Toelichting bij COM(2000)14 - Door de Commissie in 1998-1999 georganiseerde regionale hoorzittingen inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid na 2002

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52000DC0014

Verslag van de Commissie over de door de Commissie in 1998-1999 georganiseerde regionale hoorzittingen inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid na 2002 /* COM/2000/0014 def. */


Inhoudsopgave

1.

VERSLAG VAN DE COMMISSIE over de door de Commissie in 1998-1999 georganiseerde regionale hoorzittingen inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid na 2002


INHOUDSOPGAVE

2.

1. ALGEMENE OPMERKINGEN


3.

1.1. Achtergrond en doelstelling van de regionale hoorzittingen


4.

1.2. Organisatorie


5.

1.3. Evaluatie door de Commissie


6.

1.4. Follow-up


7.

2. RESULTATEN VAN DE REGIONALE HOORZITTINGEN


8.

2.1. De toegang tot de 6/12-mijlszone


9.

2.2. Toegang tot de Noordzee


10.

2.3. Shetland Box


11.

2.4. TAC's en quota


12.

2.5. Overdraagbare individuele vangstquota (ITQ's)


13.

2.6. Relatieve stabiliteit en formules voor de toewijzing van quota


14.

2.7. Overboord zetten van vis


15.

2.8. Visserijinspanning en MOP's


16.

2.9. Milieuaspecten


17.

2.10. Internationale samenwerking en visserijovereenkomsten


18.

2.11. Markten en handel in visserijproducten


19.

2.12. Rationalisering en steunmaatregelen


20.

2.13. Rechtshandhaving, controle en toezicht


21.

2.14. Visserijonderzoek


22.

2.15. Aquacultuur


23.

2.16. Middellandse-Zeegebied


24.

2.17. Besluitvormingsprocedure - institutionele regelingen


25.

2.18. Diversen


26.

3. INDIVIDUELE VERSLAGEN PER LIDSTAAT


27.

3.1. BELGIË


28.

3.2. DENEMARKEN


29.

3.3. DUITSLAND


30.

3.4. GRIEKENLAND


31.

3.5. SPANJE


32.

3.6. FRANKRIJK


33.

3.7. IERLAND


34.

3.8. ITALIË


35.

3.9. NEDERLAND


36.

3.10. OOSTENRIJK


37.

3.11. PORTUGAL


38.

3.12. FINLAND


39.

3.13. ZWEDEN


40.

3.14. VERENIGD KONINKRIJK



BIJLAGEN

BIJLAGE I Lijst van gebruikte afkortingen

BIJLAGE II Vragenlijst van de Commissie over het GVB na 2002

BIJLAGE III Verslag over de antwoorden die door NGO's en andere op Europees niveau geraadpleegde organisaties op de vragenlijst zijn gegeven

BIJLAGE IV Tabel met de data en plaatsen van de regionale hoorzittingen over het GVB na 2002


41.

1. ALGEMENE OPMERKINGEN


42.

1.1. Achtergrond en doelstelling van de regionale hoorzittingen


De Commissie ging in maart 1998 van start met een raadplegingsproces betreffende het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) na 2002. Dit proces bestond uit twee fasen.

In de eerste fase werden 350 vragenlijsten verzonden naar vertegenwoordigende organisaties en verenigingen met belangen in de visserij, in alle lidstaten van de Europese Unie.

Deze organisaties en verenigingen werd niet alleen gevraagd hun mening te geven over kwesties die ingevolge Verordening (EEG) nr. 3760/92 en de toetredingsakten van 1985 en 1994 in 2002 moeten worden herzien, maar ook over alle andere aspecten van het GVB.

De Commissie ontving 175 antwoorden op haar vragenlijsten, waarin, vaak met de nodige kritiek op het GVB, vertegenwoordigende organisaties uit de visserijsector en andere belanghebbende groepen hun belangrijkste zorgen met betrekking tot de toekomst van de visserijsector in de EU naar voren brachten

De antwoorden op de vragenlijst werden in 1998 door de Commissie in een verslag gepubliceerd.

De tweede fase van het raadplegingsproces betreffende het GVB na 2002 omvatte de organisatie van 30 regionale hoorzittingen in de lidstaten, waaraan een grote verscheidenheid aan belanghebbende partijen deelnam (ongeveer 1500 personen namen aan deze hoorzittingen deel).

Het doel van deze regionale hoorzittingen was tweeledig:

Ten eerste, de vertegenwoordigers van de visserijsector en andere belanghebbende groepen in de lidstaten de mogelijkheid te bieden om met de diensten van de Commissie rechtstreeks te dialogeren over de toekomst van het GVB. De deelnemers is zo de gelegenheid gegeven om hun antwoorden op de vragenlijst te preciseren en nationale/regionale/lokale opvattingen naar voren te brengen over de herziening van het GVB tegen 2002 en ook over andere andere punten die voor hen van bijzonder belang zijn.

Ten tweede, de functionarissen van de Commissie een mogelijkheid te verschaffen voor rechtstreekse contacten met de verschillende betrokkenen in de lidstaten en uit de eerste hand hun wensen te vernemen. Voordat de Commissie, zoals bepaald in artikel 14, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3760/92 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur, het verslag over de situatie van de visserijsector in Europese Unie kon opstellen en aan de Raad en het Europees Parlement kon voorleggen, moest zij een zo breed mogelijk overzicht van opvattingen en voorstellen zien te krijgen.

43.

1.2. Organisatorie


De Commissie organiseerde 30 regionale hoorzittingen, van september 1998 tot juni 1999 (zie bijlage IV voor de respectieve data en plaatsen).

De Commissie verzond onder meer een uitnodiging aan organisaties van beroepsvissers, de verwerkende en handelssector, de vakbonden, niet-gouvernementele organisaties die geïnteresseerd zijn in de visserij, consumentenverenigingen, onderzoeksinstituten, de vakpers, nationale overheden en de leden van het Europees Parlement.

In de agenda van de hoorzittingen werd de structuur van de vragenlijst gevolgd en de deelnemers kregen de ruimte om uitputtend van gedachten te wisselen over alle aspecten van het GVB. (Toegang tot de wateren en interne visbestanden, beheer en instandhouding van de visbestanden, internationale samenwerking en visserijovereenkomsten, markten en handel in visserijproducten, structuur- en steunmaatregelen, controle, besluitvormingsprocedure, visserijonderzoek, aquacultuur, enz.)

Tijdens de hoorzittingen werden documenten verspreid over de schriftelijke antwoorden die op nationaal/Gemeenschapsniveau waren gegeven.

De functionarissen van de Commissie presenteerden deze documenten en bekleedden het voorzitterschap van de hoorzittingen.

44.

1.3. Evaluatie door de Commissie


De resultaten van de hoorzittingen voldoen aan de verwachtingen van de Commissie.

De Commissie is over het algemeen tevreden met het niveau van deelname en de mate waarin de verschillende belangen zijn vertegenwoordigd alsook met de kwaliteit van de gepresenteerde maatregelen en voorstellen.

In tegenstelling tot de eerste fase van het raadplegingsproces (vragenlijst) waaraan per definitie slechts door een beperkt aantal vertegenwoordigende organisaties is deelgenomen, boden de plaatselijke regionale hoorzittingen een groter aantal mensen de gelegenheid om persoonlijk in het raadplegingsproces te participeren.

De Commissie ontving zodoende tal van originele bijdragen die niet waren opgenomen in het materiaal dat via de vragenlijsten was verzameld. Tevens maakten enkele deelnemers van de gelegenheid gebruik om hun schriftelijke voorstellen verder te omschrijven en/of de Commissie over zuiver lokale/regionale problemen te informeren die door hun aard slechts zelden geschikt zijn als onderwerp van bespreking in communautaire instellingen.

Enkele deelnemers uitten kritiek op de Commissie voor het organiseren van inspraakbijeenkomsten waarvan de resultaten, naar hun mening, toch niet door de Commissie in de uiteindelijke voorstellen in aanmerking zouden worden genomen. Het merendeel van de partijen die bij het raadplegingsproces waren betrokken, juichten het initiatief van de Commissie echter toe en participeerden op constructieve wijze in de discussie over de toekomst van het GVB.

45.

1.4. Follow-up


De Commissie zal het onderhavige rapport over de regionale hoorzittingen behalve aan de Raad en het Europees Parlement ook presenteren aan alle partijen die aan het raadplegingsproces betreffende het GVB na 2002 hebben deelgenomen.

Intussen is de Commissie begonnen met het verzamelen van het noodzakelijke materiaal voor het opstellen van haar verslag over de situatie van de visserij in de Europese Unie overeenkomstig artikel 14, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad.

De Commissie is voornemens dit verslag begin 2001 te presenteren, zodat de Raad en het Europees Parlement over voldoende tijd beschikken om de toekomst van het GVB te bespreken.

46.

2. RESULTATEN VAN DE REGIONALE HOORZITTINGEN


De regionale hoorzittingen hebben laten zien dat er grote overeenstemming over bestaat om ook na 2002 een GVB te voeren.

Tegelijkertijd is echter duidelijk geworden dat de geraadpleegde partijen van mening zijn dat veel onderdelen van het GVB moeten worden herzien, aangepast of zelfs compleet veranderd.

De eisen, kritiekpunten en voorstellen die tijdens de hoorzittingen zijn geformuleerd, zijn in sommige gevallen met elkaar in strijd omdat de aanhangers ervan tegenstrijdige doelstellingen nastreven. Het is echter logisch dat vissers in bijvoorbeeld de Noordzee en de Middellandse Zee niet met dezelfde problemen kampen of dat producenten en de verwerkende sector niet altijd dezelfde mening zijn toegedaan over de invoer.

Deze factoren in aanmerking nemend, kunnen de hoofdconclusies van de regionale hoorzittingen als volgt worden samengevat:

47.

2.1. De toegang tot de 6/12-mijlszone


Vrijwel geen enkele organisatie wenste de instelling van een regeling die voorziet in vrije toegang 'tot aan het strand'. Uit het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Portugal kwam de wens om de huidige regeling ten voordele van de kustvisserij te versterken. (Bijvoorbeeld door een uitbreiding van de 6/12-mijlszone tot 24 mijl of meer, door afschaffing van de huidige rechten voor vissers uit naburige gebieden, enz.)

48.

2.2. Toegang tot de Noordzee


De Spaanse, Portugese, Finse en Zweedse vissers waren voor afschaffing van elke beperking van de toegang tot de Noordzee

Organisaties uit landen aan de Noordzeekust, daarentegen, toonden zich bezorgd over het feit dat vrije toegang tot de Noordzee de visserijinspanning in de zone zou kunnen doen toenemen, ondanks het feit dat de toegang tot de meeste visbestanden al is gereguleerd.

49.

2.3. Shetland Box


Voor het behoud van de Shetland Box was er geen unanieme steun. Terwijl sommige organisaties de voortzetting van de huidige regeling ondersteunden (en ook in het algemeen voorstander waren van boxen als een efficiënt instrument voor instandhouding), waren vooral organisaties in Spanje en Nederland, maar ook een grote vissersfederatie in het Verenigd Koninkrijk, tegen de Shetland Box. Deze organisaties zijn van oordeel dat de box om zuiver politieke redenen is ingesteld en dat deze geen wetenschappelijke basis heeft.

50.

2.4. TAC's en quota


Bijna alle participanten waren het erover eens dat men er niet in is geslaagd om met het stelsel van TAC's en quota het exploitatieniveau van de visbestanden te beperken, wegens een ontoereikende controle en door het ontbreken van degelijk wetenschappelijk advies. Er was echter geen consensus om het stelsel dan maar helemaal af te schaffen en door iets anders te vervangen.

Ter verbetering van het huidige stelsel werd onder meer voorgesteld om de controles te verbeteren, vistuig in te voeren waarmee selectiever kan worden gevist, de teruggooi te verminderen en de visserijinspanning te beperken.

51.

2.5. Overdraagbare individuele vangstquota (ITQ's)


De meeste deelnemers waren tegen ITQ's, uit vrees voor oligopolievorming en het verlies van banen. In Nederland, Spanje en Denemarken werden de ITQ's meer ondersteund.

Ook de vrijhandel van quota binnen de Europese Unie (voor sommige deelnemers onder supervisie van nationale/overheidsinstellingen) werd door organisaties in Spanje en Nederland ondersteund.

In het Verenigd Koninkrijk was er sterke steun voor het bestaande systeem van de nationale toewijzing van quota.

52.

2.6. Relatieve stabiliteit en formules voor de toewijzing van quota


Het beginsel van de relatieve stabiliteit ontving brede steun. In veel gevallen werd relatieve stabiliteit als een noodzakelijk kwaad gezien bij verandering of afschaffing waarvan grotere problemen zouden kunnen ontstaan.

In de Republiek Ierland en Noord-Ierland werd sterk gepleit voor veranderingen in de verdeelsleutels voor de relatieve stabiliteit (afschaffing van de preferenties van Den Haag).

In veel lidstaten werden voorstellen gedaan voor een aanpassing van de verdeelsleutels voor specifieke soorten en zones. Een vaak gebruikt argument was dat de huidige verdeelsleutels geen afspiegeling vormen van de huidige visserijpatronen.

53.

2.7. Overboord zetten van vis


De huidige regels inzake het overboord zetten van vis werden zwaar bekritiseerd.

Het idee om alle vangsten aan te landen, ontving in sommige lidstaten brede steun van de vissers.

Er gingen echter ook stemmen op ten gunste van het huidige beleid, zowel van de kant van vissers die bezorgd zijn om de kosten van een verbod op het overboord zetten van vis als van de kant van wetenschappers, die vinden dat het probleem van de teruggooi van vis beter met het gebruik van selectiever vistuig kan worden opgelost.

54.

2.8. Visserijinspanning en MOP's


De huidige definitie van visserijinspanning voor wat het onderdeel motorvermogen betreft, werd in tal van lidstaten fel bekritiseerd (Italië, Griekenland, Nederland, Portugal).

Wat MOP's betreft, waren sommige organisaties van mening dat landen die niet aan hun MOP-doelstellingen voldoen, zwaarder moeten worden gestraft (bijv. in België, Duitsland, Portugal). In lidstaten als het Verenigd Koninkrijk en Finland uitten deelnemers daarentegen felle kritiek op de MOP's en werd gevraagd om grotere flexibiliteit in de huidige regels.

55.

2.9. Milieuaspecten


Vissers vroegen om meer bescherming van het mariene milieu tegen vervuiling vanaf het land en door andere industriële activiteiten.

In sommige gevallen werd om maatregelen gevraagd voor het compenseren van vissers tegen het verlies van vangsten en vistuig door robben en andere zeezoogdieren (Schotland, Griekenland, Finland).

56.

2.10. Internationale samenwerking en visserijovereenkomsten


Het beleid en de inspanningen van de Gemeenschap met betrekking tot multilaterale samenwerking werden ondersteund. In sommige landen (Spanje, Italië, e.a.) werd gevraagd om een krachtiger aanwezigheid van de Gemeenschap in internationale organisaties.

Wat bilaterale overeenkomsten betreft, is er een duidelijke splitsing tussen het noorden en zuiden. Vissers en reders uit landen die het meest profiteren van overeenkomsten die uit de Gemeenschapsbegroting worden gefinancierd, vroegen om een versterking van het externe visserijbeleid (bijv. in de vorm van uitbreiding van het aantal overeenkomsten) en een grotere inspraak van henzelf bij onderhandelingen.

In het noorden werd daarentegen gevraagd om een verschuiving van de aandacht van de Gemeenschap naar noordelijke overeenkomsten en waren er verzoeken om een deel van het externe budget voor interne beleidsmaatregelen toe te wijzen.

57.

2.11. Markten en handel in visserijproducten


In sommige hoorzittingen stonden de discussies in het teken van het Commissievoorstel voor de hervorming van de gemeenschappelijke marktordening dat in februari 1999 is ingediend.

Dit weerhield de deelnemers er echter niet van hun mening te geven over kwesties als consumentenbescherming of importen uit derde landen. Bij sommige hoorzittingen was het evident dat er tussen de verwerkende en de productiesector een verschil van mening over het functioneren van de markten bestaat.

Terwijl de verwerkers vroegen om meer en gemakkelijker toegang tot grondstoffen, vroegen de vissers om meer bescherming tegen goedkope importen uit derde landen.

58.

2.12. Rationalisering en steunmaatregelen


Het Commissievoorstel voor een nieuwe FIOV-verordening werd onvermijdelijk het hoofdthema van sommige discussies. De functionarissen van de Commissie hadden de gelegenheid enkele aspecten van het nieuwe voorstel te verduidelijken.

In veel lidstaten was er steun voor structuurmaatregelen en hulp voor de vernieuwing van de vloot, voor de opleiding en ondersteuning van jonge vissers, en voor steunverlening aan de kleinschalige kustvisserij .

59.

2.13. Rechtshandhaving, controle en toezicht


Er was een wijdverbreide vraag naar intensivering van de handhaving en controle en een oproep om te zorgen voor gelijke behandeling( 'level-playing field') van de vissers in de Unie.

Vissers van de ene lidstaat klaagden er vaak over dat zij meer werden gecontroleerd dan hun collega's uit de andere lidstaten en derde landen.

Sommigen vroegen er zelfs om de bevoegdheden van de Commissie op dit terrein te versterken.

60.

2.14. Visserijonderzoek


Veel vissers stelden dat de wetenschappelijke gegevens vaak gebrekkig zijn en dat er in werkelijkheid meer kan worden gevist, ondanks wetenschappelijk bewijs van het tegendeel.

Zij vroegen om grotere doorzichtigheid, de verspreiding van wetenschappelijke studies en meer samenwerking met de wetenschappers.

In veel gevallen vroegen de deelnemers om het stimuleren van multidisciplinair onderzoek, waarin alle aspecten van de visserij aan de orde komen en niet alleen de biologische.

61.

2.15. Aquacultuur


Van de zijde van de aquacultuur werd vaak de klacht gehoord dat de sector niet als een integraal onderdeel van het GVB wordt beschouwd en men onvoldoende steun van de Gemeenschap ontvangt.

62.

2.16. Middellandse-Zeegebied


Organisaties en verenigingen uit het Middellandse-Zeegebied brachten over de toepassing van het GVB in die regio specifieke meningen tot uitdrukking die een afzonderlijke presentatie verdienen.

Veel deelnemers benadrukten het 'specifieke karakter' van de mediterrane visserij, wezen op de noodzaak van homogene regels voor iedereen die in de regio vist, inclusief derde landen, en vroegen om een versterking van het internationale beleid van de Gemeenschap in de regio, zowel met derde landen als binnen multilaterale organisaties, teneinde voor de communautaire vissers een eerlijke behandeling te garanderen.

De Italiaanse vissers uitten zware kritiek op de technische maatregelen die van kracht zijn, terwijl Spaanse organisaties een 'regionale benadering' voor het Middellandse-Zeegebied bepleitten (bijv. regionale MOP's).

63.

2.17. Besluitvormingsprocedure - institutionele regelingen


Er was een unaniem verzoek om grotere doorzichtigheid door de Commissie en een grotere participatie en bijdrage van de sector bij het uitwerken van Gemeenschapsbesluiten.

De 'regionalisering' van het visserijbeheer (of de aanvaarding van 'regionale' oplossingen met betrekking tot teruggooi van ongewenste bijvangsten of andere kwesties) werd krachtig ondersteund in het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Finland en Zweden, maar wekte in andere landen argwaan, vooral in Frankrijk en Spanje (uitgezonderd in laatstgenoemde bij mediterrane verenigingen).

Uit de discussie bleek dat er enige verwarring bestaat over de term 'regionaal'. Voor sommige deelnemers wordt hiermee de overdracht van bevoegdheden van de communautaire instellingen naar nationale/regionale autoriteiten bedoeld, terwijl het voor andere gewoonweg betekent dat bij Gemeenschapsbesluiten met regionale bijzonderheden rekening wordt gehouden, zonder institutionele implicaties.

Veel partijen ondersteunden tevens een flexibel beheersbeleid, dat het mogelijk maakt om in snel tempo op lokale problemen en crisissituaties te reageren. Gezien het feit dat de besluitvorming op Gemeenschapsniveau vaak moeizaam verloopt en tijdrovend is, werd een overdracht van bevoegdheden naar lokale/regionale autoriteiten voorgesteld.

64.

2.18. Diversen


Van de andere kwesties die tijdens de hoorzittingen aan de orde kwamen en niet specifiek in de vragenlijst worden genoemd, zijn de Commissie met name de roep om regelgeving/maatregelen voor de sportvisserij en de bezorgdheid in enkele landen over de gevolgen van de aanstaande uitbreiding, opgevallen.

65.

3. INDIVIDUELE VERSLAGEN PER LIDSTAAT


66.

3.1. BELGIË


De hoorzitting werd op 12 januari 1999 in Oostende gehouden.

