Toelichting bij COM(2005)700 - Werking van Verordening 1185/2003 betreffende het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vaartuigen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

NL

2.

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN


Brussel, 23.12.2005

COM(2005) 700 definitief


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

over de werking van Verordening (EG) nr. 1185/2003 van de Raad betreffende het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vaartuigen

INHOUDSOPGAVE

Inleiding

3

1.

Achtergrond


3.

belangrijkste bepalingen van Verordening (EG) nr. 1185/2003 3


4.

2. Betrokken perioden en naleving van de nationale rapporteringsvereisten 4


5.

3. Algemeen overzicht van het gebruik door de lidstaten van de mogelijkheid om speciale visdocumenten af te geven voor het verwijderen van vinnen aan boord 5


6.

4. Informatie betreffende de afgifte van en de voorwaarden voor speciale visdocumenten voor het afsnijden van haaienvinnen aan boord 6


7.

4.1. Aantal speciale visdocumenten en rechtvaardiging 6


8.

4.2. Overeenstemming van de gewichten van de vinnen en de lichamen 7


9.

4.3. Door de lidstaten erkende documenten voor het toezicht op de gescheiden aanlanding van vinnen en lichamen - Aanlandingen buiten communautaire havens 7


10.

5. Controles van en toezicht op de naleving door vaartuigen met een speciaal visdocument 8


11.

6. Internationale ontwikkelingen inzake het verbod op het vinnen van haaien 9


12.

7. Conclusies 10


Bijlage Ontvangen verslagen van de lidstaten 12

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

over de werking van Verordening (EG) nr. 1185/2003 van de Raad betreffende het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vaartuigen

Inleiding

De grote internationale markt voor haaienvinnen en de betrekkelijk geringe waarde van haaienvlees en de praktische problemen in verband met het aan boord houden van dit vlees, hebben ertoe geleid dat de vinnen van gevangen haaien worden afgesneden en aan boord worden gehouden, terwijl de rest van de haai wordt teruggegooid.

Over deze praktijk, die 'het vinnen van haaien' wordt genoemd, is in de Gemeenschap en internationaal steeds grotere bezorgdheid ontstaan omdat er zeer veel haaien worden gedood, met zeer ingrijpende en onomkeerbare gevolgen voor de haaienpopulaties.

Op voorstel van de Commissie1 heeft de Raad daarom Verordening (EG) nr. 1185/20032 goedgekeurd, waarbij de praktijk van het vinnen in alle communautaire wateren en voor alle communautaire vaartuigen over de hele wereld is verboden, maar wel de mogelijkheid wordt geboden om legitiem op haaien te vissen op voorwaarde dat de vangsten volledig worden benut.

Overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1185/2003 dient de Commissie hierbij haar verslag in over de werking van deze verordening.

1. Achtergrond: belangrijkste bepalingen van Verordening (EG) nr. 1185/2003

De meest doeltreffende en praktische manier om een verbod op het vinnen van haaien toe te passen en de bijvangst van haaien minder aantrekkelijk te maken, is het afsnijden van de vinnen aan boord te verbieden. Bijgevolg is ook het aan boord houden, overladen of aanlanden van afgesneden haaienvinnen verboden. Deze algemene verboden zijn vastgesteld bij artikel 3 van de verordening.

Afgezien van het verwijderen van kop en ingewanden is het in bepaalde visserijtakken noodzakelijk om de haaienvinnen aan boord te verwijderen en de vinnen en het overige vlees apart te verwerken aan boord, ook al wordt het volledige dier bewaard (bijv. op diepvriesvaartuigen die gedurende langere tijd op zee blijven). In dergelijke omstandigheden is het de bevoegde autoriteiten van een lidstaat op grond van de verordening (artikel 4) toegestaan om af te wijken van bovengenoemde algemene bepalingen door een speciaal visdocument af te geven op grond waarvan de vinnen aan boord mogen worden afgesneden. Voor de afgifte van een dergelijk speciaal visdocument geldt evenwel als voorwaarde dat de verwerking naar behoren gerechtvaardigd is en dat ook alle overige delen van de haaien worden gebruikt.

