Toelichting bij COM(2004)225 - Tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk kader voor het verzamelen en beheren van gegevens die essentieel zijn voor het gemeenschappelijk visserijbeleid

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52004DC0225

Verslag van de Commissie aan de Raad en aan het Europees Parlement - Tenuitvoerlegging van het communautair kader voor het verzamelen en beheren van gegevens die essentieel zijn voor het gemeenschappelijk visserijbeleid /* COM/2004/0225 def. */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN AAN HET EUROPEES PARLEMENT - Tenuitvoerlegging van het communautair kader voor het verzamelen en beheren van gegevens die essentieel zijn voor het gemeenschappelijk visserijbeleid

Inleiding



De systematische verzameling van betrouwbare basisgegevens over visserij is een van de hoekstenen van de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB).

Al in 1993 erkende de Raad dat het voor de tenuitvoerlegging van het GVB van vitaal belang was om een passende gegevensbank tot stand te brengen, uit te breiden of te onderhouden, met daarin biologische, ecologische, technische en sociaal-economische gegevens i.

Een communautair wettelijk kader voor het verzamelen en beheren van dergelijke gegevens is in 2000 tot stand gebracht met de goedkeuring van een verordening i en een beschikking i van de Raad, gevolgd in 2001 door een verordening i van de Commissie met uitvoeringsbepalingen.

Dit kader is gericht op het consolideren en versterken van de bestaande activiteiten op het gebied van gegevensverzameling in de lidstaten. Door een betere coördinatie en samenwerking met betrekking tot deze activiteiten kunnen gegevens doeltreffender worden verzameld en beter worden beheerd, en financiële steun van de Gemeenschap zou het verzamelen van gegevens kunnen vergemakkelijken.

Volgens artikel 10 van Verordening 1543/2000 van de Raad 'brengt de Commissie over elke periode van drie jaar, en voor het eerst uiterlijk op 31 december 2003, aan het Europees Parlement en aan de Raad een verslag uit met een beoordeling van de door de lidstaten getroffen maatregelen, de doeltreffendheid van de gebruikte methoden en de resultaten die zijn bereikt in termen van het verzamelen en beheren van de gegevens waarop deze verordening betrekking heeft. In dit verslag wordt ook beoordeeld hoe de Gemeenschap de verzamelde gegevens gebruikt.' In hetzelfde artikel staat ook: 'De Commissie onderzoekt vóór 31 december 2003 of het wenselijk is het gebied waarover op grond van deze verordening gegevens worden verzameld, uit te breiden.'

Met dit verslag wordt voldaan aan deze wettelijke vereisten en het verslag is gebaseerd op de informatie die de lidstaten hebben verstrekt over de in 2002 verrichte activiteiten. Ofschoon met het kader voor gegevensverzameling nog niet zoveel ervaring is opgedaan als was voorzien, is een vroegtijdige evaluatie toch nuttig om het technisch complexe communautaire kader voor gegevensverzameling te kunnen bijstellen.

Een fundamentele stap in de tenuitvoerlegging van het GVB is het verbeteren van het kader voor het verzamelen en beheren van de gegevens die nodig zijn om de stand van de visbestanden en de situatie in de visserijsector te beoordelen. Al bij het begin van een dergelijk ambitieus en technisch ingewikkeld proces is het duidelijk dat er problemen te verwachten zijn. Van meet af aan is de Commissie ervan uitgegaan dat het tot stand brengen van nationale programma's voor de systematische verzameling van gegevens, met inbegrip van economische gegevens, voor de lidstaten en de Commissie een echte uitdaging zou zijn. Ondanks de problemen die in dit verslag worden beschreven, is er volgens de Commissie toch een goed begin gemaakt en kunnen op langere termijn gunstige effecten worden verwacht voor iedere lidstaat en voor de Commissie.

1.

2. Ervaringen tot op heden


2.

2.1. De nationale programma's van de lidstaten


In 2001 hebben de lidstaten voor het eerst nationale programma's ingediend, namelijk voor het jaar 2002. De programma's zijn geëvalueerd met behulp van externe experts, het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) en de diensten van de Commissie, naar aanleiding waarvan de Commissie in augustus 2002 formeel een besluit tot toekenning van een financiële bijdrage in de kosten van de lidstaten heeft goedgekeurd. Voor het jaar 2003 is dezelfde procedure gevolgd.

Op basis van de ervaringen in 2002 en in het licht van aanbevelingen van het WTECV over de wetenschappelijke programma's en van de Commissie over de invoering van gestandaardiseerde financiële tabellen, zijn de ingediende gegevens voor de jaren 2003 en 2004 aanzienlijk verbeterd. Deze voortdurende verbetering van de algemene kwaliteit van de ingediende gegevens van de lidstaten is bemoedigend. Enkele programma's zijn echter nog steeds slecht geïntegreerd door een gebrek aan coördinatie op nationaal en internationaal niveau.

3.

2.2. Coördinatie tussen de Commissie en de lidstaten


De coördinatie tussen de diensten van de Commissie en de lidstaten gebeurt bijna volledig via het netwerk van de benoemde nationale correspondenten, die verscheidene malen per jaar tijdens formele vergaderingen van het Comité van beheer voor de visserij en de aquacultuur bijeenkomen om advies uit te brengen, en tijdens informele vergaderingen om informatie uit te wisselen.

Het netwerk van nationale correspondenten is belangrijk voor de tenuitvoerlegging van het kader voor gegevensverzameling. In de loop van het jaar vinden vaak bilaterale contacten plaats, en alle nationale programma's evenals de verslagen van externe experts en van het WTECV zijn voor alle betrokkenen beschikbaar om volledige transparantie te garanderen.

