Toelichting bij COM(2005)532 - Tenuitvoerlegging van het Lissabon-programma van degemeenschap - Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Bijdrage van het belasting- en douanebeleid tot de Lissabon-strategie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

NL

1.

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN


Brussel, 25.10.2005

COM(2005) 532 definitief

TENUITVOERLEGGING VAN HET LISSABON-PROGRAMMA VAN DE GEMEENSCHAP

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Bijdrage van het belasting- en douanebeleid tot de Lissabon-strategie

INHOUD

1. Een nieuwe start voor de Lissabon-strategie 3

1.1. Belastingen, efficiency en concurrentievermogen 4

1.2. Het douanebeleid, een van de pijlers van de interne markt 4

2. Europa aantrekkelijker maken om te investeren en te werken 5

2.1. Uitbreiding en verdieping van de interne markt 5

2.1.1. Gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting 5

2.1.2. Vereenvoudiging van het belastingklimaat en creëren van gelijke voorwaarden 6

2.1.3. Gerichte maatregelen om grensoverschrijdende fiscale hinderpalen voor EU-bedrijven weg te werken 8

2.1.4. Nieuwe strategie voor belastingen op personenwagens 10

2.1.5. Terugschroeven van distorsies als gevolg van belastingfraude en belastingontwijking 10

2.2. Totstandbrenging van open en competitieve markten in en buiten Europa 11

2.2.1. Een strategie voor namaakbestrijding 11

2.2.2. Verbetering van de douanevoorschriften en de naleving daarvan, en bevordering van e-douane 12

2.3. Verbetering van de Europese en nationale regelgeving 13

2.3.1. Modernisering van de BTW-voorschriften 13

3. Kennis en innovatie voor groei 14

3.1. Investeringen in onderzoek en ontwikkeling (O&O) versterken en verbeteren 14

3.1.1. Mededeling over richtsnoeren voor fiscale O&O-stimulansen 14

3.2. Bevordering van het duurzaam gebruik van hulpbronnen 15

3.2.1. Energie-, vervoers- en milieubelastingen 15


TENUITVOERLEGGING VAN HET LISSABON-PROGRAMMA VAN DE GEMEENSCHAP

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Bijdrage van het belasting- en douanebeleid tot de Lissabon-strategie

1. Een nieuwe start voor de Lissabon-strategie

De Commissie heeft onlangs een nieuwe start voor de Lissabon-strategie voorgesteld, waarbij de nadruk valt op groei en werkgelegenheid1. Om deze uitdaging aan te gaan moet Europa aantrekkelijker worden gemaakt om te investeren én te werken, moeten kennis en innovatie worden gestimuleerd en moet een beleid worden uitgestippeld waardoor Europese bedrijven meer en betere banen kunnen creëren.

Het belastingbeleid en het douanebeleid spelen een belangrijke rol bij het bereiken van deze doelstellingen. Zij kunnen bijdragen tot het verhogen van de efficiency van onze economieën, onder meer door een efficiënt gebruik van de natuurlijke hulpbronnen en tot de versterking van het concurrentievermogen van onze ondernemingen. Zij kunnen ook de concurrentie op de markten opvoeren, het handelsverkeer stimuleren en kennis en innovatie ondersteunen.

Dit document beschrijft de belangrijkste communautaire beleidsmaatregelen op het gebied van belastingen en douane die kunnen bijdragen tot de snelle structurele aanpassingen die onze economieën nodig hebben om bovengenoemde doelstellingen te bereiken. De mededeling volgt de grote lijnen van de mededeling aan de Europese Raad van het voorjaar 'Samen werken aan werkgelegenheid en groei - een nieuwe start voor de Lissabon-strategie'2.

De mededeling geeft een uitgebreid overzicht van de bestaande en geplande douane- en belastingmaatregelen die een coherente reeks initiatieven vormen voor de tenuitvoerlegging van een van de belangrijkste politieke verbintenissen van de EU.

Punt 2 betreft belangrijke maatregelen voor de verdieping van de interne markt, waardoor open en concurrerende markten tot stand worden gebracht en de Europese en nationale wetgeving wordt verbeterd. Punt 3 geeft een overzicht van de voornaamste initiatieven om investeringen in onderzoek en ontwikkeling te versterken en te verbeteren en om innovatie en het duurzaam gebruik van de hulpbronnen te bevorderen. (Zie tabel met beleidsmaatregelen in bijlage). Deze initiatieven zullen, naar gelang van hun specifieke kenmerken, uiteenlopende vormen aannemen en waar nodig zal een effectbeoordeling worden uitgevoerd.

De initiatieven zullen de groei helpen stimuleren en daardoor bijdragen tot het scheppen van meer en betere banen. Op het gebied van de meer gerichte werkgelegenheidsmaatregelen kunnen specifieke belastingregelingen op het niveau van de lidstaten bijdragen tot het verbeteren van de werkgelegenheid en het bevorderen van sociaal geïntegreerde economieën. Vrij hoge belastingen op arbeid blijken een afremmend effect te hebben op het creëren van bijkomende arbeidsplaatsen, vooral voor laaggeschoolde arbeidskrachten. Het verbreden van de belastinggrondslag door meer mensen in het arbeidsproces in te schakelen vormt voor de regeringen nog steeds het doeltreffendste middel om de belastinginkomsten te verhogen zonder de belastingtarieven op te trekken. Een verschuiving van belastingen op inkomen naar belastingen op consumptie en/of verontreiniging zou eveneens een bijdrage kunnen leveren in het kader van een ruimere strategie om de werkgelegenheid te verhogen.

1.1. Belastingen, efficiency en concurrentievermogen

Hoewel een zekere mate van belastingconcurrentie gezond is en positieve economische effecten kan hebben, blijft het belangrijkste doel van een belastingstelsel zo doeltreffend mogelijk inkomsten verwerven voor de financiering van openbare diensten en transfers. Belastingstelsels kunnen leiden tot kosten in de vorm van een verlaagde economische efficiency als gevolg van belastingdistorsies of door nalevings- en administratieve uitgaven voor belastingbetalers en belastingdiensten.

