Toelichting bij COM(1999)747 - Workshops vangstgebieden: balans van de tweede serie (1998/1999) en vooruitzichten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
51999DC0747

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Workshops vangstgebieden: balans van de tweede serie (1998/1999) en vooruitzichten /* COM/99/0747 def. */


1.

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT - Workshops vangstgebieden: balans van de tweede serie (1998/1999) en vooruitzichten



MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Workshops vangstgebieden : balans van de tweede serie (1998/1999) en vooruitzichten

Inleiding



Op grond van de conclusies in haar Mededeling inzake de invoering van de nieuwe instrumenten voor het gemeenschappelijk visserijbeleid i (GVB) heeft de Commissie in 1997 een aantal discussiebijeenkomsten georganiseerd over verbetering van de exploitatie van vissersvloten die slechts actief zijn in bepaalde vangstgebieden/visserijzones i. Tijdens deze bijeenkomsten is van gedachten gewisseld tussen vertegenwoordigers van de rechtstreeks betrokkenen : vissers, wetenschapsmensen, diensten van de Commissie en nationale overheden. De Commissie heeft in een mededeling i een balans opgemaakt van deze eerste reeks workshops van 1997.

Naar aanleiding van laatstgenoemde mededeling heeft de Raad de Commissie verzocht opnieuw dergelijke bijeenkomsten te houden, ook over andere vangstgebieden, en dan weer een balans op te maken. In deel 1 van deze mededeling wordt een balans opgemaakt van de tweede serie vergaderingen.

In deel 2 van deze mededeling wordt aangegeven op welke wijze het beste een vervolg kan worden gegeven aan deze acties, daarbij profiterend van de middelen die beschikbaar zijn gekomen via de vernieuwing van het raadgevend comité voor de visserij. Verder wordt voorgesteld om reeds twee nieuwe series workshops voor de periode 2000/2001 te plannen.

Er zij op gewezen dat naast de workshops, ander overleg tussen de belanghebbenden bij het GVB is georganiseerd, hetzij door de Commissie hetzij in ander verband. De toeneming van dergelijke gedachtenwisselingen is een bewijs van een sterke vraag naar dialoog bij de sector. In deel 3, waarmee deze mededeling wordt afgesloten, wijst de Commissie erop dat zij verder blijft nadenken over alle initiatieven die ertoe bijdragen om aan de vraag naar dialoog te voldoen.

2.

1. Deel 1: Balans van de tweede serie workshops visserijzones


3.

1-1. Voortzetting van de workshops uit de eerste serie


Zoals was toegezegd, is voor elk vangstgebied waarvoor een eerste workshop was georganiseerd, een tweede workshop gehouden.

4.

A. Workshop Oostzeevisserij (26-27 augustus 1998)


Tijdens de workshop is vooral gesproken over het beheer op lange termijn van het kabeljauwbestand. Er is echter ook gesproken over de haring- en de sprotvisserij. Een en ander steeds in samenhang met 'Oostzee-Agenda 21' i. De besprekingen zijn gevoerd aan de hand van een werkdocument dat was opgesteld door het directoraat-generaal Visserij. In dit document zijn de gevolgen van verschillende strategieën onderzocht. De discussie is zeer positief verlopen en heeft geleid tot betere voorbereiding van de vergadering van de Visserijcommissie van de Oostzee in september 1998. Ook zijn de lijnen uitgezet voor de vaststelling - gerealiseerd in 1999 - van een strategie op middellange en lange termijn die in overeenstemming is met het voorzorgsbeginsel.

Tijdens de werkshop is verder de stand van zaken opgemaakt met betrekking tot de controle in de Oostzee. Voorts is gebleken dat het ontbreken van adequate gegevens de allereerste belemmering was om bij het beleid rekening te houden met economische aspecten.

5.

B. Workshop platvisvisserij Noordzee (28-29 april 1998)


De discussies tussen wetenschapsmensen en niet-wetenschapsmensen die opnieuw uitkwamen op de bestanden van schol en tong gingen vooral over de 'scholbox', de wetenschappelijke redenen daarvoor en het effect van de 'scholbox', gezien de verschillen in de diagnoses van de onderzoekers. Een aantal deelnemers heeft vanuit biologisch perspectief de juistheid van de huidige geografische grenzen voor het beheer van de verschillende quota ter discussie gesteld.