De hoorzitting werd bijgewoond door vertegenwoordigers van de belangrijkste Belgische vissersorganisaties, de verwerkende sector en handel, de aquacultuur, de wetenschap, vakbonden en nationale overheden. De deelnemers juichten het initiatief van de Commissie toe om in rechtstreeks contact te treden met de basisorganisaties en opvattingen uit te wisselen met de directe betrokkenen. Er heerste een sfeer van open en constructieve dialoog.

De bijdragen tijdens de hoorzitting kunnen als volgt worden samengevat:

Toegang tot wateren en visbestanden:

- Wat de kwestie van de 6/12-mijlszone betreft, wordt de huidige situatie door alle betrokkenen ondersteund.

- Men beklemtoonde de noodzaak van verbeteringen in het TAC-stelsel. Er werd met nadruk op gewezen dat de kunstmatige opdeling van het Kanaal in sectoren, soms van erg kleine omvang, tot problemen leidt bij het bevissen van over grote afstand trekkende bestanden en derhalve veranderd moet worden.

- De sector stond positief tegenover het uitwisselen van quota tussen lidstaten.

- Men toonde zich in principe positief tegenover het ITQ-stelsel, op voorwaarde dat de invoering ervan wordt gecombineerd met een verscherping van de controle.

Beheer en instandhouding van de visbestanden:

- Wat het over boord zetten van vis betreft, moet het gebruik van selectiever vistuig worden bevorderd. Het gebruik van nieuwe en meer geavanceerde technische maatregelen moet verplicht worden gesteld. De Commissie dient experimenten met nieuwe soorten netten te stimuleren.

- Wat betreft de op het voorzorgsbeginsel gehanteerde aanpak en meer in het algemeen het niet in acht nemen van MOP's, werd er met nadruk op gewezen dat wanneer een lidstaat zich niet aan zijn MOP houdt, en bijgevolg overbevist, de TAC's het daaropvolgende jaar voor iedereen minder zullen zijn. Landen die hun MOP niet in acht hebben genomen, dienen gesanctioneerd te worden.

Markt:

- Er is geen echte Europese markt, voornamelijk omdat de voorschriften die in de verschillende landen worden toegepast niet zijn gestandaardiseerd, hetgeen leidt tot een gebrek aan concurrentie en onvoldoende doorzichtigheid. Een ander probleem is het slechte vervoerstelsel, wat het transport van verse producten van de ene kant van Europa naar de andere bemoeilijkt.

- Er was grote weerstand tegen het voorstel van de Commissie om via steunverlening het sluiten van contracten tussen vissers en verwerkers te stimuleren, met voorbijgaan van de veilingen. Men was van mening dat dit soort contracten de concurrentie verstikt en overbevissing bevordert om aan de contractbepalingen te voldoen. Als deze steunmaatregel uiteindelijk zou worden aangenomen, zouden de veilingen dezelfde soort steun moeten ontvangen.

- Gezegd werd dat de slechte organisatie van de afzet vooral het eerste punt van verkoopbetreftt. Voorgesteld werd om de vissers via een opleiding de mogelijkheid te geven de toegevoegde waarde van de eerste verkoop te houden. Door een gebrek aan marketinggegevens zijn de producenten niet op de hoogte van de prijzen en marktomstandigheden in Europa.

Controle:

- Het voornemen om in de gehele Gemeenschap de controles te verscherpen en te standaardiseren werd krachtig ondersteund. De nieuwe controleregeling, en meer in het bijzonder de verplichting om zelfs de kleinste hoeveelheid bijvangst in het logboek te registreren, werd unaniem afgekeurd. De sector klaagde dat de logboeken niet groot genoeg zijn om kleine vangsten van dertig verschillende soorten te registreren.

Onderzoek:

- Er is een tekort aan gegevens en informatie. Bij wetenschappelijke beoordelingen dient met de mening van de vissers rekening te worden gehouden, zodat de uitkomsten daarvan voor hen beter acceptabel zouden kunnen zijn. De EU dient meer onderzoek naar aquacultuur te bevorderen, met speciale aandacht voor onderzoek inzake het herpopulatie van de communautaire wateren.

Aquacultuur:

- Wat de aquacultuur betreft, werd voorgesteld om ondersteuning te bieden aan het vergroten van de kennis van de sector over moderne aquacultuur. Aquacultuur gericht op herpopulatie van de zeeën moet worden bevorderd. Ook werd voorgesteld om de sociaal-economische maatregelen voor de sector uit te breiden.

67.

3.2. DENEMARKEN


In Denemarken werden twee hoorzittingen gehouden: een in Kopenhagen, op 27 oktober 1998, en de andere in Viborg, Jutland, op 29 oktober 1998.

De hoorzittingen werden bijgewoond door vertegenwoordigers van de belangrijkste Deense vissersorganisaties, de verwerkende sector en handel, de aquacultuur, de wetenschap, NGO's die actief zijn op milieugebied, vakbonden en nationale overheden. De deelnemers juichten het initiatief van de Commissie toe om in rechtstreeks contact te treden met de directe betrokkenen en opvattingen uit te wisselen met de visserijsector. Er heerste een sfeer van open en constructieve dialoog, met tal van mondelinge bijdragen, vooral tijdens de hoorzitting in Viborg.

De bijdragen tijdens deze hoorzittingen kunnen als volgt worden samengevat:

Toegang tot de wateren en interne visbestanden / instandhouding en beheer:

- Vaartuigen die herhaaldelijk de GVB-voorschriften overtreden (overbevissing boven de vastgestelde quota, vangst van jonge vis, of andere soorten van overtreding), dienen uit de havens die zij gewoonlijk aandoen, te worden verbannen.

- De mogelijkheid van de directe sluiting van visserijzones werd voorgesteld. De deelnemers maakten melding van een informeel besluit tussen Duitsland, Denemarken en Nederland om de visserijactiviteiten in Duitse wateren te staken toen daar grote concentraties jonge kabeljauw werden ontdekt. De tegenstanders van het genoemde voorstel stelden dat diezelfde beschermde bestanden enkele maanden later toch ongehinderd kunnen worden gevangen. Voorts zou het noodzakelijk zijn om het gebied voor alle vloten te sluiten, omdat de maatregel anders zinloos is.

- Er werden meningen kenbaar gemaakt tegen de Shetland box en in het algemeen tegen alle soorten 'boxen', waarbij als argument werd aangevoerd dat de instelling ervan op een zwakke wetenschappelijke basis berust en de boxen enkel en alleen om politieke redenen zijn behouden. Verscheidene keren werd benadrukt dat de situatie in elke box aan een uitputtende wetenschappelijke analyse moet worden onderworpen, teneinde de boxen die niet strikt noodzakelijk zijn, te elimineren.

- Er werden voorstellen gedaan voor meerjarige quota, of een gemeenschappelijke TAC voor verscheidene, aan elkaar gerelateerde soorten (bijv. voor alle platte soorten dezelfde verdeelsleutel). Ten tweede was er een voorstel om de mogelijkheid te bieden om in het lopende jaar al een percentage van het quotum voor het volgende jaar te vissen. Dit zou voor die soorten worden toegestaan die in goede staat verkeren en in gevallen waarbij het jaar in kwestie een goed jaar voor de visserij was en de toegewezen quota zijn overschreden. Ten derde werd voorgesteld de quota per jaar niet meer dan ( 15% te laten schommelen, teneinde onvoorspelbare schommelingen in de hoogte van de vangsten te voorkomen, die dramatische gevolgen voor de verwerkende industrie zouden kunnen hebben.

- Hoewel men aanvaardt dat om politieke en bestuurlijke redenen over alle TAC's gezamenlijk onderhandeld moet blijven worden, werd voorgesteld het 'TAC-jaar' niet automatisch voor alle soorten op 1 januari te doen beginnen, maar de start van die periode te laten afhangen van het biologisch ritme van elke soort.

- Onderwerp van intense discussie in Viborg was het voorstel om de vangst van exemplaren te voorkomen die zich niet op zijn minst één keer hebben voortgeplant. Voor TAC's en quota zijn ook nog de volgende alternatieven voorgesteld, maar die werden niet door alle vissers gesteund:

- vergroting van de maaswijdten en het gebruik van meer selectief vistuig, teneinde ervoor te zorgen dat alleen vissen worden gevangen die zich één of meer keren hebben kunnen voortplanten.

- de mogelijkheid om de visserijinspanning aan de hand van het dieselverbruik te bepalen en niet aan de hand van het vermogen in kilowatt.

68.

Structuurmaatregelen


- De meningen waren positief over het FIOV, maar negatief over PESCA. Het exces aan regionalisering van de maatregelen in het kader van PESCA en ook het probleem van coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten die de verschillende middelen beheren, heeft de uitvoering van het programma te zeer vertraagd.

69.

Internationale overeenkomsten en organisaties


- Men was het eens met de noodzaak van een sterke vertegenwoordiging van de Commissie in internationale organisaties. De sector zou graag als waarnemer bij onderhandelingen aanwezig willen zijn, zoals het geval is in Noorwegen.

Rationalisering:

- Wat subsidies betreft, beklaagden enkele organisaties zich erover dat de beginselen die ten grondslag liggen aan subsidieverlening niet altijd coherent zijn met de rest van het GVB. Er werd gevraagd om een grotere specificatie van de subsidiecategorieën met betrekking tot de visserijtypen: de kustvisserij, bijvoorbeeld, heeft andere subsidiebehoeften dan de industriële visserij, en deze behoeften komen in de huidige wetgeving niet tot uitdrukking.

Controle:

- Het voornemen om in de gehele Gemeenschap de controles te verscherpen en te standaardiseren, werd krachtig ondersteund. De bevoegdheden die de Commissie in dit opzicht heeft, moeten worden vergroot. Zonder een geschikte communautaire controle is uitvoering van de MOP's onmogelijk. Het wantrouwen dat de verschillende landen jegens elkaars controle hebben, kan alleen met meer communautaire controle worden weggenomen.

Onderzoek:

- Bij wetenschappelijke beoordelingen dient met de mening van de vissers rekening te worden gehouden, zodat de uitkomsten daarvan voor hen acceptabeler zijn. De mechanismen voor informatie-uitwisseling moeten worden verbeterd.

- Er werd op gewezen dat onderzoek naar visserijactiviteiten op zichzelf niet rendabel is en dus in wezen afhankelijk is van financiële steun. Men benadrukte het belang en de noodzaak van meer onderzoek naar de sociaal-economische aspecten, naar nieuwe markten en de internationalisering van die markten, naar de mariene ecosystemen en de invloed van visserij op de mariene voedselketen, en naar de effecten van pesticiden op vissen en weekdieren (waar nu nauwelijks onderzoek naar wordt gedaan).

- Er zijn onvoldoende wetenschappelijke gegevens om de visbestanden te evalueren. Het beoordelen van de toestand van de bestanden en de daaropvolgende verdeling van de TAC's vormen echter de hoeksteek van het huidige GVB. Vandaar dat de Deense vissers vragen om verbetering van het wetenschappelijk onderzoek en de gegevensverzameling, zodat de bestanden accuraat kunnen worden beoordeeld. Er werd op gewezen dat onze concurrenten (Japan, VS) meer wetenschappelijk onderzoek inzake visserij en aquacultuur doen.

- Tot slot werd gevraagd om het opzetten van een communautair forum waarin vissers en wetenschappers samen de beschikbare gegevens en de toestand van de bestanden kunnen bespreken, om op die manier te proberen de criteria te harmoniseren en de gegevens die door vissers zijn verzameld, beter te gebruiken.

Besluitvormingsprocedure:

- Er is een grotere participatie van de vissers nodig. Het ontbreekt aan informatie over de sociaal-economische effecten van de genomen besluiten. Er werd echter gewaarschuwd tegen een te grote inspraak, omdat deze tot een waardevermindering van de bijdragen zou kunnen leiden, aangezien de mogelijkheden van de Commissie om een synthese van alle bijdragen te maken, beperkt zijn.

Aquacultuur:

- Voorgesteld werd om ondersteuning te bieden aan het vergroten van de kennis van de sector in moderne aquacultuur.

70.

3.3. DUITSLAND


Op 2 december 1998 werd een hoorzitting in Hamburg gehouden. De hoorzitting werd bijgewoond door vertegenwoordigers van min of meer alle visserijtakken alsmede door het Bondsministerie en de ministeries van de aan de kust liggende deelstaten. De inspanningen van de Commissie om de betrokkenen in de sector te raadplegen, werden in het algemeen als zeer positief beoordeeld.

De hoofdpunten die tijdens de hoorzitting aan de orde kwamen, waren: het stelsel van TAC's en quota, internationale samenwerking en visserijovereenkomsten, de noodzaak van het versterken en standaardiseren van controles en sancties, en onderzoek.

71.

Toegangsregelingen voor de Noordzee


- Men was voorstander van handhaving van de huidige regelingen inzake de beperkte toegang tot de Noordzee, om toenemende druk op de visbestanden te voorkomen en nadelige effecten op de structuur van de Duitse vloot.

72.

Stelsel van TAC's en quota


- Het stelsel van TAC's en quota werd in essentie als een redelijk systeem beschouwd, waarvoor geen alternatief bestaat. Maar hoewel het stelsel op zichzelf goed is, werd vaak kritiek geuit op de resultaten ervan, die te lijden hebben onder een gebrekkige uitvoering en controle.

- De controle moet worden verscherpt en de producentenorganisaties moeten worden ingeschakeld. Het strikte controle- en sanctiesysteem dat in Noorwegen bestaat, werd als een na te volgen voorbeeld genoemd. Men betreurde dat de Commissie geen uitvoerende macht heeft.

- Voorts zouden de jaarlijkse veranderingen in TAC's en quota moeten worden verminderd, teneinde ondernemers met hun planning te helpen. Het beheer van de quota dient de verantwoordelijkheid van de producentenorganisaties te blijven.

73.

Overdraagbare individuele vangstquota (ITQ) en relatieve stabiliteit


- Er werden grote bezwaren geuit tegen de invoering van het ITQ-stelsel. Een dergelijk stelsel zou de quota bij een kapitaalkrachtige minderheid concentreren die de visserijactiviteiten controleert. Zo'n stelsel zou tevens moeilijk te controleren zijn.

- De deelnemers aan de hoorzitting waren het er unaniem over eens dat het beginsel van relatieve stabiliteit moest worden gehandhaafd.

74.

Visserijinspanning en MOP's


- De deelnemers merkten op dat de informatie die de Commissie over de uitputting van de bestanden opstuurt, te lang op zich laat wachten en dat de start van de onderhandelingen over compensatie daardoor vaak wordt vertraagd.

- Men betreurde dat lidstaten die de MOP's niet in acht nemen, niet worden gesanctioneerd.

75.

Internationale samenwerking en visserijovereenkomsten


- Er werd dringend verzocht om intensiever onderzoek naar de omvang van bestanden waarop visserijovereenkomsten van toepassing zijn, om het aantal EG-functionarissen te vergroten dat is betrokken bij onderhandelingen over bi- en multilaterale visserijovereenkomsten, en om de financiële bijdrage van de Gemeenschap pas aan het einde van het jaar te betalen, op basis van feitelijke vangsten.

76.

Handelsbeleid


- Het probleem van de invoer uit lagelonenlanden werd ter sprake gebracht. De Commissie zou instrumenten moeten creëren waarmee producenten uit de EG die zich gesteld zien voor dergelijke importen, beter en sneller beschermd kunnen worden.

77.

Financiële steun


- De vrees werd geuit dat de nieuwe structuurregels van de Gemeenschap ertoe zouden kunnen leiden dat de steunbedragen voor de visserij en aquacultuur in regio's die buiten doelstelling 1 vallen, worden verminderd.

- De ontwikkeling van selectieve vismethoden en de samenwerking tussen vissers en wetenschappers moet financieel worden ondersteund (nationaal en communautair).

78.

Controles


- Er heerste overeenstemming over de noodzaak om in alle lidstaten de controles en sancties te standaardiseren en te versterken.

- Ook het probleem van het controleren van grote industrievaartuigen werd benadrukt: de kleinschalige kustvisserij is in verhouding veel gemakkelijker te controleren. Controle via satelliet en een strikte controle van de vangsten die worden aangevoerd, werden als oplossingen voorgesteld.

79.

Onderzoek


- De aandacht van de Commissie werd gevestigd op de onbevredigende situatie met betrekking tot gegevensverzameling. De samenwerking tussen de visserijsector en wetenschappers vond men over het algemeen goed, maar kende enkele lokale onevenwichtigheden.

- In de Oostzeelanden was de samenwerking bijzonder intensief. Wetenschappers begeleidden de vissers zelfs tijdens hun zeetochten. Bij de onderhandelingen over bepaalde visserijovereenkomsten (bijv. in Noorwegen) werd de samenwerking echter onbevredigend gevonden. De onderhandelingen gebeurden te snel en zonder dat vissers en wetenschappers op bevredigende wijze konden deelnemen.

80.

3.4. GRIEKENLAND


Op 11 maart 1999 werd een hoorzitting in Athene gehouden.

De hoorzitting werd bijgewoond door vertegenwoordigers van het Griekse ministerie, verscheidene vissersorganisaties, reders, vakbonden, onderzoeksinstituten, NGO's die op milieugebied actief zijn en de vakpers.

Het initiatief van de Commissie om alle belanghebbende partijen om hun mening te vragen over de toekomst van het GVB na 2002, werd door de deelnemers toegejuicht.

Zij uitten echter kritiek op het feit dat slechts een beperkt aantal organisaties vorig jaar de vragenlijst had ontvangen.

Tijdens de hoorzitting werd het volgende gevraagd/voorgesteld:

Toegang tot wateren en visbestanden / Instandhouding en beheer.

- Het handhaven van de huidige beperkingen met betrekking tot de toegang van de 6/12-mijlszone.

- Het instellen van visserijzones in de Middellandse Zee die buiten de 6- of 12-mijlszone liggen, ter bescherming van de belangen van communautaire vissers.

- Het verplichten van derde landen die met de EU associatie- of samenwerkingsovereenkomsten hebben gesloten om de communautaire milieunormen in acht te nemen en het voorkomen van oneerlijke mededinging tussen vissers en ondernemingen uit deze derde landen en vissers uit de Gemeenschap.

- Het oplossen van het probleem van het overboord zetten van vis door het gebruik van meer selectief vistuig, in plaats van het openstellen van de mogelijkheid om alle vangsten aan te landen, was een voorstel dat door enkele wetenschappers werd gedaan. Sommige vissers stelden echter voor om het aanlanden van alle vangsten toe te staan en de consumptie van bijvangsten te bevorderen.

- Het herzien van de definitie van visserijinspanning: het onderdeel motorvermogen houdt verband met de veiligheid van de vaartuigen en moet tegen die achtergrond worden gezien. Beperking van het motorvermogen zou de veiligheid van vaartuigen en bemanning in gevaar kunnen brengen.

- Het stimuleren van vissers om oudere vaartuigen uit de vaart te nemen.

- Het nemen van maatregelen tegen ongeregelde sportvisserij.

- Het beter informeren en opleiden van jonge vissers .

81.

Internationale samenwerking / Middellandse Zee


- Ervoor zorgen dat autoriteiten van derde landen reders uit de Gemeenschap niet confronteren met verborgen of nieuwe voorwaarden die niet in de visserijovereenkomsten zijn opgenomen.

- Versterking van de Visserijcommissie voor de Middellandse Zee en het continueren van de inspanningen gericht op de instelling van een geharmoniseerd instandhoudings- en beheersregime in de Middellandse Zee, dat bindend is voor iedereen die in deze zee vist.

- Vertegenwoordigers van vissersorganisaties uitten felle kritiek op de Commissie voor het niet continueren van de inspanningen die in 1994 en 1996 waren ondernomen in het kader van de eerste en tweede diplomatieke conferentie inzake het beheer van de visbestanden in de Middellandse Zee.

82.

Rationalisering en steunmaatregelen


- Het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad betreffende communautaire structurele bijstand voor de visserijsector, was onderwerp van brede discussie. Er werd kritiek uitgeoefend op bepaalde cijfers die de Commissie in het voorstel had gebruikt (bijv. de leeftijd van vaartuigen waarbij voor de sloop ervan een premie wordt uitgekeerd en het percentage van de vlootcapaciteit dat wordt verminderd onder de voorwaarden betreffende vlootvernieuwing met overheidssteun) alsook op de studies die aan deze cijfers ten grondslag liggen.

- Andere voorstellen die tijdens de hoorzitting werden gedaan, waren:

- Doe onderzoek naar nieuwe visgronden.

- Verstrek compensatie in geval van schade door weersinvloeden of dolfijnen (force majeure).

- Verspreid de wetenschappelijke studies onder vissers en andere belanghebbende partijen.

- Neem speciale beschermingsmaatregelen voor de kustvisserij.

