Toelichting bij SEC(2001)505 - Ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie - Alarmsysteem nr. 3/2001

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

4. CONCLUSIES 9


1.

1. ALGEMENE ONTWIKKELING VAN DE MAANDELIJKSE UITGAVEN


De onderstaande tabellen geven de algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven ten opzichte van het uitgavenprofiel aan. De cijfers zijn gebaseerd op de uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 2000 tot en met 31 januari 2001.

1.1. Subrubriek 1a ' Uitgaven in het kader van het GLB, excl. plattelandsontwikkeling '

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

1.2. Subrubriek 1b ' Plattelandsontwikkeling en begeleidende maatregelen '

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2.

2. BESTEDING VAN DE KREDIETEN (VOORLOPIGE CIJFERS)


De besteding van de kredieten (voorlopige cijfers) voor de eerste drie maanden van het begrotingsjaar 2001 is aangegeven in de volgende tabel:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3.

3. TOELICHTING


4.

3.1. Besteding van de kredieten voor maart 2001


Voor maart 2001 (uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 2000 tot en met 31 januari 2001) is van de kredieten van rubriek 1 van de begroting een bedrag van 25 622,7 mln EUR, d.w.z. 59,2%, besteed. De uitgaven liggen

-voor subrubriek 1a (uitgaven GLB excl. plattelandsontwikkeling) 450,9 mln EUR onder de indicator,

-voor subrubriek 1b (plattelandsontwikkeling en begeleidende maatregelen) 370,6 miljoen EUR onder de indicator.

5.

3.2. Monetaire factoren


6.

3.2.1. Dollarpariteit


Het bovenstaande totale uitgavenbedrag is inclusief de ontwikkeling van de dollarpariteit van de euro. Voor een groot deel van de uitvoerrestituties voor landbouwproducten, met name die voor granen en suiker, en voor bepaalde vormen van interne steun, zoals die voor katoen, is het uitgavenpeil afhankelijk van de ontwikkeling van de dollarkoers.

Overeenkomstig de verordening van de Raad over de begrotingsdiscipline (Verordening nr. 2040/2000 van de Raad van 26.9.2000) is de nota van wijzigingen op de landbouwbegroting 2001 opgesteld op basis van de gemiddelde dollarpariteit van de euro voor de periode juli tot en met september 2000, en die bedroeg 0,91 $.

7.

3.2.2. Effect van de dubbele omrekeningskoers


De met de dubbele omrekeningskoers gemoeide kosten zijn voor het EOGFL-Garantie geraamd op 77 mln EUR.

8.

3.3. Marktfactoren


9.

3.3.1. Subrubriek 1a


Voor subrubriek 1a komt tweederde van de onderbesteding (- 450,9 mln EUR) voor rekening van de dierlijke productie. De meest significante afwijkingen van de indicator worden hieronder toegelicht:

Hoofdstuk B1-11 : SuikerVerschil : - 88 mln EUR (-
5,1%)

10.

// (uitgaven : 531 mln EUR)


(indicator : 619 mln EUR)

De onderbesteding is toe te schrijven aan het feit dat eind januari 2001 slechts 80% was uitgevoerd van de hoeveelheid die toen had moeten zijn uitgevoerd volgens de programma's van de diensten die de ontwikkeling van de suikermarkt volgen en dat de gemiddelde restitutie sinds het begin van het begrotingsjaar slechts 96% bedroeg van de restitutie waarvan was uitgegaan in de hypotheses voor de opstelling van de begroting 2001.

Hoofdstuk B1-12 : OlijfolieVerschil : - 117 mln EUR (-
4,7%)

11.

// (uitgaven : 1 885 mln EUR)


(indicator : 2 002 mln EUR)

Het profiel van dit jaar is berekend op basis van het betalingstempo voor 2000. De onderbesteding houdt verband met het feit dat, terwijl Italië bijna alle steunvoorschotten voor de olijfolieproductie voor het verkoopseizoen 1999/2000 had uitbetaald, er op dit punt nog een belangrijke betalingsachterstand is in Griekenland (voor producenten in samenwerkingsverbanden) en in Spanje (zowel voor samenwerkingsverbanden als voor individuele producenten).

Hoofdstuk B1-14 : Vezelgewassen en zijderupsenVerschil : - 168 mln EUR (-
19,7%)

12.

// (uitgaven : 426 mln EUR)


(indicator : 594 mln EUR)

De betalingsachterstand en, bijgevolg, de onderbesteding, zijn hieraan toe te schrijven dat in Griekenland (het land met de grootste katoenproductie) per eind januari 2001 veel minder niet-geëgreneerde katoen (met recht op steun) onder controle was geplaatst dan voor de indicator in aanmerking was genomen.

Hoofdstuk B1-15 : Groenten en fruitVerschil : + 82 mln EUR (+
4,9%)

13.

// (uitgaven : 525 mln EUR)


(indicator : 443 mln EUR)

De overschrijding van de indicator is te wijten aan:

-voor verse groenten en fruit: de versnelde uitbetaling van de financiële compensaties voor het uit de markt nemen van producten en van de bedragen voor de aankoop van groenten en fruit in EL, F, I, en de versnelde uitbetaling van de bedragen voor de actiefondsen van de telersverenigingen in E, F, I, NL en UK. Bovendien zijn aan steun voor bananen in F en in E hogere bedragen uitgegeven als gevolg van de verhoging van het voorschot in 2001,

-voor verwerkte groenten en fruit: de versnelde uitbetaling van de steun voor verwerkte producten op basis van tomaten in I, de financiële compensatie voor de verwerking van citrus in I en in E en de betalingen voor steun en interventie voor krenten en rozijnen in EL.