Het naast elkaar bestaan van verschillende nationale belastingstelsels in de EU leidt tot aanzienlijke bijkomende kosten in verband met de naleving van de belastingvoorschriften. Deze situatie wordt gekenmerkt door de belemmering van een meer efficiënte toewijzing van middelen en een gebrek aan gelijke voorwaarden voor de verschillende actoren3. Dubbele belastingheffing, belastinggerelateerde kosten van bedrijfsherstructureringen en meer algemene verschillen tussen de nationale belastingregels kunen ertoe leiden dat ondernemingen er de voorkeur aan geven te opereren in eigen land eerder dan in een andere lidstaat. Het gaat hier om belangrijke hinderpalen waardoor de voordelen van een concurrende interne markt niet ten volle kunnen worden benut. Door deze hinderpalen weg te werken zouden nieuwe mogelijkheden voor intreders op de markt worden gecreëerd, en de daaruit voortvloeiende concurrentie zou investeringen en innovatie aanmoedigen. Bovendien zou de kostendaling die met het wegwerken van deze belastingbarrières gepaard gaat ertoe bijdragen het concurrentievermogen van de productieve sector in de EU te versterken.

Het belastingbeleid zou eveneens een proactieve rol kunnen spelen bij het stimuleren van kennis en innovatie voor groei. Onderzoek en ontwikkeling en het algemene bedrijfsklimaat zouden baat kunnen hebben bij gerichte belastingmaatregelen. Belastingen zouden eveneens kunnen bijdragen tot gewijzigde milieupraktijken en dus tot meer duurzame productie- en consumptiepatronen.

1.2. Het douanebeleid, een van de pijlers van de interne markt

Het douanebeleid kan een belangrijke rol spelen bij het stimuleren van de handel. De toename van het handelsvolume in de afgelopen jaren, de complexiteit van de moderne toeleveringsketen, de zorg voor de veiligheid, het aantal betrokken partijen en de snelheid van het handelsverkeer hebben ertoe geleid dat de eisen die aan informatie in verband met de handel worden gesteld, sterk zijn toegenomen.

Door de vereenvoudiging van de douanewetgeving, de rationalisatie van de douaneprocédés en -procedures en het opzetten van een coherent en interoperabel gecomputeriseerd douanestelsel zullen de ondernemingen bij hun douanetransacties tijd en geld sparen. Tegelijk zullen computerisering en interoperabiliteit leiden tot traceerbaarheid van de goederen en transparantie voor zowel de douanediensten als het bedrijfsleven.

2. Europa aantrekkelijker maken om te investeren en te werken

2.1. Uitbreiding en verdieping van de interne markt

In de Lissabon-strategie wordt benadrukt dat er nog belangrijke hervormingen nodig zijn om de interne markt te voltooien en dat die bijzondere aandacht moeten krijgen. Het grootste deel van de EU-maatregelen betreffende belastingen betreft de totstandbrenging en de werking van de interne markt. In dit verband moet de nadruk worden gelegd op de belangrijke bijdrage die de communautaire programma's Douane 2013 en Fiscalis 20134 tot de vlotte werking van de interne markt zullen blijven leveren, met name door de financiering van de elektronische interconnectie van de nationale informaticasystemen op het gebied van douane en belastingen.

Verschillende aspecten van de werking van de nationale belastingsystemen hebben op dit ogenblik een negatief effect op de marktintegratie of leiden ertoe dat de voordelen van een eengemaakte markt niet ten volle kunnen worden geëxploiteerd. Doordat het huidige bedrijfsklimaat bovendien gunstiger is voor grensoverschrijdende activiteiten dan 20 jaar geleden is het thans ook duidelijker zichtbaar dat de fiscale hinderpalen de resterende barrières op de interne markt vormen.

Door het wegwerken van die hinderpalen zouden de ondernemingen rationelere economische keuzes kunnen maken die op de factorproductiviteit zijn gebaseerd en minder door de impact van bepaalde extra kosten worden scheefgetrokken. Dit zou leiden tot een productiestijging in de economieën van de lidstaten en, naar gelang van de voorwaarden op de desbetreffende markten en het feitelijke gedrag van de ondernemingen, tot een neerwaartse druk op kosten en prijzen, wat op zijn beurt een verhoging van de welvaart met zich zou meebrengen.

2.1.1. Gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting

Het feit dat thans 25 verschillende en soms zelfs onderling incompatibele systemen voor vennootschapsbelasting in de EU naast elkaar bestaan, houdt de facto bijkomende nalevingskosten in en beperkt de mogelijkheden voor grensoverschrijdende compensatie van verliezen. Voor uitsluitend binnenlandse situaties bestaat de mogelijkheid van compensatie van verliezen vaak wel. Binnen een werkelijk eengemaakte markt zou deze toestand niet mogen voorkomen. Terwijl bedrijven de EU bij hun commerciële activiteiten (research, productie, inventarisering, verkoop, enz.) in toenemende mate als een eengemaakte markt behandelen, zien zij zich uitsluitend om belastingredenen verplicht die markt in nationale markten op te splitsen.

De regels voor vennootschapsbelasting houden een verschillende en vaak minder gunstige behandeling in voor grensoverschrijdende activiteiten in de EU dan voor vergelijkbare zuiver binnenlandse activiteiten. Dit zet de ondernemingen aan tot binnenlandse investeringen en remt de participatie in buitenlandse bedrijven en de vestiging van dochtermaatschappijen in het buitenland af. Tegelijk biedt het gebrek aan coherentie tussen de nationale systemen mogelijkheden tot belastingontwijking.

Het beleid van de Commissie om te komen tot een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting dateert al van 20015 en is bevestigd in 20036. Een gemeenschappelijke heffingsgrondslag zou de bedrijven die op de interne markt actief zijn de mogelijkheid bieden om in verschillende lidstaten van de EU dezelfde regels voor de berekening van hun heffingsgrondslag toe te passen. De Commissie is niet van plan een geharmoniseerde vennootschapsbelasting voor te stellen. Een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag zou evenwel de grensoverschrijdende compensatie van verliezen mogelijk maken en een oplossing bieden voor de huidige belastingproblemen in verband met grensoverschrijdende activiteiten en de herstructurering van concerns. Er zou een methode moeten worden afgesproken om de geconsolideerde heffingsgrondslag over de lidstaten te verdelen, zodat ieder land zijn eigen belastingtarief op zijn aandeel in de geconsolideerde heffingsgrondslag zou kunnen toepassen. Deze methode zou leiden tot een eenvoudiger en transparanter systeem voor de vennootschapsbelasting in de EU.

