Toelichting bij SEC(2007)148 - Ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie Alarmsysteem nrs. 11+12/2006

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Belangrijke juridische mededeling

|
52007SC0148

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie Alarmsysteem nrs. 11+12/2006 /* SEC/2007/0148 def. */


[afbeelding - zie origineel document] COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

1.

Brussel, 5.2.2007


SEC(2007) 148 definitief

.

2.

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD


over de ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie Alarmsysteem nrs. 11+12/2006

3.

INHOUDSOPGAVE


4.

1. BESTEDING VAN DE KREDIETEN (VOORLOPIGE CIJFERS) 2


5.

2. OPMERKINGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING 2006 2


6.

3. CONCLUSIES 2


BESTEDING VAN DE KREDIETEN (VOORLOPIGE CIJFERS)

De begrotingsuitgaven in het kader van rubriek 1 van de financiële vooruitzichten bedroegen 49 821,6 miljoen EUR, d.i. 97,6 % van de oorspronkelijke kredieten. Het betreft de netto-uitgaven na aftrek van de bedragen die in de loop van het begrotingsjaar waren gemoeid met de financiële correcties in het kader van de goedkeuring van de rekeningen betreffende het EOGFL-Garantie en de opschortingen en verlagingen van voorschotten.

Het gaat daarbij om voorlopige cijfers voor het begrotingsjaar 2006, dat liep van 16 oktober 2005 tot en met 15 oktober 2006. De betrokken gegevens zijn opgenomen in de tabel in de bijlage. Ten opzichte van de oorspronkelijke begrotingskredieten blijkt sprake te zijn geweest van een totale onderbesteding ten bedrage van ongeveer – 1 229,1 miljoen EUR, die bestond uit:

- 1 104,7 miljoen EUR voor subrubriek 1a en

- 124,4 miljoen EUR voor subrubriek 1b.

7.

OPMERKINGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING 2006


De begrotingsuitvoering zoals deze uit de voorlopige cijfers naar voren komt, is beïnvloed door een aantal factoren die in het navolgende beknopt worden beschreven voor de belangrijkste artikelen en posten.

(NB: tussen haakjes wordt het bedrag van de overbesteding (+) of onderbesteding (–) vermeld.)

8.

Monetaire factoren


Koers van de euro ten opzichte van de dollar

De uitgaven in de genoemde periode zijn inclusief de gevolgen van schommelingen van de koers van de euro ten opzichte van de dollar. Bij een groot deel van de uitvoerrestituties voor landbouwproducten, vooral die voor granen en suiker, en bij sommige vormen van interne steun zoals de steun voor katoen wordt de hoogte van de uitgaven mede bepaald door de koers van de euro ten opzichte van de dollar.

Overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad was de door de Begrotingsautoriteit vastgestelde begroting opgesteld op basis van de gemiddelde koers in de periode juli–september 2005, die 1 EUR = 1,22 $ bedroeg. Op te merken valt dat de gemiddelde koers in de periode van 1 augustus 2005 tot en met 31 juli 2006 op ongeveer 1 EUR = 1,22 $ kwam en dus even hoog was als de voor de opstelling van de begroting 2006 gebruikte koers.

Andere factoren voor subrubriek 1a – GLB-uitgaven (plattelandsontwikkeling uitgezonderd)

Wat subrubriek 1a betreft, was zowel bij de marktmaatregelen als bij de rechtstreekse steun sprake van een onderbesteding van de begrotingskredieten:

- bij de marktmaatregelen bedroeg de onderbesteding – 440,4 miljoen EUR. Het uitvoeringspatroon was echter niet voor alle producten hetzelfde. Terwijl van een onderbesteding van de kredieten sprake was bij de begrotingsartikelen voor granen, restituties voor niet in bijlage I genoemde producten, vezelgewassen, groenten en fruit, rundvlees en varkensvlees, eieren en pluimvee, gaven de begrotingsartikelen voor suiker en melk en zuivelproducten een overbesteding te zien;

- de onderbesteding bij de rechtstreekse steun bedroeg – 765,7 miljoen EUR en betrof alle betrokken regelingen;

- ten slotte leverden de correcties in het kader van de goedkeuring van de rekeningen ongeveer 139,0 miljoen EUR minder op dan het bedrag waarvan in de begroting 2006 was uitgegaan, wat betekent dat extra kredieten ten belope van dit bedrag nodig waren voor de uitgaven.