Bovendien mag in die gevallen het gewicht van de vinnen die aan boord worden gehouden niet groter zijn dan het referentiegewicht dat afhankelijk is van de overige delen van de haaien die aan boord worden gehouden. De verhouding tussen het gewicht van de vinnen en dat van de overige delen die aan boord worden gehouden, wordt door de lidstaten vastgesteld, rekening houdend met de aard van de visserij, de verwerking en de opslag, en met de samenstelling van de vangsten naar soort. Om mogelijk misbruik te voorkomen, mag het gewicht van de haaienvinnen echter nooit groter zijn dan 5% van het levend gewicht van de gevangen haaien.

Om de handhaving te vergemakkelijken, bevat artikel 5 van de verordening bovendien verscheidene bepalingen inzake de traceerbaarheid van de vangsten en inzake uitgebreidere gegevens over vangsten, aanvoer, overlading en verkoop, met name wanneer de gevangen haaien niet volledig worden aangeland. In dergelijke gevallen stelt de lidstaat ook vast welke documenten hiervoor als geldig worden beschouwd. Bovendien wordt de controle op de aanvoer in andere dan communautaire havens uitgebreid door een systeem van voorafgaande kennisgeving (ten minste 72 uur voor de aanlanding).

Ten slotte zijn de lidstaten op grond van artikel 6 van de verordening verplicht om de Commissie jaarlijks uiterlijk op 1 mei een volledig jaarverslag over de uitvoering van deze verordening gedurende het voorgaande jaar toe te zenden. Het verslag beschrijft het toezicht op de naleving door de vaartuigen van de eisen van de verordening en vermeldt met name het aantal speciale visdocumenten, de technische grondslag voor het vaststellen van de theoretische overeenstemming van de gewichten van de vinnen en de lichamen alsmede de gegevens die in het kader van het toezicht op het afzonderlijk aanlanden van vinnen en lichamen als geldig worden aanvaard. Nadat de lidstaten hun tweede jaarverslag hebben ingediend, brengt de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over het functioneren van deze verordening en over de internationale ontwikkelingen op dit gebied.

2. Betrokken perioden en naleving van de nationale rapporteringsvereisten

Verordening (EG) nr. 1185/2003 is op 2 september 2003 in werking getreden. Het eerste verslag van de lidstaten over de tenuitvoerlegging in 2003 (die alleen het resterende gedeelte van 2003 bestrijkt) moest uiterlijk 1 mei 2004 worden ingediend. Het tweede jaarlijkse verslag voor heel 2004 (vanaf 1 mei 2004 voor de betrokken nieuwe lidstaten) moest uiterlijk 1 mei 2005 worden ingediend.

Over het algemeen hebben de lidstaten deze uiterste termijnen niet in acht genomen en heeft de Commissie de meeste 'vissende' lidstaten een herinnering moeten sturen. Hoewel de werkingssfeer van de verordening erg specifiek is en de aan de Commissie te verstrekken informatie over de tenuitvoerlegging ervan erg beknopt kan zijn, moest er met verscheidene lidstaten verder worden gecorrespondeerd om bepaalde gegevens op te vragen (zie bijlage voor nadere bijzonderheden over de ontvangst van de nationale verslagen en over de relevante correspondentie met de lidstaten).

Aangezien de Commissie op grond van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1185/2003 uiterlijk op 1 januari 2006 haar verslag moet uitbrengen, is onderhavig verslag opgesteld op basis van alle gegevens die zij op 30 september 2005 al van de lidstaten had ontvangen.

Op die datum was er door vijf lidstaten nog geen verslag ingediend over het jaar 2004 (Ierland, Italië, Malta, Nederland en Slovenië). Van 7 andere lidstaten werden ook nog nadere gegevens verwacht over bepaalde punten.

