Toelichting bij COM(2005)672 - Groenboek - Schadevorderingen wegens schending van de gemeenschappelijke antitrustregels

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Belangrijke juridische mededeling

|
52005DC0672

Groenboek - Schadevorderingen wegens schending van de communautaire antitrustregels {SEC(2005) 1732} /* COM/2005/0672 def. */


[afbeelding - zie origineel document] COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

1.

Brussel, 19.12.2005


COM(2005) 672 definitief

GROENBOEK

Schadevorderingen wegens schending van de communautaire antitrustregels

(door de Commissie ingediend) {SEC(2005) 1732}

2.

INHOUDSOPGAVE


3.

1 Achtergrond en doelstellingen van het groenboek 3


4.

1.1 Schadevorderingen als middel tot handhaving van de communautaire antitrustwetgeving 3


5.

1.2 Omschrijving van het probleem 4


6.

1.3 Doelstellingen 4


7.

2 Belangrijkste kwesties 5


8.

2.1 Toegang tot bewijsmateriaal 5


9.

2.2 Bewijs van schuld 7


10.

2.3 Schadevergoeding 7


2.4 De ‘passing-on defence’ en de procesbevoegdheid van indirecte afnemers 8

11.

2.5 Bescherming van consumentenbelangen 9


12.

2.6 Proceskosten 9


13.

2.7 Coördinatie van openbare en private handhaving 10


14.

2.8 Rechterlijke bevoegdheid en toepasselijk recht 11


15.

2.9 Andere punten 12


GROENBOEK

Schadevorderingen wegens schending van de communautaire antitrustregels

Een felle concurrentie op een open interne markt biedt de beste garantie voor een toename van de productiviteit en van het innovatieve potentieel van Europese ondernemingen. De handhaving van het mededingingsrecht is dan ook een essentieel onderdeel van de “strategie van Lissabon”, die gericht is op de groei van de economie van de Europese Unie en de schepping van arbeidsplaatsen voor de burgers van Europa.

In het kader van de inspanningen ter verbetering van de handhaving van het mededingingsrecht na de modernisering van het procesrecht inzake de toepassing van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag, hebben dit groenboek en het daaraan gehechte werkdocument van de diensten van de Commissie betrekking op de voorwaarden voor het instellen van schadevorderingen wegens schending van de communautaire antitrustwetgeving. Er wordt nagegaan wat de belemmeringen zijn voor een doeltreffender systeem voor het instellen van dergelijke vorderingen en er worden mogelijke oplossingen voor deze problemen voorgesteld. Een soepeler regeling inzake schadevorderingen wegens schending van de antitrustwetgeving, zal niet alleen tot gevolg hebben dat consumenten en ondernemingen die schade hebben geleden als gevolg van een inbreuk op de antitrustregels gemakkelijker schadevergoeding van de inbreukmaker kunnen krijgen, maar zal ook leiden tot een betere handhaving van het mededingingsrecht.

16.

1 Achtergrond en doelstellingen van het groenboek


17.

1.1 Schadevorderingen als middel tot handhaving van de communautaire antitrustwetgeving


De handhaving van de in de artikelen 81 en 82 van het Verdrag neergelegde antitrustregels vindt zowel op publiekrechtelijk als op privaatrechtelijk niveau plaats. Deze beide vormen maken deel uit van een gemeenschappelijk handhavingsstelsel en hebben dezelfde doelstellingen: door de antitrustwetgeving verboden mededingingsverstorende gedragingen tegengaan alsook ondernemingen en consumenten beschermen tegen deze gedragingen en de eventueel als gevolg daarvan geleden schade vergoeden. Zowel private als openbare handhaving van de antitrustwetgeving is een belangrijk instrument om een concurrerende economie tot stand te brengen en te behouden.

Wat de openbare handhaving betreft, passen de Commissie en de mededingingsautoriteiten van de lidstaten (NMA's) het communautaire mededingingsrecht toe in individuele gevallen. Overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1/2003 vormen de Commissie en de NMA’s een netwerk van mededingingsautoriteiten die belast zijn met de openbare handhaving van de toepasselijke communautaire antitrustregels. In het kader van hun handhavingswerkzaamheden kunnen deze autoriteiten onder andere besluiten nemen waarbij zij vaststellen dat een onderneming de antitrustwetgeving heeft geschonden alsook besluiten waarbij geldboeten worden opgelegd. Openbare handhaving is onmisbaar voor een doeltreffende bescherming van de door het Verdrag verleende rechten en voor een doeltreffende handhaving van de door het Verdrag opgelegde verplichtingen.