De tenuitvoerlegging van de kaderverordening inzake gegevensverzameling is zowel voor de lidstaten als voor de Commissie een echte uitdaging geweest. De ervaringen met de programma's voor 2002, het enige jaar waarvoor technische en financiële verslagen beschikbaar zijn, hebben aangetoond dat het netwerk van nationale correspondenten doeltreffend functioneert. Over het algemeen is hun werk succesvol gebleken, ondanks het feit dat enkele lidstaten de werkbelasting voor de correspondenten hebben onderschat. Dit was met name het geval in de lidstaten met vele betrokken partners (oceanografische instituten, universiteiten).

2.3. Rol van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV), het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur (RCVA) en de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES)

4.

2.3.1. WTECV


Al vanaf de start van het gegevensverzamelprogramma is het WTECV nauw betrokken geweest bij de uitvoering ervan.

In de loop van de betrokken periode zijn vier vergaderingen gehouden om de afwijkingen en onregelmatigheden van de gegevensverzamelprogramma's te onderzoeken (maart en december 2002), om de verzameling van gegevens over de vangsten per eenheid van inspanning (CPUE) binnen de nationale programma's vanaf 2003 te analyseren, en om bij te dragen aan de onderhavige evaluatie van de uitvoering van de gegevensverzamelingsregelingen (juli 2003).

Verslagen over deze vergaderingen zijn ingediend en besproken tijdens de plenaire vergaderingen van het WTECV en vervolgens, met enkele aanvullende opmerkingen en overwegingen, door het WTECV goedgekeurd i.

5.

2.3.2. RCVA


Het RCVA is voor het eerst van het gegevensverzamelingsprogramma in kennis gesteld in mei 2001 i. Tijdens zijn vergaderingen in 2002 is het Comité nader geïnformeerd over de stand van zaken en de verdere ontwikkelingen.

Het RCVA heeft zich verheugd getoond over het gegevensverzamelingsprogramma en heeft de wens uitgesproken bij het gegevensverzamelingsproces te worden betrokken. Het Comité heeft ermee ingestemd een actieve bijdrage te leveren aan het verzamelen van economische gegevens op voorwaarde dat de Commissie garandeert dat deze gegevens vertrouwelijk zullen worden behandeld.

6.

2.3.3. ICES


De wetenschappelijke gemeenschap in het algemeen en enkele internationale wetenschappelijke instanties zoals de ICES in het bijzonder, hebben positief gereageerd op het initiatief van de Commissie met betrekking tot gegevensverzameling. De data die binnen het kader voor gegevensverzameling worden verzameld, worden buitengewoon relevant geacht voor de werkzaamheden van de ICES ter evaluatie van de visbestanden en voor het uitbrengen van advies over visserijbeheer. De ICES en de Commissie hebben gemeenschappelijke belangen op dit gebied en de ICES heeft daarop een Plangroep Commerciële visvangst, teruggooi en biologische bemonstering (Planning Group on Commercial Catch, Discards and Biological Sampling, PGCCDBS) i opgericht, die sinds de inwerkingtreding van de verordening tweemaal heeft vergaderd. Aan deze vergaderingen is ook deelgenomen door leden van het WTECV en ambtenaren van de Commissie.

Bovendien hebben sinds de goedkeuring van het kader voor gegevensverzameling verscheidene werkgroepen i van de ICES spontaan opmerkingen gemaakt en suggesties gedaan met betrekking tot het gegevensverzamelingsprogramma. Als eindgebruikers van de verzamelde gegevens hebben zij erg nuttige input kunnen geven en de Commissie zal dan ook alle werkgroepen van de ICES formeel verzoeken om feedback te geven over de kwaliteit van de verstrekte gegevens.

7.

3. Verzamelde gegevens


De verordening inzake gegevensverzameling voorziet in twee categorieën gegevens. Het gaat daarbij enerzijds om verplichte gegevens die worden verzameld in het kader van de controleverordeningen (EG) nr. 2090/1998 i, (EG) nr. 2807/1983 i, (EG) nr. 2847/1993 i en (EG) nr. 104/2000 i (bijv. vangstcapaciteit, visserij-inspanning en vangsten/inspanning), en anderzijds om andere gegevens die in het verleden niet door alle lidstaten systematisch zijn verzameld, maar die wel noodzakelijk zijn om de situatie van de visbestanden en de visserijsectoren te kunnen beoordelen (bijv. teruggooi, recreatie- en sportvisserij, vangsten per eenheid van inspanning, onderzoeken, samenstelling naar leeftijd en gewicht, biologische parameters en economische gegevens over de vloot en de verwerkende industrie).

Bij de kaderregeling werd de eerste categorie gegevens in de verordening opgenomen met het doel de wetenschappers toegang te geven tot deze gegevens met het oog op een betere analyse van de toestand van de bestanden en een ruimere kennis van de visserij.

Voor de tweede categorie gegevens is besloten om de reguliere wetenschappelijke netwerken te handhaven voor gebruik door de traditionele eindgebruikers (bijv. ICES, ICCAT, NAFO, GFCM enz.). In de loop van 2003 zijn de gegevens die in 2002 uit hoofde van de kaderregeling zijn verzameld, gebruikt door de wetenschappelijke werkgroepen die zijn belast met het beoordelen van de visbestanden.