3. Algemeen overzicht van het gebruik door de lidstaten van de mogelijkheid om speciale visdocumenten af te geven voor het verwijderen van vinnen aan boord

Voor de betrokken periode in 2003 hebben twee van de 13 betrokken lidstaten, namelijk Duitsland en Spanje, speciale visdocumenten afgegeven waarmee haaien aan boord mogen worden gevind. Spanje heeft bovendien aangegeven dat er in september 2003 een nota is verzonden naar de vertegenwoordigers van de betrokken visserijtakken om deze van de vereisten van Verordening (EG) nr. 1185/2003 in kennis te stellen. Ook de Portugese autoriteiten hebben, onmiddellijk na de bekendmaking van de verordening, de betrokken visserijtakken in kennis gesteld van de verplichting om speciale visdocumenten aan te vragen. Voorts heeft Portugal de nodige administratieve regelingen voorbereid en ingevoerd in verband met de afgifte van dergelijke visdocumenten, al konden de nationale autoriteiten in de praktijk pas eind 2003 het eerste speciale visdocument afgeven. In zijn verslag heeft deze lidstaat al aangekondigd ook voor 2004 speciale visdocumenten te willen afgeven.

De overige lidstaten hebben geen enkel speciaal visdocument afgegeven op grond waarvan vinnen aan boord mogen worden verwijderd3. De meeste lidstaten melden dat er geen speciale visdocumenten nodig waren, dat de nationale vangst aan haaien erg beperkt was of dat de vissers hun haaien heel aanlandden. Geen enkele van deze lidstaten heeft aangegeven dat er in de toekomst wellicht speciale visdocumenten zullen worden afgegeven.

In 2004 was de situatie in de betrokken lidstaten van de EU15 vergelijkbaar met die in 2003, met als enige verandering van betekenis het feit dat het Verenigd Koninkrijk dat jaar speciale visdocumenten heeft afgegeven.

Wat de nieuwe lidstaten betreft, was er op 30 september 2005 nog geen verslag ontvangen uit Malta en Slovenië. De Poolse autoriteiten hebben aangegeven dat zij geen speciale visdocumenten afgeven voor het verwijderen van haaienvinnen aan boord. Uit de door Cyprus, Estland en Letland verstrekt informatie kan worden afgeleid dat deze lidstaten evenmin speciale visdocumenten hebben afgegeven, maar de Commissie wacht nog op een bevestiging daarvan. Alle betrokken lidstaten hebben in grote lijnen meegedeeld dat er in hun land geen haaien worden gevangen of dat de gewoonlijk als bijvangst gevangen haaien heel werden aangeland. Litouwen heeft meegedeeld dat 2004 werd beschouwd als overgangsjaar na de toetreding en dat er voor dit jaar geen speciale visdocumenten zijn afgegeven. Volgens het verslag van Litouwen voor 2004 blijkt echter aan het enige vaartuig dat gericht op haaien vist en gewoonlijk in Vigo de vangsten aanlandt, in 2005 een speciaal visdocument te zijn afgegeven.

4. Informatie betreffende de afgifte van en de voorwaarden voor speciale visdocumenten voor het afsnijden van haaienvinnen aan boord

Dit hoofdstuk bevat nadere gegevens over de informatie verstrekt door de lidstaten die in de periode 2003-2004 gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid op grond van Verordening (EG) nr. 1185/2003 om speciale visdocumenten af te geven voor het verwijderen van haaienvinnen aan boord.

4.1. Aantal speciale visdocumenten en rechtvaardiging

In 2003 hebben de Duitse autoriteiten speciale visdocumenten afgegeven voor drie vaartuigen op basis van een verklaring van de reder dat verwerking aan boord noodzakelijk is en dat alle delen worden gebruikt. Volgens hun gegevens waren deze vaartuigen hoofdzakelijk in de Ierse wateren actief en werden de vangsten gewoonlijk in Spanje aangeland. In hun verslag over 2004 heeft Duitsland aangegeven dat in 2004 volgens dezelfde procedure aan dezelfde drie vaartuigen speciale visdocumenten zijn afgegeven. In een later antwoord op aanvullende gegevens heeft Duitsland echter verklaard dat ook twee andere vaartuigen in 2004 een speciaal visdocument hebben ontvangen, waarmee het totale aantal vaartuigen op 5 komt.

