118/99) betreffende akkerbouwgewassen in Frankrijk;

- arrest van 20 september 2001 (zaak C-263/98) betreffende de uitvoerrestituties voor granen en rundvlees in België;

- arrest van 13 september 2001 (zaak C-374/99) betreffende de consumptiesteun voor olijfolie en de schapen- en geitenpremies in Spanje;

- arrest van 13 september 2001 (zaak C-375/99) betreffende de openbare opslag van rundvlees in Spanje.

Het Hof heeft het beroep toegewezen in de volgende gevallen:

- van 13 november 2001 het beroep van Frankrijk in zaak C-277/98 betreffende de extra melkheffing;

- van 13 juni 2002 het beroep van Luxemburg in zaak C-158/00 betreffende akkerbouwgewassen.

Het Hof heeft het beroep gedeeltelijk toegewezen in de volgende gevallen:

- van 21 maart 2002 een deel van het beroep van Spanje in zaak C-130/99 betreffende de extra melkheffing en de uitgaven in verband met de productie van olijfolie die voor 12 maart 1996 zijn gedaan;

- van 6 juni 2002 een deel van het beroep van Nederland in zaak C-133/99 betreffende steun aan halfvolle melk met het oog op de productie van caseïne en caseïnaat.

5.4.2. Nog aanhangige zaken

De situatie op 14.10.2002 met betrekking tot de nog aanhangige zaken en de bijbehorende bedragen wordt uiteengezet in de bijlagen 19 tot en met 27


6. BETREKKINGEN MET HET EUROPEES PARLEMENT EN DE EUROPESE REKENKAMER

6.1. Betrekkingen met het Europees Parlement

Het Europees Parlement, dat samen met de Raad de begrotingsautoriteit vormt, is een van de bevoorrechte gesprekspartners van de Commissie en, bijgevolg, van de diensten van het EOGFL. Het natuurlijke kader voor de relatie tussen de instellingen is het Parlement, waar tijdens de zittingen alle communautaire begrotingskwesties aan de orde komen.

Het Europees Parlement telt drie parlementaire commissies die zich, in verschillende mate, bezighouden met landbouwbegrotingskwesties, namelijk de commissie Landbouw, de Begrotingscommissie en de commissie Begrotingscontrole.

De commissie Begrotingscontrole heeft toegezien op de correcte uitvoering van de begroting voor 2000. Zij is met name belast met de voorbereiding van het besluit van het Europees Parlement waarbij deze instelling de Commissie kwijting heeft verleend.

6.2. Betrekkingen met de Europese Rekenkamer

6.2.1. Taak van de Europese Rekenkamer

De belangrijkste taak van de Rekenkamer is de controle van de rekeningen van de Gemeenschap. Bovendien is aan deze instelling sinds het Verdrag van Maastricht een veel belangrijker rol toebedeeld, aangezien zij een verklaring moet afgeven over de betrouwbaarheid van de rekeningen van de Gemeenschap en over de wettigheid en de regelmatigheid van de verrichtingen waarop ze betrekking hebben. Wanneer deze verklaring wordt afgegeven, wordt daarmee officieel bevestigd dat de rekeningen een getrouw beeld geven van het betrokken begrotingsjaar. Ook is deze verklaring doorslaggevend bij de kwijtingsprocedure voor de begrotingsautoriteit, die er gebruik van maakt bij het debat over de kwijting.

Om zich van zijn controletaak te kwijten, voert de Rekenkamer binnen de Commissie vele audits uit. De ambtenaren van de Rekenkamer bezoeken zeer vaak de diensten van het EOGFL om de gegevens te verzamelen die nodig zijn om advies te kunnen uitbrengen, of om sectorbrieven of speciale verslagen te kunnen schrijven. Naar aanleiding van die onderzoeken geeft de Rekenkamer de Commissie vaak richtsnoeren ter verbetering van het begrotingsbeheer om zodoende de communautaire controlemaatregelen doeltreffender te maken.