Alle bepalingen van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag zijn rechtstreeks toepasselijk. Van meet af aan heeft ook private handhaving een rol gespeeld bij de handhaving van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag. In dit groenboek wordt verstaan onder private handhaving de toepassing van de antitrustwetgeving in civiele procedures bij de nationale rechter. Deze toepassing kan diverse vormen aannemen. Overeenkomstig artikel 81, lid 2, van het Verdrag zijn de door artikel 81 verboden overeenkomsten of besluiten nietig. De verdragsbepalingen kunnen ook worden gebruikt bij verzoeken om een rechterlijk bevel. Ook kan schadevergoeding worden toegekend aan rechtssubjecten die schade hebben geleden als gevolg van een schending van de antitrustregels.

Dit groenboek heeft alleen betrekking op schadevorderingen. Schadevorderingen wegens schending van de antitrustwetgeving hebben meerdere doelstellingen, namelijk rechtssubjecten die schade hebben geleden als gevolg van mededingingsverstorende gedragingen vergoeden en de volle werking van de antitrustregels van het Verdrag waarborgen door mededingingsverstorende gedragingen minder aantrekkelijk te maken en aldus wezenlijk bij te dragen tot de handhaving van een daadwerkelijke mededinging in de Gemeenschap i (afschrikking). Individuele ondernemingen of consumenten in Europa die daadwerkelijk een schadevordering kunnen instellen, raken meer vertrouwd met de mededingingsregels en worden actiever betrokken bij de handhaving ervan. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (EHJ) heeft geoordeeld dat de doeltreffende bescherming van de door het Verdrag verleende rechten vereist dat particulieren die schade hebben geleden als gevolg van een schending van de artikelen 81 of 82 het recht hebben om de vergoeding van deze schade te vorderen i.

18.

1.2 Omschrijving van het probleem


Terwijl het Gemeenschapsrecht bijgevolg een doeltreffend systeem vereist voor schadevorderingen wegens schending van de antitrustregels, staat in de 25 lidstaten het recht op dat gebied nog in zijn kinderschoenen i.

Het EHJ heeft geoordeeld dat bij gebreke van een communautaire regeling ter zake, de rechtsstelsels van de lidstaten moeten zorgen voor nadere voorschriften inzake het instellen van schadevorderingen. Aangezien de gemeenschapsrechter ter zake niet bevoegd is (behalve in het kader van prejudiciële procedures), zullen doorgaans de rechters van de lidstaten kennis nemen van dergelijke vorderingen. In de verschillende lidstaten bestaan er belangrijke belemmeringen voor de doeltreffende werking van schadevorderingen wegens schending van de communautaire antitrustwetgeving.

19.

1.3 Doelstellingen


Doel van dit groenboek en van het werkdocument van de diensten van de Commissie is vast te stellen wat de belangrijkste belemmeringen zijn voor een doeltreffender systeem inzake schadevorderingen en aan te geven wat de verdere opties en de eventuele maatregelen zijn ter verbetering van dit systeem, zowel voor ‘vervolgvorderingen’ (‘follow-on actions’; bv. gevallen waarin de civiele vordering wordt ingesteld nadat een mededingingsautoriteit een inbreuk heeft vastgesteld) als voor ‘zelfstandige vorderingen’ (‘stand-alone actions’; d.w.z. vorderingen die niet worden voorafgegaan door de vaststelling van een inbreuk door een mededingingsautoriteit).

20.

2 Belangrijkste kwesties


De belangrijkste kwesties worden hieronder opgesomd en worden nader uitgewerkt in het werkdocument. Alle belanghebbenden wordt verzocht de naar voren gebrachte argumenten te bestuderen. Voor een gedetailleerder overzicht van de gebruikte informatiebronnen: zie het bijgevoegde werkdocument.

De Commissie verzoekt alle belanghebbenden te reageren op de aan de orde gestelde kwesties en op alle in dit verband voorgestelde opties, alsook op eventuele andere aspecten betreffende schadevorderingen wegens schending van de antitrustwetgeving. Deze reacties zullen de Commissie helpen bij haar beslissing of er op communautair niveau maatregelen moeten worden genomen ter verbetering van de voorwaarden voor schadevorderingen in antitrustzaken.