Spanje heeft in 2003 in totaal 182 speciale visdocumenten afgegeven, alle aan vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug. Van deze speciale visdocumenten waren er 90 bestemd voor de visserij in Spaanse wateren en 86 voor de visserij in internationale wateren. Er zijn zes speciale visdocumenten afgegeven voor vaartuigen in de experimentele visserij (in de zones VIII a, b, c en d). In 2004 zijn in totaal 198 speciale visdocumenten afgegeven voor de visserij met de drijvende beug in Spaanse wateren (99) en in internationale wateren (91), voor de diepzeebeugvisserij in Spaanse wateren (1) en voor experimentele visserij (7). Over de rechtvaardiging voor de speciale visdocumenten zijn geen gegevens verstrekt.

Portugal heeft voor eind 2003 geen speciale visdocumenten afgegeven, maar in 2004 zijn er 11 verleend voor vaartuigen die vissen met de beug (op zwaardvis en pelagische haaiensoorten). Deze speciale visdocumenten zijn afgegeven onder de volgende voorwaarden: de vaartuigen moesten verklaren over de nodige capaciteit te beschikken om alle delen van de haaien te benutten, zij moesten rechtvaardigen dat de vis aan boord moest worden verwerkt (om commerciële redenen en in verband met de opslag) en er werd gecontroleerd of de vaartuigen over de nodige gezondheidserkenningen beschikten voor verwerking aan boord.

De autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk hebben in 2004 20 speciale visdocumenten verleend om af te wijken van het algemene verbod op het vinnen van haaien aan boord. Het nationale verslag bevat in dit verband echter geen nadere gegevens, met name over de rechtvaardiging hiervoor.

4.2. Overeenstemming van de gewichten van de vinnen en de lichamen

In de vier lidstaten waar in 2003 en/of 2004 speciale visdocumenten zijn afgegeven, is als theoretisch maximum voor het gewicht (van de vinnen ten opzichte van het levend gewicht van de haaien) het percentage van 5% toegepast.

Spanje en Portugal waren echter beide van mening dat het maximum van 5% van het levend gewicht geen correcte waarde is gezien de werkelijke situatie in de visserij in hun land. In hun verslag verwijzen de Spaanse autoriteiten naar de resultaten die zijn gepresenteerd in een vergadering van een werkgroep van de ICES4, en noemen zij het wenselijk om per visserijtak aparte maxima vast te stellen. Portugal heeft ook informatie verstrekt die was gepresenteerd tijdens een vergadering van de ICCAT in 2004 over de verhouding tussen het gewicht van de vinnen en het levend gewicht voor blauwe haaien die met de beug worden gevangen in het centrale deel van de Atlantische Oceaan (wateren van de Azoren) en op grond waarvan zij menen dat een aandeel van 6,6% voor de Portugese situatie correct zou zijn.

Afgezien van Portugal, dat ook heeft vermeld welke verhouding in de praktijk in 2003 voor controledoeleinden is gebruikt (namelijk 12% van het schoongemaakt gewicht), hebben de lidstaten geen enkele informatie gegeven over de verhouding tussen het gewicht van vinnen en lichamen, in het bijzonder over de omrekeningsfactor die de controlediensten in de praktijk gebruiken om te beoordelen of de verhouding tussen de aan boord gehouden vinnen en overige verwerkte delen van de lichamen aan boord overeenkomt met het theoretische maximumaandeel van 5% van het levend gewicht van de haaien.

Volgens het Verenigd Koninkrijk waren er onvoldoende gegevens om deze verhouding te meten aan het op grond van Verordening (EG) nr. 1185/2003 toegestane maximum. Gezien de omvang van de haaienvisserij in Duitsland en de werkwijze van de vaartuigen onder die vlag, waren er volgens Duitsland onevenredig grote inspanningen en kosten gemoeid met wetenschappelijk onderzoek om op technische basis de theoretische verhouding tussen de gewichten van haaien en vinnen te bepalen, op grond waarvan is besloten dit onderzoek achterwege te laten.