6.2.2. Jaarverslag 2001

De Rekenkamer stelt een algemeen jaarlijks verslag op over het voorbije begrotingsjaar, waarin in verschillende hoofdstukken het beheer van de communautaire begroting wordt geanalyseerd. Een van die hoofdstukken is aan de activiteiten van het EOGFL-Garantie gewijd.

De bekendmaking van het verslag wordt voorafgegaan door vergaderingen van de Rekenkamer met de Commissie, waarbij beide instellingen de balans kunnen opmaken van de door de Rekenkamer naar voren gebrachte argumenten en conclusies, alsmede van de antwoorden en de toelichting van de Commissie. Het verslag is het resultaat van audits door de Rekenkamer bij de communautaire instellingen en van controlebezoeken in de verschillende lidstaten.

Het verslag van de Rekenkamer over het begrotingsjaar 2002, bevatte een hoofdstuk (hoofdstuk 2) over de afdeling 'Garantie' van het EOGFL. De belangrijkste opmerkingen van de Rekenkamer en de antwoorden van de Commissie hadden betrekking op de volgende punten:

- analyse van de uitvoering van de begroting ;

- specifieke beoordeling in het kader van de betrouwbaarheidsverklaring:

- controlesystemen,

- regelingen voor 'areaal'-steun 2.12-2.19,

- resultaten van door de lidstaten verrichte controles 2.18-2.19,

- regelingen voor 'dier'-premies 2.20-2.26,

- controlesysteem 2.22,

- resultaten van door de lidstaten verrichte controles 2.26,

- olijfolie 2.27-2.29,

- plattelandsontwikkeling 2.30-2.33,

- steun voor katoen 2.35-2.38,

- caseïne 2.39,

- heffingen 2.41,

- CATS-databank 2.42;

- goedkeuring van de rekeningen:

- overeenkomstigheidsbeschikkingen 2.65-2.77,

- uitvoerige en beperkte controles 2.66,

- analyse van de in 2001 doorgevoerde correcties 2.67-2.75,

- beschikkingen inzake de goedkeuring van de rekeningen sinds 1991 2.76;

- gegeven gevolg aan eerdere opmerkingen van de Rekenkamer:

- durumtarwe 2.80-2.89,

- het beheer van de GMO voor suiker door de Commissie 2.90-2.103;

- belangrijkste opmerkingen uit de speciale verslagen:

- het goede financiële beheer van de gemeenschappelijke marktordening in de sector bananen 2.105-2.117,

- het beheer door de Commissie van de communautaire steunregeling in de sector oliehoudende zaden 2.118-2.123;

- regeling voor premies en betaling voor extensivering van de GMO in de sector rundvlees 2.124-2.127.

6.2.3. Speciale verslagen van de Europese Rekenkamer

In 2002 heeft de Rekenkamer drie speciale verslagen (SV's) gepubliceerd. Dat zijn de volgende verslagen:

- SV 7/2002 over het goede financiële beheer van de gemeenschappelijke marktordening in de sector bananen, vergezeld van de antwoorden van de Commissie (PB C 294 van 28 december 2002);

- SV nr. 6/2002 over de controle van het beheer door de Commissie van de steunregeling voor oliehoudende zaden, vergezeld van de antwoorden van de Commissie (PB C 254 van 21 oktober 2002);

- SV nr. 5/2002 over de regelingen inzake de extensiveringspremie en het extensiveringsbedrag in de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees,vergezeld van de antwoorden van de Commissie (PB C 290 van 25 november 2002).

De volledige teksten van het jaarverslag en van de speciale verslagen met de opmerkingen van de Rekenkamer en de antwoorden van de Commissie zijn beschikbaar op de internetsite van de Rekenkamer (www.eca.eu.int).


7. LIJST VAN DE BASISBESLUITEN BETREFFENDE HET EOGFL, AFDELING 'GARANTIE', EN VAN DE AANPASSINGEN DAARVAN IN 2002

7.1. Algemeen/ Voorschottensysteem

- Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB L 160, blz. 103),

- Verordening (EEG) nr. 1883/78 van de Raad van 2 augustus 1978 betreffende de algemene regels voor de financiering van de interventies door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie (PB L 216, blz.