- Tevens werd specifiek gewag gemaakt van de ontwikkeling van activiteiten op het gebied van aquacultuur en de noodzakelijke voorwaarden voor een dergelijke ontwikkeling.

- Er moet op worden gewezen dat veel voorstellen/kritiekpunten van de deelnemers in hoofdzaak voor de nationale autoriteiten en/of de sector zelf waren bedoeld:

- Er moeten meer biologen en inspecteurs worden aangetrokken.

- De vissers zelf moeten beter worden georganiseerd.

- Het functioneren van de nationale vismarkten moet worden verbeterd.

- Er moeten maatregelen worden genomen tegen vervuiling door industriële en andere activiteiten.

83.

3.5. SPANJE


In Spanje werden zes hoorzittingen gehouden: Vigo (19 januari 1999), Barcelona (21 januari 1999), Las Palmas (25 januari 1999), Cadiz (27 januari 1999), Madrid (29 januari 1999) en San Sebastian (4 maart 1999).

Aan de hoorzittingen werd actief deelgenomen door vertegenwoordigers van alle betrokken partijen: producentenorganisaties die alle in Spanje bestaande vloottypen vertegenwoordigen, de aquacultuur, verwerkingsbedrijven, de handel (groot- en kleinhandelaren), NGO's, leden van verschillende instanties en onderzoeksinstituten.

De hoorzittingen werden goed bijgewoond en door alle belanghebbende partijen die waren vertegenwoordigd, werd een grote variëteit aan opbouwende kritiek gegeven.

Aan de hoorzitting in Vigo is deelgenomen door een groot aantal vertegenwoordigers van de vloten voor de grote zeevisserij en de industriële visserij en ook van de verwerkende sector. Bij de hoorzitting in Barcelona ging de aandacht meer uit naar problemen van de kust- en mediterrane visserij en tijdens de hoorzitting in Las Palmas werden problemen behandeld die specifiek zijn voor vissers die in verafgelegen regio's actief zijn en in hoge mate afhankelijk van de visserij in Marokkaanse wateren.

In Cadiz werd tevens bezorgdheid geuit over de afhankelijkheid van de overeenkomst met Marokko. Tot slot kwamen tijdens de hoorzitting in Madrid de bovengenoemde ideeën allemaal in verkorte vorm aan de orde, met speciale aandacht voor die aspecten ten aanzien waarvan de Commissie tijdens de herziening van Verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad een voorstel zal moeten doen, zoals de toegang tot de 6/12-mijlszone.

De hoofdpunten die tijdens de hoorzitting in San Sebastian ter sprake werden gebracht, waren het stelsel van TAC's en quota, visserijinspanning en MOP's, visserijovereenkomsten, joint ventures, en uniformiteit van controles en sancties.

De discussies kunnen als volgt worden samengevat:

84.

Toegang tot de 6/12-mijlszone


- Tijdens de hoorzittingen bleek dat de huidige regeling niet door de sector in twijfel zal worden getrokken. De vertegenwoordigers van de zeevloot beperkten zichzelf tot het kenbaar maken van hun theoretisch standpunt ten aanzien van de verdwijning van de thans toegepaste beperkingen.

85.

Toegang tot de Noordzee en de Shetland box


- Er was brede steun voor vrije toegang tot de Noordzee en afschaffing van alle soorten 'boxen', uitgezonderd voor die gevallen waarbij wetenschappelijk is aangetoond dat beperkte toegang werkelijk noodzakelijk is.

86.

TAC's en quota, overdraagbare individuele vangstquota en relatieve stabiliteit


- Tijdens de hoorzittingen in Barcelona, Cadiz en Madrid werd voorgesteld om voor de Middellandse Zee TAC's vast te stellen die betrekking hebben op meerdere soorten.

- Wat TAC's betreft, werden de volgende voorstellen gedaan:

- meer aandacht besteden aan visserijinspanning en technische maatregelen en minder aan de TAC's, teneinde de instandhouding en het beheer van de visbestanden te verbeteren;

- opzetten van een stelsel dat gemakkelijker valt te controleren. Zo is totale controle bij het beheer van de visserijinspanning gemakkelijker dan wanneer wordt gecontroleerd op vistuig, maten, tijdelijke rustperioden en bovenal TAC's.

- Wat ITQ's betreft, protesteerden de vertegenwoordigers van de kustvisserij tegen een stelsel dat volgens hen grote ondernemingen begunstigt die over de middelen beschikken om visserijrechten te kopen. Degenen die vóór het ITQ-stelsel zijn, menen dat het ondernemingen zou helpen bij het plannen van hun investeringen en het vergroten van hun kosteneffectiviteit.

87.

Overboord zetten van vis en op het voorzorgsbeginsel gehanteerde aanpak


- Wat het overboord zetten van vis (ongewenste bijvangst, zoals ondermaatse vis, verboden soorten) aangaat, was de meerderheid tegen het huidige stelsel. Men erkende weliswaar dat in de Middellandse Zee het continentaal plat van beperkte omvang is en de bestanden gemakkelijk uitgeput raken, maar het terugwerpen van gevangen vis werd afgekeurd.

- De algemene indruk was dat het terugwerpen van vis onverschilligheid bij de vissers stimuleert. Zo zijn tijdens het paaiseizoen de ongewenste bijvangsten groter dan de vangsten van de doelsoort. De mogelijkheid van het terugwerpen van vis stimuleert in dat geval onzorgvuldige visserij. Als alternatief werd verplichte tijdelijke sluiting van de visserij tijdens het paaiseizoen voorgesteld.

- Een ander voorstel is het vaststellen van TAC's die betrekking hebben op meerdere soorten, in het bijzonder in de Middellandse Zee. Ook wordt een grotere flexibiliteit in de uitwisseling van vangstquota tussen landen voorgestaan, hetgeen het bovendien gemakkelijker zou kunnen maken om de relatieve stabiliteit zoals die momenteel is gedefinieerd en bepaald, te handhaven.

- De voorstanders van het huidige stelsel van het overboord zetten van vis betogen dat het voor de vissers duurder en moeilijker is om de 'verboden' vangsten tot hun terugkeer aan boord te houden. Er is onvoldoende ruimte in de boten om naast de lading ook nog de de volgens de huidige regels terug te gooien vangst aan boord te houdenzodat het terugwerpen van vis, onder bepaalde omstandigheden, onvermijdelijk is. Het wordt gezien als een natuurlijk onderdeel van het vissen.

88.

Visserijinspanning en MOP's


- Wat de Middellandse Zee betreft, werd kritiek geuit op het slopen van schepen als beheersmaatregel. Een tijdelijke of permanente sluiting van zones werd passender geacht.

- Er is gevraagd om meer onderzoek en er moeten eisen komen inzake selectiever vistuig. Voorgesteld werd om vissers een opleiding te geven die hun de mogelijkheid biedt het eerste stadium van verwerking in eigen handen te houden, zodat de toegevoegde waarde van de eerste verkoop naar hen gaat en ze zo voor verliezen aan vangsten worden gecompenseerd.

- Over het algemeen is men voorstander van het vaststellen van perioden zonder visserij (biologische rustperioden).

- Er werd gewag gemaakt van de noodzaak om bij het vaststellen van het tonnage ook rekening te houden met andere communautaire regelgeving (gezondheid en hygiëne, veiligheid aan boord van vaartuigen, enz.).

- In Vigo werd voorgesteld om het gebruik van MOP's te beperken tot die segmenten van de vloot die geherstructureerd moeten worden.

- Tot slot werd de Commissie dringend verzocht om lidstaten die de MOP's niet in acht nemen, te sanctioneren.

89.

Het milieu


- Op de Canarische Eilanden werd de aandacht gevestigd op de vernietiging van de zeebodem als gevolg van bouwactiviteiten die verband houden met toerisme. Er werd gevraagd om het aanwijzen van meer reservaten in en bij de zee.

90.

Internationale samenwerking en visserijovereenkomsten


- Men is van mening dat de Commissie:

- onderhandelingen moet voeren en overeenkomsten moet afsluiten in nieuwe regio's, zoals Brazilië en Indonesië;

- de voorkeur moet geven aan overeenkomsten van de eerste generatie;

- een grotere rol moet spelen in internationale organisaties (FAO, Visserijcommissie voor de Middellandse Zee) zodat zij, onder meer voor de instandhouding van de visbestanden, vaartuigen die onder goedkope vlag varen dezelfde eisen met betrekking tot visserijinspanning kan opleggen als vaartuigen uit de EG;

- ervoor moet zorgen dat de toegang tot de wateren waarin de overeenkomsten met Griekenland en Noorwegen voorzien, ook voor de nieuwe lidstaten van toepassing is.

- Van de ideeën die tijdens de hoorzittingen naar voren werden gebracht, verdienen met name de volgende aandacht:

- De duidelijk afkeuring door vertegenwoordigers van de industriële vloten van het nieuwe FIOV-voorstel, dat joint ventures aan de visserijovereenkomsten bindt.

- Het feit dat het afsluiten van overeenkomsten repercussies op de hele sector heeft.

- Het feit dat de Commissie haar voorstellen baseert op informatie van 'kamergeleerden', die een verkeerd beeld geven van de werkelijke situatie omdat zij niet luisteren naar degenen die de gevolgen ondervinden van de betreffende overeenkomst.

- Voorgesteld werd dat de EU weliswaar met één stem moet spreken maar dat de stem van de EU in organisaties een hogere waarde dan één moet hebben. In dit verband werd het voorbeeld aangehaald van organisaties waarin Groenland en Saint Pierre en Miquelon elk één stem hebben, hetzelfde aantal als de EU. Tevens werd de Commissie gevraagd lidstaten de mogelijkheid te bieden om toe te treden tot organisaties waarmee de EU momenteel zelf in onderhandeling is over toetreding, met dien verstande dat de betreffende lidstaat zich uit de organisatie terugtrekt zodra de toetreding van de EU een feit is.

- De vakbonden vroegen om een betere sociale bescherming onder internationale overeenkomsten.

91.

De Middellandse Zee


- Wat regionalisering betreft, deden verscheidene organisaties en autonome autoriteiten die tijdens de hoorzittingen in Barcelona, Cadiz en Madrid vertegenwoordigd waren, het voorstel om de Middellandse Zee in zones te verdelen en een communautair beleid te creëren dat niet zozeer nationaal als wel regionaal is .

- Ook werd door sommige organisaties voorgesteld om de controle door verschillende aan elkaar grenzende lidstaten uit te breiden tot wateren buiten de 12-mijlszone, zoals reeds is gebeurd door Spanje, alsmede de mogelijkheid om deze zone toegankelijk te maken voor alle vaartuigen uit de EG die dat wensen, op voorwaarde dat zij de voorschriften in acht nemen die door de betreffende lidstaat zijn gesteld met betrekking tot het toegestane vistuig, biologische rustperioden, enz.

- Wat de betrekkingen met mediterrane derde landen aangaat, vroeg men zich af of het verstandig is de discussie en samenwerking tot de Visserijcommissie voor de Middellandse Zee te beperken en spraken de deelnemers zich uit voor aanvullende contacten met de buurlanden.

92.

Markten


- Voor de gehele Gemeenschap moet een bepaalde minimummaat gelden en er moet geen vis mogen worden verkocht waarvoor een vangstverbod van toepassing is, ongeacht de herkomst van die vis.

- Er moet een evenwicht worden gevonden tussen de communautaire preferentie en de WTO-verplichtingen.

- Er werd verzocht om strengere invoercontroles, alsook om de oprichting van sterkere en meer homogene internationale producentenorganisaties, teneinde de Europese markt te harmoniseren. Gevraagd werd om een grotere samenhang tussen het marktbeleid en het beleid inzake de visbestanden.

- Er was geen consensus over het voorstel om de verplichting in te voeren dat alle uitgeladen vis naar een veiling moet.

- Men staat goedkeurend tegenover de invoering van een keurmerk voor communautaire producten, met een logo waarop bijvoorbeeld staat vermeld 'traditionele productiemethode'.

- In Vigo werd gevraagd het GVB in de toekomst evenwichtiger te maken en de GVB-middelen tussen de vloot, de verwerkende sector en de handel te verdelen.

- Ook werd voorgesteld om fusies te stimuleren, als de belangrijkste methode voor het tot stand brengen van een homogene gemeenschappelijke marktordening en een communautaire markt die niet, zoals nu het geval is, gefragmenteerd en nationaal van aard is.

- De markt moet meer worden geïntegreerd en als wapen worden gebruikt in het kader van het GVB, zoals gebeurt door IJsland en Noorwegen.

- Vertegenwoordigers van de tonijnvisserij vroegen zich af of het huidige systeem inzake compenserende steun wel zo nuttig is.

93.

Onderzoek


- Naast biologisch onderzoek moet ook onderzoek worden gedaan naar alle andere aspecten van de visserij: onderzoek naar de sociaal-economische effecten van activiteiten, onderzoek om een beter inzicht te krijgen in de bijzondere problemen van elk ecosysteem en in de onderlinge relaties tussen meerdere soorten, alsmede aanvullend onderzoek naar nieuwe praktijken voor het overboord zetten van vis, naar de exploitatie van andere mariene producten, naar de mogelijkheden van de kleinschalige vloot, enz.

- De Commissie kreeg de aanbeveling om op zoek te gaan naar deskundigen met minder wetenschappelijke en meer praktische achtergronden.

94.

Raadgevend Comité voor de Visserij


- De hervorming van het Comité is door verschillende partijen bekritiseerd. Sommigen beklaagden zich er met name over dat het Raadgevend Comité de Commissie uitsluitend van informatie kan voorzien en niet gemachtigd is om actief in het opstellen van voorstellen te participeren.

95.

Aquacultuur


- Vertegenwoordigers van de mosselkwekers vragen om een Europees programma voor de aquacultuur en de invoering van een lijst van gevoelige producten zoals die voor de landbouw bestaat.

96.

Controle


- De nationale autoriteiten dienen zich bij hun controles niet te laten leiden door de vlag van het betreffende vaartuig. In San Sebastian werd een harmonisatie van sancties voorgesteld.


97.

Diversen


- Er werd gevraagd om een vereenvoudiging van de communautaire regels, in het bijzonder die welke op de vloot van de vissers in de kustwateren betrekking heeft.

- Er werd kritiek uitgeoefend op de nieuwe controleregeling en vooral op de noodzaak om zelfs het gewicht van volstrekt marginale vangsten aan te geven.

- De vakbonden drongen bij alle hoorzittingen aan op de noodzaak om meer aandacht te besteden aan de sociale aspecten van het GVB.

- In Vigo maakte men zich grote zorgen over de voorstellen om het GVB te regionaliseren in het kader van een proces dat volgens de sprekers feitelijk een verkapte vorm van renationalisering is. De deelnemers waren voorstander van een GVB met gemeenschappelijke visbestanden en vloten en een gemeenschappelijke marktordening.

98.

3.6. FRANKRIJK


De Franse hoorzitting werd op 19 mei 1999 in Parijs gehouden. De hoorzitting werd bijgewoond door vertegenwoordigers uit bijna alle bedrijfstakken in de sector en door talrijke lokale comités. De stemming was zeer positief.

99.

Toegang tot nationale visbestanden / beheer en instandhouding van visbestanden


a) Alle sprekers waren voorstander van handhaving van de status quo met betrekking tot de toegang van de 6/12-mijlszone.

Vertegenwoordigers uit Guyana drongen erop aan dat trawlers voor de garnaalvisserij (industriële visserij) de toegang moet worden ontzegd tot gebieden die minder dan 30 m diep zijn, teneinde te voorkomen dat de bestanden daar in groot gevaar worden gebracht.

b) Men spreekt zich uit voor behoud van de huidige regeling voor beperkte toegang tot de Noordzee, teneinde de druk op de bestanden niet te verhogen.

Vertegenwoordigers van de werknemers in de visserijsector verlangden dat er iets wordt gedaan aan het industrieafval in de Noordzee, aangezien dit afval een belangrijke oorzaak van de vermindering van de aanwas in de visserij is.

c) Wat de Shetland Box betreft, leken de aanwezigen voorstander van handhaving, voor sommigen ter bescherming van de bestanden en voor anderen om zuiver politieke redenen.

d) Het stelsel van TAC's en quota werd gezien als het stelsel dat in beginsel het meest geschikt is en men oordeelde dat het gehandhaafd moest worden.

Er zijn echter een aantal verbeteringen noodzakelijk: De wijze waarop de toepassing van het stelsel wordt gecontroleerd, moet aanzienlijk worden verbeterd. En omdat de TAC's op een degelijke wetenschappelijke basis moeten zijn gebaseerd, wordt om een intensivering van het onderzoek gevraagd.

Sommige deelnemers deden een dringende oproep om te voorkomen dat de quota van het ene op het andere jaar excessieve fluctuaties ondergaan, zodat het voor de betrokkenen in de sector gemakkelijker is om begrip op te brengen voor het stelsel. Voorts waren zij van mening dat de uitwisseling van quota tussen de lidstaten en bovenal tussen producentenorganisaties, flexibeler moest zijn en onder toezicht van de nationale autoriteiten moest gebeuren.

Sommige deelnemers spraken zich daarnaast ook uit tegen meerjarige TAC's, die tot wanbeheer van de bestanden zouden leiden.

e) Alle personen die over ITQ's het woord voerden, waren ertegen.

Sommige deelnemers die zich niet tegen individuele quota verzetten, wilden met de invoering ervan de verantwoordelijkheid van de betrokkenen in de sector vergroten en hun een beter beeldverschaffen zodat zij hun vangstcapaciteit beter aan de toegekende quota zouden kunnen aanpassen. Men suggereerde dat deze quota gezamenlijk zouden kunnen worden beheerd, wellicht in het kader van de beroepsorganisaties.

Zowel de voor- als tegenstanders van individuele quota waren echter tegen een stelsel van overdraagbare quota, omdat dat ertoe zou leiden dat de quota bij een handvol ondernemingen zouden worden geconcentreerd en de visserijdruk zou worden vergroot.

f) Het beginsel van relatieve stabiliteit werd door een grote meerderheid ondersteund.

Er werden enkele specifieke opmerkingen gemaakt over het beheer van de visbestanden in het Kanaal:

Er werd op gewezen dat het Kanaal een gebied is dat meerdere soorten vis bevat maar dat voor 80% van de aanwezige bestanden geen quota zijn vastgesteld en dat deze geëxploiteerd worden door kustvissers. Vandaar dat voorkomen moet worden dat de visserijinspanning naar het Kanaal verschuift naarmate andere zones uitgeput raken. Ook voor de visserij in het Kanaal zou een ontwikkeling op gang moeten worden gebracht waarbij de bevoegdheid voor het beheer van de bestanden aan regionale kustorganisaties wordt gedelegeerd.

Anderen verwoordden de zorgen van kustvissers over de rechtstreekse concurrentie die ze in de 6-mijlszone ondervinden van de industriële visserij.

Een NGO-vertegenwoordiger leverde een bijdrage over het beheer van de visbestanden in de Golfe du Lion. Gezien het feit dat het buiten de territoriale wateren gelegen deel van de zee nu voor alle boten toegankelijk is en een eventuele mislukking van de onderhandelingen tussen de EU en Marokko over een visserijovereenkomst ertoe zou kunnen leiden dat de Spaanse vloten weer in de Middellandse Zee actief worden, met als gevolg een verbreking van het evenwicht over het gehele bekken, pleitte deze NGO-deelnemer voor de invoering van een territoriaal model voor het beheer en de bescherming van de visserij, uit te voeren door de bewoners van het gebied langs de Golfe, met wetenschappelijke ondersteuning.

g) Er werd kritiek geleverd op de MOP's omdat de beoogde doelstellingen niet zijn gehaald. Een organisatie uit het Middellandse-Zeegebied wees erop dat MOP's een negatief effect op de werkgelegenheid hebben gehad en dat onvoldoende motorvermogen en de resulterende prijzen van boten het voor jongeren bijzonder moeilijk maken om als visser aan de slag te gaan.


100.

Internationale overeenkomsten en bestanden buiten de communautaire wateren


- Benadrukt werd dat via visserijovereenkomsten niet de tewerkstelling van goedkope arbeidskrachten op communautaire schepen moet worden gestimuleerd. Op vaartuigen die onder de vlag van een lidstaat varen, dienen bepaalde sociale regels in acht te worden genomen, die bovendien moeten zijn opgenomen in alle door de Gemeenschap ondertekende overeenkomsten.

- Sommigen hekelden de 'plundering' van de wateren van de landen waarmee de Gemeenschap visserijovereenkomsten heeft gesloten.

- Anderen stelden dat de met de ACS-landen gesloten visserijovereenkomsten van het type zoals voor de tonijnvisserij, in deze landen een werkelijke lokale ontwikkeling hebben ondersteund en ertoe bijdragen om de communautaire markt met voor de consument redelijk geprijsde visserijproducten te voorzien.