4.3. Door de lidstaten erkende documenten voor het toezicht op de gescheiden aanlanding van vinnen en lichamen - Aanlandingen buiten communautaire havens

De documenten die Spaanse (en andere communautaire) vaartuigen moeten overleggen bij de controle op de gescheiden aanvoer in Spanje, zijn onder andere logboeken, aanvoer-/overladingsaangiften, verkoopdocumenten en de speciale visdocumenten. Niet-EU-vaartuigen moeten aan de Spaanse controle-autoriteiten de vrachtbrieven en alle visserij- en verkoopdocumenten overleggen. In hun verslag over 2004 hebben de Spaanse autoriteiten ook aangegeven dat er een ministerieel besluit in voorbereiding is om een speciaal vangstregister in te stellen voor vaartuigen met een lengte over alles van minder dan tien meter met een speciaal visdocument (die niet zijn onderworpen aan de algemene vereisten inzake logboeken). Dit nieuwe besluit zou ook bepalingen inzake dergelijke controles bevatten. De jaarverslagen bevatten geen gegevens over de mogelijke omvang van de gescheiden aanvoer van vinnen en lichamen in verschillende havens in vergelijking met de aanvoer van volledige vangsten.

Portugal heeft in 2003 aangegeven dat zij aanvullende specifieke documentatie niet noodzakelijk achten aangezien de vloot geen vangsten gescheiden aanvoert. Deze lidstaat heeft bevestigd dat er in 2004 geen haaienvinnen en –lichamen apart zijn aangevoerd.

De autoriteiten hebben de gescheiden aanvoer van haaienvinnen en overige delen van haaien verboden (aangezien in de in 2004 afgegeven speciale visdocumenten om haaienvinnen aan boord te verwijderen, was bepaald dat de vinnen en lichamen tegelijk moeten worden aangeland).

Duitsland heeft niet duidelijk aangegeven of er haaienvinnen en lichamen apart zijn aangeland. Aangezien echter praktisch de gehele haaienvangst van vaartuigen onder Duitse vlag in andere lidstaten is aangeland, hebben de Duitse autoriteiten in hun verslagen benadrukt dat zij afhankelijk zijn van de controles in andere lidstaten.

Met betrekking tot de aanvoer van haaien buiten de Gemeenschap door vaartuigen met een speciaal visdocument, heeft Portugal gemeld dat een klein gedeelte van de haaienvangst is aangeland in Kaapstad, zonder hieromtrent nadere gegevens te verstrekken (met name over de naleving of het functioneren van het systeem van voorafgaande kennisgeving dat voor dergelijke gevallen is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1185/2003). Volgens enkele aanvullende gegevens die Duitsland heeft verstrekt, worden er door Duitse vaartuigen met een speciaal visdocument om haaien aan boord te vinnen, geen haaien aangeland buiten communautaire havens. Op 30 september 2005 werden nog nadere gegevens over dit onderwerp verwacht van Spanje en van het Verenigd Koninkrijk.

5. Controles van en toezicht op de naleving door vaartuigen met een speciaal visdocument

In hun eerste jaarverslagen hebben de meeste lidstaten slechts weinig of helemaal geen informatie verstrekt over het toezicht op de naleving door vaartuigen van de betrokken verordening, noch over de resultaten van controles, wat de Commissie aanleiding heeft gegeven om aanvullende gegevens op te vragen.

In de meeste gevallen lijken de controles te hebben plaatsgevonden in het kader van de normale inspecties en volgens de reguliere procedures en praktijken in de visserijsector (d.w.z. bij aanvoer, aan boord of op basis van de vereiste documentatie, afhankelijk van de praktische mogelijkheden).