1),

- Verordening (EG) nr. 296/96 van de Commissie van 16 februari 1996 betreffende de door de lidstaten te verstrekken gegevens en de maandelijkse boeking van de uit de afdeling Garantie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) gefinancierde uitgaven, alsmede tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2776/88 (PB L 39, blz.

5) Gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1934/2001 van de Commissie van 1 oktober 2001, (PB L 262, blz.

8),

- Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad van 26 september 2000 betreffende de begrotingsdiscipline (PB L 244, blz. 27),

- Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en intrekking van een aantal verordeningen (PB L 160, blz. 80),

- Verordening (EG) nr. 445/2002 van de Commissie van 26 februari 2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) (PB L 074, blz.

1). Deze verordening is ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 1750/1999 van de Commissie, maar is in het begrotingsjaar 2001 wel toegepast (PB L 214, blz. 31).

7.2. Controles

- Verordening (EEG) nr. 4045/89 van de Raad van 21 december 1989 inzake de door de lidstaten uit te voeren controles op de verrichtingen in het kader van de financieringsregeling van de afdeling Garantie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds van de Landbouw en houdende intrekking van Richtlijn 77/435/EEG (PB L 388, blz. 18), gewijzigd door de Raad op 26 november 2002 (zie Verordening (EG) nr. 2154/2002  i),

- Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad van 27 november 1992 tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen (PB L 355, blz.

1) Gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 495/2001 van de Commissie van 13 maart 2001 (PB L 72, blz.

6),

- Verordening (EEG) nr. 2419/2001 van de Commissie van 11 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het bij Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad ingestelde geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen (PB L 327, blz. 11),

- Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PB L 204, blz.

1).

7.3. Goedkeuring van de rekeningen

- Verordening (EG) nr. 1663/95 van de Commissie van 7 juli 1995 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad aangaande de procedure inzake de goedkeuring van de rekeningen van het EOGFL, afdeling Garantie (PB L 158, blz.

6) Gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2025/2001 van de Commissie van 16 oktober 2001 (PB L 274, blz.

3);

- Verordening (EG) nr. 2390/1999 van de Commissie van 25 oktober 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1663/95 wat betreft de vorm en de inhoud van de boekhoudkundige informatie die de lidstaten ter beschikking van de Commissie moeten houden in het kader van de goedkeuring van de rekeningen van het EOGFL, afdeling Garantie (PB L 295, blz.

1) Gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1884/2002 van de Commissie  i.

De Commissie heeft ook een serie beschikkingen gegeven inzake de goedkeuring van de rekeningen van de lidstaten:

- Beschikking van 28 juni 2002 (2002/523/EEG) op grond van artikel 5, lid 2, onder c), van Verordening (EEG) nr. 729/70 en van artikel 7, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 - negende beschikking  i,

- Beschikking van 26 juni 2002 (2002/524/EEG) op grond van artikel 5, lid 2, onder c), van Verordening (EEG) nr. 729/70 en van artikel 7, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 - tiende beschikking  i,

- Beschikking van 14 oktober 2002 (2002/816/EEG) tot wijziging van Beschikking 1999/187/EG betreffende de goedkeuring van de rekeningen die de lidstaten voor het begrotingsjaar 1995 hebben ingediend op grond van artikel 5, lid 2 onder c) van Verordening (EEG) nr. 729/70  i,

- Beschikking 2002/881/EG van 5 november 2002 op grond van artikel 5, lid 2, onder c), van Verordening (EEG) nr. 729/70 en van artikel 7, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 - elfde beschikking  i,

- Beschikking 2002/461/EG van 12 juni 2002 op grond van artikel 7, lid 3 van Verordening (EEG) nr. 1258/1999,

- Beschikking 2002/144/EG van 19 februari 2002 op grond van artikel 5, lid 2, onder b), van Verordening (EEG) nr. 729/70 en van artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1258/1999  i.

