Toelichting bij SEC(2005)827 - Ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie - Alarmsysteem nrs. 1-5/2005

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

3. CONCLUSIES 6

1.

1. PROCEDURE VOOR DE VASTSTELLING VAN DE BEGROTING 2005


Bijlage 1 geeft een overzicht van de procedure voor de vaststelling van de begroting 2005 wat rubriek 1 betreft. Voor elke fase van de procedure zijn de desbetreffende bedragen aan kredieten vermeld.

De Commissie heeft het voorontwerp van begroting (VOB) goedgekeurd op 28 april 2004. Voor rubriek 1 bevatte dit voorontwerp 50 675,5 miljoen EUR aan kredieten voor vastleggingen en 50 113,9 miljoen EUR aan kredieten voor betalingen. Het verschil tussen de kredieten voor vastleggingen en die voor betalingen ten bedrage van 561,6 miljoen EUR is toe te schrijven aan het overgangsinstrument voor de nieuwe lidstaten. Voor dit instrument wordt namelijk met gesplitste kredieten gewerkt, terwijl de kredieten voor alle overige uit het EOGFL-Garantie gefinancierde maatregelen niet worden gesplitst. De voor subrubriek 1a in het VOB 2005 opgenomen raming van de benodigde kredieten was gebaseerd op een beoordeling van de omstandigheden op de interne en de externe markten voor de verschillende betrokken producten en op de verwachte behoeften voor de vele andere betrokken maatregelen. De kredieten die voor subrubriek 1b werden voorgesteld in het VOB 2005, kwamen overeen met het maximum voor deze subrubriek.

Op 16 juli 2004 heeft de Raad Ecofin-Begroting de ontwerp-begroting (OB) goedgekeurd. De Raad heeft daarbij voor subrubriek 1a (landbouw) een verlaging met in totaal 1 000,0 miljoen EUR doorgevoerd ten opzichte van het VOB. Daartoe heeft hij een lineaire verlaging toegepast voor alle artikelen waarvoor de gevraagde kredieten meer dan 800,0 miljoen EUR bedroegen. Voor dezelfde subrubriek heeft het Europees Parlement daarentegen in eerste lezing een verlaging met slechts ongeveer 4,0 miljoen EUR doorgevoerd ten opzichte van het VOB van de Commissie.

In oktober 2004 heeft de Commissie een nota van wijzigingen bij het VOB 2005 ingediend. Voor rubriek 1 heeft zij daarin verzocht om 50 451,5 miljoen EUR aan kredieten voor vastleggingen en 49 889,9 miljoen EUR aan kredieten voor betalingen. Wat rubriek 1a betreft, vroeg zij op grond van een beoordeling van de omstandigheden op de interne en de externe markten voor de verschillende betrokken producten nog slechts om 43 289,3 miljoen EUR aan kredieten voor vastleggingen, wat ongeveer 224,0 miljoen EUR minder was dan in haar VOB. De voor subrubriek 1b gevraagde bedragen waren ongewijzigd vergeleken met het VOB 2005.

Op 26 november 2004 heeft de Raad Ecofin-Begroting in tweede lezing de nota van wijzigingen bij het VOB 2005 behandeld. Wat de landbouwuitgaven uit rubriek 1 betreft, heeft hij de bedragen aan kredieten die hij in juli 2004 in eerste lezing had goedgekeurd, gehandhaafd. De Raad heeft in feite geen rekening gehouden met de nota van wijzigingen van de Commissie van oktober 2004, waarin op grond van een bijgestelde raming van de behoeften was voorgesteld de kredieten voor de landbouwuitgaven met in totaal 224,0 miljoen EUR te verlagen. Het Europees Parlement heeft dan op 16 december 2004 de begroting 2005 vastgesteld.

In de begroting 2005 zijn voor het EOGFL-Garantie (rubriek 1) 49 676,0 miljoen EUR aan kredieten voor vastleggingen en 49 114,4 miljoen EUR aan kredieten voor betalingen opgenomen. Deze bedragen komen nagenoeg overeen met die in de ontwerp-begroting die de Raad in juli 2004 in eerste lezing had goedgekeurd. Daarover valt meer in het bijzonder het volgende op te merken:

- wat subrubriek 1a betreft: de kredieten voor vastleggingen bedragen 42 835,0 miljoen EUR, wat ongeveer 776,0 miljoen EUR minder is dan het in de nota van wijzigingen van oktober 2004 voorgestelde bedrag. Deze kredieten zijn bestemd voor alle drie de activiteiten van de Commissie die onder deze subrubriek vallen, namelijk: landbouw (beleidsterrein 05), visserij (beleidsterrein 11) en gezondheidszorg en consumentenbescherming (beleidsterrein 17). Op te merken valt dat deze kredieten niet zijn gebaseerd op een bijgestelde beoordeling van de omstandigheden op de interne en de externe markten voor de verschillende betrokken producten, zoals wel het geval was met de ramingen van de behoeften aan kredieten in de nota van wijzigingen van oktober 2004. Als gevolg daarvan zijn voor de sectoren zuivel en suiker meer kredieten uitgetrokken dan die waarom in de nota van wijzigingen op grond van de jongste bijstelling van de ramingen was verzocht. Tegelijk zijn voor de sectoren granen en groenten en fruit minder kredieten uitgetrokken dan die waarom in de nota van wijzigingen was verzocht op grond van de jongste ramingen van de behoeften, waarin rekening was gehouden met nadelige factoren zoals de overvloedige graanoogst, de meest recente ontwikkeling van de wereldmarktprijzen en de verzwakking van de dollar tegenover de euro;

- wat subrubriek 1b betreft: van meet af aan is voorgesteld de kredieten voor deze subrubriek op het betrokken maximum vast te stellen en dit voorstel is ongewijzigd goedgekeurd.

2.

2. TOELICHTING BIJ DE UITVOERING VAN DE BEGROTING 2005


In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de uitgaven die de lidstaten in de periode van 16 oktober 2004 tot en met 31 maart 2005 hebben verricht, en worden die uitgaven vergeleken met het uitgavenprofiel (indicator) dat is bepaald op grond van Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad van 26 september 2000 betreffende de begrotingsdicipline i. Hier volgt per sector een beknopte toelichting bij de belangrijkste verschillen tussen de werkelijke en de verwachte uitgaven ten laste van de begroting 2005.

3.

2.1. Monetaire factoren


Koers van de euro ten opzichte van de dollar

De bovenbedoelde werkelijke uitgaven in de genoemde periode zijn inclusief de gevolgen van schommelingen van de koers van de euro ten opzichte van de dollar. Bij een groot deel van de uitvoerrestituties voor landbouwproducten, vooral die voor granen en suiker, en bij sommige vormen van interne steun zoals de steun voor katoen wordt de hoogte van de uitgaven mede bepaald door de koers van de euro ten opzichte van de dollar.

De door de begrotingsautoriteit vastgestelde begroting is gebaseerd op de kredieten waarom was gevraagd in het VOB 2005, dat was opgesteld op basis van een gemiddelde koers van 1 EUR = 1,25 $. Op te merken valt dat de gemiddelde koers in de periode van 1 augustus 2004 tot en met 31 maart 2005 op ongeveer 1 EUR = 1,28 $ kwam en dus ongeveer 2% hoger was dan de voor de opstelling van het VOB 2005 gebruikte koers.

2.2. Subrubriek 1a – Marktfactoren

4.

2.2.1. Marktmaatregelen voor granen


In de verslagperiode is de werkelijke besteding samengevallen met het profiel, maar de Commissie denkt dat dit een tijdelijke situatie is. De overvloedige graanoogst 2004/2005 heeft immers een toeneming van de openbare opslag van graan tot gevolg. Daarom heeft de Commissie in haar nota van wijzigingen van oktober 2004 verzocht om extra kredieten, die de begrotingsautoriteit echter niet heeft toegestaan. Op dit moment zijn reeds grote hoeveelheden graan aangeboden voor openbare opslag, maar is een deel van die hoeveelheden door capaciteitsproblemen in de nieuwe lidstaten nog niet ingeslagen. Daardoor is het op dit moment moeilijk om de behoefte aan kredieten in deze sector te ramen.

5.

2.2.2. Rechtstreekse betalingen voor akkerbouwgewassen


De Commissie onderzoekt momenteel de overbesteding ten opzichte van de indicator. De raming die de Commissie van de uitgaven heeft gemaakt op basis van de door de lidstaten verstrekte gegevens over de parameters voor de betrokken regeling, klopt voor een aantal lidstaten niet met de bedragen die werkelijk zijn betaald of volgens de prognoses van die lidstaten nog zullen worden betaald. Zodra dit onderzoek is afgerond, zal de Commissie met een nieuwe raming komen van de uiteindelijke behoeften aan kredieten voor deze regeling.

2.2.3. Voedselprogramma’s

De verwachting is dat de overbesteding in de verslagperiode tijdelijk is en tegen het einde van het begrotingsjaar zal zijn verdwenen. Bij deze regeling wordt immers gewerkt met een goedgekeurd jaarprogramma waarin de hoeveelheden producten zijn bepaald op basis van de beschikbare kredieten en de waarde van die producten.

6.