Uit de analyse van de nationale programma's en de resultaten daarvan in 2002 is gebleken dat deze over het algemeen in overeenstemming zijn met de regelingen en de doelstellingen van de verordening betreffende gegevensverzameling voor het verzamelen van nauwkeuriger gegevens. Alle lidstaten hebben voldaan aan hun verplichtingen om middelen tot stand te brengen waarmee de doelstellingen van de kaderregeling voor gegevensverzameling kunnen worden bereikt.

1/ Er is echter niet altijd informatie verstrekt over de gebruikte methoden en slechts enkele lidstaten hebben gezorgd voor een toelichting bij de statistische achtergrond van hun bemonsteringsstrategieën en voor een raming van het bereikte niveau van nauwkeurigheid.

2/ De lidstaten hebben met name de moeilijkheden en de kosten in verband met het ramen van de teruggooi onderschat. De eerste ervaringen doen vermoeden dat de kosten van de bemonsteringsstrategieën die nodig zijn voor een correcte raming van de teruggooi, hoger zijn dan aanvankelijk verwacht, met name doordat over het algemeen een benadering per vloot is gekozen. Aangezien de teruggooi over het algemeen wordt geraamd door bemonstering aan boord, geven de ramingen een vertekend beeld zolang nationale wetgevingen kapiteins niet verplichten om wetenschappers aan boord te laten. De bemonsteringsmethoden in de meeste lidstaten beantwoorden niet aan het beginsel van de willekeurige selectie van te bemonsteren vaartuigen.

3/ Bij het begin van de uitvoering van de verordening inzake gegevensverzameling werd de omvang van de recreatievisserij gering geacht. De ervaring heeft geleerd dat het belang van deze visserij groter is dan werd aangenomen en er is verzocht om extra onderzoeken door de lidstaten (bijv. met betrekking tot kabeljauw in de Noordzee).

4/ Bij de tenuitvoerlegging van de verordening is bevestigd dat het grootste gedeelte van de algemene begroting van het kader voor gegevensverzameling gaat naar de kosten van onderzoek op zee (zie deel 6 van het verslag). Hierbij mag niet uit het oog worden verloren dat deze onderzoeken uiterst nuttig zijn aangezien zij de enige methode zijn om rechtstreekse informatie over de visserij te verzamelen (objectieve ramingen van de indicatoren voor de bestandsdichtheid). Bovendien leveren dergelijke onderzoeken informatie op over de verspreiding van bestanden in de loop der tijd en over veranderingen in het ecosysteem onder invloed van visserijactiviteiten. Ten slotte kunnen bij onderzoeken op zee biologische monsters worden verzameld (gonaden, otolieten enz.) van de gevangen soorten.

Economische gegevens over vlootsegmenten maken deel uit van het minimumprogramma van de verordening inzake gegevensverzameling maar volledige toepassing van alle bepalingen is pas met ingang van januari 2004 verplicht. De meeste lidstaten hebben echter al geprobeerd gegevensverzamelingsprogramma's uit te voeren voor verscheidene vlootsegmenten. Het verzamelen van gegevens voor de visverwerkende industrie wordt pas verplicht vanaf 2006.

8.

4. Gegevensbeheer


De eerste reeks gegevens betreffende de input (vangstcapaciteit en visserij-inspanning) wordt op grond van Verordening (EG) nr. 2807/8310 al door de Commissie beheerd met gebruikmaking van FIDES 2 voor de communicatie. Voor de tweede reeks gegevens (teruggooi, recreatie- en sportvisserij, vangsten per eenheid van inspanning, onderzoeken, samenstelling naar leeftijd en gewicht, biologische parameters en economische gegevens over de vloot en de verwerkende industrie) is echter besloten om bij de tenuitvoerlegging van de verordening betreffende gegevensverzameling nr. 1639/2001 voor het overbrengen van deze gegevens naar de traditionele eindgebruikers (wetenschappelijke instanties, regionale visserijorganisaties) de gebruikelijke wetenschappelijke netwerken te handhaven. Deze procedure heeft geleid tot een versterking van deze netwerken.

Ter verbetering van het huidige systeem en ter vergemakkelijking van de toegankelijkheid en de uitwisseling van informatie tussen lidstaten onderling, tussen lidstaten en de Commissie en tussen lidstaten en de wetenschappelijke eindgebruikers (regionale visserijorganisaties, wetenschappelijke instanties), moet een informaticaplatform worden ontwikkeld.

Om dit gemeenschappelijke netwerk voor de overdracht van gegevens in het kader van de gegevensverzameling te definiëren is in april 2002 een gemeenschappelijke werkgroep van vertegenwoordigers van de Commissie, het WTECV en geselecteerde experts georganiseerd. In het bestek is de opzet beschreven van de gegevensbestanden en de daarmee verband houdende systemen die de vereiste gegevens moeten bevatten en waartoe de Commissie en gemachtigde vertegenwoordigers van andere lidstaten toegang toe moeten krijgen.

De werkgroep heeft een voorlopige analyse voorgesteld met een specificatie van de systeemvereisten en een voorstel voor een technische oplossing. Deze taak is in de loop van 2003 door een externe consultant uitgevoerd. De resultaten hiervan zouden voor eind 2004 operationeel moeten zijn.

Aangezien het communicatiesysteem met zeer uiteenlopende soorten gegevens en geografische gebieden te maken krijgt en rekening moet worden gehouden met de ervaringen uit deze zeer verschillende gebieden, heeft de Commissie een ondersteuningsgroep opgericht. De belangrijkste doelstelling van deze ondersteuningsgroep is het verlenen van advies over de systeemvereisten, met inbegrip van het communicatieprotocol, de gegevensbestanden en de aggregatiesoftware.