Die maatregel vormt een ambitieuze doelstelling maar de Commissie is zinnens in de komende drie jaar de nodige voorbereidende werkzaamheden voor een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag uit te voeren teneinde in 2008 een communautaire wetgevende maatregel in te dienen.

2.1.2. Vereenvoudiging van het belastingklimaat en creëren van gelijke voorwaarden

De hierboven beschreven maatregel heeft tot doel vele hinderpalen inzake vennootschapsbelasting weg te werken waarmee multinationals worden geconfronteerd. Grensoverschrijdende economische activiteiten in de EU stuiten echter ook op een aantal andere belastingmaatregelen, met name op het gebied van de BTW, die hinderlijke verplichtingen inhouden en belemmeringen voor handel en investeringen vormen. Grensoverschrijdende activiteiten leiden tot een statistisch significante verhoging van de nalevingskosten voor alle bedrijven7. Deze belemmeringen treffen vooral kleine en middelgrote ondernemingen, aangezien de nalevingskosten proportioneel hoger liggen voor het MKB dan voor grote bedrijven. Het wegwerken van die hinderpalen zou ertoe kunnen leiden dat de deelname van het MKB aan de interne markt sterk gaat stijgen. Op dit ogenblik ligt die deelname veel lager dan die van grote ondernemingen, wat leidt tot een gebrek aan economische efficiency en een potentieel negatief effect op economische groei en werkgelegenheid heeft.

2.

a) BTW-voorschriften


Volgens de “European Tax Survey”8 vormen de BTW-voorschriften de enige reden waarom 14% van de KMO’s en 10% van de grote bedrijven geen aan de BTW onderworpen economische activiteiten hebben verricht in lidstaten waar zij geen permanente vestiging hebben. In het licht daarvan heeft de Commissie in oktober 2004 een uitgebreid voorstel ingediend voor de vereenvoudiging van de BTW-voorschriften bij grensoverschrijdende activiteiten, zodat de formaliteiten voor de ondernemers die goederen en diensten in andere EU-lidstaten leveren, worden vergemakkelijkt. Het voorstel voorziet in een systeem met één loket: de ondernemers zouden aan de hand van een enkel BTW-nummer voor alle leveringen in de gehele Unie een enkele omvattende BTW-aangifte indienen bij een elektronisch portaal, vanwaar de aangifte automatisch zou worden doorgezonden naar de verschillende lidstaten waar de onderneming belastbare activiteiten uitvoert. Het voorstel omvat vijf andere vereenvoudigingsmaatregelen waardoor economische activiteiten in andere lidstaten veel makkelijker zouden worden, vooral voor het MKB. Het voorstel wordt thans besproken in de Raad.

3.

b) Experimentele toepassing van de belastingheffing in de thuisstaat


In het kader van de strategie van de Commissie voor vennootschapsbelasting is het concept belastingheffing in de thuisstaat aangewezen als mogelijke oplossing voor de grootste fiscale belemmeringen voor de grensoverschrijdende activiteit van KMO’s. Het concept belastingheffing in de thuisstaat houdt in dat de wederzijdse erkenning binnen de interne markt op de vennootschapsbelasting voor het MKB wordt toegepast. De betrokken ondernemingen zouden de regels inzake vennootschapsbelasting van hun land van vestiging toepassen op dochterondernemingen en vaste inrichtingen in andere deelnemende lidstaten. Dit houdt geen harmonisatie van de belastingtarieven in, aangezien de vaststelling en toepassing daarvan in handen van de lidstaten zouden blijven.

De Commissie is van oordeel dat het nuttig zou zijn dit concept, waarvan de technische details al in sterke mate zijn uitgewerkt, te beproeven door KMO’s de mogelijkheid te bieden het systeem gedurende vijf jaar in het kader van een proefproject uit te testen. De Commissie is van plan voor eind 2005 een mededeling hierover in te dienen.

4.

c) BTW-voorschriften betreffende internationale diensten


De belastingwetgeving gaat uit van de economische realiteit en is alleen efficiënt indien zij voortdurend aan nieuwe ontwikkelingen en uitdagingen wordt aangepast. Het feit dat meer en meer diensten internationaal kunnen worden verricht, vormt een bijzondere uitdaging. De EU is erin geslaagd adequaat te reageren op de gevolgen die de elektronische handel en de liberalisering van de telecommunicatiediensten voor de BTW hebben meegebracht. Nu moeten ook de BTW-voorschriften tot vaststelling van de plaats van levering voor andere diensten die op afstand kunnen worden verstrekt, op analoge wijze worden gewijzigd zodat voor ondernemers in de EU en daarbuiten gelijke voorwaarden gelden en dat de belastinginkomsten aan het land van verbruik worden toegewezen.

De Commissie heeft in 2003 een richtlijnvoorstel ingediend betreffende de plaats van levering van diensten tussen belastingplichtigen (B2B).9 Dit voorstel is onlangs gewijzigd teneinde de herziening van de voorschriften betreffende de plaats van levering van diensten van bedrijf aan consument (B2C) op te nemen.10 Door deze wijziging zou de druk van de BTW op bedrijven die grensoverschrijdende diensten aan andere bedrijven leveren worden verlicht door de afschaffing van de bijkomende voorschriften inzake BTW-registratie en van de dure terugbetalingsprocedures. Het voorstel zal ook bijdragen tot het wegwerken van concurrentiedistorsies die het gevolg zijn van de toepassing van verschillende BTW-tarieven in de verschillende lidstaten (waarvoor een verdere tarievenharmonisatie onwaarschijnlijk is) en zou leiden tot gelijke concurrentievoorwaarden voor ondernemers uit de EU en derde landen.