Aan de hand van economische overwegingen is gesproken over mogelijke compromissen tussen keuzes op korte of lange termijn, behoud van arbeidsplaatsen of rentabiliteit van de bedrijven. Ook is gesproken over de onderlinge verenigbaarheid van maatregelen voor tong enerzijds en voor schol anderzijds. In dat verband is dieper ingegaan op de teruggooi (het weer overboord zetten van vis) en met name over de mogelijkheden voor beperking daarvan via sluiting van vangstgebieden of bevordering van het ruilen van quota tussen lidstaten of door een ruimer gebruik van de flexibiliteit in de jaarlijkse quota. Bij de analyse van de mogelijkheden voor meerjarenstrategieën is vooral gesproken over de vaststelling van ijk-/referentiepunten voor de visserijmortaliteit en over de manier om het meest profijt te trekken van jaren met goede recrutering. Tenslotte is gewezen op het belang van een gecombineerd beheer van vangsten en visserij-inspanning.

6.

C. Workshop over het beheer van de visserij op kleine pelagische soorten in gebied II (2-3 september 1998)


Tijdens deze workshop is de situatie van een aantal pelagische visbestanden besproken, met name van de bestanden van haring, markeel, en horsmakreel in gebied II. Er is in detail ingegaan op het effect van het noodplan voor Noordzeeharing, de noodzaak voor verlenging daarvan, en het verband met de toepassing van het voorzorgsbeginsel. Aan de hand van simulaties was het meer in het bijzonder mogelijk de consequenties van verschillende beheersstrategieën te analyseren die, naar gelang van het geval, voorrang gaven aan stabilisatie van de jaarlijkse TAC's, de exploitatieniveaus of de biomassa. De draagwijdte van de controlemaatregelen met betrekking tot de visserij-inspanning is speciaal geanalyseerd voor de visserij op kleine pelagische soorten. De vragen met betrekking tot de controle gingen vooral over valse opgaven over het vangstgebied, met name in samenhang met de toekomstige invoering van de positiecontrole via satelliet en met de betrekkingen met de derde landen.

D. Workshop demersale visserij in de Keltische Zee i (3-4 maart 1999)

De discussie tussen wetenschapsmensen en vissers ging vooral over heek, kabeljauw en de verschillende soorten zeeduivel. Alle aanwezigen, maar in het bijzonder de vissers, oordeelden dat de situatie van het heekbestand zeer verontrustend was. Er is vooral gewezen op het effect van de visserij op jonge vis, met name in de Golf van Biskaje. Via een nieuwe bijeenkomst met de vissers zou een nog nauwkeuriger beeld van de situatie kunnen worden verkregen en zicht op mogelijke oplossingen.

Het was, aangezien er geen gespecialiseerde econoom aanwezig was, moeilijk om ook de economische aspecten in de discussie te betrekken. Uit een gedachtenwisseling over de ontwikkeling van de prijzen is echter gebleken hoe belangrijk het is dat er gegevens beschikbaar zijn over de grootteklasse en voor zeeduivel zelfs over gegevens voor de verschillende soorten afzonderlijk. Er is nadrukkelijk gewezen op het effect van de invoer in bepaalde lidstaten en ook op het ontbreken van bruikbare gegevens over die handelsstromen.

Bij de discussie over de controle is gebleken dat wordt erkend dat de situatie verbetert, maar dat er ook ongerustheid over bestaat dat de vooruitgang in de Keltische Zee ongedaan wordt gemaakt doordat kwalijke praktijken in andere gebieden (b.v. Golf van Biskaje) worden voortgezet. Het bedrijfsleven dringt er ook sterk op aan dat de controlediensten hun best doen om de verstoring van de visserijactiviteit tot een minimum te beperken. Ook is erop gewezen dat de controle van lidstaat tot lidstaat sterk verschilt.

Tijdens besprekingen over de visserij op meerdere soorten (plurispecies-visserij) is gebleken dat de problemen veel complexer zijn dan was verwacht, met name in de Oostzee en de Noordzee of voor de pelagische visserij i. Er bestaan zeer uiteenlopende opvattingen wat de mogelijke oplossingen betreft .

Anders dan bij andere workshops zijn niet veel ideeën naar voren gebracht over meerjarenstrategieën. Dit onderwerp is nieuw voor dit visserijgebied en het feit dat op meerdere soorten tegelijk wordt gevist maakt de zaak nog moeilijker.

7.

E. Workshop tropische tonijn (3 juli 1998)


Aangezien tijdens de eerste workshop in 1997 de algemene problemen van deze tak van visserij waren behandeld, is tijdens deze workshop vooral gesproken over de invoering van een gesloten gebied in de Golf van Guinee om zo de vangst van jonge vis te verminderen i. De balans van deze maatregel is volgens alle betrokkenen positief, ook al bestaan er kleine verschillen van inzicht over de grenzen van het gesloten gebied. Het belangrijkste probleem was dat de maatregel niet gold voor vaartuigen van andere derde landen dan de Gemeenschap. De prioriteit zou dus moeten zijn dat dergelijke maatregelen worden vastgesteld in het kader van de Internationale Commissie voor de Instandhouding van Tonijn in de Atlantische Oceaan (ICCAT).