- Tot slot vonden sommigen dat de Commissie haar onderhandelingen met derde landen over visserijovereenkomsten samen met mensen uit het vak moest voeren.

101.

De markt voor visserijproducten


- De producentenorganisaties vroegen zich bezorgd af of de bescherming via douanerechten zal blijven bestaan en twijfelen over de controles aan de buitengrenzen van de Gemeenschap. Meer in het algemeen waren ze van mening dat de producenten in de EG, ook al is de mondialisering van de markt voor visserijproducten onvermijdelijk, recht hebben op eerlijke mededinging.

- Anderen eisten dat bijlage IV van de GMO-verordeningen wordt uitgebreid met regionaal belangrijke soorten, in het bijzonder schaaldieren, die in tegenstelling tot wat DG XIV beweert, niet onder aquacultuur kunnen worden ingedeeld (bijv. kamschelpen).

- Vertegenwoordigers van de veilinghouders meenden dat de mondialisering en liberalisering van de markt zal leiden tot een overdaad aan onderhandse handelscontracten, die maar al te vaak zijn vrijgesteld van de regels die op contracten voor overheidsopdrachten van toepassing zijn.

- Deelnemers uit Guyana uitten hun bezorgdheid over de concurrentie die in Martinique en Guadeloupe wordt veroorzaakt door de invoer van verwerkte producten uit Suriname en Brazilië, twee landen die niet onderhevig zijn aan de beperkingen die voor verwerkers uit de Gemeenschap gelden.

- Wat de informatie voor de eindverbruiker betreft, moet werk worden gemaakt van het vermelden van de oorsprong van producten (waarbij in het bijzonder moet worden aangegeven welke producten wel en welke niet uit de Gemeenschap komen) en van de productiemethoden .

102.

Rationalisering en steunmaatregelen voor de visserij


- Gezien de zware investeringen die in de visserijsector moeten worden gedaan, werd de noodzaak van een structuurbeleid naar voren gebracht, in het bijzonder om de verouderende vloot te vernieuwen en jongeren te mogelijkheid te bieden hun brood in de visserij te verdienen.

- Voor sommigen kan de overcapaciteit van de vloot niet met een simpele reductie van het motorvermogen worden verminderd. Zij achtten het zinvol om, in het kader van subsidiariteit, op zoek te gaan naar alternatieve methoden voor het beheer van de visserijinspanning (bijvoorbeeld via arbeidstijdverkorting).

- Vertegenwoordigers van de reders spraken zich uit tegen het voorstel voor een structuurverordening dat momenteel door de Raad wordt besproken. Het nut van hervormingsvoorstel werd in twijfel getrokken, omdat het blijft bijdragen aan juridische onzekerheid.

- Sommigen riepen op om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de visserij in de Middellandse Zee en het beheer van de visserijinspanning weer in handen te geven van de lokale vissers.

103.

Controle


- Er was overeenstemming over de noodzaak om in alle lidstaten de handhaving van voorschriften en de sancties op overtreding ervan te harmoniseren en te verscherpen, teneinde de omstandigheden op dit punt voor alle vissers in de EG gelijk te maken.

- Voor sommigen zou alleen de Commissie in staat zijn om te zorgen voor een grotere billijkheid en homogeniteit in de handhaving van voorschriften op communautair niveau.

104.

Besluitvormingsprocedure


- Over het algemeen was men van mening dat veel meer mensen uit het vak aan het besluitvormingsproces moeten deelnemen, wellicht in de vorm van een schriftelijke procedure die, middels een grotere doorzichtigheid, de garantie biedt dat ruim vóór de feitelijke besluitvorming een raadplegingsprocedure wordt gehouden.

105.

Onderzoek


- Volgens de vertegenwoordigers van de reders is er tussen de wetenschappers in de verschillende lidstaten onvoldoende coördinatie.

- Sommigen vroegen om onderzoek naar de kwaliteit van het aquatisch milieu na een verslechtering van de waterkwaliteit die kan leiden tot een verbod op de verkoop van bepaalde aquacultuurproducten.

106.

Aquacultuur


- Sommigen zijn van mening dat de GMO-verordening niet beantwoordt aan de behoeften van de aquacultuur. Dit zou reden kunnen zijn voor een specifieke GMO voor de aquacultuur.

107.

Diversen


- Een organisatie betreurde ten zeerste dat geen rekening is gehouden met de rol die vrouwen tegenwoordig in de visserij spelen.

108.

3.7. IERLAND


In Ierland werden drie hoorzittingen gehouden: in Cork op 22 september 1998, in Dublin op 24 september 1998 en in Donegal op 28 september 1998.

De hoorzittingen werden bijgewoond door vertegenwoordigers van de belangrijkste Ierse vissersorganisaties, de verwerkende sector en de handel, de aquacultuur en de wetenschap. De deelnemers waren ingenomen met het initiatief van de Commissie om in rechtstreeks contact te treden met de directe betrokkenen en opvattingen met de sector uit te wisselen, alhoewel er enige scepsis was over de mogelijkheid veranderingen in het GVB aan te brengen.

De discussies kunnen als volgt worden samengevat:

Toegang tot de wateren en nationale visbestanden:

- Er werd gevraagd om een uitbreiding van de 6/12-mijlszone, voornamelijk om redenen van instandhouding. Ook het opnieuw instellen van de Ierse box werd door sommige organisaties geëist. Het basisuitgangspunt was dat vloten van buiten de regio minder verantwoordelijkheidsbewust optreden en hun activiteiten minder duurzaam zijn. Ook vond men dat Ierse vissers een groter deel van 'hun' visbestanden moesten krijgen.

- De visserijpatronen van vaartuigen uit andere lidstaten met visserijrechten in de nationale wateren zijn veranderd, met als gevolg dat de Ierse kleinschalige vloot nu het hoofd moet bieden aan grote vaartuigen uit andere lidstaten. De regels moeten dienovereenkomstig worden aangepast.

- De Ierse vissers mogen in bepaalde gebieden voor een bepaalde periode niet vissen, terwijl vissers uit andere lidstaten dat wel mogen. Dit is een inconsistentie die adequaat moet worden aangepakt.

- De meeste vissersorganisaties wilden dat de verdeelsleutels waarop de relatieve stabiliteit is gebaseerd zo worden veranderd dat ze een juiste afspiegeling vormen van de huidige visserijactiviteiten in Ierland. Als argument voerden zij aan dat de omvang van de visserijactiviteiten op het moment dat Ierland tot de Gemeenschap toetrad, om historische redenen laag was, maar dat deze sindsdien zijn toegenomen en nu geblokkeerd worden door te lage quota, met name voor de bestanden in de Ierse EEZ.

Beheer en instandhouding van de bestanden:

- Het beheersysteem is overgecentraliseerd en moet worden vervangen door een regionaal/kustbeheersysteem. Volgens de sector zouden het plichtsbesef en de motivatie om aan de voorschriften te voldoen, toenemen als de voorschriften regionaal of op het niveau van kustzones zouden worden vastgesteld.

- Er werd kritiek geuit op de tijd die nodig is voor het nemen van besluiten op EG-niveau. Er zou een regeling moeten worden ingevoerd die het mogelijk maakt om wanneer dat nodig is in snel tempo beschermingsmaatregelen te nemen.

- Er werd zeer veel nadruk gelegd op de noodzaak tot het beschermen van de visbestanden. Maatregelen zoals het sluiten van zones, het vaststellen van visperioden of het vergroten van de maaswijdten zouden moeten worden bevorderd.

- De huidige regels inzake teruggooi van ongewenste bijvangsten zouden afgeschaft moeten worden.

109.

Internationale overeenkomsten


- Er werd kritiek geuit op het percentage van de EU-begroting dat wordt toegewezen aan visserijovereenkomsten, waarvan slechts enkele lidstaten profiteren.

110.

Markten


- Men uitte kritiek op de import zonder douanerechten uit derde landen, aangezien dit de prijzen op de communautaire markt onder druk zet.

111.

Diversen


- De Ierse vissers en de verwerkende industrie wilden subsidiëring van de transportkosten, omdat Ierland in de periferie van de EU ligt en de transportkosten daardoor hoger zijn dan in andere lidstaten. Zij stelden dat de situatie van Ierland vergelijkbaar is met die van andere afgelegen regio's, die wel specifieke communautaire steun ontvangen.

- Flankerende maatregelen: er moet iets worden gedaan op het terrein van de sociale condities en de arbeidsomstandigheden.

- Kleinschalige visserij moet zowel van de EG als van de nationale autoriteiten meer steun ontvangen.

- Inrichting van kustgebieden: hierbij zou het subsidiariteitsbeginsel moeten gelden.

- Controle: Het voorstel om in de gehele Gemeenschap de controles te verscherpen en te standaardiseren werd krachtig ondersteund. De bevoegdheden die de Commissies in dit opzicht heeft, zouden moeten worden uitgebreid.

- Onderzoek: Bij wetenschappelijke beoordelingen dient met de mening van de vissers rekening te worden gehouden, zodat de uitkomsten ervan voor hen acceptabeler zouden kunnen zijn. De mechanismen voor informatie-uitwisseling dienen te worden verbeterd. De vissers beweerden dat de visbestanden volgens hun eigen waarnemingen vaak in een betere staat verkeerden dan volgens de meldingen van de wetenschappers, die volgens hen onvoldoende onderzoek 'te velde' uitvoeren.

- Besluitvormingsprocedure: De vissers moeten meer in het besluitvormingsproces worden betrokken. Het ontbreekt aan informatie over de sociaal-economische effecten van de genomen besluiten. Een grotere betrokkenheid van de vissers bij de besluitvorming zou de naleving van de voorschriften ten goede komen.

- Vertegenwoordigers van de aquacultuur uitten eens te meer kritiek op het gebrek aan steun die zij van de Commissie ontvangen.

112.

3.8. ITALIË


In Italië werden drie hoorzittingen gehouden: in Civitavecchia op 1 juni 1999, in Ancona op 3 juni 1999 en in Palermo op 7 juni 1999.

De hoorzittingen werden bijgewoond door vertegenwoordigers van de belangrijkste Italiaanse vissersorganisaties, de verwerkende industrie, de aquacultuur, de wetenschap, NGO's die actief zijn op milieugebied en de vakbonden.

De belangrijkste kwesties die tijdens de hoorzittingen ter sprake kwamen, waren:

Middellandse Zee:

- Men was eenstemmig van mening dat de visserij in de Middellandse Zee een specifiek karakter heeft en dat deze duidelijke subsectoren kent, zoals de visserij in de Adriatische Zee, de Siciliaanse visserij, enz. Op grond van dit 'specifieke karakter' vroeg de Italiaanse visserijsector om een specifiek beleid voor deze subsectoren, wat betreft technische maatregelen, minimummaten, enz.

- Er is behoefte aan een werkelijk gemeenschappelijk beleid voor de Middellandse Zee. Een dergelijk gemeenschappelijk beleid werd tijdens de drie hoorzittingen gepresenteerd als een instrument voor het oplossen van problemen met betrekking tot kwesties als de toegang tot wateren of grenslijnen.

- De opvatting dat de communautaire vloot ten opzichte van de vloot van derde landen die in de Middellandse Zee vissen, oneerlijk wordt behandeld, was een leidmotief in de drie hoorzittingen.

- De Italiaanse visserijsector weigert om strengere regels te hanteren dan de concurrenten (buurlanden als Tunesië of Libië of derde landen die in de Middellandse Zee vissen).

- Bij de onderhandelingen over de samenwerkingsovereenkomsten met Middellandse-Zeelanden, dient de EU rekening te houden met de visserijbelangen van de communautaire vloot. Anders dan als bij de overeenkomst met Marokko, moeten de internationale overeenkomsten met de overige Middellandse-Zeelanden openstaan voor alle lidstaten.

- De EU moet in het Middellandse-Zeegebied het concept 'verantwoordelijk vissen' exporteren en er via de regionale organisaties ICATT en GFCM voor zorgen dat dit concept in praktijk wordt gebracht. De Italiaanse sector vraagt of het mogelijk is Italië toestemming te geven om zelf de visserijproblemen met derde landen als Kroatië op te lossen.

- De sector is voorstander van joint ventures en tijdelijke samenwerkingsverbanden met bedrijven in de buurlanden in het Middellandse-Zeegebied.

113.

Visserijinspanning en MOP's


- Men is tegen de huidige definitie van visserijinspanning. De Commissie concentreert zich meer op het verminderen van capaciteit dan op het verminderen van activiteit.

- Er was krachtige steun voor met overheidssteun gefinancierde tijdelijke stopzetting van de visserij . In de kleinschalige visserij zijn de eigenaar en de bemanning doorgaans ofwel een en dezelfde persoon of nauw verwant. Er was een verzoek om steun voor de bemanning als steun voor de eigenaar niet kan worden goedgekeurd.

- Er werd gewezen op de problemen die door de Italiaanse administratieve procedures zijn veroorzaakt, vooral met betrekking tot steunaanvragen voor de definitieve beëindiging van activiteiten en voor de vergunningen voor het openen van een visteeltbedrijf. De bereidheid van de vloot tot capaciteitsvermindering en nakoming van het MOP blijkt duidelijk uit de grote hoeveelheid aanvragen die nog steeds op een antwoord wachten.

114.

Instandhoudingsmaatregelen


- Er waren klachten over de huidige TAC voor tonijn en het huidige aandeel in de quota. Wat tonijn betreft, werd erop gewezen dat terwijl de Gemeenschap haar vloot vermindert, derde landen zoals Tunesië hun vloot en vangsten juist vergroten. De sector beklaagde zich over de aanwezigheid van vaartuigen die onder goedkope vlag varen en van vaartuigen uit derde landen die de regels van de ICCAT.

- In Palermo hebben vissers ook kritiek geuit op het verbod op de 'spadare' (drijfnet), omdat zij menen dat met dit verbod het zwaardvisbestand in gevaar wordt gebracht. Volgens de vissers is 70% van de vis die wordt gevangen met de 'palangari' ("beuglijn" - het vistuig waarmee de 'spadare' wordt vervangen) ondermaats.

- De vissers vroegen om het opnemen van een soort van 'culturele specificiteit' in de EU-regels. Een dergelijke 'specificiteit' zou hun de mogelijkheid bieden sommige regels niet toe te passen of met bepaald 'traditioneel' vistuig en bepaalde traditionele methoden te vissen.

- Wat technische maatregelen betreft, werd melding gemaakt van bepaalde tegenstrijdigheden tussen de communautaire regelgeving en de nationale en regionale (in het geval van Sicilië) voorschriften. Dit leidt tot ondoorzichtigheid en moeilijkheden bij de handhaving.

- Er is tegenstand tegen de vigerende voorschriften betreffende minimummaten, die geen rekening houden met de speciale kenmerken van de Middellandse Zee (70% kustvissers; de werkloosheid is hoog; omschakeling van de kleinschalige visserij is bijzonder moeilijk, met als gevolg dat het plan voor de drijfnetvisserij op zwaardvis ("piano spadare") is mislukt).

115.

Diversen


- Flankerende maatregelen: Visserijgebieden zijn doorgaans gebieden waar armoede heerst en waar naast de visserij geen andere kans op werk bestaat. Vandaar dat steun voor de opleiding van vissers nodig is.

- De controle moet worden verbeterd. De aanvoer moet op specifieke aanvoerpunten worden gecentraliseerd, en er moet worden gecontroleerd dat geen vangsten elders aan wal worden gebracht.

- Markten: De sector is voorstander van kwaliteitslabels, waarbij onderscheid moet worden gemaakt tussen verse en verwerkte producten, met vermelding van de datum en de plaats van de vangst. Er is steun nodig om de vissers te helpen bij de invoering van een dergelijk nieuw systeem en de eerste toegevoegde waarde te houden door zelf de eerste verkoop te doen. Ook is gevraagd om steun voor het verbeteren van de sanitaire condities bij het behandelen van vis aan boord. Het streven is om ten behoeve van de consument een kwaliteitsmerk in te voeren dat betrekking heeft op de gehele keten van vangst tot verkoop van de vis. Ook werd gezegd dat de veilingen in Italië moeten worden gemoderniseerd.

- Milieu: Er is gevraagd om een communautair kader inzake zeeverontreiniging.

- Onderzoek: Er moet onderzoek worden gedaan naar de gevolgen van kusttoerisme voor de visserij. Om accurate gegevens te kunnen produceren en aan te kunnen geven in welke zones en perioden niet gevist mag worden alsmede om achteraf de resultaten van een dergelijk vangstverbod te kunnen bepalen, moet er tussen onderzoekers en vissers goodwill bestaan.

- Aquacultuur: De markt stimuleert producten met een toegevoegde waarde. Vandaar dat de aquacultuur zich verder moet ontwikkelen en in de verwerkende industrie moet integreren. Het onderzoek dient zich meer te richten op meer milieuvriendelijke technieken en op het doen van prognoses met betrekking tot markttendensen. In de aanstaande communautaire verordening dient meer rekening te worden gehouden met de economische realiteit en de problemen van de aquacultuur.

116.

3.9. NEDERLAND


Op 20 april 1999 werd een hoorzitting in Noordwijk gehouden.

De hoorzitting werd bijgewoond door de belangrijkste Nederlandse vissersorganisaties, de handel, de wetenschap, NGO's die actief zijn op milieugebied, de vakbonden en de nationale autoriteiten. De deelnemers waren ingenomen met het initiatief van de Commissie om in rechtstreeks contact te treden met de directe betrokkenen en opvattingen met de sector uit te wisselen. Er was sprake van een open en positief debat.

De belangrijkste voorstellen kunnen als volgt worden samengevat:

117.

Toegang tot de wateren en bestanden / Instandhouding en beheer


- Steun voor handhaving van de huidige 6/12-mijlszone.

- Noodzakelijk om besluit te nemen over de soorten in de Noordzee waarvoor geen TAC is vastgesteld en over het probleem van de bijvangst van TAC-soorten bij het vissen van niet-gequoteerde soorten.

- Steun voor het huidige stelsel van TAC's en quota.

- Ten aanzien van het overboord zetten van vis werden verschillende meningen tot uitdrukking gebracht:

- Noodzaak van duidelijkere, eenvoudigere regels met betrekking tot het terugwerpen van vis en de noodzaak van het uitproberen van nieuwe vismethodes (zoals elektrovissen voor platvis).

- Noodzaak om vissers hun eigen systeem te laten opzetten en al hun vangsten te laten aanvoeren. ITQ-stelsel is de beste manier om de hoeveelheid overboord gezette vis te verminderen.

- Tegen de huidige definitie van de op het voorzorgsbeginsel gebaseerde aanpak. Voorstander van de invoering van specifieke maatregelen voor specifieke problemen.

- Tegen de huidige definitie van visserijinspanning: motorvermogen staat los van vangstcapaciteit.

- Tegen het MOP-systeem. De vloot is al tot een redelijke omvang ingekrompen.

- Invoering van een stelsel van 'gesloten gebieden/seizoenen' voor het controleren van overbevissing, in plaats van zo'n inflexibel MOP-stelsel.

- In de einddoelen van de MOP's dienen nieuwe overwegingen te worden opgenomen, zoals het verbeteren van milieuvriendelijk vissen, bescherming van het milieu, enz., zodat enige afwijking van de doelstelling om de vloot in te krimpen kan worden geaccepteerd als de andere doelstellingen zijn gehaald.

118.

Diversen


- Er was een dringende oproep tot het verbeteren van de contacten tussen wetenschappers en vissers - om de huidige contradicties te voorkomen - en tot het vergroten van de financiële steun voor het verbeteren van de kwaliteit van de gegevensverzameling.

- Er waren verschillende verzoeken om meer scholing voor jonge vissers en voor vissers in het algemeen over nieuwe technieken en nieuw vistuig.

- Benadrukt werd dat de EU en de andere lidstaten het Nederlandse systeem van gezamenlijk beheer zouden moeten bestuderen. Bij toepassing van dit systeem kan de vloot immers winst maken zonder verdere capaciteitsvermindering. Het is een feit dat in Nederland de visserij een economisch levensvatbare activiteit is. Het systeem vergroot het verantwoordelijkheidsbesef van vissers en hun bewustzijn van visserijproblemen.

119.

3.10. OOSTENRIJK


In Oostenrijk werd de sector op 18 en 19 maart 1999 in Waidhofen (Waldviertel) en Wenen geraadpleegd. De sfeer was bijzonder positief. Het initiatief van de Commissie om de sector te raadplegen werd toegejuicht. Aangezien Oostenrijk geen toegang tot de zee heeft, was de inspraak in wezen beperkt tot de aquacultuur, binnenvisserij en verwerkende industrie.