Interventies op de landbouwmarkten (– 440,4 miljoen EUR)

Granen (– 137,2 miljoen EUR)

Deze onderbesteding hield hoofdzakelijk verband met het feit dat de lidstaten minder hebben uitgegeven doordat de gemiddelde eenheidsbedragen van de uitvoerrestituties voor zachte tarwe en gerst lager waren dan voor de begroting 2006 was geraamd, en doordat ook de totale uitgevoerde hoeveelheden kleiner waren dan de hoeveelheden waarvan voor de begroting 2006 was uitgegaan. Voorts heeft de verkoop van opgeslagen graan meer opgeleverd dan was verwacht, zodat de uitgaven voor openbare opslag lager waren dan de bedragen waarmee in de begroting 2006 was gerekend.

Restituties voor niet in bijlage I genoemde producten (– 140,9 miljoen EUR)

Dankzij de algemene daling van de eenheidsbedragen van de uitvoerrestituties en het feit dat kleinere hoeveelheden verwerkte landbouwproducten werden uitgevoerd, waren de betrokken uitgaven van de lidstaten lager, wat heeft geleid tot de onderbesteding van de op de begroting 2006 voor deze maatregel uitgetrokken kredieten.

9.

Suiker (144,7 miljoen EUR)


Deze overbesteding komt hoofdzakelijk doordat de uitgevoerde hoeveelheden van de vrije markt afkomstige suiker waarvoor een uitvoerrestitutie is toegekend, veel groter waren dan de hoeveelheden waarvan voor de begroting 2006 was uitgegaan. Aangenomen was immers dat, wat 2005/2006 betreft, van de ongeveer 1,47 miljoen ton die zou worden uitgevoerd, een hoeveelheid van 1,0 miljoen ton zou bestaan uit interventiesuiker.

Vezelgewassen (– 33,9 miljoen EUR)

Een hogere wereldmarktprijs voor katoen heeft geleid tot een lager steunbedrag voor dit product, en dus tot lagere uitgaven door de lidstaten, wat dan weer de onderbesteding van de op de begroting 2006 voor deze maatregel uitgetrokken kredieten tot gevolg heeft gehad.

Groenten en fruit (– 172,4 miljoen EUR)

Deze onderbesteding komt doordat de lidstaten minder hebben uitgegeven hoofdzakelijk als gevolg van het feit dat, vergeleken met de voor de begroting 2006 gehanteerde uitgangspunten, enerzijds kleinere hoeveelheden tomaten zijn aangevoerd in de verwerkende bedrijven en dus ook kleinere hoeveelheden recht op de betrokken steun hebben gegeven, en anderzijds door de lidstaten minder is betaald voor de actiefondsen van de telersverenigingen.

10.

Melk en zuivelproducten (151,6 miljoen EUR)


De Raad heeft ingestemd met het voorstel van de Commissie tot wijziging van het tijdstip waarop de lidstaten de melkheffingen zullen betalen. Daardoor zullen de heffingen voor het quotumtijdvak 2005/2006 pas in het begrotingsjaar 2007 worden betaald in plaats van in het begrotingsjaar 2006 zoals bij de vaststelling van de begroting 2006 was aangenomen. De geïnde melkheffingen zijn ontvangsten voor de begroting en komen in mindering op de uitgaven voor de zuivelsector. De genoemde wijziging van het tijdstip van betaling heeft tot gevolg gehad dat in 2006 geen melkheffingen zijn ontvangen, waardoor de uitgaven voor melk en zuivelproducten hoger zijn uitgevallen, wat dan weer heeft geleid tot de geconstateerde overbesteding van de begrotingskredieten voor de zuivelsector.

Rundvlees (– 135,1 miljoen EUR)

Deze onderbesteding komt doordat de lidstaten minder hebben uitgegeven hoofdzakelijk als gevolg van het feit dat, vergeleken met de voor de begroting 2006 gehanteerde uitgangspunten, kleinere hoeveelheden vers vlees en levende dieren zijn uitgevoerd en het gewogen gemiddelde van de eenheidsbedragen van de betrokken uitvoerrestituties lager was. Bovendien hebben de lidstaten voor saldobetalingen voor de buitengewone steunmaatregelen minder uitgegeven dan de bedragen die voor de begroting 2006 waren geraamd.