21.

2.1 Toegang tot bewijsmateriaal


Schadevorderingen in antitrustzaken vergen meestal een uitgebreid feitenonderzoek. Een specifiek probleem bij dit soort geschillen is dat het relevante bewijsmateriaal vaak niet gemakkelijk verkrijgbaar is en dat het zich meestal bij de partij bevindt die zich schuldig heeft gemaakt aan mededingingsverstorende gedragingen. Toegang van verzoekers tot dit bewijsmateriaal is van essentieel belang om op doeltreffende wijze schadevorderingen te kunnen instellen. Bijgevolg moet worden nagegaan of partijen moeten worden verplicht om documenten te verstrekken of om op een andere wijze toegang te verlenen tot bewijsmateriaal. Dat is met name van belang voor ‘zelfstandige vorderingen’.

In dezelfde geest kan worden overwogen om de verweerder te verplichten de aan een mededingingsautoriteit overgelegde documenten openbaar te maken. In gevallen waarin de Commissie of NMA’s een onderzoek hebben ingesteld, is het waarschijnlijk dat zij in het bezit zijn van relevant bewijsmateriaal dat belangrijk kan zijn voor de verzoeker die een ‘vervolgvordering’ heeft ingesteld. Het gebruik van dat bewijsmateriaal kan in het kader van latere civiele procedures nuttig zijn tot staving van de schadevordering. Om de administratieve lasten voor de mededingingsautoriteiten te beperken, moet de toegang tot deze documenten in onderling overleg tussen de partijen worden geregeld.

In dit verband kunnen ook voorschriften inzake bewijslast en –vereisten nuttig zijn voor de verzoeker. De kwestie van de bewijskracht van besluiten van NMA’s is van cruciaal belang.

Vraag A: Moeten er bijzondere voorschriften zijn inzake de openbaarmaking van schriftelijke bewijzen in civiele schadeprocedures in het kader van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag? Zo ja, op welke wijze moet deze openbaarmaking worden georganiseerd?

Optie 1: Documenten moeten openbaar worden gemaakt zodra een partij de relevante feiten van de zaak omstandig heeft uiteengezet en het redelijkerwijze beschikbare bewijsmateriaal heeft overgelegd tot staving van haar stellingen (‘fact pleading’). Openbaarmaking moet worden beperkt tot relevante en redelijkerwijze geïdentificeerde individuele documenten en moet door een rechter worden bevolen.

Optie 2: Onder voorbehoud van ‘fact pleading’, moet - op bevel van een rechter - verplichte openbaarmaking van categorieën documenten tussen partijen mogelijk zijn.

Optie 3: Onder voorbehoud van ‘fact pleading’, rust op elke partij de verplichting de andere partijen in het geding een lijst te verstrekken van relevante documenten die in haar bezit zijn en voor hen toegankelijk zijn.

Optie 4: Het opleggen van sancties ingeval bewijsmateriaal wordt vernietigd om de onder de opties 1 tot en met 3 beschreven openbaarmaking te waarborgen.

Optie 5: De verplichting relevant bewijsmateriaal te bewaren. Overeenkomstig dit voorschrift kan een rechter nog voor het begin van een civiele procedure bevelen dat bewijsmateriaal dat relevant is voor de daaropvolgende procedure wordt bewaard. De partij die om een dergelijk rechterlijk bevel verzoekt, moet evenwel het redelijkerwijze beschikbare bewijsmateriaal overleggen om te staven dat er op het eerste gezicht sprake is van een inbreuk.

Vraag B: Zijn bijzondere voorschriften betreffende de toegang tot documenten die in het bezit zijn van een mededingingsautoriteit, nuttig voor schadevorderingen in antitrustzaken? Hoe kan een dergelijke toegang worden georganiseerd?

Optie 6: Elke partij in een procedure voor een mededingingsautoriteit is verplicht om een procespartij in een civiele procedure alle documenten te verstrekken die bij de mededingingsautoriteit zijn ingediend, met uitzondering van aanvragen voor toepassing van de clementieregeling. De openbaarmaking van bedrijfsgeheimen en van andere vertrouwelijke informatie en de rechten van de verdediging worden beheerst door het recht van het forum (d.w.z. het recht van het land van de bevoegde rechter).