8.

1-2. Uitbreiding van de workshops tot andere vangstgebieden : sardinevisserij bij het Iberisch Schiereiland


Er is een workshop gehouden over de visserij op Atlantische sardine bij het Iberisch Schiereiland. Bij deze visserij doet zich een bijzonder moeilijk probleem voor. De visserijtak is namelijk bijzonder belangrijk voor de twee betrokken lidstaten (Spanje en Portugal). Deze visserij is zelfs voor Portugal van cruciale betekenis. Voor deze visserij gelden tot nu toe geen communautaire beheersmaatregelen, aangezien tot nu toe werd geoordeeld dat geen actief beleid nodig was. De situatie van het bestand werd namelijk als goed beoordeeld en de nationale maatregelen leken toereikend. Sinds 1996 brengt het ICES echter pessimistische adviezen uit over de situatie en de ontwikkeling van dit visbestand. De conclusies van de ICES zijn door de Commissie en de betrokken lidstaten besproken, waarna de nationale maatregelen zijn aangescherpt.

De vraag is of deze nationale maatregelen toereikend zijn of dat aanvullende communautaire maatregelen vastgesteld zouden moeten worden. Het probleem is om een aantal redenen bijzonder lastig. De diagnoses van de wetenschapsmensen varieerden sterk van jaar tot jaar. De grote verschillen van inzicht tussen deskundigen bestaan nu ook buiten wetenschapskringen. Naargelang van het gebied, en met name naargelang wordt gekeken naar de noordkust van het Iberisch Schiereiland enerzijds, of de west- of zuidkust daarvan anderzijds, is er een verschillende ontwikkeling in de vangsten. De vissers wier vangsten niet merkbaar zijn gedaald, gaan niet akkoord met de diagnoses van de wetenschapsmensen dat het bestand over het geheel genomen achteruit gaat. Bovendien bestaat er voor deze visserij geen ervaring met comunautair beheer.

Tijdens de eind 1998 gehouden workshop zijn vooral de grondslagen gelegd voor verdere discussie. De gedachtenwisselingen tussen wetenschapsmensen en vissers, waarbij niet vanuit nationaliteitsoverwegingen is gesproken, zijn bijzonder nuttig geweest, evenals het debat over de grenzen aan en de voordelen van de verschillende instrumenten voor het beheer van de visserij. Aangezien de Commissie in dezelfde periode opdracht heeft gegeven om een simulatie op te stellen van de biologische en economische consequenties van de verschillende vormen van aanpak voor het beheer van de visserij, is besloten opnieuw bijeen te komen wanneer de uitkomsten daarvan beschikbaar zijn.

9.

1-3. Successen en problemen


A. Positieve punten

Het bedrijfsleven heeft opnieuw laten zien dat er grote belangstelling is voor dit type bijeenkomsten. Een aantal van de positieve punten is ook opnieuw geconstateerd. Voor de Commissie zijn deze workshops een unieke mogelijkheid om zich rechtstreeks een oordeel te vormen over de situatie van de visserij in verschillende vangstgebieden, het succes of de mislukking van beheersmaatregelen te evalueren, de verwachtingen of de zorgen van het bedrijfsleven te horen, en de problemen te vernemen van de nationale overheden die dag aan dag zorgen voor de concrete toepassing van de GVB-maatregelen. De kennis die hierbij wordt verzameld, is van grote betekenis, omdat zij leidt tot een beter begrip van alle moeilijkheden die zich kunnen voordoen bij de toepassing van het GVB.

Het bedrijfsleven heeft zeer gunstig gereageerd op deze bijeenkomsten, ook al blijven bepaalde moeilijkheden, die hierna nog worden geanalyseerd, bestaan.

Aangenomen mag worden dat een beter begrip van de beheersmaatregelen en de praktische uitvoering daarvan, zal leiden tot efficiëntere procedures voor het beheer. Er is vooruitgang in die zin geboekt met betrekking tot bestanden waarvoor workshops zijn gehouden (cf. schol en haring in de Noordzee, Atlantisch-Scandinavische haring, Noord-Atlantische makreel, en Oostzeevisserij). De vooruitgang bestaat in een beter begrip van de strategieën voor een meerjarenbeheer en van het voorzorgsbeginsel. Er is geen twijfel aan dat deze vooruitgang, op zijn minst ten dele, de verdienste van de workshops.