5.

d) BTW-voorschriften betreffende financiële diensten


De BTW-voorschriften betreffende financiële diensten dateren van 1977 en voorzien in een algemene vrijstelling voor deze sector. Dit betekent dat de BTW die financiële instellingen over hun inputs betalen in het algemeen niet aftrekbaar is en dus een eindkostenpost vormt. Er ontstaat een cascade-effect waardoor de kosten van dienstverlening aan bedrijven stijgen. De situatie kan zelfs nog ingewikkelder worden wanneer de financiële instellingen een deel van hun activiteiten uitbesteden en over die leveringen bijkomende BTW wordt geheven. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat dit vrijstellingensysteem fundamenteel onefficiënt is en de kosten de hoogte injaagt.

Deze voorschriften vormen een groeiende bron van spanningen en moeten daarom worden herzien. Bovendien houden zij de mogelijkheid in van interpretatieverschillen op nationaal niveau. Deze verouderde BTW-maatregelen staan in toenemende mate haaks op andere communautaire beleidsdoelstellingen zoals het actieplan financiële diensten. Onopzettelijke gevolgen van de BTW-voorschriften vormen vaak een belemmering voor de groei van de efficiency in deze sector, die van de oprichting van een enkele pan-Europese markt voor financiële diensten toch zou mogen worden verwacht.

De Commissie is van plan om na een breed overleg met alle betrokkenen een wetgevingsvoorstel in te dienen om de voorschriften inzake de BTW op financiële diensten aan de ontwikkeling van de eengemaakte financiële markt aan te passen.

6.

e) Concurrentie tussen overheidsinstanties en particuliere ondernemingen


Ook de regels betreffende de vrijstellingen voor diensten van algemeen belang en de uitsluiting van overheidsorganen van het toepassingsgebied van de BTW zullen worden gemoderniseerd. De huidige regels zijn verouderd en beantwoorden niet langer aan de economische realiteit van de 21e eeuw, waarin vroegere monopolies zijn geliberaliseerd en grote delen van de openbare diensten geheel of gedeeltelijk zijn geprivatiseerd. Dit leidt tot concurrentiedistorsies en een gebrek aan economische efficiency en vormt een stimulans voor belastingontwijking. De Commissie is voornemens de BTW-voorschriften te wijzigen: daartoe zal zij uiterlijk eind 2006 een voorstel indienen om opnieuw gelijke concurrentievoorwaarden vast te stellen voor bepaalde activiteiten waarbij zowel openbare als particuliere entiteiten zijn betrokken.

2.1.3. Gerichte maatregelen om grensoverschrijdende fiscale hinderpalen voor EU-bedrijven weg te werken

Op het gebied van de vennootschapsbelasting heeft de Commissie in afwachting van de implementatie van een geconsolideerde basis van de vennootschapsbelasting verschillende gerichte oplossingen voor het wegwerken van afzonderlijke fiscale belemmeringen uitgewerkt.

7.

a) Grensoverschrijdende belastingvermindering voor verliezen


Het ontbreken van grensoverschrijdende compensatie voor verliezen heeft een weerslag op de ondernemingsbesluiten: bedrijven worden hierdoor aangespoord om ofwel in het binnenland te investeren ofwel grensoverschrijdende investeringen in grotere lidstaten te verrichten, omdat het waarschijnlijk is dat zij daar al belastingen betalen, zodat een compensatie voor verliezen mogelijk is.

Terwijl grensoverschrijdende verliezen binnen eenzelfde bedrijf, d.w.z. verliezen van een vaste inrichting in het buitenland, in de meeste lidstaten in aanmerking kunnen worden genomen op het niveau van het hoofdkantoor, bestaat slechts in enkele lidstaten de mogelijkheid van grensoverschrijdende compensatie van verliezen binnen een concern, d.w.z. dat compensatie mogelijk is voor de verliezen van een buitenlands bedrijf dat deel uitmaakt van hetzelfde concern. Het is duidelijk dat een dergelijke uiteenlopende behandeling tot distorsies leidt.

Na de intrekking van een richtlijnvoorstel van 1990 met betrekking tot dit onderwerp heeft de Commissie technische besprekingen met de lidstaten geopend met het oog op de indiening van een mededeling kort nadat het Europees Hof van Justitie een arrest in zaak C-446/03 (“Marks & Spencer”) had uitgesproken, dat bijzonder relevant op dit gebied zou moeten zijn.

8.

b) Verrekenprijzen


Het beheer van verrekenprijzen leidt tot aanzienlijke extra nalevingskosten voor de EU-ondernemingen.11 De Commissie heeft in 2002 het gezamenlijk EU-forum over verrekenprijzen opgericht teneinde te komen tot pragmatische, niet-wetgevende oplossingen voor de problemen in verband met verrekenprijzen in de EU. Het forum bestaat uit belastingdeskundigen van de nationale belastingdiensten en het bedrijfsleven. Na het eerste verslag van het forum heeft de Commissie in 2004 een mededeling goedgekeurd met inbegrip van een voorstel voor een gedragscode voor een efficiënte toepassing van het Arbitrageverdrag12. De Raad heeft afgelopen december zijn instemming met deze gedragscode betuigd.

In aansluiting op het tweede verslag van het forum in mei 2005 is de Commissie van plan dit jaar een gedragscode voor te stellen voor een gemeenschappelijke aanpak van de documenten betreffende verrekenprijzen voor verbonden ondernemingen in de EU. De Commissiediensten en de leden van het forum concentreren hun aandacht thans op alternatieve procedures voor het vermijden en oplossen van belastinggeschillen.

9.

c) Kapitaalbelasting


Bepaalde indirecte belastingen zoals kapitaalbelasting (een heffing op kapitaalinbreng in kapitaalvennootschappen) zijn duidelijk schadelijk voor het bedrijfsleven in de EU en moeten worden afgeschaft in het kader van het proces om Europa aantrekkelijker voor investeerders te maken. Kapitaalbelasting is bijzonder nadelig bij herstructureringsmaatregelen en de opbouw van EU-bedrijven. Zij is ook ongunstig voor startende bedrijven en bedrijven die een kapitaalverhoging doorvoeren. In de voorbije jaren heeft zich een tendens afgetekend tot afschaffing van de kapitaalbelasting, die thans nog slechts door 10 van de 25 lidstaten wordt geheven. Vanaf volgend jaar zullen slechts acht lidstaten nog kapitaalbelasting blijven heffen.