Optie 7: Toegang van nationale rechters tot documenten die in het bezit zijn van de Commissie. In dit verband wenst de Commissie feedback te ontvangen over de volgende kwesties: (a) hoe zullen de nationale rechters de vertrouwelijkheid van bedrijfsgeheimen of van andere vertrouwelijke informatie kunnen waarborgen? en (b) in welke gevallen zouden de nationale rechters de Commissie om inlichtingen verzoeken die ook door de partijen kunnen worden verstrekt?

Vraag C: Moet de op de verzoeker rustende bewijslast inzake de schending van de antitrustregels in schadeprocedures worden verlicht en, zo ja, hoe?

Optie 8: Inbreukbesluiten van mededingingsautoriteiten van de EU-lidstaten moeten bindend zijn voor de civiele rechter of, in het andere geval, moet de bewijslast worden omgekeerd wanneer er een dergelijk inbreukbesluit bestaat.

Optie 9: Een verschuiving of verlichting van de bewijslast in geval van informatie-asymmetrie tussen de verzoeker en de verweerder, met als doel deze asymmetrie op te heffen. Dergelijke voorschriften kunnen tot op zekere hoogte een tegenwicht bieden voor het feit dat er ten behoeve van de verzoeker geen of bijna geen openbaarmakingsvoorschriften bestaan.

Optie 10: Een ongerechtvaardigde weigering van een partij om bewijsmateriaal te verstrekken kan gevolgen hebben voor de bewijslast; daarbij kan het gaan om weerlegbare of onweerlegbare vermoedens dan wel om de loutere mogelijkheid voor de rechter om met deze weigering rekening te houden wanneer hij beoordeelt of het relevante feit is bewezen.

22.

2.2 Bewijs van schuld


Aangezien schadevorderingen betrekking hebben op aansprakelijkheid wegens onrechtmatige daad, is in veel lidstaten het bewijs van schuld vereist. In sommige van deze lidstaten, is er een vermoeden van schuld indien een gedraging onrechtmatig is vanuit het oogpunt van de antitrustwetgeving. In andere lidstaten bestaat er echter geen dergelijk vermoeden. Bijgevolg moet er worden nagedacht over het bewijs van schuld in schadeprocedures.

Vraag D: Moet voor schadevorderingen in antitrustzaken het bewijs van schuld worden geleverd?

Optie 11: Het bewijs van de inbreuk moet toereikend zijn (vergelijkbaar met risicoaansprakelijkheid).

Optie 12: Het bewijs van de inbreuk is slechts toereikend voor de zwaarste inbreuken op de antitrustwetgeving.

Optie 13: De verweerder moet de mogelijkheid hebben aan te tonen dat er sprake is van een verschoonbare, onjuiste opvatting over het recht of de feiten. Onder die omstandigheden zou de inbreuk niet leiden tot aansprakelijkheid voor schade (argument van de verschoonbare dwaling).

23.

2.3 Schadevergoeding


Meerdere kwesties hebben betrekking op de daadwerkelijke omvang van de schadevergoedingsaanspraak. In de eerste plaats moet de hoogte van de schadeloosstelling worden gedefinieerd. Er zijn meerdere definities mogelijk, die met name zijn gebaseerd op het begrip vergoeding of terugvordering van onrechtmatige winst. Ook moet worden nagegaan of de eventuele schadevergoeding rente moet omvatten, welk het bedrag van de te betalen rente is, en hoe dat bedrag wordt berekend. Voor horizontale kartelinbreuken kan voorts worden overwogen het bedrag van de schadevergoeding automatisch, onder bepaalde voorwaarden of vrijelijk door de rechter te verdubbelen.

Naast de juridische definitie van de toe te kennen schadevergoeding, is de raming van de schade van essentieel belang. Er zijn meerdere economische modellen ontwikkeld om in ingewikkelde situaties de schade te berekenen. Er moet worden nagegaan of deze modellen in schadeprocedures moeten worden gebruikt.

Vraag E: Hoe moet schade worden gedefinieerd?

Optie 14: Definitie van de toe te kennen schadevergoeding op basis van het verlies dat de verzoeker heeft geleden als gevolg van de door de verweerder gepleegde inbreuk (schadevergoeding met een vergoedend karakter).