Behalve dat de workshops voor de individuele deelnemers een verrijkende ervaring zijn geweest, is ook opnieuw gebleken hoe belangijk de gedachtenwisseling tussen verschillende groepen betrokkenen is. Het is nu zonneklaar geworden dat allen die belang hebben bij een communautaire visserijtak ingeschakeld moeten worden bij het beheer daarvan.

Ook is nogmaals gebleken dat de deelname van deskundigen van de nationale overheden van essentieel belang is. Het GVB kan alleen worden uitgevoerd als de besluiten die op het niveau van de Gemeenschap zijn genomen, worden gevolgd door nationale bepalingen waarin, willen die bepalingen efficiënt zijn, alle betrokken lidstaten vertrouwen hebben. Met name is indringender gediscussieerd over de controle, ook al in verband met het feit dat vanaf 1998 er een nieuwe implus is geweest op dit vlak.

Wat het praktische verloop van deze tweede serie workshops betreft, zijn er enige wijzigingen ingevoerd: concentratie van de besprekingen binnen een tijdsbestek van twee halve dagen; beperking van het aantal onderwerpen op de agenda. Deze wijzigingen zijn positief gebleken, met name de beperking voor onderwerpen waarvan de kernpunten reeds tijdens een vorige workshop waren vastgesteld. De bedoeling van die beperking was om een gevoel van herhaling te voorkomen.

10.

B. Problemen


Eerder geconstateerde, maar nog niet volledig overwonnen problemen

De pedagogische dimensie van de workshops is duidelijk, maar het is soms, ondanks een nauwgezettere voorbereiding, moeilijk gebleken om voor deze bijeenkomsten deskundigen met pedagogische kwaliteiten beschikbaar te vinden.

Ondanks vroegtijdig optreden was er een nog groter tekort aan economen dan in 1997. Het is een feit dat een zeer groot beroep op deze deskundigen wordt gedaan door de instanties die worden ingeschakeld bij de uitvoering van het GVB, zoals de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES) of het Wetenschappelijk Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (WTECV).

11.

Moeilijkheden in verband met de vervolgworkshops


- Ondanks pogingen om dat te voorkomen, zijn er bij de vervolgworkshops over de visserij in een bepaald zeegebied soms herhalingen van de vorige discussies geweest, hetzij omdat nieuwe deelnemers voor het eerst aanwezig waren, hetzij omdat de situatie en de standpunten intussen niet voldoende waren veranderd.

- Het spontane in de standpunten die tijdens de eerste workshops naar voren werden gebracht, is verminderd, met het daaraan verbonden risico dat formele standpunten worden ingenomen.

- De eerste workshops hebben, doordat dit iets nieuws was en alle aspecten van de problematiek aan de orde kwamen, bij de deelnemers de hoop doen ontstaan dat er een meer directe invloed zou zijn op de besluitvorming. Deze hoop was wellicht bij de tweede workshop verminderd.

- Er is mogelijk zelfs een zekere frustratie ontstaan doordat de deelnemers hebben gedacht dat deze workshops niet op het terrein zouden mogen komen van het officiële besluitvormingscircuit. Hiervoor zou een oplossing kunnen worden gevonden in de totstandbrenging van een verband tussen deze workshops en het Raadgevend Comité, waarin de Commissie de sector formeler om advies vraagt.

Het gevaar voor een 'allemaal oude koek'-gevoel varieert echter naar gelang van het onderwerp. Bovengenoemde problemen hebben zich bijvoorbeeld niet voorgedaan bij de workshops over 'tropische tonijn'.

12.

2. Deel 2: Mogelijke vervolgacties


13.

2.1. Eventuele actiepunten en mogelijkheden


A. Behoefte aan betere communicatie

Ondanks de vooruitgang op het gebied van de communicatie met de visserijsector, is er nog steeds sterke vraag naar nauwere inschakeling bij het GVB. Onder de volgende voorwaarden zou dat mogelijk zijn:

- Er dient goed te worden beseft hoe de verschillende bestaande of mogelijke beheersinstrumenten van het GVB toegepast kunnen worden voor de verschillende takken van visserij.

- Er moeten duidelijk regels worden bepaald voor uitvoering van het GVB met toepassing van het evenredigheidsbeginsel. Alle betrokkenen dienen begrip te hebben voor die wijze van toepassing en het daarmee eens te zijn.