Afgezien van een controle op zee bij een vaartuig hebben de Duitse autoriteiten verklaard dat de vaartuigen die beschikken over speciale visdocumenten om haaien aan boord te vinnen, gewoonlijk buiten de wateren onder Duitse jurisdictie vissen (hoofdzakelijk Ierse wateren, die voor Duitse inspecteurs niet toegankelijk zijn) en rechtstreeks aanlanden in Spanje. Hun controles konden derhalve alleen op de documenten worden gebaseerd. Duitsland heeft ook benadrukt dat in dergelijke gevallen de controles (tijdens het vissen en bij de aanvoer) afhankelijk zijn van de acties die de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten ondernemen.

Wat de resultaten van de controles betreft, hebben de lidstaten die geen speciale visdocumenten hebben afgegeven, in de periode 2003-2004 geen inbreuken gemeld op de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1185/2003. Er zijn voor het vinnen van haaien geen duidelijke aanwijzingen gevonden (er zijn bijvoorbeeld geen dozen met haaienvinnen aangetroffen zonder dat de overige delen van de haaien aan boord waren). Er zijn in 2004 wel enkele inbreuken geconstateerd bij vaartuigen die over een speciaal visdocument beschikten. Het ging met name om inbreuken op de rapporteringsverplichtingen of op het maximumpercentage voor het gewicht van de haaienvinnen ten opzichte van het gewicht van de haaienlichamen aan boord.

Meer in het bijzonder heeft Duitsland gemeld één administratieve inbreukprocedure te hebben ingeleid wegens het niet registreren van het gewicht van de afgesneden haaienvinnen. Portugal heeft meegedeeld dat er problemen zijn geconstateerd in verband met de aparte registratieprocedure voor haaienvinnen, met name bij reders van diepvriestrawlers, en dat de betrokkenen zijn aangemaand de tekortkomingen te verhelpen. Er zijn geen onregelmatigheden geconstateerd in verband met de documentatie van de vissersvaartuigen bij de controles bij aanlanding. Spanje heeft gemeld dat er in 2004 zo'n 119 inspecties hebben plaatsgevonden bij beugvissers en diepvriesschepen met haaien aan boord, waarbij 3 inbreuken zijn geconstateerd (van de in totaal 33 overtredingen) op het bij Verordening (EG) nr. 1185/2003 vastgestelde maximumpercentage van 5% voor het gewicht van de haaienvinnen ten opzichte van het levend gewicht van de haaien.

6. Internationale ontwikkelingen inzake het verbod op het vinnen van haaien

Het verbod op het vinnen van haaien dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1185/2003 is van toepassing in alle visserijtakken in de communautaire wateren en op alle communautaire vaartuigen buiten die wateren. Aangezien het communautaire beleid is gericht op instandhouding van de bestanden in alle wateren waar de vaartuigen van de Gemeenschap actief zijn, heeft de Gemeenschap ook een proactieve houding aangenomen om te stimuleren dat maatregelen die het vinnen van haaien verbieden, worden goedgekeurd in actieve internationale fora, met name regionale visserijorganisaties (RVO's).

In de voorbije twee jaar is daardoor in verscheidene RVO's op voorstel van de Gemeenschap (met steun van andere partijen) een verbod op het vinnen van haaien goedgekeurd. Op 30 september 2005 gold dit voor de volgende RVO's:

- de Internationale Commissie voor de instandhouding van de tonijnachtigen in de Atlantische Oceaan (International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas, ICCAT)5,

- de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn (Inter-American Tropical Tuna Commission, IATTC)6,

- de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (Indian Ocean Tuna Commission, IOTC) 7 en

- de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (North Atlantic Fisheries Organisation, NAFO)8.

7. Conclusies

De door de lidstaten aan de Commissie meegedeelde gegevens over het functioneren van de betrokken verordening waren weliswaar niet altijd volledig, maar lijken wel te bevestigen dat de algemene doelstellingen van de verordening worden bereikt.

De praktijk van 'het vinnen' van haaien, waarbij de vinnen van de haaien worden afgesneden, terwijl de rest van het haaienlichaam overboord wordt gezet, leek vóór de inwerkingtreding van de verordening in de communautaire visserij niet op grote schaal te worden toegepast (en was door sommige lidstaten al verboden) en Verordening (EG) nr. 1185/2003 was er in de eerste plaats op gericht een eventuele toename van deze praktijk te voorkomen.