Met het oog op de hervorming van de Structuurfondsen benadrukten alle vertegenwoordigers van de aquacultuur het belang van voortzetting van het huidige structuurbeleid, teneinde een stabiel kader te garanderen dat de planning van middellange- en langetermijninvesteringen en een concurrerende productie mogelijk maakt, in het bijzonder met het oog op de toekomstige uitbreiding naar het oosten en gezien het feit dat de Oostenrijkse aquacultuur voornamelijk uit kleine familiebedrijven bestaat.

In dit verband werd de kwestie ter sprake gebracht van subsidies voor de aankoop van tweedehandsmachines (voornamelijk machines voor behandeling, transport en uitgraving (voor vijvers), zoals die welke in zekere mate in andere sectoren worden gebruikt).

De vertegenwoordigers van de aquacultuur uitten hun bezorgdheid over de aanstaande uitbreiding van de Gemeenschap naar het oosten en de massale komst op de communautaire markt, en in het bijzonder op de Oostenrijkse, van aquacultuurproducten uit voornamelijk Tsjechië, Hongarije, Polen en Slovenië die stukken goedkoper zijn. Deze kandidaatlanden zouden profiteren van veel gunstiger productiecondities (bijv. zeer lage lonen, goedkopere productiemiddelen, en sanitaire, kwaliteits- en milieunormen die nog niet overeenkomen met die van de Gemeenschap) Een lange overgangsperiode met vrijstellingen ten gunste van de kandidaatlanden zou voor de Oostenrijkse aquacultuur derhalve zeer nadelig zijn.

Wat met name problemen zou veroorzaken, zijn de reststoffen van geneesmiddelen die in de kandidaatlanden aan vis zijn toegediend. In dit verband werd de kwestie te berde gebracht van de betrouwbaarheid van de Tsjechische gezondheidscontrole en de mogelijkheid om in het geval van onregelmatigheden actie te ondernemen. Wat het prijsverschil voor karper tussen Oostenrijk en de kandidaatlanden betreft, benadrukten de vertegenwoordigers van de aquacultuur de noodzaak van verdere toepassing van een referentieprijs.

Wat de herziening van de structuurverordening betreft, wezen de vertegenwoordigers van het ministerie erop dat zij de subsidiabiliteit van de binnenvisserij wilden behouden en gaven zij te kennen dat dienaangaande een formeel verzoek zal worden ingediend.

Na een zeer uitvoerige beschrijving van de situatie van de Oostenrijkse markt voor visserijproducten, werden de volgende onderwerpen bediscussieerd: invoer uit niet-EG-landen, de nieuwe 'markt'-verordening, vrees voor de toetreding van de Oost-Europese landen, en het listeriose-probleem.

Een vertegenwoordiger van de verwerkende industrie uitte kritiek op het feit dat bij de importuit bepaalde landen (bijv. Polen) in tegenstelling tot bij de EG-export naar die landen, geen invoerrechten moeten worden betaald en dat die import, zowel wat kwantiteit als kwaliteit betreft, evenmin adequaat wordt gecontroleerd.

Wat de toetreding van de Oost-Europese landen betreft, gaven de vertegenwoordigers van de verwerkende industrie min of meer blijk van dezelfde zorgen te zijn vervuld als de vertegenwoordigers van de aquacultuur: zij stelden met klem dat overgangsperioden zoveel mogelijk moesten worden vermeden, om concurrentievervalsing te voorkomen.

Een vertegenwoordiger van de verwerkende industrie vestigde de aandacht van het ministerie en de Commissie op het feit dat de Oostenrijkse gezondheidsautoriteiten bij de analyse van gerookte zalmproducten op de aanwezigheid van de listeriosebacil strengere beperkingen opleggen dan de andere lidstaten, namelijk een 'nul-tolerantie'. Dit zou in strijd zijn met het Gemeenschapsrecht.

120.

3.11. PORTUGAL


I. Lissabon - 9 februari 1999

De hoorzitting werd behalve door vertegenwoordigers van de Portugese autoriteiten ook bijgewoond door vertegenwoordigers van de visserijsector, de aquacultuur en milieuorganisaties.

De hoorzitting vond in een zeer positieve sfeer plaats. De participatie van de Portugese sector was veel groter dan in de eerste fase van het raadplegingsproces.

121.

Toegang tot nationale wateren en visbestanden


- De grote meerderheid van de vertegenwoordigde organisaties was voorstander van handhaving van het huidige systeem van beperkingen in de 12-mijlszone. Twee organisaties vroegen om uitbreiding van de zone naar respectievelijk 24 en 50 mijl.

- Men was van mening dat de beperkingen op de toegang tot de Noordzee oneerlijk en discriminerend waren. De sector ondersteunde de afschaffing van elke beperking van de toegang tot de Noordzee vanaf 2003.

- Het stelsel van TAC's en quota werd nuttig maar onvoldoende geacht. De verdeelsleutels zouden aan de huidige situatie moeten worden aangepast, aangezien het Europa van nu niet te vergelijken is met het Europa zoals dat bestond op het moment dat de verdeelsleutels werden vastgesteld.

- Relatieve stabiliteit werd beschouwd als een fundamenteel aspect van het GVB. Slechts één van de organisaties liet weten voorstander van overdraagbare individuele vangstquota te zijn.

122.

Beheer en instandhouding van bestanden


- Het beheer en de instandhouding van bestanden maken van verantwoord vissen een noodzaak, maar de wijze waarop de beloning van de vissers wordt bepaald, werd onverenigbaar geacht met de eisen van verantwoord vissen, een manier van vissen die volgens de sprekers alleen mogelijk is als ook sprake is van verantwoorde handel. Overtredingen moeten uniform worden bestraft, zo niet, dan zal er altijd een sterk gevoel van onrechtvaardigheid zijn.

- Er zou een milieuonderzoek moeten worden uitgevoerd, in het bijzonder een onderzoek naar de effecten van verontreiniging op bestanden.

- De uitvoering van de MOP's moet nauwkeurig worden gecontroleerd. Lidstaten die de MOP's niet in acht nemen, dienen te worden gesanctioneerd. Alleen het brutotonnage zou als maatstaf gehanteerd moeten worden, aangezien metingen in kilowatt in de praktijk bijzonder moeilijk zijn. Men mag de sociale aspecten niet over het hoofd zien. Producentenorganisaties zouden meer verantwoordelijk moeten worden gemaakt, aangezien zij betrokken zijn bij het beheer van bestanden en een rol spelen bij het reguleren van de visserijinspanning. Dit vraagt om de steun van alle betrokken actoren, en niet alleen financiële steun.

- De huidige regels inzake het overboord zetten van vis moeten volgens de vertegenwoordigde organisaties worden afgeschaft. De voordelen van afschaffing zouden volgens hen groter zijn dan de nadelen.

- Het concept visserijinspanning zou technisch niet kunnen worden toegepast op het vissen met vaartuigen voor de sardienenvisserij met de zegen.

- Wil de visserijcontrole effectief kunnen worden uitgevoerd, dan moeten de nodige middelen worden verstrekt.

123.

Internationale samenwerking en visserijovereenkomsten


- De visserij zou onderdeel moeten uitmaken van algemene handels- en samenwerkingsovereenkomsten. Enkele organisaties waren van mening dat overeenkomsten met joint venture-bepalingen zinloos zijn. Men zou zich moeten inspannen voor het afsluiten van nieuwe visserijovereenkomsten met andere niet-lidstaten, om toegang te krijgen tot nieuwe bestanden. De bestaande overeenkomsten zouden moeten worden versterkt.

124.

Markt voor visserijproducten


- Het gebruik van het mechanisme voor het uit de markt nemen van producten zou gerationaliseerd moeten worden. Men was van mening dat de markt door tussenpersonen wordt gecontroleerd. Er zouden maatregelen moeten worden genomen om deze vorm van controle te voorkomen. De sanitaire controles moeten worden uitgebreid en de normen voor etikettering dienen zo streng en alomvattend als mogelijk te worden gemaakt.

125.

Financiële steun - Structuren


- Vertegenwoordigers van de sardienenindustrie vroegen om steun voor het opzetten van een systeem van contracten, voor opslagplaatsen en voor maatregelen ter compensatie van de vrije invoer van Marokkaanse sardienen in blik.

- De reders en de scheepsbouwindustrie hadden een verkeerd idee van de betekenis van het concept vangstcapaciteit in samenhang met visserijinspanning. Samen met de levering van kwaliteitsproducten en de verbetering van de sanitaire en veiligheidscondities op vissersvaartuigen beschouwden de redersverenigingen de vernieuwing van de vloot als het middel bij uitstek om de toekomst van hun bedrijven veilig te stellen. Zij maakten zich zorgen over het feit dat de nieuwe verordeningen, doordat de steunmaatregelen daarin minder uitgebreid zijn dan die in Verordening (EG) nr. 3699/93 , de toekomst van Portugese visserij in gevaar zou kunnen brengen.

126.

Onderzoek


- Men zou de internationale samenwerking en informatie-uitwisseling tussen wetenschappers moeten ontwikkelen en bevorderen. Wetenschappelijke adviezen zouden doorzichtiger moeten zijn. Het vertrouwen tussen de visserijsector en wetenschappers moet worden bevorderd. De aquacultuur zal volgens de deelnemers in de toekomst een belangrijke rol spelen en mag derhalve niet over het hoofd worden gezien.

127.

II. Ponta Delgada - Azoren - 23 februari 1999


De hoorzitting werd onder meer bijgewoond door de Portugese autoriteiten en vertegenwoordigers van vissersorganisaties, de aquacultuur en milieuorganisaties.

De hoorzitting vond in een zeer positieve sfeer plaats. Er was sprake van een brede discussie, waarbij uiting werd gegeven aan de ongerustheid die bestaat over de ontwikkeling van het GVB, en in het bijzonder over de toegang van buitenlandse vloten tot de wateren van de EEZ, het beheer van de voornaamste visvoorraden in de archipel (tonijn en zwaardvis), de benodigde steun voor het moderniseren van de vloot en de havenfaciliteiten en het onderzoeken en controleren van de visserijactiviteiten, enz. Ook werd onderstreept dat de Azoren als afgelegen gebied karakteristieke kenmerken hebben en dat het POSEIMA-programma van wezenlijk belang is voor de regio.

128.

Toegang tot nationale wateren en bestanden / Beheer en instandhouding van bestanden


- De meerderheid van de aanwezigen wilde dat de thans toegepaste beperkingen in de 12-mijlszone gehandhaafd blijven.

- Vertegenwoordigers van de reders en andere organisaties wilden dat de maritieme zone die onder 'jurisdictie van de Azoren' valt, wordt omgevormd tot een 'Azoren Box' .

- Voorts vroegen de organisaties om een passende regulering van de sportvisserij.

129.

Markt voor visserijproducten


- De sanitaire controles zouden strenger moeten worden.

- De vertegenwoordigers van de producentenorganisatie en de industrie meenden dat vanwege het zeer kleine aantal lokale kopers, een systeem van contracten moest worden ingevoerd, waarvoor de Commissie steun zou moeten verlenen.

130.

Financiële steun - Structuren


- De vertegenwoordigers van de redersverenigingen meenden dat het voor de toekomst van de sector van cruciaal belang is dat de vloot voor de kustvisserij (meer dan 700 vaartuigen) wordt gemoderniseerd. Zij vonden dat de tonijnvloot moest worden vervangen door vaartuigen die meer voldeden aan de huidige gezondheids- en veiligheidsnormen.

- Ook vonden zij dat steun moet worden verleend voor de opleiding van jonge vissers.

131.

Onderzoek


- Enkele wetenschappers uitten hun bezorgdheid over een mogelijke beëindiging van de 'studieprojecten'. Zij meenden dat het bijzonder moeilijk zou zijn om de nodige middelen te vinden voor het ontwikkelen van de noodzakelijke basisonderzoeken om een degelijk inzicht te krijgen in de visbestanden en de evenwichtige ontwikkeling daarvan.

132.

Controle


- Alle organisaties achtten het van essentieel belang dat de controle van de visserijactiviteiten in de EEZ en de havens van de archipel adequaat wordt georganiseerd en ontwikkeld. De controle zou onder meer betrekking moeten hebben op vervuiling in de EEZ als gevolg van, onder meer, passerende olietankers.

133.

III. Funchal - Madeira - 25 februari 1999


De hoorzitting werd onder meer bijgewoond door de Portugese autoriteiten en vertegenwoordigers van de visserijsector, de aquacultuur en milieuorganisaties.

De belangrijkste kwesties waarover werd gediscussieerd, waren: de toegang tot de nationale wateren, het beheer en de instandhouding van de bestanden, de visserijovereenkomsten en joint ventures/gemengde vennootschappen, de gemeenschappelijke marktordening, POSEIMA en het structuurbeleid.

134.

Toegang tot de nationale wateren en bestanden


- De vertegenwoordigers van de visserijsector en andere organisaties wilden het huidige stelsel van beperkingen in de 12-mijlszone handhaven en de preferentiële zone zo mogelijk uitbreiden tot maximaal 50 zeemijl.

- Ook vroegen zij om een adequate regulering van de sportvisserij en de behandeling daarvan als een ondernemingsactiviteit die aan het toerisme is gerelateerd.

135.

Beheer en instandhouding van bestanden


- Het overboord zetten van vis zou moeten worden voorkomen en deze vis zou voor verwerking tot visvoer moeten worden aangevoerd.

- Vertegenwoordigers van de reders vroegen om een verbod op tonijnvangst in de Middellandse Zee tijdens het broedseizoen.

136.

Visserijovereenkomsten


- De organisaties waren van mening dat het beleid inzake visserijovereenkomsten zeer belangrijk is. De meerderheid van de reders waren vóór samenwerkingsverbanden, bij voorkeur met ACS-landen, en beschouwden dergelijke bedrijven als een middel om de sector uit een moeilijke situatie te helpen, doordat visbestanden voor exploitatie beschikbaar komen en de vissers werk wordt verschaft.

137.

Markt voor visserijproducten


- Vertegenwoordigers van de conservenindustrie en van de verwerkende sector in het algemeen, zagen de moeite die het kost om grondstoffen te krijgen als het belangrijkste probleem van de sector. Zij vroegen de Commissie om in het kader van POSEIMA na te denken over de mogelijkheid om bij wijze van uitzondering de invoer van tonijn uit derde landen toe te staan als het product op Madeira en de EU-markt niet beschikbaar is.

138.

Financiële steun - Structuren


- Aangezien de vloot geen industrievloot is, meenden de vertegenwoordigers van de reders dat steun voor de modernisering ervan van essentieel belang is, samen met steun voor het installeren van koel- en diepvriessystemen om vangsten aan boord te kunnen houden.

- Zij meenden dat oude vaartuigen door nieuwe moesten worden vervangen, maar achtten het onaanvaardbaar als dit gepaard zou gaan met een reductie van het brutotonnage, omdat dan het aantal vissers aan boord zou moeten worden verminderd. Op Madeira is de rentabiliteit van vaartuigen voor tonijnvisserij met de hengel, sterk afhankelijk van het aantal vissers, aldus de vertegenwoordigers.

- De organisaties vonden dat ook steun voor beroepsopleiding moest worden verleend, met name voor jonge vissers.

139.

Controle


- De organisaties achtten het van essentieel belang dat de controle van visserijactiviteiten in de EEZ van Madeira adequaat wordt georganiseerd en ontwikkeld. Daarvoor zijn geschikte instrumenten en faciliteiten nodig, voor de aanschaf waarvan financiële steun nodig is.

140.

3.12. FINLAND


Er vond één hoorzitting plaats, op 7 mei 1999 in Helsinki.

Vertegenwoordigers uit verschillende takken van de nationale visserijsector onderstreepten tijdens de hoorzitting met klem het specifieke karakter van de Finse sector, zowel wat geografie (specifieke karakter van de Oostzee) als het algemene operationele patroon betreft.

Vertegenwoordigers van de aquacultuur en grossiers uitten hun teleurstelling over wat zij zien als het in de steek laten van de sector door de bestuurders en besluitvormers die over het GVB gaan. Zij vonden dat de vishandel en aquacultuur in het GVB op dezelfde manier als de visserijactiviteiten dienen te worden behandeld. De Commissie werd dringend gevraagd om ten aanzien van aquacultuur een positievere houding aan te nemen.

De belangrijkste opmerkingen/voorstellen die uit de hoorzitting naar voren zijn gekomen, zijn:

141.

Instandhouding en beheer


- De GVB moet de zalm die in de Finse Golf paait buiten het quotastelsel houden.

- Het Finse quotum voor zalm uit de Oostzee moet worden vergroot.

- MOP's zijn zeer inflexibel en houden geen rekening met de bijzondere situatie in de Finse en Botnische Golf. De MOP's moeten flexibeler worden en de mogelijkheid bieden voor de introductie van nieuwe vaartuigen.

- Het probleem van het overboord zetten van vis moet regionaal worden opgelost.

- Er moet dringend een oplossing worden gevonden voor de schade die vissers en viskwekers van robben en zeevogels ondervinden. Voor dergelijke schade moet een compensatieregeling worden ingevoerd.

142.

Internationale samenwerking


- Er is een sterk verlangen naar een overeenkomst met Rusland, wat de vangstmogelijkheden van Finse vissers zou kunnen vergroten. Van het beleid inzake internationale overeenkomsten moeten alle lidstaten profiteren.

143.

Aquacultuur


- Het dumpen van Noorse zalm en regenboogforel heeft ernstige problemen veroorzaakt. De reacties van de Gemeenschap zijn tot dusver zwak geweest. Deze situatie bedreigt het concurrentievermogen van de Finse aquacultuur.

144.

Markten


- Producentenorganisaties bestaan in Finland bijna niet. De GMO zou ook coöperaties moeten ondersteunen, het type organisatie dat in Finland het meest voorkomt.

145.

Rationalisering en steunmaatregelen


- Het structuurbeleid moet ook in maatregelen voorzien voor het geval zich een financiële crisis voordoet, zoals die welke recentelijk in Rusland uitbrak en die op de Finse sector een bijzonder negatief effect heeft gehad.

- Er is behoefte aan maatregelen voor het aantrekken van jongeren naar de sector.

- Er moet structurele steun worden toegekend voor de aankoop van visserijrechten en vistuig, voor voorlichting en scholing, voor investeringen om in de aquacultuur aan de milieunormen te kunnen voldoen, enz.

146.

Diversen


- Men benadrukt het belang van sportvisserij en de visserij als toeristische activiteit in Finland.

- Er moet vooral onderzoek worden gedaan naar schade door robben.

- Er is behoefte aan uitgebreide campagnes voor de promotie van visconsumptie.

147.

3.13. ZWEDEN


Op 4 mei 1999 werd een hoorzitting in Gothenburg gehouden.

Sommige organisaties waren over het algemeen positief over het raadplegingsproces alsook over het marketingbeleid.

Andere, daarentegen, waren kritisch en sceptisch over de raadpleging en waren voorstander van nationale oplossingen en benaderingswijzen voor de problemen van het GVB.

Vertegenwoordigers van de verwerkende sector gaven uiting aan hun overbekende wens dat de Gemeenschap de toegang tot grondstoffen garandeert.

Met betrekking tot specifieke kwesties werden de volgende opmerkingen gemaakt:

148.

Toegang tot wateren en bestanden / Instandhouding en beheer


- Men sprak zijn steun uit voor handhaving van de huidige regeling voor de 6/12-mijlszone.

- Er was steun voor lokale beheersplannen en de lokale ontwikkeling van visgronden met de participatie van lokale gemeenschappen.

- Men bracht naar voren dat de Commissie zich beter moet informeren over de nationale/regionale bijzonderheden en beheersmodellen.

- Er was steun voor een minder gecentraliseerd en flexibeler GVB waarmee snel op lokale problemen en specifieke situaties kan worden gereageerd.

- Er was steun voor verbeterde technische maatregelen en selectief vistuig.

Internationale samenwerking.

- Er werd uitgebreid uitleg gegeven over de noodzaak om tijdens de onderhandelingen over bilaterale visserijovereenkomsten rekening te houden met de behoeften van de lokale kustvisserij van derde landen.

- Men benadrukte dat het noodzakelijk is de begroting voor de internationale overeenkomsten te verminderen ten gunste van andere communautaire acties in het kader van het GVB.

149.

Markten


- Sommige deelnemers spraken hun steun uit voor het GMO-voorstel, terwijl andere het fel bekritiseerden omdat zij zich ongemakkelijk voelden over de functies die in het Commissievoorstel aan de producentenorganisaties zijn toebedeeld. Zij benadrukten dat in Zweden een totaal verschillende aanpak wordt gehanteerd en dat de Commissie bij haar voorstel slechts de opvattingen van enkele lidstaten in aanmerking heeft genomen.

- Door sommigen werd nadrukkelijk naar voren gebracht dat het gezien de eisen die voortvloeien uit de internationale context (WTO) niet mogelijk is om tegelijk een vrije markt en veiligheid van vissers te garanderen.