Daarom werken de Commissiediensten thans aan een voorstel voor een herziening van de richtlijn kapitaalbelasting13 voor eind 2006. De herziening zal tot doel hebben de wetgeving te vereenvoudigen en te moderniseren en de kapitaalbelasting geleidelijk af te schaffen teneinde de ontwikkeling van EU-vennootschappen te ondersteunen.

2.1.4. Nieuwe strategie voor belastingen op personenwagens

De Europese automarkt vormt een goed voorbeeld van een sector die nog niet ten volle van de interne markt heeft kunnen profiteren, en de belastingheffing is een van de redenen daarvan. Na een mededeling in 200214 en uitgebreid overleg heeft de Commissie op 5 juli 2005 een nieuw voorstel betreffende de belasting van personenauto’s15 goedgekeurd. In dit voorstel wordt gepleit voor de geleidelijke afschaffing van de inschrijvingsbelasting in de lidstaten en de vervanging daarvan door een jaarlijkse verkeersbelasting of andere bestaande of innoverende nieuwe belastingen. De geleidelijke afschaffing van de inschrijvingsbelasting zou leiden tot een vermindering van de bureaucratische romslomp en van de hoge transactiekosten voor de consument. Daarnaast zou de transparantie en de rechtszekerheid voor alle ondernemers worden verbeterd en zouden de bestaande prijsverschillen voor auto’s met ongeveer een vijfde verminderen.

Het voorstel heeft ook tot doel de bestaande versnippering van de automarkt in de EU, die een weerslag op de grensoverschrijdende autohandel heeft, terug te dringen. Op dit ogenblik is de bedrijfstak vaak om belastingredenen verplicht welomschreven modellen met uiteenlopende specificaties voor de verschillende lidstaten te produceren. Het voorstel zou de autosector stimuleren om gebruik te maken van de voordelen van de schaalvergroting door auto's met dezelfde technische specificaties voor de gehele interne markt te produceren.

2.1.5. Terugschroeven van distorsies als gevolg van belastingfraude en belastingontwijking

Belastingfraude leidt tot aanzienlijke distorsies bij de werking van de interne markt, belemmert de eerlijke mededinging en tast de inkomsten aan die bestemd zijn voor de werking van openbare diensten op nationaal niveau. Toenemende fraude leidt tot een verhoogde belastingdruk op bedrijven die zich aan de voorschriften houden, doordat de regeringen gedwongen zijn hun belastingtekorten te compenseren.

De lidstaten zijn bevoegd voor de functionering van de belastingstelsels en moeten dat ook blijven. De Commissie is evenwel van oordeel dat een meer gemeenschappelijke en gecoördineerde aanpak de lidstaten zou kunnen helpen en stimuleren bij de bestrijding van belastingfraude. Daarom evalueert de Commissie thans de noodzaak van een nieuw belastingbeleid voor fraudebestrijding op Europees niveau. Er kan worden gedacht aan een brede waaier van instrumenten zoals het verbeteren van de samenwerking tussen binnenlandse belastingdiensten; het wegwerken van hinderpalen voor de efficiënte uitwisseling van informatie door bijvoorbeeld de toegang tot bankgegevens te verbeteren; het bevorderen van onderhandelingen met derde landen om regelingen voor informatie-uitwisseling in te voeren; verdere ontwikkeling van het gebruik van intracommunautaire instrumenten voor administratieve samenwerking; verbetering van de basisvoorschriften op belastinggebied.

De Commissie zou zorgen voor de nodige coördinatie, in het bijzonder met het oog op de verbetering van de instrumenten voor administratieve samenwerking waarover de lidstaten beschikken. Zij is van plan in 2006 een mededeling over dit onderwerp in te dienen.

2.2. Totstandbrenging van open en competitieve markten in en buiten Europa

De Europese bedrijven worden geconfronteerd met een groeiend aantal internationale uitdagingen. Indien zij in en buiten de EU gelijke concurrentievoorwaarden verkrijgen zou dit de investeringen in de interne markt van de EU verhogen. Maatregelen om het internationaal concurrentievermogen van EU-ondernemingen te verbeteren zijn dus van essentieel belang om aan de Lissabon-agenda te voldoen.

2.2.1. Een strategie voor namaakbestrijding

De industriële- en intellectuele-eigendomsrechten van EU-bedrijven worden op grote schaal geschonden door namaak en piraterij. Volgens studies van de Internationale Kamer van Koophandel in 1997 en de OESO in 1998:

- vertegenwoordigen namaakproducten 5 tot 7% van de wereldhandel

- hebben namaakproducten geleid tot het verlies van 200.000 banen in Europa.

Sindsdien is deze markt aanzienlijk uitgebreid. In 2003 hebben vooraanstaande vertegenwoordigers van bedrijfsleven en regeringen in Davos in Zwitserland een oproep gedaan tot een massale wereldwijde inspanning voor de bestrijding van namaakproducten, die thans naar schatting meer dan 450 miljard dollar per jaar vertegenwoordigen. Verbetering van de grenscontroles werd daarbij als essentieel element aangemerkt.

De inbeslagnames door EU-douanediensten (meer dan 100 miljoen artikelen per jaar met een waarde van meer dan 1 miljard euro) zijn in de afgelopen jaren met bijna 1000% gestegen. Alle bedrijfssectoren in de EU hebben te kampen met de toenemende concurrentie van deze illegale en oneerlijke handel, die bovendien leidt tot een daling van de belastinginkomsten en de veiligheid van de burger in gevaar brengt.

Doeltreffende maatregelen om intellectuele-eigendomsrechten te beschermen zijn nodig om investeringen in onderzoek en ontwikkeling aan te moedigen en gelijke mededingingsvoorwaarden in en buiten de EU te garanderen.

Een coherente strategie op basis van praktische maatregelen om het bedrijfsleven betaalbare en concrete steun bij de bestrijding van deze bedreiging te bieden, vereist substantiële maatregelen op communautair niveau. Ook internationale samenwerking zal moeten worden aangemoedigd teneinde de productie en uitvoer van namaakartikelen al in de landen van herkomst stop te zetten. Zonder de steun van dit veiligheidsnet zullen de bedrijven worden geconfronteerd met een steeds ongelijkere strijd tegen nieuwe productiegebieden die op nooit eerder geziene schaal namaakproducten vervaardigen.