Optie 15: Definitie van de toe te kennen schadevergoeding op basis van de onrechtmatige winst die de inbreukmaker heeft behaald (terugvordering van onrechtmatige winst).

Optie 16: Verdubbeling van de schadevergoeding voor horizontale kartels. Een dergelijke schadevergoeding kan automatisch, onder bepaalde voorwaarden of vrijelijk door de rechter worden toegekend.

Optie 17: Voor de aan het vonnis voorafgaande periode: rente te berekenen vanaf de datum van de inbreuk of vanaf de datum van de schade.

Vraag F: Welke methode moet worden gebruikt voor de raming van de schade?

Optie 18: Wat is de toegevoegde waarde van complexe economische modellen voor de raming van de schade in vergelijking met eenvoudiger methoden? Moet aan de rechter de bevoegdheid worden verleend om het bedrag van de schadevergoeding vast te stellen op basis van billijkheid?

Optie 19: Moet de Commissie richtsnoeren betreffende de raming van de schade publiceren?

Optie 20: Splitsing van de procedure – in een gedeelte betreffende de aansprakelijkheid van de inbreukmaker en een gedeelte betreffende de bepaling van het bedrag van de toe te kennen schadevergoeding – om het geding te vereenvoudigen.

2.4 De ‘passing-on defence’ en de procesbevoegdheid van indirecte afnemers

De ‘passing-on defence’ heeft betrekking op de juridische gevolgen van het feit dat een onderneming die koopt bij een afnemer die zich schuldig maakt aan mededingingsverstorende gedragingen, haar economisch verlies zou kunnen beperken door de meerkosten aan haar eigen afnemers door te berekenen. De schade als gevolg van mededingingsverstorende gedragingen kan bijgevolg worden afgewenteld op downstreamgebruiker(s) of zelfs volledig worden gedragen door de uiteindelijke koper, de eindconsument. Rechtens moet worden onderzocht of de inbreukmaker als verweer kan aanvoeren dat de schade op een dergelijke wijze is afgewenteld (‘passing-on defence’). Verder moet de procesbevoegdheid van indirecte afnemers – de meerkosten kunnen al dan niet aan hen zijn doorberekend – worden onderzocht.

Door de ‘passing-on defence’ worden schadevorderingen aanzienlijk ingewikkelder aangezien het zeer moeilijk kan zijn de exacte verdeling van de schade over de gehele toeleveringsketen te bewijzen. Bewijsproblemen bemoeilijken ook vorderingen van indirecte afnemers, die immers wellicht niet in staat zijn de omvang van hun schade en het causale verband met de onrechtmatige gedragingen te bewijzen.

Vraag G: Moeten er voorschriften zijn betreffende de ontvankelijkheid en de werking van de ‘passing-on defence’? Zo ja, welk soort voorschriften? Moeten indirecte afnemers procesbevoegdheid hebben?

Optie 21: De ‘passing-on defence’ is ontvankelijk en zowel directe als indirecte afnemers kunnen de inbreukmaker dagvaarden. Deze optie houdt het risico in dat de directe afnemer geen schadevergoeding krijgt toegewezen omdat de inbreukmaker tegen hem de passing-on defence kan gebruiken en voorts dat de schade van indirecte afnemers ook niet wordt vergoed omdat zij niet kunnen bewijzen dat en in welke mate de schade over de gehele toeleveringsketen is verdeeld. In dit verband moet bijzondere aandacht worden geschonken aan de bewijslast.

Optie 22: De ‘passing-on defence’ is niet-ontvankelijk en alleen directe afnemers kunnen de inbreukmaker dagvaarden. Deze optie is gunstiger voor directe afnemers omdat de procedure niet zal worden bemoeilijkt door de problemen in verband met de ‘passing-on defence’.

Optie 23: De ‘passing-on defence’ is niet-ontvankelijk en zowel directe als indirecte afnemers kunnen de inbreukmaker dagvaarden. Hoewel door de niet-ontvankelijkheid van de ‘passing-on defence’ schadevorderingen voor verzoekers minder omslachtig worden, brengt deze optie de mogelijkheid met zich dat de verweerder wordt veroordeeld tot betaling van meerdere schadevergoedingen omdat zowel indirecte als directe afnemers schadevorderingen kunnen instellen.