- Een vertegenwoordiger van een NGO uitte zijn tevredenheid over de bepalingen betreffende consumentenbescherming die in het Commissievoorstel zijn opgenomen.

150.

Rationalisering en steunmaatregelen


- Er was een dringend verzoek om ook trawlers in de steunregelingen op te nemen, door de lengte van de vaartuigen die in aanmerking komen, van 12 m tot 15 m te verlengen, alsmede vraag om een betere coördinatie van de verschillende structuurprogramma's.

- Tevens onderstreepten de deelnemers het nut van programma's van het type PESCA alsook de moeite die bepaalde afgelegen gebieden in Noord-Zweden hebben om financiële steun te krijgen, omdat de lokale gemeenschappen daar klein zijn en over de regio verspreid liggen.

151.

Diversen


- Er was een oproep om vissers niet langer te belasten met gegevensverzameling en de onderzoekssubsidies niet te beperken.

152.

3.14. VERENIGD KONINKRIJK


In het Verenigd Koninkrijk werden vier hoorzittingen gehouden. Ter herinnering: tijdens de eerste fase van het raadplegingsproces (vragenlijst) was de participatiegraad van Britse organisaties zeer hoog.

Naar aanleiding van haar vragenlijst ontving de Commissie uitvoerige antwoorden van 49 organisaties en verenigingen, die alle takken van de visserijsector bestrijken en alle delen van het Verenigd Koninkrijk.

Deze antwoorden bevatten ook originele en gedetailleerde voorstellen, in het bijzonder voor de instandhouding en het beheer van bestanden. Zo vindt de hele discussie over regionalisering/decentralisering haar oorsprong in voorstellen uit het Verenigd Koninkrijk.

Gezien het gedetailleerde karakter van de antwoorden op de vragenlijst is het normaal dat de discussies tijdens de regionale hoorzittingen in het Verenigd Koninkrijk minder diepgaand waren dan de discussies in lidstaten waar de participatie in de schriftelijke fase van de raadpleging minder was.

Desalniettemin waren de discussies zeer intens en constructief. Tijdens de Britse hoorzittingen werd vooral gediscussieerd over de toegang tot wateren en bestanden, over instandhoudings- en beheersmaatregelen en ook over regionalisering of decentralisering van het GVB.

In het algemeen waren de Britse organisaties tegen uitbreiding van de toegang tot de 6/12-mijlszone / Noordzee / Shetland Box. De grootste nationale federatie van vissersorganisaties ondersteunde echter het opheffen van de Shetland Box.

Ook was er brede steun voor een geregionaliseerd/gedecentraliseerd GVB.

De belangrijkste opmerkingen tijdens de hoorzittingen kunnen als volgt worden samengevat:

153.

I. Aberdeen -7 oktober 1998 (Oost- en Noord-Schotland)



Toegang tot wateren en bestanden

- De deelnemers wezen op problemen die verband houden met de juridische situatie aangaande de toegang tot de 6/12-mijlszone /Noordzee /Shetland Box na 2002: de sector was bezorgd dat de nieuwkomers toegang zullen hebben tot de territoriale wateren en de Noordzee en dat de relatieve stabiliteit veranderd zou kunnen worden.

154.

Instandhouding en beheer


- Er werd uitgebreid gediscussieerd over het overboord zetten van vis en de verdiensten van het Noorse systeem.

- Ook de gevolgen voor de visserij van de explosie van de robbenpopulatie kwam ter sprake.

- Er werd gevraagd om:

- een verhoging van de quota voor Noorse kreeften in het westen van Schotland;

- heroverweging van de huidige MOP-criteria (verzoek om een mechanisme dat bepaalde vlootsegmenten die hun individuele doelstellingen hebben gehaald, zelfs toegang biedt tot middelen uit de Structuurfondsen wanneer de doelstellingen voor het land als geheel niet zijn gehaald).

- Sommige deelnemers spraken zich uit voor een zonaal of regionaal visserijbeheer.

155.

Diversen


- Wat aquacultuur betreft, verwezen de deelnemers naar hun schriftelijke antwoorden.

- Er was een dringend verzoek om vereenvoudiging van de structuurprogramma's.

- Ook de praktische uitvoering van de overeenkomst met Noorwegen was onderwerp van discussie.

- De uitleg van de Commissie over de juridische situatie aangaande de toegang tot de nationale wateren en bestanden na 2002, stelde de aanwezigen gerust.

156.

II. Glasgow - 9 oktober 1998 (West-Schotland)


Van de kwesties die in Glasgow aan de orde kwamen, waren de belangrijkste:

Toegang tot wateren en bestanden:

- Toegang tot de 6/12-mijlszone: er werd gevraagd om een uitbreiding van de zone. Bovendien vroegen de deelnemers om het instellen van een permanente regeling en de herziening van de historische rechten in de 6/12-mijlszone.

- Ook de toekomst van de relatieve stabiliteit na 2002 was onderwerp van discussie.


157.

Instandhouding en beheer


- Door verschillende deelnemers werd gevraagd om een flexibeler beheer (waardoor visgebieden op korte termijn of zelfs onmiddellijk kunnen worden gesloten) en meer steun voor de regionalisering van het GVB.

- Verschillende deelnemers vroegen om toegang tot de Structuurfondsen wanneer de MOP-doelstellingen niet worden gehaald (voorstel voor een opsplitsing van MOP's in regionale eenheden, zodat segmenten van de nationale vloot die hun doelstellingen hebben gehaald, niet hoeven te boeten voor segmenten die daar niet in zijn geslaagd).

- De vertegenwoordigers van enkele milieugroepen vroegen om het opnemen van de OSPAR-overeenkomst en de habitatrichtlijn in het GVB en voor het doen van onderzoek naar de wijze waarop het Commissieprogramma voor het beheer van kustzones van nut kan zijn voor het GVB.

158.

Diversen


- De deelnemers uitten kritiek op de inconsistente wijze waarop in de EG boetes worden opgelegd.

- Er werd door verschillende deelnemers gevraagd om het beschikbaar stellen van middelen uit de Structuurfondsen voor het installeren van een systeem voor de permanente controle van de activiteiten van vissersvaartuigen en voor de modernisering van de kustvloot.

- Tot slot werd nadrukkelijk gewezen op de mogelijke bijdrage van de vissers aan onderzoek.

159.

III. Londen -13 oktober 1998 (Engeland en Wales)


Tal van deelnemers uitten kritiek op het GVB en de Commissie voor een gebrek aan doorzichtigheid. Sommigen stelden ook dat, in tegenstelling tot wat de Commissie beweert, het GVB in 2002 in zijn geheel 'ten onder zal gaan', met inbegrip van de relatieve stabiliteit.

Voorts waren er vragen over het gewicht dat de Commissie hecht aan de verschillende ideeën die door de sector naar voren zijn gebracht.

Tot de kwesties die in Londen naar voren werden gebracht, behoren onder meer:

160.

Toegang tot wateren en bestanden


- De toegang tot de 6/12-mijlszone: verzoek om reeds nu, en niet pas in 2002, de ongerustheid van de vissers weg te nemen, hetzij door de 12-mijlszone uit te breiden of door van de huidige derogatie een permanente regeling te maken.

- De toekomst van de Shetland Box: deze heeft geen biologische rechtvaardiging en dient derhalve te worden afgeschaft.

- De toegang tot de Noordzee en het probleem van het overboord zetten van vis dat als gevolg van vrije toegang tot de zone zou ontstaan: de deelnemers waren tegen het openstellen van de Noordzee voor nieuwkomers.


161.

Instandhouding en beheer


- De deelnemers uitten kritiek op het stelsel van TAC's en quota (zo werden de minimummaten te klein geacht).

- De huidige beperkingen op de toegang tot de wateren en de regionalisering/decentralisering van het GVB werden krachtig ondersteund.

- Er werd gevraagd om veranderingen in de huidige filosofie/methodologie van MOP's (verzoek om herziening van de termen, grondslag en cijfers van de huidige MOP's) en er was een voorstel voor aanmoedigingspremies voor vissers die vistuig gebruiken dat selectiever is dan wat wettelijk is vereist.

162.

Diversen


- Er werd met nadruk gewezen op de ongelijke situatie met betrekking tot de handhaving van de regels in de EG en de noodzaak van het bevorderen van verdere harmonisatie door de Commissie.

- De negatieve gevolgen van de communautaire overeenkomsten voor de lokale bevolking werden benadrukt. Sommige deelnemers waren daarnaast ongerust dat, alsde visserijovereenkomst tuusen de EU en Marokko niet wordt verlengd dat tot een toename van het aantal Spaanse vaartuigen in de communautaire wateren zou kunnen leiden.

- Andere punten van kritiek op het GVB waren de overregulering van de markt en de discrepanties in de toepassing en handhaving van sanitaire normen in de Gemeenschap.

163.

IV. Belfast-16 oktober 1998 (Noord-Ierland)


Tijdens de hoorzitting in Belfast lag het zwaartepunt op specifieke lokale/regionale problemen van de Noord-Ierse visserijsector en op het vraagstuk van de decentralisatie van beheersbevoegdheden naar het regionaal/lokaal niveau.

Er werden twijfels geuit over het gewicht dat de Commissie aan de hoorzittingen en de meningen van de vissers geeft.

De belangrijkste standpunten die naar voren werden gebracht, waren:

Toegang tot wateren en bestanden:

- De Haagse Preferenties hebben voor de lokale visserij rampzalige gevolgen gehad en moeten worden geschrapt. De deelnemers uitten scherpe kritiek op het gebrek aan doorzichtigheid met betrekking tot de vaststelling en interpretatie van de Haagse Preferenties.

- Men eiste onder meer handhaving van de beperkingen op de toegang tot de wateren, beëindiging van de 'tijdelijke maatregelen' in de Douglas Box, toestemming voor het vangen van schelvis in de Ierse Zee, omdat het schelvisbestand zich in een goede staat bevindt, en afschaffing van de Shetland Box.


164.

Instandhouding en beheer


- Men heeft het gevoel dat het besluitvormingsproces van de Gemeenschap te ver van de vissers af staat en sprak derhalve zijn steun uit voor regionalisering van het beheer.

- Vanwege de centralisering van het beheersproces is het GVB niet flexibel genoeg om snel te reageren op specifieke situaties op lokaal/regionaal niveau. Wanneer een visgrond in goede staat is, moet het vissers worden toegestaan om te gaan vissen (bijv. haring en schelvis in de Douglas Box en de Ierse Zee ).

- De wetenschappelijke adviezen aan de Commissie zijn vaak gebrekkig, omdat de meningen van de vissers niet in aanmerking worden genomen.

- Op het vlak van de handhaving van regels zijn er verschillen tussen de lidstaten, waardoor een ongelijke situatie wordt gecreëerd.

- Er zijn tal van problemen met de MOP's (onrealistische doelstellingen, er wordt geen rekening gehouden met technologische vooruitgang, het leeftijdselement wordt niet meegenomen in de vergelijking, bureaucratische aanpak).

- Beperkingen met betrekking tot het aantal zeedagen zijn niet praktisch en zouden moeten worden geschrapt.


165.

BIJLAGE I


LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN


GVB: Gemeenschappelijk visserijbeleid

ITQ's: Overdraagbare individuele vangstquota

MOP's: Meerjarige oriëntatieprogramma's

FIOV: Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij

NGO's: Niet-gouvernementele organisaties

GFCM: Visserijcommissie voor de Middellandse Zee

VMS: Systeem voor de permanente controle van de activiteiten van vissersvaartuigen

WTO: Wereldhandelsorganisatie

EEZ: Exclusieve Economische Zone

ICCAT: Internationaal Verdrag voor de instandhouding van Atlantische tonijnen

POSEIMA: Programma voor speciaal op het afgelegen en insulaire karakter van Madeira en de Azoren afgestemde maatregelen


BIJLAGE II

VRAGENLIJST


Inleiding



In artikel 14, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3760/92 van 20 december 1992 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur is bepaald dat de Commissie uiterlijk op 31 december 2001 aan het Europees Parlement en de Raad verslag moet uitbrengen over de situatie van de visserij in de Europese Unie en over de toepassing van die verordening. Op basis van dat verslag zal de Raad dan vóór 31 december 2002 beslissen of er aanpassingen, vooral van artikel 7 (Shetland box), nodig zijn en welke bepalingen eventueel moeten gaan gelden na afloop van de in artikel 6 bedoelde regelingen (toegang tot de 6/12-mijlszone).

De Commissie vindt dat nu reeds moet worden begonnen met na te denken over die voor 2002 geplande aanpassing van het gemeenschappelijk visserijbeleid (hierna GVB genoemd). Zij zal zich echter niet beperken tot de aspecten die in Verordening nr. 3760/92 uitdrukkelijk worden genoemd, maar wil van de gelegenheid gebruik maken om een brede discussie op gang te brengen over de verbeteringen die, als antwoord op de uitdagingen, in het GVB dienen te worden aangebracht.

Er zijn reeds hervormingen aan de gang. Sommige daarvan betreffen uitsluitend de visserij, en meer in het bijzonder de markt (mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de toekomst van de markt voor visserijproducten in de Europese Unie) en de controle (mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de ontwikkeling van de controle op het gemeenschappelijk visserijbeleid). Andere betreffen het communautaire beleid in zijn geheel (hervorming van de Structuurfondsen - Agenda 2000). Deze hervormingen gaan gewoon door en het plan om te gaan nadenken over het na 2002 te voeren GVB staat er los van.

Wat de Commissie voor ogen staat, is in alle fasen van dat denkproces met alle geledingen van de visserijsector in de Europese Unie, dus met alle betrokkenen op alle niveaus, een open en constructieve gedachtenwisseling te houden. De hele bedrijfskolom erbij te betrekken is de hoeksteen van de door de Commissie beoogde aanpak.

De eerste fase van het denkproces over het na 2002 te voeren GVB bestaat in een onderzoek aan de hand van de bijgaande vragenlijst. Het gaat niet om een referendum, maar het is gewoon de bedoeling U in de gelegenheid te stellen Uw zienswijze over de verschillende onderdelen van het GVB kenbaar te maken. De antwoorden op de vragenlijst zullen de Commissie in staat stellen te inventariseren welke verlangens en prioriteiten van de visserijsector en de andere geraadpleegde partijen aan de orde zullen moeten komen tijdens het denkproces over wat er na 2002 moet gebeuren.

Na deze eerste analyse zullen de geraadpleegde partijen nog nader op het na 2002 te voeren GVB kunnen ingaan tijdens vergaderingen die de Commissie vanaf september 1998 in alle lidstaten zal beleggen alvorens haar voorstellen bij de Raad en het Europees Parlement in te dienen.

Niet alle vragen hoeven beantwoord te worden. Gelieve de naam en het land van oorsprong van Uw organisatie in Uw antwoord te vermelden.


De antwoorden moeten vóór 15 april 1998 worden gezonden aan het volgende adres :

Europese Commissie
Directoraat-generaal Visserij (DG XIV-1) Wetstraat 200 B-1049 Brussel
VRAGENLIJST
1. Algemene beoordeling van het gemeenschappelijk visserijbeleid
1.1. Vindt U dat in het algemeen gesproken de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid zijn bereikt -

166.

1.2. Wat moeten volgens U na 2002 de prioritaire doelstellingen van het GVB zijn -


167.

2. Toegang tot de interne wateren en bestanden


2.1. Momenteel is de 6/12-mijlszone van de lidstaten (territoriale wateren) in beginsel alleen voor de vissers van de betrokken kuststaat toegankelijk. Dit onderdeel van het GVB zal verdwijnen als de Raad niet vóór 31 december 2002 besluit het te handhaven.

Moet volgens U dit onderdeel van het GVB blijven of verdwijnen - Motiveer Uw antwoord.

2.2. De toetredingsakten van 1985 en 1994 bevatten een overgangsregeling voor de toegang van de nieuwe lidstaten tot sommige communautaire wateren (Noordzee). Deze overgangsregeling verstrijkt op 31 december 2002.

168.

Welke regeling moet volgens U daarna gelden voor de toegang tot die wateren -


2.3. In het gebied dat 'Shetland box' wordt genoemd, beperkt een vergunningenstelsel de toegang. Het gaat daarbij om de bescherming van soorten die in dat gebied van speciaal belang zijn, maar door de wijze van exploitatie biologisch kwetsbaar zijn.

169.

Heeft dit stelsel volgens U zijn doel bereikt - Vindt U dat het na 31 december 2002 moet worden gehandhaafd -


2.4. Het stelsel van TAC's (totaal toegestane vangsten) is ontworpen als een middel om het exploitatieniveau van de visbestanden te beperken.

170.

Vindt U dat dit doel is bereikt - Welke andere instrumenten zouden kunnen worden toegepast -


2.5. Momenteel kent de Raad quota toe aan de lidstaten, die deze dan over de vissers of verenigingen van vissers verdelen. Er is wel eens voorgesteld de quota rechtstreeks toe te kennen aan de vissersorganisaties of de vissers zelf, die deze vangstmogelijkheden dan onderling zouden kunnen ruilen (ITQ-stelsel, gebaseerd op overdraagbare individuele vangstquota).

Denkt U dat het ITQ-stelsel meer voordelen zou bieden dan het huidige quotastelsel - Wat zouden de grootste problemen zijn die bij de invoering ervan zouden worden ondervonden - Mocht dit ITQ-stelsel worden ingevoerd, wie zou dan volgens U de overdracht en het gebruik van de quota moeten controleren -

2.6. Bij de verdeling van de vangstmogelijkheden over de lidstaten moet worden te werk gegaan volgens het beginsel van de relatieve stabiliteit, wat betekent dat bij deze verdeling elke lidstaat een vast percentage krijgt. De lidstaten kunnen onder hun eigen verantwoordelijkheid hun quota ruilen.

Vindt U dat dit beginsel voor een eerlijke verdeling van de visbestanden zorgt en waarborgt dat de behoeften van de visserijsector in acht worden genomen - Wat zijn Uw argumenten voor of tegen dit beginsel -

171.

2.7. Moeten de formules voor de toewijzing van de quota worden herzien - Hoe -


172.

3. Beheer en instandhouding van de visbestanden


3.1. Om fraude te voorkomen geldt op grond van de huidige technische maatregelen voor de vissers de verplichting om vis die niet gevangen en niet aan boord van het vissersvaartuig gehouden mag worden, weer over boord te zetten.

Vindt U dat de communautaire voorschriften betreffende het over boord zetten van vis moeten blijven bestaan - Welke verbeteringen of andere oplossingen stelt U voor om de hoeveelheden teruggegooide vis te beperken -

3.2. Een op het voorzorgsbeginsel gebaseerde aanpak houdt in dat geen visserijactiviteit mag worden ontplooid tenzij is bewezen dat deze activiteit het milieu niet zal schaden.

173.

Vindt U dat bij het beheer van de visbestanden een op het voorzorgsbeginsel gebaseerde aanpak moet worden gehanteerd - Welke argumenten voor of tegen hebt U -


3.3. Een van de middelen om het exploitatieniveau te beperken bestaat erin de visserij-inspanning te beheren. Onder visserij-inspanning wordt verstaan de aan de hand van tonnenmaat en vermogen in kW bepaalde capaciteit van de vissersvloot, vermenigvuldigd met de activiteit van die vloot, uitgedrukt in dagen in het gebied. Een hierop gebaseerde regeling geldt in de westelijke wateren (ten westen van 4° westerlengte) en in de Oostzee. Ook de meerjarige oriëntatieprogramma's (MOP's) zijn een middel om de visserij-inspanning aan de bestaande visbestanden aan te passen.

174.

Vindt U dat de bestaande instrumenten een doeltreffende bijdrage leveren aan het beperken van de exploitatieniveaus - Welke verbeteringen of andere oplossingen stelt U voor -


3.4. In de meerjarige oriëntatieprogramma's (MOP's) is aangegeven tot welke waarden de vlootcapaciteit en de visserij-inspanning dienen te worden verlaagd om het probleem van de overcapaciteit aan te pakken.

175.

Vindt U dat deze opzet aan de beoogde doelstellingen is aangepast - Welke verbeteringen wenst U eventueel voor te stellen -


3.5. Menselijke activiteiten zoals de landbouw, de aardolie-industrie, de mijnbouw en het zeevervoer gaan vaak gepaard met milieueffecten die schadelijk zijn voor de visbestanden. Ook sommige activiteiten in het kader van de visserij kunnen schade toebrengen aan de mariene ecosystemen (het weer over boord zetten van vis, het kwijtraken of achterlaten van vistuig, waarin vis verstrikt kan raken, het vangen van andere soorten dan die waarop eigenlijk wordt gevist, de toepassing van destructieve vangstmethoden).

176.

Vindt U dat bij het huidige gemeenschappelijk visserijbeleid in voldoende mate rekening wordt gehouden met de milieuaspecten - Indien niet, welke verbeteringen stelt U dan voor -


177.