In juli heeft de Commissie een omvattend pakket strafrechtelijke maatregelen ingediend om de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te waarborgen16. In oktober 200517 heeft zij een mededeling aangenomen ter versterking van de bescherming die douaneautoriteiten tegen piraterij en namaak kunnen bieden, met name via een nauwer partnerschap met ondernemingen en een groeiende internationale samenwerking met de handelspartners van de EU.

2.2.2. Verbetering van de douanevoorschriften en de naleving daarvan, en bevordering van e-douane

In het huidige internationale bedrijfsklimaat zijn eenvoudige, voorspelbare en rendabele formaliteiten voor het grensoverschrijdend handelsverkeer cruciaal geworden voor het verhogen van de economische groei door nationale of regionale participatie aan de internationale handel. Bovendien zijn de douaneautoriteiten de aangewezen partners om ervoor te zorgen dat bij de invoer de milieu-, gezondheids- en technische voorschriften worden nageleefd en dat maatregelen inzake handelsbeleid doeltreffend worden gehandhaafd. Dit deel van de douaneactiviteit is van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat:

* gelijke mededingingsvoorwaarden met de handelspartners worden gecreëerd, gehandhaafd of hersteld,

* in de EU voortgebrachte handelsgevoelige consumptieproducten de volledige voordelen kunnen genieten die met hun productienormen en plaats van productie moeten samengaan, en

* de defensieve maatregelen die nodig zijn om de vereiste aanpassingen in de EG te verzachten, doeltreffend zijn.

In 2003 heeft de Commissie een mededeling aangenomen over een eenvoudige en papierloze omgeving voor douane en het bedrijfsleven en de rol van de douane bij het geïntegreerd beheer van de buitengrenzen.18 De mededeling bevat een actieplan voor een grondige herziening van de douaneprocedures met inbegrip van de vereenvoudiging en modernisering daarvan teneinde de mogelijkheden van de informatie- en communicatietechnologie ten volle te benutten. Aanbieding bij de douane is een verplichte stap bij het goederenvervoer dat de buitengrenzen van de Gemeenschap overschrijdt. De voorgeschreven procedures hebben een sterke invloed op de rol van de binnenlandse sector in de internationale handel en de bijdrage daarvan tot de binnenlandse economie. Een doeltreffende en efficiënte inklaring verhoogt de deelname van de binnenlandse industrie aan de wereldmarkt, draagt bij tot het concurrentievermogen, stimuleert de deelname van kleine en middelgrote ondernemingen aan de internationale handel en beantwoordt aan de veiligheidseisen. Door het moderniseren en aanpassen van de wetgeving, de procedures en de procédés op douanegebied, met inbegrip van gemeenschappelijke normen voor IT-systemen, zal een gemoderniseerd douanewetboek, gekoppeld aan operationele maatregelen in de lidstaten, ook bijdragen tot de totstandbrenging van een eenvoudige en papierloze omgeving voor douane en bedrijfsleven.

Dit gemoderniseerd douanewetboek, waarover de Commissie later dit jaar een voorstel zal indienen, zal de wetgevende pijler van de e-douane vormen. Het zal de rechtsgrondslag vormen voor elektronische gegevensuitwisseling, niet alleen tussen ondernemers en douaneautoriteiten van de lidstaten maar ook met andere administraties of agentschappen die bij het internationaal goederenverkeer zijn betrokken, als vastgesteld in de mededeling van de Commissie over de rol van de elektronische overheid (e-Government) voor de toekomst van Europa.19 Volgens dit initiatief zullen de ondernemers hun informatie slechts eenmaal bij de douaneautoriteiten moeten aanmelden (“één loket”) en zullen de goederen door deze verschillende autoriteiten op hetzelfde ogenblik en dezelfde plaats worden gecontroleerd (“one-stop-shop”).

Met het oog op een doeltreffend en efficiënt risicobeheer moeten de douanediensten van alle lidstaten in staat zijn elektronische informatie uit te wisselen. Dit omvat meer in het bijzonder de uitwisseling van aangiften voor aankomst en voor vertrek, risicogegevens en informatie betreffende ondernemingen. Daartoe zullen de douanesystemen en -praktijken moeten convergeren en de geautomatiseerde douanesystemen van de lidstaten en de Commissie op elkaar worden afgestemd. Bovendien zullen de ondernemers hun communicatie en transacties met de douane on line moeten laten verlopen. Daarbij moet worden uitgegaan van het beginsel van toegang voor iedereen (multiplatformtoegang) als omschreven in bovengenoemde mededeling van de Commissie over de rol van e-Government voor de toekomst van Europa.

2.3. Verbetering van de Europese en nationale regelgeving

2.3.1. Modernisering van de BTW-voorschriften

Een betere regelgeving vormt een belangrijk element van de vernieuwde Lissabon-strategie. Op het gebied van de BTW heeft de Commissie verschillende voorstellen ter verbetering van de regelgeving uitgewerkt teneinde de hinderpalen voor de marktwerking af te schaffen en de mededinging te versterken.

De basisvoorschriften van de 6e BTW-richtlijn zijn herhaaldelijk gewijzigd, waardoor zij nu ingewikkeld en moeilijk te begrijpen zijn. De Commissie heeft daarom een herziening van de 6e BTW-richtlijn voorgesteld20 teneinde duidelijke EU-regels vast te stellen voor ondernemers die handel in de EU willen drijven. De besprekingen over dit voorstel in de Raad zijn goed gevorderd en zullen worden voortgezet met het oog op goedkeuring vóór eind 2005.

Bovendien is het steeds duidelijker geworden dat er behoefte bestaat aan een meer uniforme toepassing van het BTW-stelsel teneinde de activiteiten van bedrijven op het niveau van de gehele Gemeenschap te vergemakkelijken. In 2004 heeft de Raad de mogelijkheid gecreëerd om maatregelen voor een uniforme toepassing van de bestaande BTW-voorschriften goed te keuren.21. De eerste verordening die de Commissie op basis van deze nieuwe rechtsgrond heeft voorgesteld22, heeft onlangs de instemming van de Raad gekregen en zal binnenkort worden goedgekeurd. De Commissie is van oordeel dat een ruimer gebruik van deze mogelijkheid om op communautair niveau bindende afgeleide BTW-wetgeving goed te keuren in sterke mate zou bijdragen tot het wegwerken van de problemen waarmee bedrijven als gevolg van uiteenlopende interpretaties van de EU-voorschriften inzake BTW worden geconfronteerd.