Zoals verwacht, bleven de praktische gevolgen van de verordening voor de Europese vloot vrij beperkt en ging het hoofdzakelijk om administratieve veranderingen (de bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten speciale visdocumenten afgeven en de vissers moeten extra verslagen kunnen overleggen voor een betere traceerbaarheid). Dit betreft hoofdzakelijk drijvendebeugvissers uit enkele lidstaten, met zeer geringe gevolgen voor de visserijactiviteiten zelf.

Hoewel verscheidene lidstaten van mening zijn dat het huidige maximumpercentage van 5% van het levend gewicht voor haaienvinnen niet strookt met de realiteit in bepaalde gevallen waarvoor wetenschappelijke gegevens beschikbaar zijn, kan uit de informatie die de lidstaten hebben verstrekt, niet worden afgeleid dat de huidige wetgeving de sector ernstige problemen oplevert, zoals ook uit de resultaten van de controles is gebleken. Evenmin lijkt het erop dat de verordening – als zij naar behoren wordt uitgevoerd en gehandhaafd – lacunes bevat waardoor vissers op grote schaal 'legaal' haaien zouden kunnen vinnen binnen de 5%-grens. Regels moeten evenredig zijn en moeten kunnen worden gehandhaafd, en daarom lijken wijzigingen in de huidige verordening vooralsnog niet noodzakelijk. Wel is het wenselijk dat bepaalde aspecten door sommige lidstaten beter ten uitvoer worden gelegd, met name wat de criteria voor het verlenen van speciale visdocumenten of de rapportering betreft.

De Commissie blijft het functioneren van deze verordening volgen door middel van de jaarlijkse verslagen van de lidstaten en eventuele andere relevante informatie.

Bijlage
Ontvangen verslagen van de lidstaten

Verslagen over 2003

Op de uiterste datum 1 mei 2004 had de Commissie over de periode 2003 nog geen enkel nationaal verslag over de uitvoering van deze verordening ontvangen. Een eerste herinnering is op 19 mei 2005 aan alle 13 betrokken lidstaten verzonden (d.w.z. de EU15-landen met uitzondering van AT en LU). Aan 5 lidstaten (FR, ES, NL, SW, FI) op 6 oktober 2004 is een tweede herinnering verzonden. Het laatste verslag over 2003 is op 15 maart 2005 bij de Commissie ingediend (namelijk door Zweden, dat bij die gelegenheid de situatie in zowel 2003 als 2004 aan de Commissie heeft meegedeeld). Hoewel verscheidene nationale verslagen, ondanks dat ze niet erg uitgebreid waren, wel als voldoende konden worden beschouwd (met name indien er geen speciale visdocumenten waren afgegeven), bleken andere niet de minimaal vereiste gegevens te bevatten met betrekking tot de relevante bepalingen van Verordening (EG) nr. 1185/2003.

Verslagen over 2004

Op 1 mei 2005 had de Commissie, afgezien van het verslag uit Zweden, nog geen enkel nationaal verslag over 2004 ontvangen. Op 19 mei 2005 zijn 19 lidstaten9 per brief herinnerd aan hun verplichting om volledig verslag uit te brengen en/of is deze landen verzocht om aanvullende gegevens over het jaar 2003. Begin augustus 2005 is een tweede herinnering verzonden aan 6 lidstaten (FI, IE, IT, MT, NL en SI) die de Commissie op dat moment nog geen enkele informatie over het jaar 2004 hadden verstrekt. Bovendien moest 12 lidstaten, gezien de informatie die zij aanvankelijk voor 2004 hadden verstrekt, om aanvullende gegevens worden verzocht.

Stand van zaken op 30 september 2005

De Commissie had op 30 september 2005 nog geen nationaal verslag over 2004 ontvangen van de Ierland, Italië, Malta, Nederland en Slovenië.

Ook wacht de Commissie nog op antwoord op haar verzoek om aanvullende gegevens van Cyprus, Estland, Griekenland, Spanje, Letland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk.