- Beter besef bij het bedrijfsleven van de globale context waarbinnen het GVB wordt toegepast, zodat men niet alleen actief is voor wettige verdediging van de specifieke eigen belangen, maar iedere groep ook de rechten van de andere groepen erkent en aanvaardt dat er grenzen zijn aan de mogelijkheden van de natuur.

- Een goed inzicht bij de sector met betrekking tot de adviezen van de wetenschapsmensen, maar ook grotere aandacht van de wetenschapsmensen voor de bijdragen en de kritiek van de vissers. De wetenschapsmensen moeten proberen de problemen van de visserij meer in al hun dimensies te zien, ook de economische dimensie, en een multidisciplinaire aanpak ontwikkelen.

14.

B. Gedachtenvorming over een evolutie van het GVB


Het GVB is gebaseerd op een georganiseerd beheer binnen een uniforme ruimte (TAC's) en wordt uitgevoerd via jaarlijkse centrale beslissingen (TAC's en prijsregelingen). Deze aanpak, die haar deugdelijkheid heeft bewezen, is nog altijd bruikbaar en wordt verreweg het meest toegepast. Men stuit echter op grenzen, waarop kritiek is. Daarop moet een antwoord worden gegeven. Er kan bijvoorbeeld beter rekening worden gehouden met de eigen kenmerken van bepaalde takken van visserij, temeer daar, sinds 1983, het zeegebied waarvoor het GVB geldt, is uitgebreid. Het zou bijvoorbeeld wenselijk zijn, zoals reeds werd aanbevolen in het verslag van 1991 i over het GVB een meerjarig kader vast te stellen voor bepaalde beslissingen over de instandhouding van de visbestanden (TAC's) naar analogie van hetgeen wordt gedaan voor bepaalde structuurmaatregelen (MOP's) zodat een aantal maatregelen voor beheer wordt geharmoniseerd. Daartegenover zou het ook mogelijk moeten zijn om, wanneer de situatie dat vergt, volgens vereenvoudigde procedures spoedmaatregelen te nemen (cf. sluiting/openstelling van de visserij in crisissituaties).

15.

C. Samenhang met het actieplan controle


In een mededeling van 1998 i heeft de Commissie de stand van zaken opgemaakt met betrekking tot de ontwikkeling van de controle in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid en duidelijk gewezen op de nadrukkelijke vraag van de sector om een billijke en transparante toepassing van de controlemaatregelen. Ook heeft zij toen gesignaleerd dat de betrokken diensten sterker moesten samenwerken. Deze vraagstukken vormen de kern van de discussies in de workshops.

Op deze mededeling van de Commissie is in november 1998 een besluit van de Raad gevolgd met een actieplan i voor de periode 1998/2000. Dit actieplan omvat coördinatievergaderingen van de lidstaten om de communicatie te verbeteren over bepaalde takken van visserij waarvan de situatie erg kwetsbaar is: de visserij op tonijnachtigen in de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, de demersale visserij in de ICES-deelgebieden VII en VIII, de visserij op blauwe wijting. Er kan een verbinding worden gelegd tussen de contacten in het kader van de coördinatievergaderingen en de contacten in het kader van de workshops, zelfs al verschilt het doel van de beide bijeenkomsten. Deze twee soorten vergaderingen zijn dan ook nuttig en complementair gebleken.

16.

D. Benutting van de mogelijkheden als gevolg van de vernieuwing van het Raadgevend Comité


De Commissie heeft recent een reeks maatregelen aangenomen met het oog op intensivering van de dialoog van alle belanghebbenden bij het GVB. Deze maatregelen, die zijn beschreven in een actieplan i, betreffen hoofdzakelijk de vernieuwing van het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur met het oog op nauwere betrekkingen met de visserijsector en uitbreiding van de contacten tot verenigingen die zich bezig houden met het effect van het GVB voor de verbruiker, het milieu en het ontwikkelingsbeleid.

De Commissie heeft op 14 juli 1999 een besluit i aangenomen waarbij het Raadgevend Comité volgens de in het actieplan aangeven lijnen is vernieuwd.

De middelen voor het Comité, ook het secretariaat, zijn vergroot in verband met de toeneming van de werkzaamheden die als gevolg van de vernieuwing wordt verwacht.

Gezien de nieuwe structuur en de nieuwe regels voor dit Raadgevend Comité, zouden de workshops in de nieuwe werkgroepen daarvan moeten kunnen worden geïntegreerd, terwijl de deskundigen van de lidstaten toch hun essentiële rol bij het verloop daarvan zouden blijven spelen.