Optie 24: Een procedure in twee fasen, waarbij de ‘passing-on defence’ niet-ontvankelijk is: de inbreukmaker kan in een eerste fase door elke gelaedeerde worden gedagvaard en in een tweede fase worden de meerkosten verdeeld tussen alle partijen die schade hebben geleden. Deze optie is technisch moeilijk, maar heeft het voordeel dat alle gelaedeerden een billijke schadevergoeding krijgen.

24.

2.5 Bescherming van consumentenbelangen


Het is ook om praktische redenen zeer onwaarschijnlijk, zo niet onmogelijk, dat consumenten en afnemers die geringe schade hebben geleden een schadevordering wegens schending van de antitrustwetgeving zullen instellen. Bijgevolg moet worden onderzocht hoe hun belangen beter kunnen worden beschermd door het instellen van collectieve vorderingen. Naast de specifieke bescherming van consumentenbelangen, kunnen collectieve vorderingen worden gebruikt om een groot aantal geringe vorderingen samen te voegen tot een enkele vordering, waardoor tijd en geld worden bespaard.

Vraag H: Moeten er bijzondere procedures zijn voor het instellen van collectieve vorderingen en de bescherming van consumentenbelangen? Zo ja, welk soort procedures?

Optie 25: Een recht van beroep voor consumentenorganisaties, zonder dat individuele consumenten het recht wordt ontzegd zelf een vordering in te stellen. Aandacht moet worden besteed aan kwesties zoals de procesbevoegdheid (eventueel een registratie- of vergunningsregeling), de verdeling van de schadevergoeding (wordt zij toegekend aan de consumentenorganisatie zelf of aan haar leden) en de raming van de schadevergoeding (de aan de consumentenorganisatie toegekende schadevergoeding kan worden berekend op basis van de onrechtmatige winst van de verweerder, terwijl de aan de leden toegekende schadevergoeding kan worden berekend op basis van de individuele schade).

Optie 26: Een bijzondere regeling voor collectieve vorderingen van groepen afnemers die geen eindconsumenten zijn.

25.

2.6 Proceskosten


Voorschriften inzake vergoeding van de proceskosten spelen een belangrijke rol als positieve of negatieve prikkels voor het instellen van vorderingen. Aangezien het Gemeenschapsrecht en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens voor civiele vorderingen een doeltreffende toegang tot de rechter verlangen, moet worden nagegaan hoe voorschriften inzake de proceskosten deze toegang kunnen vergemakkelijken.

Vraag I: Moeten er bijzondere voorschriften worden ingevoerd om het kostenrisico voor de verzoeker te beperken? Zo ja, welk soort voorschriften?

Optie 27: Voorschrijven dat in het ongelijk gestelde verzoekers slechts in de kosten worden verwezen wanneer zij kennelijk onredelijk hebben gehandeld door de zaak voor de rechter te brengen. Ook kan worden overwogen de rechter de discretionaire bevoegdheid te verlenen om bij de aanvang van een proces te bevelen dat de verzoeker geen kosten zal moeten dragen, zelfs niet indien hij in het ongelijk zou worden gesteld.

26.

2.7 Coördinatie van openbare en private handhaving


Openbare en private handhaving vullen elkaar aan en moeten bijgevolg op optimale wijze worden gecoördineerd. Besluiten van mededingingsautoriteiten kunnen belangrijke gevolgen hebben voor de reële mogelijkheid van verzoekers om het bewijsmateriaal tot staving van hun vordering over te leggen (zie punt 2.1, vraag C, optie 8). Met het oog op de optimale coördinatie van private en openbare handhaving is het vooral belangrijk te zorgen voor coördinatie tussen enerzijds aanvragen voor toepassing van de clementieregeling (openbare handhaving) en anderzijds schadevorderingen. Clementieregelingen en civielrechtelijke aansprakelijkheid hebben, door hun effect, hetzelfde doel: kartelvorming op een meer doeltreffende wijze tegengaan. Aandacht moet worden besteed aan het effect van schadevorderingen op clementieregelingen teneinde de doeltreffendheid van deze clementieregelingen te behouden. In dit verband moet er rekening mee worden gehouden dat clementieregelingen over het algemeen nuttig zijn voor gedingvoerende particulieren in schadeprocedures, aangezien zij geheime kartels aan het licht brengen.