Onderstaande tabel bevat precieze gegevens voor iedere lidstaat.

LidstaatDatum van het verslag over 2003*Datum van het verslag over 2004*Opmerkingen (situatie op 30.9.2005)
BE7.6.20049.6.2005

(29.8.2005: aanvullende informatie)
Informatie ontvangen; belangrijkste punten behandeld
CY/28.6.2005Verzoek om aanvullende informatie verzonden op 16.8.2005
DK3.9.20044.7.2005Informatie ontvangen; belangrijkste punten behandeld
DE22.7.200413.6.2005

(29.9.2005: aanvullende informatie)
Meeste informatie ontvangen; enkele punten moeten nog nader worden toegelicht
EE/8.6.2005Verzoek om aanvullende informatie verzonden op 16.8.2005
EL14.6.200422.7.2005Verzoek om aanvullende informatie verzonden op 8.9.2005
ES16.11.200418.5.2005Verzoek om aanvullende informatie verzonden op 16.8.2005
FI4.11.2004720.9.2005Informatie ontvangen; belangrijkste punten behandeld
FR2.2.20051.7.2005Informatie ontvangen; belangrijkste punten behandeld
IE6.8.2004Tweede herinnering verzonden op 4.8.2005
IT28.7.2004Tweede herinnering verzonden op 4.8.2005
LT/16.6.2005

(2.9.2005 : aanvullende informatie)
Informatie ontvangen; belangrijkste punten behandeld
LV/6.6.2005Verzoek om aanvullende informatie verzonden op 16.8.2005
MT/Tweede herinnering verzonden op 4.8.2005
NL22.10.2004Tweede herinnering verzonden op 4.8.2005
PL/6.6.2005

(29.8.2005 : aanvullende informatie)
Informatie ontvangen; belangrijkste punten behandeld
PT19.7.200418.7.2005Verzoek om aanvullende informatie verzonden op 8.9.2005
SE15.3.200515.3.2005

(21.7.2005 : aanvullende informatie)
Informatie ontvangen; belangrijkste punten behandeld
SI/Tweede herinnering verzonden op 4.8.2005
UK30.7.200426.5.2005Verzoek om aanvullende informatie verzonden op 16.8.2005

* Deze data kunnen enigszins afwijken van de data van ontvangst van de verslagen, wat met name afhangt van de procedure voor de indiening ervan en van de behandeling binnen de diensten van de Commissie.

NB: Verordening (EG) nr. 1185/2003 is niet van toepassing op de volgende lidstaten: AT, CZ, HU, LU en SK.

1COM(2002)449 def. van 5.8.2002.

2Verordening (EG) nr. 1185/2003 van de Raad van 26.6.2003 betreffende het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vaartuigen, PB L 167 van 4.7.2003, blz. 1.

3Uit de informatie die Italië voor 2003 heeft verstrekt, kon worden opgemaakt dat dergelijke visdocumenten niet nodig waren. De Commissie heeft echter nog geen antwoord ontvangen op haar verzoek om te bevestigen dat er inderdaad geen visdocumenten zijn afgegeven.

4Working Group on Elasmobranches Fisheries, 2003, van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (International Council for the Exploration of the Sea, ICES)

5Recommendation 04/10 concerning the conservation of sharks caught in association with fisheries managed by ICCAT (beschikbaar op www.iccat.es/">www.iccat.es )

6Resolution C-50-03 on the conservation of sharks caught in association with fisheries in the Eastern Pacific Ocean (beschikbaar op iattc.org/">www.iattc.org )

7Resolution 05-05 concerning the conservation of sharks caught in association with fisheries managed by IOTC (beschikbaar op www.iotc.org/">www.iotc.org)

8Conservation and enforcement measures of NAFO, goedgekeurd tijdens de jaarvergadering van 2005 (19-23 september 2005) – Zie: www.nafo.int/">www.nafo.int

9EU25, met uitzondering van de niet-kuststaten (d.w.z. AT, LU, SK, CZE, HU) alsmede SE en ES die ondertussen al een verslag hadden ingediend.

NL NL