2.2.4. Suiker


De Commissie heeft geconstateerd dat in een trager tempo uitvoerrestituties zijn betaald dan in de voorgaande begrotingsjaren. Momenteel onderzoekt zij of deze situatie tijdelijk is dan wel tot het einde van het begrotingsjaar zou kunnen voortduren. In het laatste geval mag een onderbesteding van de kredieten voor de betrokken regeling worden verwacht. Daar staat tegenover dat de huidige marktsituatie in deze sector heeft geleid tot de openbare opslag van suiker. Het is de eerste keer in de geschiedenis van het GLB dat dit gebeurt en de budgettaire gevolgen zouden aanzienlijk kunnen zijn.

7.

2.2.5. Vezelgewassen


De Commissie beschikt op dit moment niet over gegevens die het mogelijk zouden maken de ontwikkeling van de uitgaven te voorspellen. De definitieve uitgaven voor de steun voor katoen zullen immers afhangen van de meegedeelde totale katoenproductie in Griekenland en Spanje. In het geval dat deze productie de gegarandeerde maximumhoeveelheid overtreft, zal de steun volgens bepaalde regels worden gekort. Ook de wereldmarktprijs voor katoen zal in combinatie met de koers van de euro ten opzichte van de dollar een rol spelen in de berekening van het definitieve steunbedrag. Naar verwachting zal die berekening worden uitgevoerd tussen eind mei en medio juni.

8.

2.2.6. Rechtstreekse steun van horizontale aard


De Commissie verwacht dat uiteindelijk sprake zal zijn van een overbesteding van de kredieten voor de regeling inzake een enkele areaalbetaling, waarvan acht van de tien nieuwe lidstaten gebruikmaken. Die verwachting is gebaseerd op het effect van de dubbele koers: de betrokken lidstaten behoren niet tot de eurozone en betalen de steun uit in hun nationale valuta. Pas nadat alle betalingen zijn gedaan en bij de Commissie zijn gedeclareerd, zal bekend zijn hoe groot de overbesteding als gevolg van dat effect uiteindelijk uitvalt.

9.

2.2.7. Melk en zuivelproducten


De Commissie is niet verbaasd over de onderbesteding ten opzichte van de indicator in deze sector. Als de huidige gunstige omstandigheden op de interne en de externe markten in deze sector voortduren, zal naar verwachting ook aan het einde van het begrotingsjaar sprake zijn van een onderbesteding. Dankzij die gunstige omstandigheden heeft de Commissie de uitvoerrestituties en de steun op de interne markt voor de verschillende producten van deze sector kunnen verlagen.

10.

2.2.8. Rundvlees


In vergelijking met de indicator is op dit moment sprake van een onderbesteding. De Commissie denkt dat dit een tijdelijke situatie is. Volgens haar ramingen zal, wanneer de lidstaten alle voor 2004 verschuldigde runderpremies betalen, de 226,0 miljoen EUR aan kredieten die uit de nota van wijzigingen van oktober 2004 is weggesneden, nodig zijn om die betalingen te kunnen financieren.

2.3. Subrubriek 1b – Plattelandsontwikkeling

De kredieten voor plattelandsontwikkeling (EU-15) en voor het overgangsinstrument voor de nieuwe lidstaten zijn vastgesteld op het desbetreffende maximum. De overbesteding bij het overgangsinstrument is van tijdelijke aard aangezien de oorzaak bij de indicator ligt. Aangenomen was namelijk dat alle vastleggingen voor dit instrument zouden plaatsvinden in april 2005. De diensten van de Commissie zijn er echter in geslaagd om al eerder met de vastlegging van de betrokken kredieten te beginnen, wat heeft geleid tot de overbesteding ten opzichte van de indicator. Naar verwachting zal dit zijn rechtgetrokken wanneer ook de gegevens over de maand april 2005 zijn meegerekend.

11.

3. CONCLUSIES


Wat subrubriek 1a betreft, hebben de lidstaten in de periode van 16 oktober 2004 tot en met 31 maart 2005 in totaal 32 902,6 miljoen EUR besteed, wat 76,8% van de beschikbare kredieten is. Ten opzichte van de indicator betekent dit een onderbesteding voor subrubriek 1a ten bedrage van circa –261,2 miljoen EUR. Dit is hoofdzakelijk toe te schrijven aan de sector dierlijke producten, terwijl voor de sector plantaardige producten juist sprake was van een overbesteding. De Commissie volgt de ontwikkeling van de situatie op de voet.

Wat subrubriek 1b betreft, hebben de lidstaten in de periode van 16 oktober 2004 tot en met 31 maart 2005 in totaal 2 705,6 miljoen EUR besteed, wat overeenkomt met 39,5% van de beschikbare kredieten. Op dit moment verwacht de Commissie dat de op de begroting 2005 uitgetrokken kredieten voor plattelandsontwikkeling in overeenstemming met die begroting zullen worden besteed.

[afbeelding - zie origineel document]

[afbeelding - zie origineel document]