De organisatiestructuur van het Raadgevend Comité met zijn werkgroepen moet het instrument bij uitstek zijn om op het niveau van de Gemeenschap gedachtenwisselingen tussen wetenschapsmensen en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven te bevorderen. Via deze structuur moeten ook gegevens aangereikt kunnen worden om te antwoorden op vragen van andere belangengroepen over de effecten van het GVB, zoals de verbruikers of de milieubeweging. De conclusies uit de brede dialoog in dit kader moeten worden gebaseerd op een rationele benadering van wetenschappelijke analyses. In de vergaderingen van de werkgroepen van het Raadgevend Comité zal van gedachten worden gewisseld over analyses van concrete problemen waarbij telkens de adviezen van wetenschapsmensen worden vergeleken met de ervaring van de beroepsmensen.

De nieuwe organisatie van het Raadgevend Comité biedt ook een uitstekende mogelijkheid voor uitwisseling van de verschillende standpunten binnen het bedrijfsleven. De wijze van organisatie van het Comité zal, over de interne tegenstellingen binnen elke groep heen, de totstandkoming van gemeenschappelijk standpunten binnen Europese organisaties bevorderen, wat binnen het vorige Comité niet mogelijk is geweest. Dit zal gunstig zijn voor de besluitvorming op het niveau van de Gemeenschap, met name wat betreft de instandhoudingsmaatregelen.

Het vergaderschema van het Raadgevend Comité en de werkgroepen ervan moet worden vastgesteld vóór eind 1999. In dit programma zal rekening moeten worden gehouden met de data die zijn gepland voor de komende workshops.

17.

2.2. Vervolgacties in de periode 2000/2001


De workshops waaraan wordt deelgenomen door deskundigen van de nationale overheid blijven noodzakelijk voor discussie over de visserij in bepaalde vangstgebieden en over de vooruitzichten op middellange termijn met betrekking tot het beheer van de visserij. Die workshops moeten een alle aspecten omvattende balans van de betrokken visserij opmaken (van de biologische tot de sociaal-economische situatie) of zo'n balans bijstellen, daarbij kijkend naar de middellange of lange termijn (dus los van jaarlijkse besluitvorming) en rekening houdend met hetgeen via de uitvoering van het GVB is bereikt, maar ook met de ondervonden problemen. De workshops moeten ideeën blijven aandragen over mogelijke oplossingen via een andere aanpak, bijvoorbeeld meerjarenstrategieën, toepassing van het voorzorgsbeginsel of grotere aandacht voor de visserij op meerdere soorten tegelijk (multispecies-visserij).

18.

A.Workshops in het jaar 2000


Voor het jaar 2000 zal vanwege logistieke omstandigheden selectief te werk moeten worden gegaan wat betreft de te houden workshops. Het is bijvoorbeeld niet wenselijk om in het jaar 2000 opnieuw systematisch workshops te houden waarvoor in eerdere vervolgbijeenkomsten de belangstelling is afgenomen. Er moeten wel workshops worden gehouden voor vangstgebieden waarvoor daarom wordt verzocht. Tenslotte kan het werkterrein van bepaalde workshops worden uitgebreid tot gebieden die nog niet werden besproken, zodat het hele gebied waarin een visbestand wordt bevist ter sprake komt, of kunnen alle visvangstgebieden van bepaalde vissersvloten in de discussie worden meegenomen. Voor het jaar 2000 worden de volgende workshops voorgesteld:

1. Vervolg van eerdere workshops:

- Atlantische sardine bij het Iberisch Schiereiland (tweede workshop/eerste kwartaal): in verband met een nieuwe evaluatie van het bestand door de ACFM, waarvan het oordeel over de situatie van het bestand gunstiger is geworden, en gezien de uitkomsten van de studie over de biologische en economische effecten van het plan voor het beheer van deze tak van visserij (cf. punt 2), zal in een nieuwe workshop beter kunnen worden bepaald welke maatregelen moeten worden genomen.

- Tropische tonijn (derde workshop/tweede kwartaal). In deze workshop zullen twee belangrijke punten aan de orde worden gesteld: a) de mogelijkheden voor verlegging van de visserij van de betrokken vissersvloten naar de Stille Oceaan, met name het centraal-westelijke deel van de Stille Oceaan, wat intensieve onderhandelingen vergt zowel bilateraal als multilateraal; b) de toekomst wat betreft het gebruik van 'Fish aggregation devices' (visaantrekkende constructies), tegen het gebruik waarvan steeds meer bezwaar wordt gemaakt wegens de vangst van jonge vis in de buurt van dergelijke constructies.

- Oostzee (derde workshop/derde kwartaal, 'eventueel').