Los van de tenuitvoerlegging van het informaticaplatform zal de Commissie in de loop van 2004 controles verrichten om na te gaan of de gegevensbestanden van de lidstaten de nodige gegevens bevatten. Deze controles kunnen zeer eenvoudig zijn (steekproefsgewijze controles) of uitgebreider (systematische controles van gegevensbestanden in bepaalde lidstaten of opvragingen van gegevens om de toestand van bepaalde bestanden of visserijtakken te beoordelen).

9.

5. Studies en proefprojecten


Om de periode tussen de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 1543/20002 van de Raad en de uitvoeringsverordening, Verordening (EG) nr. 1639/20014 van de Commissie, te overbruggen, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 5 van Beschikking 439/20003 van de Raad een oproep tot het indienen van voorstellen gedaan. Dit bood de lidstaten de mogelijkheid om de gegevens die met het voorgaande systeem waren verzameld te blijven gebruiken en om tegelijkertijd stappen te ondernemen voor het tot stand brengen van een gedegen nationaal programma voor gegevensverzameling.

Naar aanleiding van de laatste oproep tot het indienen van voorstellen in 2000 zijn in de loop van 2001 23 studies gefinancierd. De meeste studies hadden betrekking op onderzoeksgegevens, recreatievisserij, bijvangsten en economische gegevens.

Bovendien kunnen op grond van artikel 9 van Beschikking 439/20003 van de Raad ook studies worden gefinancierd over duidelijk omschreven onderzoeksbehoeften. Er zijn in totaal zeven studies voltooid op verschillende gebieden: meerjarige beperkingen voor bedreigde bestanden, de toepassing van systemen voor controle en toezicht, milieuaspecten en bijvangsten.

Ten slotte zijn in de loop van 2001 op grond van de artikelen 5 en 9 van Beschikking 439/2000 van de Raad in totaal 30 studies verricht voor een bedrag van 11,3 miljoen euro.

10.

6. Financiële aspecten


Overeenkomstig Beschikking 439/20003 van de Raad bedraagt de financiële bijstand van de Gemeenschap voor de periode van 2000 tot en met 2005 in totaal 132 miljoen euro.

De lidstaten hebben in de loop van 2001 voor het eerst nationale programma's ingediend voor het jaar 2002, samen met een raming van de jaarlijkse uitgaven voor de periode van januari 2002 tot en met december 2006. Bij het opstellen en indienen van de begrotingen hebben de lidstaten ernstige problemen ondervonden. Deze waren het gevolg van een gebrek aan ervaring met het indienen van dergelijke geïntegreerde gegevensverzamelingsprogramma's, en van het feit dat de kosten van specifieke nieuwe taken (bijv. het verzamelen van bijvangst- of economische gegevens) en van de algemene programma's voor gegevensverzameling bij de meeste lidstaten nog onbekend waren. Bijgevolg zijn de nationale programma's hoofdzakelijk gebaseerd op de beperkte ervaringen van de lidstaten als partners bij voorgaande projecten inzake gegevensverzameling. Dit heeft aanleiding gegeven tot ernstige problemen; zo hadden sommige lidstaten aan het eind van de eerste uitvoeringsperiode nog geen vijftig procent van hun totale begroting voor 2002 en is een van de lidstaten door vertragingen bij interne procedures niet in staat gebleken de begrotingsmiddelen voor gegevensverzameling over te maken naar de onderzoeksinstituten.

Een van de belangrijkste resultaten van het programma voor gegevensverzameling is dat voor het eerst een algemeen beeld is geschetst van de nationale programma's van alle Europese landen die betrokken zijn bij het GVB, en van de daarmee gemoeide kosten (zie de tabellen 1 tot en met 4).

Bestudering van de uitgaven voor gegevensverzamelingsprogramma's door de lidstaten in 2002 leert dat deze nauw verband houden met de omvang van de nationale vloot of de aangelande vangsten (de grootste begrotingen zijn die van het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Spanje en Italië). Onderzoek (ongeveer 45% van het minimumprogramma en 75% van het uitgebreide) en teruggooi (ongeveer 15% van het minimumprogramma) maken het grootste deel van de begroting uit. Voor de lidstaten die een programma over economische gegevens hadden ingediend, was de bijbehorende begroting beperkt. De begrotingen voor economische gegevens konden niet onderling worden vergeleken aangezien slechts een gering aantal lidstaten een programma op dit gebied hebben ingediend (zie de tabellen 1 tot en met 4).

Tijdens deze eerste uitvoeringsperiode is gebleken dat het kader voor gegevensverzameling een uitstekende manier is om de kosten voor gegevensverzameling transparanter te maken, zodat alle lidstaten en de Commissie zich hiervan beter bewust zijn. In de toekomst zouden de overlappingen tussen nationale programma's kunnen worden verminderd en zou het overheidsgeld per taak en per gebied doeltreffender kunnen worden gebruikt. Bovendien zou een grotere transparantie en vergelijkbaarheid van de kosten moeten leiden tot meer efficiëntie.

11.