Vraag J: Hoe kan een optimale coördinatie van private en openbare handhaving tot stand worden gebracht?

Optie 28: Uitsluiting van openbaarmaking van aanvragen voor toepassing van de clementieregeling; aldus wordt de vertrouwelijkheid gegarandeerd van de informatie die in het kader van de clementieprocedure aan de mededingingsautoriteit wordt verstrekt.

Optie 29: Een voorwaardelijke vermindering van de schadevergoeding die aan de aanvrager van clementie wordt opgelegd; de schadevorderingen tegen andere inbreukmakers – die hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de volledige schade – blijven ongewijzigd.

Optie 30: De aanvrager van clementie is niet hoofdelijk aansprakelijk; aldus vermindert het risico dat hij de gehele schade moet vergoeden. Een mogelijke oplossing zou zijn dat de aansprakelijkheid van de aanvrager van clementie wordt beperkt tot het deel van de schade dat overeenkomt met diens aandeel op de markt waarop het kartel betrekking heeft.

27.

2.8 Rechterlijke bevoegdheid en toepasselijk recht


In Verordening (EG) nr. 44/2001 i wordt geregeld welke rechter bevoegd is kennis te nemen van vorderingen tegen verweerders die hun woonplaats in een van de lidstaten hebben. Dergelijke verweerders kunnen worden gedagvaard voor de gerechten van de staat waar zij woonplaats hebben of – naar keuze van de verzoeker - voor de gerechten van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan. De plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan is (a) de plaats van de schadeveroorzakende gebeurtenis of (b) de plaats waar de schade is ingetreden (naar keuze van de verzoeker). Overeenkomstig de artikelen 6, 27 en 28 van de verordening kunnen onderscheiden, maar samenhangende vorderingen op elkaar worden afgestemd.

Wat de kwestie van het toepasselijke recht betreft, moet worden verwezen naar het voorstel van de Commissie voor een verordening betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (de verordening “Rome II”) i. Aangezien schadevorderingen meestal betrekking hebben op onrechtmatige daden, vallen zij onder de werkingssfeer van dit voorstel. In dit verband moet worden nagegaan of de algemene regel van artikel 5 van het voorstel geschikt is voor antitrustzaken dan wel of er omwille van de duidelijkheid een speciale regel nodig is. In een dergelijke speciale regel kan worden gepreciseerd dat een op effecten gebaseerde aanpak moet worden gevolgd. Een andere mogelijkheid is dat altijd het recht van het land van de rechter wordt toegepast. In dit verband moet bijzondere aandacht worden besteed aan gevallen waarin de mededingingsverstorende gedragingen gevolgen hebben voor het grondgebied van meer dan een staat.

Vraag K: Welk materieel recht moet van toepassing zijn op schadevorderingen in antitrustzaken?

Optie 31: Het toepasselijke recht moet worden aangewezen op grond van de algemene regel van artikel 5 van de voorgestelde verordening 'Rome II', d.w.z. het recht van het land waar de schade is ingetreden.

Optie 32: Er moet een speciale regel zijn voor schadevorderingen wegens schending van de antitrustwetgeving. In deze regel moet worden gepreciseerd dat voor dit soort vorderingen de algemene regel van artikel 5 inhoudt, dat op de vordering de rechtsstelsels van toepassing kunnen zijn van de staten op de markt waarvan de gelaedeerde schade heeft geleden als gevolg van de mededingingsverstorende gedragingen.

Optie 33: De speciale regel kan ook inhouden dat het toepasselijke recht altijd het recht van het land van de rechter is.

Optie 34: In gevallen waarin de aan de vordering ten grondslag liggende mededingingsverstorende gedragingen gevolgen hebben voor het grondgebied van meer dan een staat en wanneer de rechter bevoegd is uitspraak te doen over de volledige schade die de verzoeker heeft geleden, kan er worden overwogen de verzoeker te laten kiezen welk recht van toepassing is op het geschil. Deze keuze kan dan worden beperkt tot een van de rechtsstelsels die overeenkomstig het beginsel van de betrokken markt worden aangewezen. Deze keuze kan ook worden uitgebreid: keuze voor één rechtsstelsel of voor het recht dat op elk afzonderlijk schadegeval van toepassing is of voor het recht van het land van de rechter.