Hoofdstuk B1-16 : WijnbouwproductenVerschil : + 39 mln EUR (+ 3,4%) (uitgaven : 179 mln EUR) (indicator : 140 mln
EUR)

De overbesteding is grotendeels toe te schrijven aan de afwikkeling van de dossiers inzake de steun voor de opslag van wijn en druivenmost voor het wijnoogstjaar 1999/2000 in I, en aan de kosten van preventieve distillatie in het kader van de oude regeling van Verordening (EEG) nr. 822/87 van de Raad in I, D, E, EL, F en P. Onder de nieuwe regeling van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad hebben de in januari betaalde bedragen betrekking op de distillatie van wijn voor drinkalcohol in E en in I.

Hoofdstuk B1-21 : RundvleesVerschil : - 283 mln EUR (-
4,7%)

14.

// (uitgaven : 2 066 mln EUR)


(indicator : 2 349 mln EUR)

Als men de aanzienlijke daling van de uitgaven voor uitvoerrestituties voor rundvlees in verband met het sluiten van de markten voor de uitvoer van rundvlees buiten beschouwing laat, komt het verschil volledig voor rekening van de rundveepremies. De indicator voor deze premies is geconstrueerd uitgaande van de hypothese dat de lidstaten als premievoorschot de in december 2000 goedgekeurde 80% zouden hebben uitgekeerd. Die hypothese wordt evenwel niet bevestigd door het betalingstempo in de meeste betrokken lidstaten. Het ziet ernaar uit dat alleen Ierland en Denemarken een voorschot van 80% op de rundveepremies hebben betaald. Voorts hebben de landbouwers in verband met de lage prijzen en de instabiliteit van de rundveemarkt hun dieren langer aangehouden dan ze voorheen deden. Daardoor is de besteding van de middelen voor de slachtpremie langzamer verlopen en kan zij achterblijven bij het bedrag van de beschikbare kredieten.

Hoofdstuk B1-30 : Niet in bijlage I vermelde productenVerschil : + 23 mln EUR (+
5,6%)

15.

// (uitgaven : 150 mln EUR)


(indicator : 127 mln EUR)

De overschrijding van de indicator is toe te schrijven aan de afwikkeling van de dossiers met betrekking tot de uitvoerrestituties voor mageremelkpoeder en andere zuivelproducten en voor suiker en isoglucose. Het betreft dossiers voor het vorige verkoopseizoen, toen de restituties hoger lagen dan nu.

Hoofdstuk B1-39 : Andere maatregelenVerschil : + 56 mln EUR (+
13,4%)

16.

// (uitgaven : 190 mln EUR)


(indicator : 134 mln EUR)

De overschrijding van de indicator houdt verband met de uitbetaling van restbedragen aan agromonetaire steun voor de eerste tranche in IRL, I, DK en S en met de betalingen voor de tweede tranche in het Verenigd Koninkrijk.

17.

3.3.2. Subrubriek 1b


Hoofdstuk B1-40 : PlattelandsontwikkelingVerschil : - 371 mln EUR (-
8,3%)

18.

// (uitgaven : 824 mln EUR)


(indicator : 1 195 mln EUR)

Het jaar 2001 is het eerste jaar van uitvoering van de nieuwe plattelandsontwikkelingsprogramma's voor de periode 2000-2006. De meeste van die programma's zijn goedgekeurd in het tweede halfjaar van 2000. Bijgevolg is een lineaire indicator geconstrueerd voor de meeste begrotingslijnen van dit hoofdstuk. Doordat er geen ervaring was met het betalingstempo in de lidstaten voor deze maatregelen is de indicator niet in overeenstemming met het reële tempo.

Er zij op gewezen dat de lidstaten met name de kosten voor de oude begeleidende maatregelen betalen. De uitgaven betreffen vooral de v.u.t., de milieumaatregelen in de landbouw en de bebossing.

19.

4. CONCLUSIES


20.

4.1. Besteding van de kredieten voor subrubriek 1a


Per 31 maart 2001 is van de kredieten 24 798,4 miljoen EUR, d.w.z. 63% besteed (uitgaven van de lidstaten tussen 16 oktober 2000 en 31 januari 2001).

De uitgaven liggen 451 mln EUR onder de indicator. De verschillen tussen de uitgaven en de indicator zijn daardoor kleiner dan in de vorige maand. De verschillen houden verband met het feit dat het betalingstempo in de lidstaten niet overeenstemt met de ramingen voor de indicator (vooral voor de hoofdstukken B1-12, B1-14 en B1-21). Bij de huidige stand van uitvoering van de begroting kunnen de verschillen voor deze hoofdstukken als tijdelijke verschillen worden aangemerkt.

21.

4.2. Besteding van de kredieten voor subrubriek 1b


Per 31 maart 2001 is van de kredieten 824,2 miljoen EUR, d.w.z. 18% besteed (uitgaven van de lidstaten tussen 16 oktober 2000 en 31 januari 2001).

De uitgaven liggen 371 mln EUR beneden de indicator. De geconstateerde verschillen tussen de uitgaven en de indicator zijn dus groter dan de vorige maand.

Bij de huidige stand van zaken zijn er evenwel geen aanwijzingen dat het negatieve verschil tot het einde van het begrotingsjaar zal blijven bestaan.