7. Toekomstige ontwikkelingen


Nu de relevantie en noodzaak van het kader voor gegevensverzameling zijn aangetoond, is het van prioritair belang dit kader te verbeteren. Dit zou kunnen gebeuren door uitvoeringsmaatregelen om het bestaande systeem te versterken zonder het verzamelen van nieuwe gegevens verplicht te stellen of Verordening (EG) nr. 1639/2001 te wijzigen (zie deel 7.1), maar wellicht is het ook nuttig enkele wijzigingen op korte termijn goed te keuren om het systeem te verbeteren en om rekening te houden met de wetenschappelijke aanbevelingen van het WTECV in het kader van de tussentijdse evaluatie (zie deel 7.2). In 2006 wordt de begroting voor de zesjarige periode 2007-2012 (zie artikel 4, lid 1, van Beschikking 439/20003 van de Raad) herzien en kunnen, op basis van het driejaarlijkse verslag van de Commissie, tegelijkertijd Verordening (EG) nr. 1543/20002 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1639/20014 van de Commissie worden gewijzigd. Deze gelegenheid zou kunnen worden gebruikt om ingrijpender wijzigingen aan te brengen in het huidige kader voor gegevensverzameling ten aanzien van de algemene begroting per taak per gebied en per categorie te verzamelen gegevens, en om er indien nodig enkele nieuwe categorieën aan toe te voegen (zie deel 7.3).

12.

7.1. Versterking van de bestaande verordening (Verordening (EG) nr. 1639/20014)


1/ De coördinatie binnen nationale programma's is doeltreffend gebleken in landen waar stuurgroepen zijn opgericht om de programma's te coördineren en beheren, zoals in Denemarken en Nederland. Een groep of comité van die aard zou in elke lidstaat moeten worden opgericht.

2/ De internationale samenwerking zou moeten worden bevorderd. Daartoe is, na de instelling van regionale adviesraden (RAR's), een regionale aanpak het meest geschikt. De belangrijkste regio's voor gegevensverzameling zijn, gelet op de geografische omstandigheden en de verdeling van de RAR's: de Oostzee, Noordzee, het westelijke deel van de Atlantische Oceaan, de Middellandse Zee en overige wateren (met inbegrip van de overzeese gebieden). Ten minste eens per jaar zouden regionale coördinatievergaderingen moeten plaatsvinden in aanwezigheid van ambtenaren van de Commissie om de tenuitvoerlegging van de nationale programma's in een regionale context te bestuderen en om deze programma's tussen de lidstaten onderling te coördineren.

3/ Er is behoefte aan meer transparantie op methodologisch gebied. Om de bemonsteringsstrategieën te harmoniseren en de analyse van resultaten te vergemakkelijken moeten de lidstaten iedere methode voor gegevensverzameling op transparante wijze beschrijven. De procedures voor het berekenen van de ramingen op basis van de gegevens moeten eveneens door de lidstaten worden beschreven (met vermelding van bijvoorbeeld de wijze waarop extrapolaties worden gemaakt, eventuele problemen met ontbrekende gegevens en de manier waarop de verschillende ramingen worden gecombineerd). De gegevens die op het laagste aggregatieniveau worden verzameld (bijv. per vloot) moeten worden opgeslagen en, indien vereist, worden verzonden.

Wanneer ramingen worden gemaakt moeten elementen worden verstrekt op grond waarvan de betrouwbaarheid kan worden beoordeeld (eventuele verschillen tussen de doelpopulatie en de bemonsterde populatie, mogelijke vertekeningen, variaties, betrouwbaarheidsintervallen van 5% en andere drempelwaarden. Zelfs als er een nauwkeurigheidsniveau geldt voor het totale of een gemiddeld aantal vloten, moet het bereikte nauwkeurigheidsniveau toch per vloot worden beoordeeld (teruggooi, samenstelling van de aangelande vangsten).

4/ De noodzaak om semi-geaggregeerde gegevensbestanden te ontwikkelen. Vroegere ervaringen met het gebruik van de huidige gegevens hebben aan het licht gebracht dat er een verschil bestaat tussen de basisgegevens op het laagste aggregatieniveau (die gewoonlijk vertrouwelijk moeten worden behandeld) en gegevens die zodanig zijn geaggregeerd dat het nut ervan voor de wetenschappers beperkt is (bijv. de totale vangsten uit een bestand door een bepaalde lidstaat). Door de uitvoering van de herstelplannen is het nog moeilijker geworden om tijdig vangst- en inspanningsgegevens te verzamelen die voldoende nauwkeurig gelaagd zijn. Er bestaat dan ook een grote vraag naar semi-geaggregeerde gegevens (bijv. een synthese van inspannings- en vangstgegevens per vloot en per soort, per statistisch vak en per maand). Door deze semi-geaggregeerde gegevens zouden zich aanzienlijk minder problemen voordoen in verband met de vertrouwelijkheid. Deze procedure zou moeten worden toegepast ten aanzien van alle gegevens (afkomstig van de onderzoeken op grond van de controleverordening en van wetenschappelijke onderzoeken, al moeten de respectieve rollen van de onderzoeksstructuren en administraties zorgvuldig worden gedefinieerd). De aggregatieniveaus moeten worden vastgesteld en de toegankelijkheidsvoorwaarden moeten worden bepaald na overleg met het WTECV.

5/ Ten slotte moeten regelmatig workshops worden gewijd aan opleiding in basistechnieken voor bemonstering en statistische gegevensverwerking (validering) en aan het analyseren van de resultaten van de uitvoering van het kader voor gegevensverzameling (bijv. vergelijking van de verschillende methoden om de teruggooi te ramen, raming van de aanvoer in de kleinschalige visserij -- met een lengte van minder dan 12/10 meter -- en in de recreatievisserij enz.).

Regelmatig moeten opleidingen worden georganiseerd in het verzamelen van biologische basisgegevens, zoals het bepalen van leeftijd en geslachtsrijpheid, om de kennis en vaardigheden op peil te houden en ook om wetenschappers op te leiden die zijn belast met biologische bemonstering. Er zouden ook speciale workshops moeten worden gewijd aan de raming van dergelijke parameters wanneer nieuwe soorten worden ingevoerd.