4. Internationale samenwerking en visserijovereenkomsten


4.1. Dankzij de visserijovereenkomsten kan de communautaire vissersvloot zijn traditionele visserijactiviteiten voortzetten. Momenteel heeft de Europese Unie visserijovereenkomsten lopen met landen in Afrika, landen die aan de Indische Oceaan, het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan of de Oostzee liggen, en Argentinië.

178.

Lijkt de huidige opzet van de visserijovereenkomsten U bevredigend - Welke wijzigingen zou U erin willen aanbrengen -


4.2. Sommige visserijovereenkomsten (bijvoorbeeld die met Argentinië en Groenland) voorzien in de oprichting van gemengde vennootschappen en tijdelijke samenwerkingsverbanden door reders uit de Gemeenschap en partners in het derde land.

179.

Vindt U dat dit doeltreffende instrumenten zijn die bijgevolg verder zouden moeten worden ontwikkeld - Welke verbeteringen zou U er eventueel in willen aanbrengen -


4.3. Bent U voorstander van een uitbreiding van de samenwerking in het kader van de overeenkomsten tot de gehele bedrijfskolom voor visserijproducten (ontwikkeling van partnerschapsbetrekkingen tussen ondernemingen in de Gemeenschap en in derde landen) -

4.4. De regionale visserijorganisaties spelen een steeds belangrijkere rol in de internationale visserijbetrekkingen. Zij zijn bijvoorbeeld verantwoordelijk voor de instandhouding en het beheer van grensoverschrijdende visbestanden en over grote afstanden trekkende soorten zoals tonijn en zwaardvis. In dit verband kunnen onder meer de NAFO en de ICCAT worden genoemd. De Europese Unie neemt aan de werkzaamheden van het merendeel van de betrokken organisaties deel als lid, waarbij zij de belangen van alle lidstaten behartigt.

Wat is Uw oordeel over de aanwezigheid van de Unie in die organisaties - Welke wijzigingen zou U willen voorstellen met betrekking tot de rol die de Europese Unie in de toekomst in de regionale visserijorganisaties zal moeten spelen -

4.5. Lijkt het visserijbeleid dat de Europese Unie op internationaal niveau voert, U over het geheel genomen bevredigend - Als U ontkennend antwoordt, kunt U dan de redenen van Uw ontevredenheid nader omschrijven en verbeteringsvoorstellen formuleren -

4.6. Op communautair niveau zijn specifieke maatregelen voor het beheer van de visbestanden in de Middellandse Zee vastgesteld. De Europese Unie heeft zich de afgelopen jaren ook ingespannen om internationale samenwerking voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden in deze regio te bevorderen.

180.

Wat is Uw oordeel over de toepassing van het gemeenschappelijk visserijbeleid in de Middellandse Zee tot nog toe - Welke verbeteringen dienen daar volgens U in te worden aangebracht -


181.

5. De markt voor visserijproducten


5.1. De gemeenschappelijke marktordening (GMO) voor visserijproducten steunt momenteel op vier pijlers : handelsnormen, producentenorganisaties, een prijsregeling en interventiemaatregelen. Onlangs heeft de Commissie trouwens een mededeling over de toekomst van de markt voor visserijproducten in de Europese Unie gepresenteerd.

182.

Wat is Uw antwoord op de vraag of de GMO goed functioneert en doeltreffend is -


183.

5.2. Wat dienen naar Uw oordeel in de toekomst de doelstellingen en middelen in het kader van een GMO voor visserijproducten te zijn -


5.3. Enerzijds is de markt voor visserijproducten in de Europese Unie voor haar voorziening sterk van invoer afhankelijk, en anderzijds is tegenwoordig sprake van een gemondialiseerde markt voor visserijproducten.

Bewerkstelligt het handelsbeleid ten aanzien van derde landen naar Uw oordeel een bevredigend evenwicht tussen de voorzieningsbehoeften van de markt en de vereiste eerlijke concurrentie tussen de marktpartijen in de Gemeenschap en die daarbuiten -

Vindt U van niet, op welke punten dient het handelsbeleid voor visserijproducten volgens U dan te worden aangepast, de op internationaal niveau opgelegde beperkingen in aanmerking genomen -

184.

5.4. Welke andere opmerkingen van algemene aard wenst U over de markt voor visserijproducten in de Europese Unie te maken -


5.5. De consumenten hebben recht op visserijproducten die aan bepaalde minimumnormen op het gebied van gezondheid en kwaliteit voldoen. Zij hebben ook recht op toereikende informatie over de kwaliteit en oorsprong van de visserijproducten.

Vindt U de voorlichting van de consument over visserijproducten toereikend - Zo niet, welke gegevens moeten dan volgens U over deze producten worden verstrekt (maak in voorkomend geval onderscheid tussen verse en verwerkte producten) -

185.

6. Maatregelen om de visserij te rationaliseren en te ondersteunen


6.1. Momenteel verleent het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV) hoofdzakelijk steun voor investeringen in ondernemingen van de visserijsector, waarbij de begunstigde deelsectoren uiteenlopen van vissersvloot en afzetkanalen tot aquacultuur en verwerking.

186.

Is de aan de vissersvloot verleende steun een doeltreffend instrument om de visserij-inspanning te verminderen -


Wat zijn naar Uw oordeel de terreinen waarop bij voorrang steun dient te worden verleend -

6.2. De FIOV-verordening bevat ook enkele begeleidende maatregelen (steun voor vervroegde uittreding en toekenning van een vertrekpremie).

187.

Vindt U dat dit type maatregelen aan de behoeften van de sector beantwoordt -


Bent U van mening dat deze maatregelen verder moeten worden ontwikkeld -


6.3. Vaak wordt opgemerkt dat ervoor moet worden gezorgd dat bij de vele vormen van gebruik van de kustgebieden rekening wordt gehouden met de belangen van de visserij.

188.

Hoe kan de kustvisserij worden geïntegreerd in de initiatieven om de kustgebieden in te richten, planmatig aan te pakken en waardevoller te maken -


Moet de Europese Unie hierin een rol spelen en met welke middelen -

6.4. In brede kring wordt erkend hoe belangrijk de bijdrage is die de ambachtelijke visserij levert aan de werkgelegenheid, de inkomensvorming en de voedselzekerheid.

189.

Hoe en met welke middelen zou naar Uw oordeel deze visserijtak op communautair niveau kunnen worden geholpen -


190.

7. Horizontale aangelegenheden


7.1. In de huidige opzet is de controle op de visserijactiviteiten in hoofdzaak een taak van de lidstaten. Vaak wordt beweerd dat de aanpak van de controle in de verschillende lidstaten ongelijk is.

191.

Hoe zouden naar Uw mening de controlemaatregelen doeltreffender kunnen worden gemaakt -


7.2. In het kader van het beheer van de visbestanden moeten besluiten worden genomen op basis van een wetenschappelijke analyse. Het visserijonderzoek speelt dus een zeer belangrijke rol die voortdurend aan verandering onderhevig is doordat de behoeften met het oog op het gemeenschappelijk visserijbeleid dat ook zijn.

Hoe kunnen de onderzoekactiviteiten op nationaal en communautair niveau zo doeltreffend mogelijk worden gemaakt - Wat dienen volgens U de prioriteiten van de Europese Unie op het gebied van het visserijonderzoek te zijn -

7.3. Hoe kan de samenwerking tussen de wetenschappers en de vakmensen van de visserijsector worden versterkt - Welke verbeteringen dienen naar Uw oordeel in de voorlichting en de verspreiding van de onderzoekresultaten te worden aangebracht -

7.4. Er zijn leemten geconstateerd met betrekking tot het verzamelen van de basisgegevens die nodig zijn voor de uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

192.

Welke maatregelen stelt U voor om de wijze waarop de gegevens worden verzameld en aan de bevoegde instanties worden doorgegeven, te verbeteren -


7.5. De aquacultuur wordt beschouwd als een middel om diversificatie van de inkomsten en van de voeding te bevorderen. Er moet op worden toegezien dat verantwoordelijk met de betrokken hulpbronnen wordt omgesprongen en dat de nadelige gevolgen voor milieu en plaatselijke bevolking tot een minimum beperkt blijven.

193.

Met welke middelen kan de Europese Unie volgens U op communautair niveau tot een verantwoorde ontwikkeling van de aquacultuur bijdragen -


7.6. Het is voor de visserijsector zeer belangrijk dat de communautaire besluitvorming doorzichtig is en dat de sector er actief aan deelneemt.

194.

Welke maatregelen stelt U voor om de besluitvorming doorzichtiger te maken - Hoe kan de sector nauwer bij de besluitvorming worden betrokken -


195.

7.7. Is er een ander aspect van het GVB dat niet in de vragenlijst is vermeld en het naar uw oordeel verdient om in de discussie over het na 2002 te voeren GVB aan de orde te worden gesteld -



BIJLAGE III


ANALYSE VAN DE ANTWOORDEN OP DE VRAGENLIJST

OVER HET GEMEENSCHAPPELIJK VISSERIJBELEID NA 2002


OP EUROPEES NIVEAU GERAADPLEEGDE ORGANISATIES


196.

1. IUCN: Internationale Unie tot behoud van de natuur en de natuurlijke rijkdommen


ESUSG: Europese deskundigengroep voor duurzaam gebruik

Werkgroep Visserij

197.

2. EBCD: Europees bureau voor instandhouding en ontwikkeling: dezelfde antwoorden als die welke door de Werkgroep Visserij van de IUCN/ESUSG zijn gegeven


198.

3. AIPCEE: Europese vereniging van visverwerkers


199.

4. EUROCOOP: Europese Gemeenschap van verbruikscoöperaties


200.

5. CRPM: Conferentie van Maritieme Perifere Regio's van de Gemeenschap


201.

6. GREENPEACE International


202.

7. WNF Bureau voor Europees beleid


203.

8. ICSF: Internationaal collectief ter ondersteuning van werknemers in de visserijsector


9. HIS: Humane Society International - Europees bureau: de bijdrage van deze organisatie was beperkt tot de kwestie van de drijfnetten.

204.

10. The Whale and Dolphin Conservation Society



205.

1. Algemene evaluatie van het gemeenschappelijk visserijbeleid


206.

1.1 Zijn de doelstellingen van het GVB bereikt-


De meeste organisaties die de vragenlijst hebben beantwoord vinden dat de doelstellingen van het GVB niet zijn bereikt. De moeilijkheden bij de toepassing van de voorschriften en het gebrek aan controle zijn twee klachten waarvan in de meeste antwoorden melding wordt gemaakt.

De verwerkers hekelen de kwantitatieve beperkingen op de invoer van grondstoffen en de douanerechten die op deze invoer worden geheven als zijnde economische belemmeringen voor de handel.

Greenpeace veroordeelt de inconsistentie van het GVB, in het bijzonder het ontbreken van de politieke wil om het voorzorgsbeginsel toe te passen. Het ICSF betreurt dat de doelstellingen van het GVB geen hiërarchische structuur hebben.

Alleen de CRPM is gevarieerder in haar oordeel en stelt vast dat de doelstellingen van het GVB volgens de meeste regio's zijn behaald. Sommige regio's die aan de Atlantische Oceaan grenzen, geloven dat het GVB twee zwakke punten heeft, namelijk onvoldoende controle en de ineffectiviteit van de sociaal-economische maatregelen die worden uitgevoerd ten behoeve van gemeenschappen die van de visserij afhankelijk zijn.

1.2 De prioritaire doelstellingen van het GVB na 2002:

- zorgen voor duurzame en gevarieerde visbestanden en mariene ecosystemen in de communautaire wateren (WWF, AIP, de Whale and Dolphin Conservation Society);

- ervoor zorgen dat de markt en de visserijindustrie tegen een redelijke prijs over voldoende grondstoffen kunnen beschikken (AIP);

- het bevorderen van de tendens naar regionalisering van het GVB (CRPM);

- het invoeren van een duurzame visserijactiviteit gebaseerd op het voorzorgsbeginsel (Greenpeace, de Whale and Dolphin Conservation Society);

- het vergroten van de samenhang tussen de verschillende communautaire beleidsplannen die waarschijnlijk gevolgen voor de visserij zullen hebben, in het bijzonder die welke op de Structuurfondsen en onderzoek betrekking hebben (CRPM);

- het beklemtonen van de sociale aspecten van het GVB (ICSF).

207.

2. Toegang tot wateren en interne bestanden


208.

2.1 Toegang tot de 6/12-mijlszone


Alle organisaties zijn voorstander van de status quo.

Volgens de CRPM is het zelfs zo dat alle regio's vinden dat de maatregel zo mogelijk moet worden uitgebreid en een permanent karakter moet krijgen. Bovendien zouden beschermde visgronden moeten worden aangewezen, met regels voor het gemeenschappelijk beheer door kustlanden/-regio's.

Het ISCF is voorstander van uitbreiding van de maatregel om lokale economieën te beschermen, en vraagt om de lokale commissies meer bevoegdheden te geven bij het beheer van de 6/12-mijlszone.

Milieu-NGO's onderstreepten de voordelen die het stelsel heeft voor de visbestanden die in kustgebieden paaien en voor de lokale gemeenschappen.

209.

2.2 Toegang tot de Noordzee


De volgende opmerkingen werden gemaakt:

- Handhaving van de overgangsregelingen voor de toegang tot de interne wateren en bestanden van de landen die na 2002 toetreden, valt uitsluitend te rechtvaardigen om redenen van bestandsbeheer of ernstige sociaal-economische imperatieven (IUCN/ESUSG).

- Het non-discriminatiebeginsel moet worden toegepast. Voor nieuwe lidstaten die in het verleden in bepaalde zones niet hebben gevist, moet dit beginsel echter worden aangepast (CRPM).

- De beslissing of nieuwe lidstaten al dan niet tot bepaalde communautaire wateren worden toegelaten, moet worden genomen door de betreffende lokale en regionale visserijcommissies (ICSF).

210.

2.3 De Shetland box


De overgrote meerderheid van de organisaties is van mening dat de Shetland Box moet worden gehandhaafd en dat het concept box zelfs tot andere regio's zou kunnen worden uitgebreid (WWF, CRPM, ICSF).

De CRPM vindt desalniettemin dat de visserijdruk te groot is en verminderd zou moeten worden, door minder vergunningen te verlenen of het aantal toegestane visdagen te reduceren. Eén regio verzet zich echter tegen de Box.

De IUCN/ESUSG vraagt om een wetenschappelijke evaluatie teneinde vast te stellen of de maatregel moet worden gehandhaafd, uitgebreid of beëindigd.

211.

2.4 Het TAC-stelsel


De meeste organisaties betwijfelen of de TAC's een effectief middel zijn voor het beperken van de exploitatieniveaus. Zij hebben de volgende bedenkingen:

- de verdeling in nationale quota (CRPM);

- de excessief grote kloof tussen de wetenschappelijke aanbevelingen en de toegewezen quota (CRPM);

- de benadering per vissoort (CRPM);

- het gebrek aan en de moeilijkheid van monitoring (IUCN/ESUSG, WWF);

- het feit dat de vissersvloot niet echt is aangepast aan de beschikbare voorraden (IUCN/ESUSG, WWF);

- het stelsel bevordert afval en het overboord zetten van vis (Greenpeace, ICSF);

- de onzekerheid omtrent de wetenschappelijke basis en de politieke compromissen die aan het stelsel ten grondslag liggen (AIP).

Het WWF beveelt ten zeerste aan om naast de bestaande technische maatregelen en de inkrimping van de vloten ook zones met een vangstverbod aan te wijzen.

Volgens Greenpeace moet het stelsel worden aangevuld met effectieve instandhoudings- en controlemaatregelen.

212.

2.5 Het stelsel van overdraagbare individuele vangstquota (ITQ)


De meningen zijn verdeeld, maar de meerderheid is tegen de invoering van het ITQ-stelsel, omdat daarmee de visserijrechten bij een handvol grote ondernemingen worden geconcentreerd (Greenpeace, ICSF).

Volgens het AIP zou de invoering van ITQ's tot een professionelere houding bij de vissers leiden. De IUCN/ESUSG meent dat ITQ's wenselijk zijn voor visgronden die meerdere soorten bevatten. Volgens de CRPM is het enige 'voordeel' van de ITQ's dat niet langer de autoriteiten verantwoordelijk zijn maar de producentenorganisaties.

Volgens het WWF zouden de voordelen zuiver theoretisch zijn, omdat een ITQ-stelsel moeilijk valt te controleren.

213.

2.6 Het beginsel van relatieve stabiliteit


De meeste organisaties ondersteunen het beginsel van relatieve stabiliteit. De CRPM is van mening dat het beginsel van gelijke toegang het onmogelijk maakt om de belangen van lokale vissersgemeenschappen te verdedigen en dat het geen rekening houdt met 'historische rechten'. Veranderingen in de verdeelsleutels moeten een afspiegeling vormen van de huidige stand van zaken met betrekking tot voorraden en visserijactiviteiten.

Greenpeace betreurt dat tijdens de politieke onderhandelingen de belangen van de grote visserijondernemingen werden behartigd en onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van de vissersgemeenschappen. Het ICSF vraagt om de lokale commissies bij het beheer van de quota te betrekken.

214.

2.7 De formules voor de toewijzing van de quota


De CRPM stelt vast dat de grote meerderheid van de regio's van mening is dat de formules voor de toewijzing van quota moeten worden herzien, enerzijds door ze op 'historische rechten' te baseren en anderzijds door ze aan de verschillen aan te passen die de voorraden in ruimte en tijd ondergaan. De CRPM doet de aanbeveling de quota periodiek te herzien en de biologische randvoorwaarden bij de toewijzing van quota zwaarder te laten wegen.

Greenpeace benadrukt dat de toewijzing van quota behalve op economische ook op ecologische en sociale criteria moet zijn gebaseerd.

215.

3. Beheer en management van bestanden


216.

3.1 Overboord zetten van vis


Voor bepaalde organisaties is het totale verbod op het overboord zetten van vis/bijvangsten niet altijd de juiste oplossing, zeker niet bij visgronden die meerdere soorten bevatten. Desalniettemin bevorderen sommige organisaties het gebruik van betere technische maatregelen en het aanwijzen van zones waar het bevissen van bepaalde soorten tijdelijk en/of permanent is verboden teneinde het overboord zetten van vis te beperken.

Greenpeace benadrukt dat het doel moet zijn bijvangsten te verminderen om op die manier het overboord zetten van vis te voorkomen. Het WWF betreurt dat de lidstaten geen gegevens verschaffen over de hoeveelheid vis die overboord wordt gezet en wijst op de waarden van het Noorse systeem.

Volgens het ICSF moet alle gevangen vis worden aangeland, zoals in Noorwegen gebeurt. De Whale and Dolphin Conservation Society gelooft echter dat het Noorse systeem overbevissing bevordert voor het verwerven van visvoer. Ook het probleem van de bijvangst van walvisachtigen moet dringend worden opgelost.

217.

3.2 Op het voorzorgsbeginsel gebaseerde aanpak


De waarde van het voorzorgsbeginsel wordt door de CRPM niet aangevochten. De CRPM beveelt de toepassing aan van een objectieve aanpak gebaseerd op de verbetering van het onderzoek naar de onderlinge relaties tussen de bestanden en het milieu alsmede tussen de vismethoden en het milieu in de verschillende zones.

Voor sommige organisaties (AIP, ICSF) dient bij wetenschappelijke onzekerheid de aanpak gebaseerd op het voorzorgsbeginsel te worden gehanteerd.

Tot slot wordt door Greenpeace, het WWF en de Whale and Dolphin Conservation Society de volledige en urgente toepassing van het voorzorgsbeginsel geëist.

218.

3.3 Beheer van de visserijinspanning


Voor de meeste organisaties leveren de bestaande instrumenten niet echt een effectieve bijdrage aan het beperken van de exploitatieniveaus. Zij hebben de volgende kritiek:

- De keuze van uniforme criteria maakt een flexibel en voldoende receptief beheer van de exploitatieniveaus onmogelijk. Er zouden regionale MOP's moeten worden gebruikt, in het bijzonder voor de perifere regio's (CRPM).

- De restricties hebben door de ontwikkeling van nieuwe, verbeterde vaartuigen hun effectiviteit verloren (Greenpeace, ICSF).

219.

3.4 De meerjarige oriëntatieprogramma's (MOP's)


Alle organisaties zijn van oordeel dat het stelsel van MOP's niet erg effectief is geweest, vooral vanwege de gebrekkige controles, inconsistenties tussen instandhoudings- en structuurbeleid, en de gewoonte om viscapaciteiten tussen lidstaten 'om te leiden' (CRPM, IUCN/ESUSG, ICSF, WWF).