Dat de Oostzee een samenhangend vangstgebied vormt is zonder meer duidelijk en daardoor zijn al vruchtbare besprekingen mogelijk geweest. Een nieuwe workshop zal moeten worden toegespitst op de bepaling van een strategie op middellange en lange termijn voor de bevissing van kabeljauw. Die strategie zal gebaseerd moeten zijn op het voorzorgsbeginsel en moeten aansluiten bij 'Oostzee-Agenda 21'. De besprekingen zouden uiteindelijk kunnen leiden tot een besluit van de Visserijcommissie voor de Oostzee ten aanzien van de volgende punten:

- verbetering van de selectiviteit van het vistuig om de bescherming van jonge kabeljauw te vergroten;

- het beheer op middellange en lange termijn van de bestanden van haring en sprot;

- harmonisatie van de technische maatregelen voor de Oostzee met de bepalingen die vanaf het jaar 2000 gelden voor de Noordzee, en met de geplande maatregelen voor het Skagerrak-Kattegat.

19.

2. Vervolg van eerdere workshops met aanpassingen


- Noordelijke heek (tweede kwartaal)

Deze workshop is een vervolg op de twee workshops 'Demersale visserij in de Keltische zee'. Tijdens genoemde workshops is de betekenis van heek, de vissoort die de kern vormt van de betrokken visserij, duidelijk naar voren gekomen en ook de algemene ongerustheid over de ontwikkeling van het bestand. Het betrokken bestand komt voor over een veel groter gebied dan de Keltische Zee, namelijk van de Golf van Biskaje tot de wateren ten westen van Schotland. De vangst van de jonge heek in de Golf van Biskaje speelt een hoofdrol in de ontwikkeling van dit visbestand. Tegen deze achtergrond leek het beter om niet een derde workshop te organiseren over de demersale visserij in de Keltische Zee maar een workshop te houden over het grotere gebied met deelnemeing van alle betrokkenen die op heek vissen.

- Platvis (derde kwartaal, september; 'eventueel')

Als gevolg op de twee vorige workshops 'platvis Noordzee' zou nu gesproken over alle visgronden voor de platvisvisserij die van belang zijn voor de gespecialiseerde vloten die vissen in de Noordzee en die een deel van het jaar vissen op bestanden vissen in het Kanaal, de Keltische Zee, de Ierse Zee, de Golf van Biskaje.

20.

3. Nieuwe workshops


- Demersale visserij in de Noordzee en ten westen van Schotland (oktober 2000)

- Pelagische visserij in de Middellandse Zee (op een nader te bepalen soort of groep soorten).

21.

B. Voorlopig programma 2001


Voortzetting van eerdere ateliers

Voortzetting van eerdere maar in het jaar 2000 niet gehouden workshops

- Visserij op kleine pelagische soorten in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan

- Oostzeevisserij, tenzij een workshop wordt gehouden in het jaar 2000

Voortzetting van in het jaar 2000 gehouden workshops

- Tropische tonijn

- Visserij op kleine pelagische soorten in gebied III (verbreding van de werkssfeer van de workshops 'Sardinevisserij bij het Iberisch Schiereiland' tot andere soorten en eventueel tot het vangstgebied Golf van Biskaje)

22.

Nieuwe workshops


- Visserij in het Kanaal

- Demersale visserij in de Middellandse Zee (nader te bepalen soorten)

C. Ontwikkeling in de organisatie van de workshops

23.

1. Ontwikkeling in de thema's


De documenten over de behandelde onderwerpen zullen worden bewaard. Er zal meer aandacht worden gegeven aan:

- controle, om ten volle te profiteren van de aanwezigheid van het bedrijfsleven en deskundigen van de nationale overheid en om de synergie met het actieplan voor de controle te vergroten;

- 'realistische en controleerbare' maatregelen voor het beheer van de multispeciesvisserij en voor beperking van het weer overboord zetten van vis;

- een op het voorzorgsbeginsel gebaseerde aanpak en meerjarenstrategieën voor het beheer van de visserij;

- synergie tussen het beheer van de visbestanden en het beheer van de markt.

24.

2. Organisatie


De tot nu toe gevolgde organisatiepraktijk heeft haar deugdelijkheid bewezen en wordt dus niet veranderd. Het tijdschema met de data voor de workshops zal vóór eind 1999 worden vastgesteld in samenhang met het werkprogramma van het Raadgevend Comité. De workshops lopen over twee dagen: ze beginnen 's middags op de eerste dag en eindigen aan het einde van de morgen van de tweede dag. Het kan zijn dat kortere workshops volstaan (bijvoorbeeld: tropische tonijn). De Commissie zal ernaar streven om informatieve samenvattingen voor de deelnemers op te stellen en zo mogelijk voor de bijeenkomsten te verstrekken.