13.

7.2. Onmiddellijke verbeteringen in Verordening (EG) nr. 1639/20014 (2004)


Op basis van de aanbevelingen die het WTECV heeft gedaan in het kader van de tussentijdse evaluatie van het kader voor gegevensverzameling in juli 2003 is de Commissie voornemens in het voorjaar van 2004 voor te stellen Verordening (EG) nr. 1639/2001 als volgt te wijzigen:

1/ Voor de parameters moeten nauwkeurigheidsniveaus worden vastgesteld wat de beoogde doelstellingen betreft. Dit kan alleen worden toegepast indien alle vereiste elementen voor het berekenen van de nauwkeurigheid van de ramingen beschikbaar zijn (uitvoerige beschrijvingen van de bemonsteringsprocedure en van de methode voor het berekenen van de ramingen). Voor het geval bijdragen van verscheidene lidstaten bij elkaar moeten worden opgeteld, moet een regel worden vastgesteld om de belasting evenredig over deze landen te verdelen, met name op basis van het vangstniveau. In enkele gevallen moeten, als het de voorkeur verdient het bemonsteringspercentage als doelstelling te handhaven, aan het kader voor gegevensverzameling bepalingen worden toegevoegd om het risico op overbemonstering te beperken.

2/ Gegevens over de teruggooi in visserijtakken waar wordt gevist op bestanden die worden beoordeeld met behulp van teruggooigegevens, moeten jaarlijks in plaats van driejaarlijks worden verzameld.

3/ Invoering van nieuwe soorten. Bepaalde diepzeesoorten, Elasmobranch-soorten en Europese palingsoorten moeten worden opgenomen in Verordening (EG) nr. 1639/20014. Volgens recente adviezen van de ICES i bevinden bepaalde soorten zich momenteel niet meer binnen biologisch veilige grenzen en is in enkele gevallen een herstelplan dringend aanbevolen. Bovendien stelt Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad i het bemonsteren van de beviste diepzeesoorten verplicht.

4/ Invoering van nieuwe onderzoeken. Er moet worden voorzien in onderzoeken gewijd aan diepzeesoorten, blauwe wijting en bodemsoorten. Er moeten objectieve ramingen van de indicatoren voor de bestandsdichtheid worden gemaakt (d.w.z. onafhankelijk van de informatie van de commerciële vloot) en als basis voor de evaluatie van de bestanden worden gebruikt. Bovendien moeten de milieu-effecten worden onderzocht van de visserij op de diepzee-ecosystemen die als kwetsbaar bekend staan.

5/ Gevolgen van de uitvoering van herstelplannen. Voor doelsoorten ten aanzien waarvan een herstelplan is vastgesteld, moeten de bemonsteringsvereisten van het uitgebreide programma verplicht worden gesteld in het kader van het minimumprogramma. Dit geldt ook voor onderzoeken en recreatievisserij. Deze regel geldt uitsluitend voor de duur van het herstelplan.

6/ Gegevens over commerciële vangsten per eenheid van inspanning (CPUE). De minimumprogramma's zouden alleen betrekking mogen hebben op gegevensreeksen over vangsten en inspanningen van vloten die sinds 1995 zijn gebruikt voor de evaluatie van bestanden, visserijtakken waarvoor de bestanden niet zijn geëvalueerd maar waarvoor de bestandsdichtheid sinds 1995 alleen kon worden beoordeeld op basis van de CPUE-gegevens inspanning, en visserijtakken ten aanzien waarvan vereisten zijn vastgesteld in het kader van een internationale organisatie (bijvoorbeeld in het kader van de ICCAT voor de pelagische visserij).De uitgebreide programma's zouden gegevensreeksen moeten omvatten betreffende vangsten en inspanningen van vloten die niet zijn gebruikt voor de evaluatie van bestanden maar ten aanzien waarvan naar verwachting in de nabije toekomst wel evaluaties van de bestanden zullen plaatsvinden (bijv. in de wateren van de Middellandse Zee, met name voor demersale soorten zoals heek en voor diepzeesoorten), vloten waarvoor sinds enkele jaren gegevens worden verzameld totdat deze gegevens worden gebruikt voor de evaluatie van bestanden, en vloten waarvan de gegevensreeksen uitsluitend worden gebruikt voor biologische doeleinden (samenstelling naar lengte en leeftijd).

Wat de gegevensverzameling omtrent biologische parameters betreft (geslachtsrijpheid, groei, gewicht per leeftijd enz.), wordt het noodzakelijk geacht de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 1639/20014 nader te verduidelijken om overlapping met studies en onderzoeksprojecten te voorkomen. Aangezien het kader voor gegevensverzameling er uiteindelijk voor moet zorgen dat de gegevens rechtstreeks bruikbaar zijn voor het evalueren van bestanden, wordt het niet wenselijk geacht het verzamelen van biologische gegevens voor methodologische en technologische doeleinden in het programma op te nemen en te financieren. Het WTECV zal worden verzocht te evalueren of deze voorstellen binnen de nationale programma's (bijv. merken, genetische analyse) voor financiering in aanmerking moeten komen in het kader van Verordening (EG) nr. 1639/20014 of van een onderzoeksprogramma.