7.4. Openbare opslag

a) Basisverordening

- Verordening (EEG) nr. 411/88 van de Commissie van 12 februari 1988 met betrekking tot de bij de berekening van de financieringskosten van de interventies in de vorm van aankoop, opslag en afzet toe te passen methode en rentevoeten (PB L 40, blz. 25) Gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2623/1999 van 10 december 1999 (PB L 318, blz. 14),

- Verordening (EEG) nr. 1643/89 van de Commissie van 12 juni 1989 tot vaststelling van de forfaitaire bedragen voor de financiering van de materiële verrichtingen in verband met de opslag van landbouwproducten (PB L 162, blz. 12),

- Verordening (EEG) nr. 3492/90 van de Raad van 27 november 1990 houdende bepaling van de elementen die in acht dienen te worden genomen in de jaarrekeningen voor de financiering van interventiemaatregelen in de vorm van openbare opslag door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie (PB L 337, blz.

3),

- Verordening (EEG) nr. 3597/90 van de Commissie van 12 december 1990 inzake boekingsregels voor aankoop, opslag en verkoop van landbouwproducten door de interventiebureaus (PB L 350, blz. 43),

- Verordening (EEG) nr. 147/91 van de Commissie van 22 januari 1991 tot vaststelling van tolerantiegrenzen voor de verliezen aan door de interventiebureaus opgeslagen landbouwproducten (PB L 17, blz.

9),

- Verordening (EEG) nr. 3149/92 van de Commissie van 29 oktober 1992 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap (PB L 313, blz. 50),

- Verordening (EG) nr. 2148/96 van de Commissie van 8 november 1996 tot vaststelling van de voorschriften voor de evaluatie van en de controle op de hoeveelheden landbouwproducten in de openbare interventievoorraden (PB L 288, blz.

6) Gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 808/1999 van de Commissie van 16 april 1999 (PB L 102, blz. 70).

b) Waardevermindering bij aankoop in het begrotingsjaar 2002

- Verordening (EG) nr. 2035/2001 van de Commissie van 17 oktober 2001 tot vaststelling van de waardeverminderingspercentages die bij de interventieaankoop van landbouwproducten moeten worden toegepast voor het boekjaar 2002 (PB L 275, blz. 7 en 8).

Bij deze verordening worden, voor het boekjaar 2002, de coëfficiënten vastgesteld voor de systematische waardevermindering die moet worden toegepast wanneer een landbouwproduct wordt aangekocht voor openbare opslag, alsmede de coëfficiënten die door de interventiebureaus moeten worden toegepast op de maandelijks vast te stellen aankoopwaarde van die producten, teneinde het bedrag van de waardevermindering te kunnen bepalen.

c) Extra waardevermindering aan het einde van het begrotingsjaar 2002

- Beschikking C(2002) 3688 van 11 oktober 2002 (niet gepubliceerd) tot vaststelling van de bedragen en de uitvoeringsbepalingen voor de waardevermindering van de voorraden van bepaalde in het begrotingsjaar 2002 bij interventie aangekochte landbouwproducten.

Bij deze beschikking zijn de bedragen vastgesteld van de extra waardevermindering aan het einde van het begrotingsjaar 2002.

d) Vaststelling van de uniforme rentevoet voor het begrotingsjaar 2002

- Verordening (EG) nr. 2012/2001 van de Commissie van 12 oktober 2001 tot vaststelling van de bij de berekening van de financieringskosten van de interventies in de vorm van aankoop, opslag en afzet toe te passen rentevoeten (PB L 272, blz. 23).

Bij deze verordening zijn, voor het boekjaar 2002, de in artikel 3 en in artikel 4, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 411/88 van de Commissie bedoelde rentevoeten vastgesteld.