Volgens Greenpeace wordt bij het opstellen van de MOP's geen rekening gehouden met technologische vooruitgang en stimuleren zij de export van overcapaciteit naar derde landen. De subsidies moeten worden verminderd.

De IUCN/ESUSG beveelt aan om de basis van de berekening van de vlootcapaciteit en de wijze waarop deze berekeningen worden uitgevoerd, te harmoniseren zodat in alle lidstaten een vergelijkbare inkrimping wordt bereikt.

220.

3.5 De milieuaspecten van het GVB


De meningen lopen uiteen. Voor sommige organisaties zijn de belangrijkste milieuaspecten inderdaad in de doelstellingen van het GVB verwerkt, maar verdient de wijze waarop dat is gebeurd, verbetering (IUCN/ESUSG, AIP, CRPM. ICSF).

Volgens Greenpeace, het WWF en de Whale and Dolphin Conservation Society leidt de aanpak die in het kader van het GVB wordt gehanteerd - namelijk het beheren van de visserijinspanning en het vaststellen van TAC's - ertoe dat geen rekening wordt gehouden met de effecten van het gericht bevissen van soorten waarvoor geen TAC is vastgesteld en met de gevolgen van de regelgeving voor het milieu in het algemeen.

De bevoegde instanties voor milieuzaken en visserij moeten nauwer samenwerken (WWF, Whale and Dolphin Conservation Society).

221.

4. Internationale samenwerking en visserijovereenkomsten


222.

4.1 De visserijovereenkomsten


De huidige visserijovereenkomsten stellen sommige organisaties onder bepaalde voorwaarden tevreden (AIP, CRPM), en Greenpeace is verheugd over de talrijke verbeteringen die in de meest recente overeenkomsten zijn opgenomen (biologische rustperiode, meer controle, enz.) Maar er is een grotere doorzichtigheid nodig en aan de behoeften van de lokale bevolking moet prioriteit worden gegeven.

De CRPM vraagt om een aantal verbeteringen:

- wanneer bij het verwerven van visserijrechten directe kosten zijn gemoeid, moeten deze niet door de EU worden betaald, maar door de lidstaten die hun voordeel met de betreffende visserijrechten doen;

- bij de overeenkomsten dient meer rekening te worden gehouden met overwegingen van handels- en industriebeleid;

- geïmporteerde producten dienen aan strengere controles te worden onderworpen, in het bijzonder met betrekking tot kwaliteits- en gezondheidsaspecten.

Andere organisaties vinden het huidige systeem van visserijovereenkomsten verre van bevredigend. Het ICSF is van mening dat de visserijovereenkomsten niet langer gericht zijn op het beschermen van de traditionele activiteiten van de communautaire vloot. Het ICSF streeft naar de invoering van een gedragscode voor de uitvoering van de internationale visserijovereenkomsten door verafgelegen vloten. En het WWF en de Whale and Dolphin Conservation Society stellen de economische en ecologische schade aan de kaak die door de visserijovereenkomsten wordt veroorzaakt, in het bijzonder in de wateren van de minder ontwikkelde landen.

223.

4.2 Gemengde vennootschappen en tijdelijke joint ventures tussen ondernemers uit de EG en ondernemers uit de partnerlanden


De meningen lopen sterk uiteen. Sommige organisaties achten dit soort overeenkomsten effectief en vinden dat zij het waard zijn om verder te worden uitgewerkt (AIP, CRPM).

Voor Greenpeace en het WWF, daarentegen, is het geen goed systeem. Deze organisaties betreuren het feit dat door deze overeenkomsten communautaire vaartuigen van de Gemeenschapsregisters kunnen verdwijnen en niet langer zijn onderworpen aan de communautaire regelgeving, vooral wat controles betreft.

224.

4.3 Partnerschapsbetrekkingen tussen ondernemingen in de Gemeenschap en in derde landen die de gehele bedrijfskolom voor visserijproducten omvatten


De IUCN/ESUSG en de CRPM zijn voorstander van de uitbreiding van de samenwerking tot de gehele bedrijfskolom voor visserijproducten.

Andere organisaties zijn daarentegen geen voorstander van uitbreiding van deze samenwerking (AIP, Greenpeace, WWF). De verwerkers vinden dat dit soort samenwerkingen tussen handelspartners moet plaatsvinden, terwijl Greenpeace en het WWF tegen dergelijke samenwerkingen dezelfde bezwaren hebben als tegen het huidige systeem van visserijovereenkomsten.

225.

4.4 De regionale visserijorganisaties


Over het algemeen ondersteunen de organisaties de aanwezigheid van de EU in de regionale visserijorganisaties. Zij zijn van mening dat de EU de acceptatie moet zien te winnen van de aspecten die verband houden met duurzame ontwikkeling, bescherming van de bestanden en naleving van de bepalingen van de overeenkomsten. Volgens de CRPM zou de EU haar rol als bemiddelaar en informant ook in haar omgang met de vertegenwoordigende organisaties van de visserijsector moeten versterken.

Het WWF beklaagt zich over het feit dat de EU inconsistent is in haar aanpak, doordat zij de economische belangen van enkele lidstaten zwaarder laat wegen dan een uniforme positie.

Tot slot vragen Greenpeace, de Whale and Dolphin Conservation Society en het WWF de EU om de ratificatie van het VN-Verdrag inzake grensoverschrijdende en over grote afstanden trekkende visbestanden.

226.

4.5 Algemene evaluatie van het visserijbeleid van de EU op internationaal niveau


In het algemeen lijken verschillende organisaties tevreden te zijn over dit beleid. De verwerkers zijn tevreden met de pogingen van de Commissie om de communautaire vloot toegang te verschaffen tot verafgelegen wateren en ervoor te zorgen dat de regels inzake beheer en instandhouding van de bestanden worden nageleefd.

De CRPM vindt desalniettemin dat het nodig is dat de Commissie de gemeenschappelijke standpunten versterkt en minder optreedt als woordvoerder van alle nationale belangen.

227.

4.6 Het gemeenschappelijk visserijbeleid in de Middellandse Zee


De IUCN/ESUSG vindt dat het GVB in de Middellandse Zee op de wijze moet worden voortgezet zoals die de afgelopen paar jaar is ontwikkeld en daarbij vrijwillige samenwerking moet stimuleren. De CRPM streeft naar de verbetering van drie aspecten van het beleid, te weten invoering van territoriaal beheer van de visserijactiviteiten, versterking van de capaciteiten voor wetenschappelijk onderzoek, en een meer gestructureerde en herkenbare interregionale organisatie.

Ook is het nodig om de samenwerking tussen de kustlanden te vergroten, meer rekening te houden met de kleinschalige kustvisserij, de rol van de lokale beroepsorganisaties te versterken en de onderzoekscapaciteiten te vergroten.

Hoewel Greenpeace erkent dat de Europese Commissie pogingen in het werk stelt om de werkzaamheden van de Visserijcommissie voor de Middellandse te verbeteren, vindt deze organisatie dat de technische maatregelen waartoe in het kader van het GVB voor de Middellandse Zee is besloten, in bepaalde gevallen tegenstrijdig zijn en onmogelijk zijn uit te voeren. Het is nodig om een regionaal beheersysteem in te voeren, dat op de beginselen van recent afgesloten internationale overeenkomsten is gebaseerd. Ook is het dringend noodzakelijk om problemen als het gebrek aan gegevens, overcapaciteit en de vangst van ondermaatse vis aan te pakken.

Volgens de Whale and Dolphin Conservation Society is de drijfnetvisserij nog steeds een belangrijk probleem in de Middellandse Zee.

228.

5. De markt voor visserijproducten


229.

5.1 De gemeenschappelijke marktordening (GMO)


De volgende opmerkingen werden gemaakt:

- de functies van producentenorganisaties lopen per land/regio zeer uiteen (AIP);

- interventieregelingen dienen zoveel mogelijk te worden beperkt (AIP);

- de mechanismen zijn te complex en star (CRPM);

- de GMO voor de visserijsector heeft dezelfde nadelige effecten als het gemeenschappelijk landbouwbeleid, namelijk overbevissing (WWF).

Eurocoop stelt voor om een begin te maken met het indelen van visserijproducten naar klasse en kwaliteit, om bureaus op te richten die verantwoordelijk zijn voor het toepassen en controleren van deze classificaties, en om vishandelaren te verplichten om op de verpakking de oorsprong van producten te vermelden.

230.

5.2 De GMO in de toekomst


De IUCN/ESUSG ondersteunt de voorstellen van de Commissie met betrekking tot het plan voor vangstprognoses, het systeem van het uit de markt nemen van producten zonder de betreffende producten te vernietigen, en het vergroten van de doorzichtigheid van de markt door het bieden van een garantie met betrekking tot de oorsprong van producten en de methoden die voor de vangst ervan zijn gebruikt.

De verwerkers vragen om de invoer niet nog verder te beperken met protectionistische maatregelen.

De CRPM legt de nadruk op drie hoofddoelstellingen: het voortzetten van de huidige missies, het meer integreren van de producentenorganisaties in een systeem van regionaal bestandsbeheer, en het ontwikkelen van benaderingswijzen en maatregelen waarmee de kwaliteit van producten kan worden verbeterd en beter de oorsprong ervan kan worden vastgesteld.

231.

5.3 Extern handelsbeleid


De meeste organisaties geloven niet dat met het handelsbeleid een bevredigend evenwicht wordt gerealiseerd tussen de behoeften aan de aanbodzijde van de markt en eerlijke concurrentie tussen ondernemers uit de Gemeenschap en uit andere landen (CRPM, WWF, ICSF).

Volgens Greenpeace mogen de internationale handelsregels niet de sociale en milieunormen verzwakken.

De verwerkers beklagen zich erover dat de douanetarieven voor geïmporteerde grondstoffen het concurrentievermogen van de verwerkende industrie verzwakken. Het ICSF, daarentegen, vindt juist dat de prijs van geïmporteerde vis te laag is.

232.

5.4 Andere opmerkingen over de markt voor visserijproducten in de EU


Het WWF werkt met de Marine Stewardship Council van Londen aan de certificering van visserijproducten door onafhankelijke instanties, als een manier om de instandhouding van de visbestanden te garanderen. Het WWF beveelt de EU aan om de Marine Stewardship Council bij de oprichting van een geloofwaardig etiketteringssysteem voor visserijproducten te ondersteunen.

Greenpeace stelt voor om minder subsidie te geven voor reclamecampagnes ter bevordering van de visconsumptie.

233.

5.5 Consumentenvoorlichting


Alleen de verwerkers vinden dat de consument op dit moment voldoende informatie krijgt.

De andere organisaties (Eurocoop, Greenpeace, het WWF, de ICSF, de Whale and Dolphin Conservation Society) menen dat verbeteringen nodig zijn en zijn in het algemeen voorstander van eco-labelling.

De CRPM benadrukt twee aspecten: geef producenten meer informatie over de behoeften en eisen van de consument en informeer de consument meer over de oorsprong van producten en de gebruikte vangstmethoden, en rationaliseer de handelssystemen.

Het WWF zou graag zien dat consumenten worden geïnformeerd over de huidige stand van de vis die zij kopen.

234.

6. Rationalisering en steunmaatregelen


235.

6.1 Financiële steun


De CRPM gelooft dat het verlenen van financiële steun aan de vloot in het algemeen een effectief instrument is om de visserijinspanning te verminderen.

De volgende aanbevelingen werden gedaan:

- in plaats van overheidssteun aan de scheepsbouw te geven, kan beter de herstructurering van de vloot worden benadrukt (IUCN-ESUSG);

- ondersteun maatregelen wanneer structurele veranderingen werkelijk nodig zijn (AIP);

- zet een tripartiete programmering op, waarin de EU, de staten en de regio's participeren. De prioriteiten moeten zijn: kleinschalige visserij, werkgelegenheid in gebieden die van de visserij afhankelijk zijn, enz. (CRPM)

Greenpeace, het WWF en het ICSF betreuren dat subsidies worden gebruikt voor de bouw van nieuwe, modernere vaartuigen waarmee de visserijinspanning verder wordt vergroot.

236.

6.2 Flankerende maatregelen


Volgens de CRPM en het ICSF zijn de flankerende maatregelen in beginsel positief en moeten zij verder worden uitgewerkt. Desalniettemin maakt de CRPM een algemene opmerking over het feit dat te weinig van de mogelijkheid van flankerende maatregelen gebruik wordt gemaakt. Vooral in Spanje en de Oostzee zouden zij meer moeten worden toegepast. Dat dit niet gebeurt, is voornamelijk te wijten aan het feit dat het instrument niet flexibel genoeg is om aan de verschillende regionale situaties te worden aangepast.

De WWF vraagt om een totale herevaluatie van de flankerende maatregelen.

237.

6.3 Inrichting van de kustgebieden


Verscheidene organisaties (IUCN/ESUSG, CRPM) ondersteunen de rol van de EU als coördinator bij het realiseren van een integrale aanpak bij de verbetering, inrichting en het gebruik van de kustgebieden. De CRPM is voorstander van de invoering van een dergelijke aanpak op regionaal en lokaal niveau alsook van een sterkere structurering van de organisaties die de visserijsector en de aquacultuur vertegenwoordigen.

238.

6.4 Kleinschalige visserij


De verwerkers achten de kleinschalige visserij van generlei belang voor het zekerstellen van de voedselvoorraden.

Greenpeace en het WWF stellen voor om dit visserijtype met structuurmaatregelen te ondersteunen, bijvoorbeeld door er bepaalde visvoorraden voor te reserveren. De regio's die bij de CRPM zijn aangesloten, zeggen dat nieuwe prioriteiten moeten worden gesteld: de drijfveer dient niet zozeer productie als wel het behoud van banen en inkomsten te zijn.

239.

7. Horizontale kwesties


240.

7.1 Controle en handhaving


Alle organisaties zijn het erover eens dat de handhaving van regels duidelijk een van de zwakke punten van het GVB is. Over het algemeen vinden zij dat de verschillen tussen de lidstaten veel te groot zijn.

De volgende voorstellen zijn gedaan:

- zorg voor uniforme controles en sancties in alle lidstaten (AIP, Greenpeace);

- vergroot de betrokkenheid van de vissers bij de controles door hun een zekere mate van verantwoordelijkheid te geven (IUCN-ESUSG);

- renationaliseer het visserijbeheer (CRPM);

- ontwikkel voldoende krachtige repressieve maatregelen (CRPM);

- ontwikkel het systeem voor satellietcontrole (de Whale and Dolphin Conservation Society);

- registreer de overboord gezette vis (Greenpeace);

- zeg de steun op van/weiger steun aan lidstaten die hun controleverplichtingen niet nakomen (Greenpeace);

- vergroot de bevoegdheden van de communautaire inspecteurs.


241.

7.2 Visserijonderzoek


Over het algemeen zijn de organisaties bijzonder kritisch over de kwaliteit van het onderzoek dat op communautair niveau worden uitgevoerd. De CRPM geeft met name een opsomming van de kritiek die door de regio's wordt geuit: onvoldoende kennis van de staat van de visbestanden alsook van het onderlinge verband tussen de soorten en tussen bestanden en ecosystemen, alsmede ontoereikende middelen voor de permanente controle van de bewegingen van visservaartuigen.

Een aantal organisaties hebben de volgende voorstellen gedaan:

- vergroot de wetenschappelijke kennis, in het bijzonder over de effecten van de visserij op het zeemilieu en over de selectiviteit van het vistuig ter voorkoming van bijvangsten (IUCN/ESUSG, WWF);

- stuur de resultaten naar de beroepsverenigingen (CRPM);

- verbeter de verzameling van wetenschappelijke data door op vertrouwelijke basis gegevens over zwart vissen en overboord gezette vis op te nemen (AIP);

- concentreer het onderzoek op de selectiviteit van het vistuig, het effect van de visserij op soorten die niet doelbewust worden gevist, enz. (Greenpeace, IUCN);

- stimuleer wetenschappers om contact op te nemen met de lokale belanghebbenden (ICSF).

242.

7.3 Samenwerking tussen wetenschappers en vissers


Een aantal voorstellen:

- organiseer op alle niveaus bijeenkomsten tussen de verschillende groepen actoren, teneinde een actieve uitwisseling van informatie te bevorderen (CRPM);

- erken de cruciale rol van wetenschappers in het visserijbeheer en introduceer open, regionale inspraakfora (WWF);

- bevorder samenwerking op terreinen waar de ervaring van beroepsvissers wetenschappers kan helpen en verleen financiële steun voor onderzoek in regio's die met moeilijke sociaal-economische omstandigheden kampen (IUCN/ESUSG).

243.

7.4 Gegevensverzameling


De CRPM doet de aanbeveling om bij het gegevensbeheer dat in het kader van het GVB wordt uitgevoerd, een regionale aanpak te hanteren, terwijl het IUCN/ESUSG voorstelt om een organisatie op te richten die onder auspiciën van de Commissie voor het gegevensbeheer verantwoordelijk wordt. Daarnaast vraagt het ICSF om een grotere doorzichtigheid bij de gegevensverzameling, teneinde de participatie van vissers te stimuleren.

244.

7.5 De ontwikkeling van de aquacultuur


Sommige organisaties vragen om de daadwerkelijke toepassing van het voorzorgsbeginsel bij de uitoefening van aquacultuur.

Het IUCN/ESUSG is van mening dat de verdere ontwikkeling van de aquacultuur in de Gemeenschap vanaf nu onder normale economische condities moet gebeuren, zonder de hulp van structurele steun. De Gemeenschap moet acties stimuleren die zijn gericht op de verbetering van genetisch onderzoek en voedsel, vergroting van de weerstand tegen ziekten en verbetering van de verschillende geneesmiddelen die in de sector worden aangewend, en moet maatregelen voor de bescherming van het milieu nemen.

Tot slot stelt Greenpeace met klem dat aquacultuur niet in de plaats van de visserij mag komen. De organisatie zou hetgeen met de zalm is gebeurd, niet ook bij andere soorten willen zien. Daarnaast stelt Greenpeace samen met het WWF voor om te onderzoeken welke effecten de aquacultuur op ecosystemen heeft.

245.

7.6 De besluitvormingsprocedure


Terwijl het huidige systeem van raadpleging en participatie van de sector in het besluitvormingsproces naar de mening van het IUCN/ESUSG zeker onvoldoende is, zijn de verwerkers er tevreden mee. Wel vragen laatstgenoemden om de bespreking van de voorstellen voor Gemeenschapsverordeningen eerder in het besluitvormingsproces te doen plaatsvinden.

Sommige organisaties benadrukken de noodzaak van het creëren van een klimaat van vertrouwen tussen de betrokken partijen, door een grotere participatie van alle partijen in het besluitvormingsproces, d.w.z. de vertegenwoordigers van de sector, de wetenschappers, de NGO's, enz. (CRPM, WWF, the Whale and Dolphin Conservation Society).

Door het WWF wordt een systeem van gezamenlijk beheer voorgesteld.

Tot slot stelt het ICSF voor om meer informatie via de media te verspreiden.

246.

7.7 Andere aspecten van het GVB


Hieronder volgen de onderwerpen die een aantal organisaties graag hadden willen bespreken:

- de decentralisatie en het geregionaliseerd beheer van het GVB (CRPM, ICSF);

- de begroting en de verschillende administratieve lasten die met de import gepaard gaan alsmede de controles op deze import (AIP);

- bijvangsten (WWF).


247.

BIJLAGE IV


Tabel met de data en plaatsen van de regionale hoorzittingen over het GVB na 2002

Datum // Plaats

248.

1998 //


22 septemberCork
(Ierland)

24 septemberDublin
(Ierland)

28 septemberDonegal
(Ierland)

07 oktoberAberdeen (Verenigd
Koninkrijk)

09 oktoberGlasgow (Verenigd
Koninkrijk)

13 oktoberLonden (Verenigd
Koninkrijk)

16 oktoberBelfast (Verenigd
Koninkrijk)

27 oktoberKopenhagen
(Denemarken)

29 oktoberViborg
(Denemarken)

02 decemberHamburg
(Duitsland)

249.

1999 //


12 januariOostende
(België)

19 januariVigo
(Spanje)

21 januariBarcelona
(Spanje)

25 januariLas Palmas
(Spanje)

27 januariCadiz
(Spanje)

29 januariMadrid
(Spanje)

09 februariLissabon
(Portugal)

23 februariPonta Delgada (Azoren)
(Portugal)

25 februariFunchal (Madeira)
(Portugal)

04 maartSan Sebastian
(Spanje)

11 maartAthene
(Griekenland)

18 maartWaidhofen
(Oostenrijk)

19 maartWenen
(Oostenrijk)

20 aprilNoordwijk
(Nederland)

04 meiGöteborg
(Zweden)

07 meiHelsinki
(Finland)

19 meiParijs
(Frankrijk)

01 juniCivitavecchia
(Italië)

03 juniAncona
(Italië)

07 juniPalermo
(Italië)