Verordening (EG) nr. 1639/20014 is na de uitbreiding ook van toepassing op de nieuwe lidstaten. Voor zeven nieuwe lidstaten heeft deze verordening rechtstreeks gevolgen, namelijk Litouwen, Estland, Letland, Polen, Slovenië, Malta en Cyprus. Wetenschappers uit de toetredende Baltische Staten hebben al deelgenomen aan vergaderingen van werkgroepen van de ICES voor het beoordelen van bestanden en van de ICES-Plangroep Commerciële visvangst, teruggooi en biologische bemonstering (PGCCDBS). Zij zijn ook betrokken geweest bij internationale projecten voor het bemonsteren van vangsten in de Oostzee en voor het ramen van de dichtheid bij gecoördineerde bodemonderzoeken. Voor de Middellandse Zee is een dergelijke samenwerking nog maar net van start gegaan (met uitzondering van het MEDITS-project, dat al sinds 1994 loopt).

14.

7.3. Voorbereiding van toekomstige ontwikkelingen (2006)


Ofschoon de Commissie pas een voorstel kan opstellen als de resultaten van de toepassing in de komende paar jaar bekend zijn, kunnen ook nu al verscheidene vraagstukken worden aangewezen waarvan duidelijk is dat deze aandacht behoeven.

Er moet onderzoek worden gedaan naar andere bemonsteringsstrategieën dan de strategieën die momenteel voor studies of monsternemingen op de vismarkt worden gebruikt (met inbegrip van een beter gebruik van de marktcategorieën). Naast deze traditionele klassieke studies is het wellicht nodig om het algemene evenwicht in de uitgaven per post opnieuw te bezien.

1/ Zonder te streven naar een volledige standaardisering moet als volgende stap in het kader van Verordening (EG) nr. 1639/20014 worden getracht de verschillen tussen de methoden te beperken tot de variaties die op grond van de uiteenlopende situaties werkelijk noodzakelijk zijn. In dit verband zouden de lidstaten informatie over methoden moeten uitwisselen. Een van de mogelijkheden om de aanpak te harmoniseren, is het organiseren van workshops over bemonsteringsmethoden, statistische verwerking en gegevensanalyse.

2/ De verschillen in de spreiding van bemonsteringsinspanningen tussen gebieden en delen van de gegevensverzameling in het kader van Verordening (EG) nr. 1639/20014 zouden moeten worden beperkt. Er moet vergelijkend onderzoek plaatsvinden naar de voordelen van de verschillende bemonsteringsstrategieën die worden gebruikt voor het verzamelen van dezelfde informatie met hetzelfde nauwkeurigheidsniveau. Op die manier kan de verhouding kosten/nauwkeurigheid worden bepaald. De voordelen van de mogelijke wijzigingen in de bemonsteringsstrategieën zouden moeten worden geanalyseerd en indien nodig zou het evenwicht in de indelingen (gebieden/deelgebieden) moeten worden gewijzigd. Dit zou leiden tot een verlaging van de algemene kosten van het kader voor gegevensverzameling en tot een andere verdeling van de kosten per deelgebied.

3/ Bovendien zouden, om overlappingen te vermijden, taken duidelijker tussen de lidstaten moeten worden verdeeld (bijvoorbeeld tussen de vlaggenstaat van een vaartuig en de lidstaat waar de vangsten worden aangeland, of tussen lidstaten met een vergelijkbare vloot).

4/ Voor de ecosysteemaanpak is het van prioritair belang de interactie tussen visserij en milieu te analyseren. Dit omvat de milieu-effecten van de visserij maar ook de interactie tussen de verschillende elementen van mariene ecosystemen en de visserij. De impact van de visserij op niet-doelsoorten zoals bentische organismen en gemeenschappen, zeezoogdieren, zeevogels en niet-doelsoorten onder de vissen, moet worden gemeten. Ook de impact van de visserij op habitats, de interactie tussen zeezoogdieren en de visserij en de interactie tussen de aquacultuur en het milieu moeten worden onderzocht. Verder moeten de langetermijneffecten voor mariene ecosystemen worden onderzocht, evenals scenario's om beschadigde mariene habitats te herstellen i. In dit verband moet in Verordening (EG) nr. 1639/20014 de lijst van te meten variabelen worden opgenomen zodra deze op basis van de resultaten van lopende onderzoeksprojecten is vastgesteld.

5/ Naast het gebruik van de verzamelde gegevens voor traditionele evaluaties moet ook een samenvatting worden gemaakt van alle toepassingen van de gegevens en van het materiaal dat bij onderzoeken is verzameld.

15.

8. Conclusies


Uit de resultaten van de uitvoeringsperiode 2002 is gebleken dat de lidstaten aanzienlijke inspanningen hebben geleverd ten behoeve van de uitvoering van de verordening betreffende gegevensverzameling, Verordening (EG) nr. 1639/20014, en dat zij veel tijd hebben besteed aan de opstelling van hun nationale programma's. Tegelijkertijd is gebleken dat de kwaliteit en volledigheid van deze programma's sterk varieert. Voor sommige lidstaten zijn nog grote inspanningen nodig om aan alle vereisten van de verordening te voldoen. Het zal dan ook enige tijd vergen om te komen tot een systematisch gegevensverzamelingsprogramma waarvan de kwaliteit goed kan worden gecontroleerd.

De nationale programma's sluiten over het algemeen aan bij de regelingen en doelstellingen van Verordening (EG) nr. 1639/20014 om te komen tot nauwkeuriger gegevens. De meeste lidstaten hebben de bestanden en soorten die voor hun nationale visserijsector van belang zijn, even intensief bemonsterd als voorheen en voor andere bestanden en soorten hebben zij bemonsteringsprogramma's ontworpen. Bovendien wordt nu ook voor nieuwe bestanden en visserijtakken een raming van de teruggooi gemaakt. Dit garandeert dat bij de ramingen van de aanvoer en de teruggooi afdoende rekening wordt gehouden met de belangrijkste vloten en visserijtakken. Er worden nu ook economische gegevens verzameld over de activiteiten van de vloot en, in mindere mate, van de verwerkende industrie.