De Commissie verzoekt de lidstaten om haar suggesties te doen met betrekking tot de organisatie van de geplande workshops en haar te helpen om te bepalen door de aanwezigheid van welke personen het belang van de workshops zou kunnen worden vergroot en om ervoor te zorgen dat die personen aan de workshops deelnemen. Er moeten betere waarborgen komen dat met name deskundigen op het gebied van visserijeconomie aan de workshops deelnemen. De discussies zijn weliswaar informeel, maar er dient wel een mededeling van de Commissie te volgen met betrekking tot eventuele maatregelen die de Commissie naar aanleiding van eerdere workshops heeft genomen.

25.

3. Deel 3: De workshops in samenhang met de dialoog over het GVB en de effecten ervan


Er bestaan tal van vormen van dialoog tussen de overheid en de visserijsector om het beheer van de visserij en van de markt voor visserijproducten te verbeteren. Van alle initiatieven van de Commissie is het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur vanzelfsprekend het belangrijkste forum voor permanent overleg. Daarnaast bestaan naargelang van de omstandigheden of bijzondere behoeften nog tal van andere overlegfora. Het gaat daarbij om eenmalige gebeurtenissen zoals de 'regionale vergaderingen over het GVB na 2002' of om de specifieke vergaderingen zoals die over het 'actieplan controle', en tenslotte nog om vergaderingen die gebaseerd zijn op wetgeving en die bedoeld zijn voor uitwisseling van ervaring binnen het bedrijfsleven, zoals bijvoorbeeld de transregionale vergaderingen of vergaderingen over bepaalde thema's in het kader van het communautaire initiatief PESCA. Al deze fora, waartoe ook de workshops over de visserij behoren, zijn tot stand gekomen op initiatief van de Commissie en zorgen voor een betere dialoog met de verschillende kringen die belang hebben bij het GVB.

Afgezien van bovenbedoelde fora zijn nog andere fora i opgericht door beroepsorganisaties of regionale organisaties die, op grond van hun behoefte aan dialoog over problemen die meer van lokaal belang zijn, discussiebijeenkomsten organiseren over gevoelige kwesties die samenhangen met het GVB en met name over de toegang tot de visbestanden en tot de markten.

Dit zijn uitstekende initiatieven, want zij verkleinen de afstand tussen de burger en het GVB, tussen de vissers en verenigingen van wetenschapsmensen. Dergelijke initiatieven kunnen worden gestimuleerd in zoverre het daardoor mogelijk wordt plaatselijke problemen op te lossen en voor zover men zich houdt aan de regels van het besluitvormingsproces. De diensten van het directoraat-generaal Visserij hebben trouwens deelgenomen aan een aantal van die vergaderingen. Aan toeneming van dit soort initiatieven kunnen ook nadelen verbonden zijn. In het algemeen reageren op dit soort initiatieven naar aanleiding van dezelfde kwesties dezelfde deelnemers, zodat een zekere mate van verzadiging ontstaat.

De Commissie wenst op de hoogte te blijven van dergelijke initiatieven en ze aan te moedigen, maar de eventuele deelname van ambtenaren, als waarnemer of spreker, alsmede financiële steun zal slechts op zeer selectieve basis mogelijk zijn, gezien de wettelijke beperkingen, de beperkte personeelsbezetting en de beschikbare financiële middelen. Verder zal er voor gewaakt moeten worden dat slechts wordt deelgenomen aan discussies of slechts financiële steun van de Gemeenschap wordt verstrekt voor initiatieven die alle rechthebbenden betreffen.

Het lijkt dan ook nuttig dat wordt nagedacht over alle initiatieven voor bevordering van de dialoog met de verschillende belanghebbenden bij het GVB. De Commissie wenst daaraan bij te dragen in het kader van haar algemene overdenking van het GVB na 2002.

In die overdenking over het toekomstige GVB zullen de voorlopige conclusies moeten worden getrokken over de eerste jaren van de vernieuwing van het Raadgevend Comité, de workshops in de periode 2000/2001, de eerste resultaten van de coördinatie tussen de nationale overheden en de Commissie in het kader van het actieplan controle, de mogelijkheden voor sluiting/openstelling op zeer korte termijn en in overleg met de lidstaten van gebieden met een kwetsbare visserij, en over de vooruitgang bij het bedrijfsleven wat betreft spelregels voor visserij in eenzelfde vangstgebied door vissersvaartuigen uit verschillende landen of van verschillende visserijtakken.