De noodzaak van een meer uniforme toepassing van de BTW-voorschriften komt vooral duidelijk tot uiting wanneer verschillende interpretaties kunnen leiden tot dubbele belastingheffing (of omgekeerd tot niet-belastingheffing). Er bestaan evenwel ook gevallen waarin de dubbele belastingheffing of de eis dat een ondernemer in twee verschillende lidstaten BTW op eenzelfde transactie betaalt, het gevolg zijn van de uiteenlopende opvattingen van de lidstaten over de aard van een bepaalde prestatie. Deze uiteenlopende beoordeling van de feiten kan zich voordoen ondanks het feit dat de betrokken lidstaten een identieke BTW-wetgeving hebben. De Commissie zal daarom eind 2005 een EU-mechanisme voorstellen om dergelijke problemen met dubbele belastingheffing op te lossen of op zijn minst af te zwakken.

3. Kennis en innovatie voor groei

3.1. Investeringen in onderzoek en ontwikkeling (O&O) versterken en verbeteren

Zowel in de economische theorie als in de empirische analyse wordt de cruciale rol van O&O voor de economische groei benadrukt. De effecten van O&O-investeringen breiden zich meestal uit, waardoor de sociale winst van de investering hoger is dan de particuliere winst van het bedrijf. Zonder overheidssteun zou de research van bedrijven dus beneden het optimale niveau blijven en het groeipotentieel van de economie niet tot volledige ontplooiing komen.

Bijgevolg zijn diverse maatregelen ter bevordering van O&O opgenomen in de Lissabon-agenda. De conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van maart 2005 vermelden uitdrukkelijk dat de doelstelling van een investeringsniveau van 3% voor O&O "onder meer zal worden bereikt met fiscale stimulansen voor particuliere investeringen ...".

3.1.1. Mededeling over richtsnoeren voor fiscale O&O-stimulansen

Naar gelang van de economische achtergrond, de O&O-capaciteit en het algemene belastingstelsel in een bepaald land kunnen fiscale stimulansen ertoe bijdragen tekortkomingen van de marktwerking aan te pakken en de onderzoekinvesteringen van bedrijven te verhogen door de O&O-uitgaven te verlagen. Belastingmaatregelen maken het ondernemingen mogelijk beter te bepalen aan welke projecten en prioriteiten zij hun O&O-investeringen moeten toewijzen en bieden hen een grotere zekerheid op juridisch en planninggebied. Zij maken het ook mogelijk een direct verband tussen overheidsstimulansen en de stijging van particuliere O&O-uitgaven te leggen, wat van cruciaal belang is aangezien er in Europa in het algemeen onvoldoende particuliere research en innovatie bestaat. De waarde van fiscale stimulansen voor O&O moet evenwel in de context van het algemene belastingstelsel worden beoordeeld. Zo bijvoorbeeld heeft de hoogte van de tarieven van de algemene vennootschapsbelasting een doorslaggevende invloed op het effect van de fiscale stimulansen in verband met de omvang van de investeringen van bedrijven in O&O.

In de voorbije jaren hebben de lidstaten een reeks verschillende fiscale stimulansen voor O&O ingevoerd of de bestaande versterkt. In de afgelopen twee jaar heeft in het kader van het wederzijds leerproces ter verhoging van het peil van de O&O-investeringen onder toezicht van CREST een informatie-uitwisseling tussen de lidstaten over de beste praktijken op dit gebied plaatsgevonden. Op dit ogenblik bestaan er evenwel een groot aantal uiteenlopende O&O-stimulansen in de lidstaten, waardoor de situatie in EU-verband een ernstig gebrek aan coördinatie vertoont. Aangezien de lidstaten vaak met vergelijkbare uitdagingen worden geconfronteerd, kan dit gebrek aan coördinatie leiden tot een minder dan optimale toewijzing van overheidsmiddelen en een hinderpaal voor gelijke mededingingsvoorwaarden binnen de EU vormen.

Een mededeling met richtsnoeren over fiscale O&O-stimulansen zou ertoe kunnen bijdragen dit probleem op te lossen en in het ideale geval de lidstaten helpen gezamenlijk oplossingen voor gemeenschappelijke problemen te ontwikkelen en zelfs wederzijds versterkende O&O-stimulansen uit te werken, waardoor binnen de EU-onderzoekruimte een gunstig belastingklimaat zou worden gecreëerd. Zoals zij in het actieplan voor staatssteun heeft aangekondigd, zal de Commissie in 2006 haar algemene regelgeving voor staatssteun ten gunste van O&O en innovatie herzien. Tegelijk zal een mededeling worden ingediend met richtsnoeren voor de lidstaten over de uitwerking en toepassing van fiscale O&O-stimulansen in het kader van hun algemeen belastingstelsel teneinde hen meer in het bijzonder een duidelijk inzicht in de beperkingen van de communautaire wetgeving terzake te bieden.

De mededeling zal de volgende elementen omvatten:

- beschrijving van de belangrijkste EU-voorschriften voor fiscale O&O-stimulansen van de lidstaten;

- voorbeelden van beste praktijken bij de fiscale behandeling en stimulansen op O&O-gebied in een aantal lidstaten, die als model voor andere lidstaten zouden kunnen fungeren;

- waar passend, overzicht van de politieke boodschap en de belangrijkste inhoud van eventuele tot de lidstaten gerichte toekomstige initiatieven.

Het is duidelijk dat deze mededeling bedoeld zal zijn als hulpmiddel voor lidstaten die fiscale stimulansen wensen toe te passen maar in geen geval de lidstaten daartoe zou verplichten.