De wetenschappelijke gemeenschap in het algemeen en internationale wetenschappelijke instanties zoals de ICES in het bijzonder hebben de tenuitvoerlegging van het kader voor gegevensverzameling met instemming begroet. In de loop van 2003 zijn de in 2002 verzamelde gegevens gebruikt door wetenschappelijke werkgroepen die zijn belast met de evaluatie van bestanden, terwijl de gebruikelijke wetenschappelijke netwerken voor de uitwisseling van gegevens zijn gehandhaafd. De eerste tenuitvoerleggingsperiode was erg kort (het gaat eigenlijk maar om één hele cyclus) dus het is voor de Commissie en de wetenschappers nog niet mogelijk om de impact van dit kader voor gegevensverzameling op de evaluaties van de bestanden en het wetenschappelijk advies te meten.

Geconcludeerd kan worden dat de lidstaten over het algemeen hebben voldaan aan hun verplichtingen om middelen tot stand te brengen waarmee de doelstellingen van het kader voor gegevensverzameling kunnen worden bereikt. Op een enkele uitzondering na mag dan ook worden gesteld dat de lidstaten over het algemeen de bepalingen van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1639/2001 van de Commissie hebben nageleefd.

De meeste lidstaten hebben niet altijd de vereiste informatie verstrekt over de methoden die zij voor de gegevensverzameling hebben gebruikt en slechts enkele lidstaten hebben een toelichting gegeven bij de statistische achtergrond van hun bemonsteringsstrategie en ramingen gegeven van het behaalde nauwkeurigheidsniveau overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van de gegevensverzamelingsverordening, Verordening (EG) nr. 1639/20014. Het is bijgevolg nog niet mogelijk om de geschiktheid van de gebruikte methodes te meten.

Desalniettemin hebben de lidstaten in het algemeen in korte tijd aanzienlijke vooruitgang geboekt en kan worden geconcludeerd dat de gegevensverzamelingsverordening haar relevantie en nut heeft bewezen. De wetenschappelijke gemeenschap heeft het initiatief met instemming begroet en ten volle gesteund. Het kader voor gegevensverzameling moet dan ook worden gehandhaafd.

Het bestaande systeem voor gegevensverzameling zou kunnen worden versterkt zonder het verzamelen van nieuwe gegevens verplicht te stellen, met name door de controle van de kwaliteit van de gegevens uit te breiden en de verzamelde gegevens beter te gebruiken, en door de coördinatie op nationaal en internationaal niveau te verbeteren. Om gehoor te geven aan de aanbevelingen van het WTECV tijdens de tussentijdse evaluatie van het kader voor gegevensverzameling in juli 20035, zouden echter op de korte termijn enkele wijzigingen kunnen worden aangebracht (bijv. doelstellingen in verband met het nauwkeurigheidsniveau, de invoering van nieuwe soorten en nieuwe onderzoeken, de gevolgen van de uitvoering van herstelplannen en aandacht voor de commerciële vangsten per eenheid van inspanning).

Om rekening te houden met deze aanbevelingen is het nuttig om in het kader van de gegevensverzamelingsverordening een grotere verscheidenheid aan gegevens te verzamelen. Dit vergt een wijziging van de bestaande Verordening (EG) nr. 1639/2001 van de Commissie4.

Door deze uitbreiding van de werkingssfeer en de internationale coördinatie zullen de kosten van de nationale programma's stijgen. Bovendien zal de toetreding van nieuwe landen gevolgen hebben voor de begrotingsmiddelen die nodig zijn om de doelstellingen van het kader voor gegevensverzameling te verwezenlijken.

Bijgevolg moeten de beschikbare begrotingsmiddelen voor Verordening (EG) nr. 1639/20014 voor het jaar 2005 worden verruimd en de Commissie zal dan ook een voorstel van die strekking indienen.

16.

9. Lijst van afkortingen


RCVA:Raadgevend Comité voor de visserij en de
aquacultuur

ACFM:Advisory Committee on Fishery Management (Raadgevende Commissie voor
visserijbeheer)

GVB:Gemeenschappelijk
visserijbeleid

EIFAC:European Inland Fisheries Advisory Commission (Europese Adviescommissie
Binnenvisserij)

FIDES:Fisheries Information data Exchange
System

GFCM:General Fisheries Commission for the
Mediterranean

ICCAT:International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas (Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijn in de Atlantische
Oceaan)

ICES:International Council for the Exploration of the Sea (Internationale Raad voor het onderzoek van de
zee)

MEDITS:Mediterranean International Trawl
Survey

NAFO:Northwest Atlantic Fisheries Organization (Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische
Oceaan)

PGCCGS:ICES Planning Group on Commercial Catch, Discards and Biological Sampling (ICES-Plangroep Commerciële visvangst, teruggooi en biologische
bemonstering)

RAR:Regionale
adviesraad

WTECV:Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de
visserij

VMS:Vessel Monitoring System (satellietsysteem voor het volgen van
vaartuigen)


17.

Tabel 1 Begroting gegevensverzameling 2001 - 2003 (vastleggingen)


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

18.

Tabel 2 : Maximale EU-bijdrage 2002 - 2003 per lidstaat en per taak


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

19.

Tabel 3 : Tijdschema voor gegevensverzamelingstaken


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

20.

Tabel 4 : Tijdschema voor de indiening van documenten door de lidstaten (tot medio januari 2004)


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>