NB: bepaalde totalen of subtotalen in de hierna volgende tabellen verschillen soms tot 0,1 miljoen euro van het bij optelling van de totalen van de regels of kolommen verkregen bedrag; dit verschil is toe te schrijven aan afrondingen: de totalen zijn namelijk meestal uitgedrukt in miljoenen euro's, terwijl de berekeningen worden gemaakt aan de hand van de volledige bedragen in euro's.

OVERZICHT VAN BIJLAGEN Beschikbaar in het Frans op papier bij DG Landbouw en op de website van DG Landbouw

Algemeen

1. Wisselkoersen begrotingsjaar 2002

Begrotingsprocedure

2. Nadere gegevens omtrent de begrotingsprocedure 2002

Kaspositie en beheer van de kredieten

3. Overzicht uitvoering begroting 2002

4. Voorschotten aan de lidstaten voor het begrotingsjaar 2002

5. Directe betalingen door de Europese Commissie in het begrotingsjaar 2002

Analyse van de uitvoering van de begroting

6. Begrotingsjaar 2002 - gebruik van kredieten

7. Veterinaire en fytosanitaire maatregelen

8. Ten laste van de begroting 2002 geboekte uitgaven

9. Uitgaven van het EOGFL-Garantie per hoofdstuk en per lidstaat ten laste van de begroting 2002

10. Ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie per hoofdstuk

11. Ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie per lidstaat

12. Ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie per sector

13. Ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie per sector en procentueel (1997-2002)

14. Ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie per sector naar economische aard van de maatregelen (1997-2002)

15. Specificatie van de uitgaven van het EOGFL-Garantie per sector naar economische aard van de maatregelen - begrotingsjaar 2002

16. Verdeling van de interventie-uitgaven per hoofdstuk naar economische aard van de maatregelen - begrotingsjaar 2002

17. Verdeling van de interventie-uitgaven in verband met opslag - begrotingsjaar 2002

18. Hoeveelheden en waarde van de producten in de openbare interventievoorraden bij de interventie-instanties

Goedkeuring van de rekeningen

19. Op 14.10.2002 nog aanhangige zaken betreffende een tegen de beschikking tot goedkeuring van de rekeningen over 1993 ingesteld beroep

20. Op 14.10.2002 nog aanhangige zaken betreffende een tegen de beschikking tot goedkeuring van de rekeningen over 1995 ingesteld beroep

21. Op 14.10.2002 nog aanhangige zaken betreffende een tegen de beschikking tot goedkeuring van de rekeningen, 2000/216/EG (vierde beschikking), ingesteld beroep

22. Op 14.10.2002 nog aanhangige zaken betreffende een tegen de beschikking tot goedkeuring van de rekeningen, 2000/449/EG (vijfde beschikking), ingesteld beroep

23. Op 14.10.2002 nog aanhangige zaken betreffende een tegen de beschikking tot goedkeuring van de rekeningen, 2001/137/EG (zesde beschikking), ingesteld beroep

24. Op 14.10.2002 nog aanhangige zaken betreffende een tegen de beschikking tot goedkeuring van de rekeningen, 2001/557/EG (zevende beschikking), ingesteld beroep

25. Op 14.10.2002 nog aanhangige zaken betreffende een tegen de beschikking tot goedkeuring van de rekeningen, 2002/523/EG (negende beschikking), ingesteld beroep

26. Op 14.10.2002 nog aanhangige zaken betreffende een tegen de beschikking tot goedkeuring van de rekeningen, 2002/524/EG (tiende beschikking), ingesteld beroep

27. Op 14.10.2002 nog aanhangige zaken betreffende een tegen de beschikking tot goedkeuring van de rekeningen, 2002/461/EG (boekhoudkundige audit), ingesteld beroep

Het EOGFL en zijn financiële middelen - ontvangsten in de sector suiker

28. Verevening van de opslagkosten in de communautaire suikersector

29. Ontvangsten in de suikersector - begrotingsjaar 2001 (situatie per 31.03.2002)

30. Zelffinanciering in de suikersector - verkoopseizoenen 1995/96 tot en met 2001/02.