3.2. Bevordering van het duurzaam gebruik van hulpbronnen

De indirecte belastingheffing kan als marktinstrument een belangrijke rol spelen bij het duurzaam gebruik van de hulpbronnen in de Europese Unie. Goed uitgewerkte accijnsheffingen of specifieke milieuheffingen vormen verbeterde prijssignalen door de externe milieukosten te internaliseren en zetten economische actoren er aldus toe aan hun gedrag daarop af te stemmen. Bovendien stimuleert de belastingheffing bedrijven tot het investeren in technologische innovatie om hun belastingdruk te verminderen. Energie-, vervoers- en milieubelastingen zouden kunnen worden aangewend om het duurzaam gebruik van hulpbronnen te bevorderen, bij voorkeur binnen een gecoördineerd EU-kader teneinde concurrentiedistorsies te vermijden.

3.2.1. Energie-, vervoers- en milieubelastingen

De richtlijn betreffende de belasting van energieproducten23 heeft de lidstaten nieuwe middelen aangereikt voor de aanwending van belastingen om het duurzaam gebruik van hulpbronnen te bevorderen. Zo bijvoorbeeld biedt zij de mogelijkheid tot belastingverlagingen voor bedrijven die overeenkomsten sluiten met het oog op het bereiken van milieudoelstellingen of het verbeteren van de energie-efficiëntie.

10.

a) Belasting op commerciële gasolie


Deze richtlijn moet worden gewijzigd teneinde de concurrentiedistorsies op de markten voor goederenvervoer aan te pakken die het gevolg zijn van de grote verschillen in de hoogte van de belastingen op commerciële gasolie in de EU-lidstaten. In het licht van de recente doorlichting van de in voorbereiding zijnde wetgeving heeft de Commissie haar voorstel van 2002 betreffende commerciële gasolie24 ingetrokken. Zij is van plan om vóór eind 2005 een nieuw voorstel in te dienen waarbij rekening wordt gehouden met de opmerkingen van het Europees Parlement, de Raad en de ondernemers tijdens de debatten over het oorspronkelijke voorstel.

11.

b) Energiebelasting


Voorts overweegt de Commissie wijzigingen van de Richtlijn Energiebelasting voor te stellen teneinde ambitieuzere milieudoelstellingen voor de energiebelasting in te voeren die gericht zijn op een volledige internalisering van de externe kosten. In haar Groenboek inzake energie-efficiëntie van 200525 heeft de Commissie verklaard dat verdere initiatieven moeten worden overwogen om het positieve effect van het belastingbeleid in de richting van een verhoging van de energie-efficiëntie te versterken. Het gaat er daarbij onder meer om de accijnstarieven voor energieproducten en in productieprocessen gebruikte elektriciteit in de aanvangsfase te nivelleren, en de automatische indexering van alle accijnstarieven in te voeren.

12.

c) Belasting op personenwagens


Het onlangs goedgekeurde voorstel betreffende de belasting op personenwagens dat al in punt 2.1.4 is vermeld, omvat eveneens bepalingen voor de invoering van een CO2-gemoduleerde component in de heffingsgrondslag van de belastingen van de lidstaten op dit gebied. Fiscale maatregelen vormen een van de drie pijlers van de communautaire strategie om CO2-emissies van personenwagens terug te dringen. De optimale aanwending van die maatrgelen is samen met verbintenissen van de auto-industrie en voorlichting van de consument van essentieel belang om de communautaire doelstelling van 120 g CO2 per km te bereiken. De verlaging van de CO2–emissies zou gepaard gaan met besparingen van het energieverbruik van personenwagens, die op hun beurt een positieve bijdrage tot het efficiënt gebruik van energieproducten en de duurzaamheid van de energievoorziening zouden leveren.

BIJLAGE

Lissabon-strategie: voornaamste belasting- en douanemaatregelen die zijn goedgekeurd of worden overwogen

Europa aantrekkelijker maken om te investeren en te werkenKennis en innovatie voor groei
1. Uitbreiding en verdieping van de interne markt
1. Versterking en verbetering van O&O-investeringen
- Gemeenschappelijke geconsolideerde grondslag voor de vennootschapsbelasting voor EU-bedrijven (2008);


- Vereenvoudiging van de belastingvoorschriften en scheppen van gelijke mededingingsvoorwaarden:

Naleving van de BTW-voorschriften: one-stop-shop (2004); belasting in de thuisstaat (2005); BTW-voorschriften voor grensoverschrijdende en financiële diensten (2005/2006); BTW overheidsinstanties (2006);

- gerichte maatregelen voor de afschaffing van grensoverschrijdende fiscale belemmeringen voor EU-bedrijven:

belastingvermindering voor grensoverschrijdende verliezen (2006); verrekenprijzen (2005); kapitaalbelasting (2006);

- Een nieuwe strategie voor belasting op personenwagens (2005);


- Wegwerken van distorsies als gevolg van belastingfraude en belastingontwijking (2006).
- Mededeling met richtsnoeren voor fiscale O&O-stimulansen (2006).

.
2. Totstandbrenging van open en concurrerende markten in en buiten Europa
2. Bevordering van het duurzaam gebruik van hulpbronnen
- Strategie tegen namaak (2005);
- Verbetering van de douanewetgeving met het oog op de bevordering van de e-douane (2005).
- Energie-, vervoers- en milieubelasting:

Belasting op commerciële gasolie (2005); energiebelasting (2006); belasting op personenwagens (2005).
3. Verbetering van de Europese en nationale wetgeving
- Modernisering van de BTW-voorschriften (2005).



1COM(2005) 330 en COM(2005) 24.

2ibidem.

3Zie 'European Tax survey' (SEC(2004) 1128/2).

4COM(2005) 111.

5COM(2001) 582 en SEC(2001) 1681.

6COM(2003) 726.

7Zie "European Tax Survey (SEC(2004) 1128/2).

8SEC(2004) 1128/2.

9COM(2003) 822.

10COM(2005) 334.

11Zie 'European Tax Survey' (SEC(2004) 1128/2).

12COM(2004) 297.

13Richtlijn 69/335/EEG van de Raad van 17 julI 1969, gewijzigd.

14COM(2002) 431.

15COM(2005) 261.

16COM(2005)276.

17COM(2005)479.

18COM(2005)452.

19COM(2003)567.

20COM(2004)246.

21Richtlijn 2004/7/EEC.

22COM(2004) 641.

23Richtlijn 2003/96/EG (PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/75/EG (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 100).

24COM(2002) 410.

25COM(2005) 265.

NL NL