28.

2.9 Andere punten


Gezien de ingewikkeldheid van schadevorderingen wegens schending van de antitrustwetgeving, is het voor de doeltreffendheid van gerechtelijke procedures van bijzonder belang dat bij deze procedures deskundigen worden betrokken. Indien deskundigen door de rechter worden aangewezen, kunnen kosten worden bespaard omdat dan minder deskundigen nodig zijn. Dat zou ook voorkomen dat een groot aantal deskundigen - afhankelijk van het standpunt van hun cliënt - tegenstrijdige adviezen geeft.

Vraag L: Moet een deskundige, wanneer daaraan behoefte is, door de rechter worden aangewezen?

Optie 35: De partijen moeten overeenstemming bereiken over een deskundige die door de rechter en niet door henzelf wordt aangewezen.

De schorsing van verjaringstermijnen of langere verjaringstermijnen zijn van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat schadevorderingen daadwerkelijk kunnen worden ingesteld, met name in het geval van ‘vervolgvorderingen’.

Vraag M: Moet worden voorzien in de schorsing van de verjaring? Zo ja, vanaf wanneer?

Optie 36: Schorsing van de verjaring voor schadevorderingen vanaf de datum waarop de procedure wordt ingesteld door de Commissie of door een van de nationale mededingingsautoriteiten. Een andere mogelijkheid is dat de verjaringstermijn begint te lopen op de dag nadat een in laatste instantie rechtsprekende rechter uitspraak heeft gedaan over de betrokken inbreuk.

Voor elke schadevordering moet het bestaan van een causaal verband worden aangetoond. Hoewel het wegens de economische ingewikkeldheid van de betrokken kwesties bijzonder moeilijk kan zijn te bewijzen dat er een causaal verband bestaat tussen de inbreuk en de geleden schade, vormt het juridische begrip ‘causaal verband’, zoals dat in de rechtspraak in de lidstaten is ontwikkeld, op zich wellicht geen belangrijke belemmering voor verzoekers. De toepassing van het vereiste van het bestaan van een causaal verband mag er evenwel niet toe leiden dat rechtssubjecten die schade hebben geleden als gevolg van een inbreuk op de antitrustwetgeving niet worden vergoed.

Vraag N: Is het nodig het wettelijke vereiste van het bestaan van een causaal verband te verduidelijken om schadevorderingen te vergemakkelijken?

Vraag O: Zijn er nog andere kwesties waarover belanghebbenden opmerkingen wensen te maken?

De Commissie verzoekt om reacties op dit groenboek en met name op de hierboven vermelde kwesties en opties teneinde na te gaan of het noodzakelijk en passend is om op communautair niveau maatregelen te nemen ter verbetering van de voorwaarden voor ‘zelfstandige vorderingen’ en ‘vervolgvordingen’.

Om de uitwisseling van standpunten te vergemakkelijken, wordt een website betreffende dit groenboek geopend op:

europa.eu.int/comm/competition/antitrust/others

Tot en met 21 april 2006 kunnen reacties worden ingediend, ofwel via e-mail:

comp-damages-actions@cec.eu.int

ofwel per post:

Europese CommissieDirectoraat-generaal ConcurrentieEenheid COMP/A-1 – Antitrustbeleid en strategische ondersteuningSchadevorderingen wegens schending van de communautaire antitrustregelsB-1049 Brussel.

Het is het vaste gebruik van het DG Concurrentie de opmerkingen die als reactie op een openbare raadpleging worden ingediend, te publiceren. Het is echter mogelijk te vragen dat opmerkingen of delen ervan vertrouwelijk blijven. Als u dat wil doen, geef dan op de eerste bladzijde van uw bijdrage duidelijk aan dat u verzoekt uw opmerkingen niet openbaar te maken. In dat geval dient tevens een niet-vertrouwelijke versie van de opmerkingen aan het DG Concurrentie te worden toegezonden met het oog op publicatie ervan.
“Study on the conditions of claims for damages in case of infringement of EC competition rules”, beschikbaar op de website van de Commissie: europa.eu.int/comm/competition/antitrust/others
[("ROME II"), COM(2003) 427 def.], zoals gewijzigd door het aangepaste voorstel (verwijzing nog niet beschikbaar).