Varkensvlees, eieren en pluimvee (– 62,9 miljoen EUR)

Deze onderbesteding komt doordat de lidstaten veel minder hebben uitgegeven voor uitvoerrestituties als gevolg van het feit dat, vergeleken met de voor de begroting 2006 gehanteerde uitgangspunten, enerzijds de toekenning van uitvoerrestituties voor vers en bevroren varkensvlees is stopgezet, en anderzijds veel kleinere hoeveelheden pluimveevlees zijn uitgevoerd.

Rechtstreekse steun (– 765,7 miljoen EUR)

Bij de ontkoppelde rechtstreekse steun bedraagt de onderbesteding– 427,5 miljoen EUR, waarbij het hoofdzakelijk gaat om de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling in bepaalde lidstaten. Als verklaring voor de onderbesteding wijzen die lidstaten erop dat heel wat begunstigden administratief beroep hebben ingesteld tegen de door de bevoegde diensten van de lidstaat aan hen toegewezen rechten, of voeren zij andere administratieve problemen bij de betaalbaarstelling en de betaling van de steun aan. Ten slotte hebben enkele lidstaten aangegeven dat van degenen die verwachtten slechts een gering bedrag aan steun te zullen ontvangen, velen van het recht op die steun hebben afgezien, wat eveneens heeft bijgedragen tot de onderbesteding van de begrotingskredieten.

Bij de overige vormen van rechtstreekse steun bedraagt de onderbesteding– 280,4 miljoen EUR, waarbij het hoofdzakelijk gaat om de tabakspremies en de compenserende steun voor bananen:

- de lidstaten hebben minder uitgegeven voor tabakspremies doordat de geproduceerde hoeveelheden tabak kleiner waren dan de hoeveelheden waarvan voor de begroting 2006 was uitgegaan;

- hoofdzakelijk dankzij een gunstige marktsituatie zijn lagere bedragen aan compenserende steun voor bananen betaald.

11.

Audit van de landbouwuitgaven (139,0 miljoen EUR)


Als gevolg van de correcties die zijn opgelegd bij beschikkingen tot goedkeuring van rekeningen, is ongeveer – 261,0 miljoen EUR terugbetaald. Het gaat om ontvangsten voor de begroting die in mindering komen op de totale begrotingsuitgaven. Bij de opstelling van de begroting 2006 was voor deze correcties echter uitgegaan van– 400,0 miljoen EUR, welk bedrag dus niet is bereikt. Het feit dat de correcties minder ontvangsten opleverden dan was verwacht, had in wezen tot gevolg dat 139,0 miljoen EUR meer nodig was om de uitgaven uit het EOGFL-Garantie te dekken.

Andere factoren voor subrubriek 1b – Plattelandsontwikkeling (– 124,4 miljoen EUR)

Wat subrubriek 1b betreft, werden de kredieten voor vastlegging in 2006, bestemd enerzijds voor plattelandsontwikkeling in de EU-15, en anderzijds voor het overgangsinstrument voor de EU-10, vastgesteld op de desbetreffende maxima.

Bij het overgangsinstrument wordt gewerkt met gesplitste kredieten. Hier werden alle op de begroting 2006 uitgetrokken vastleggingskredieten ook vastgelegd.

De geconstateerde onderbesteding heeft zich voorgedaan bij de in het EOGFL-Garantie opgenomen kredieten voor vastlegging voor plattelandsontwikkeling in de EU-15 en is het gevolg van een achterblijvende uitvoering van bepaalde maatregelen voor plattelandsontwikkeling, hoofdzakelijk in twee lidstaten.

12.

CONCLUSIES


Gezien de in het voorgaande toegelichte onderbesteding, die voor subrubriek 1a– 1 104,7 miljoen EUR bedroeg, heeft de Commissie door indiening van gewijzigde begroting nr. 6/2006 de Begrotingsautoriteit voorgesteld om de kredieten in het EOGFL-Garantie voor die subrubriek te verlagen met 860,0 miljoen EUR. Het Europees Parlement heeft deze gewijzigde begroting plenair goedgekeurd tijdens de vergaderperiode in december 2006, waardoor in de begroting 2006 de kredieten voor vastlegging voor het EOGFL-Garantie (rubriek 1) werden verlaagd van oorspronkelijk 51 050,7 miljoen EUR tot uiteindelijk 50 190,7 miljoen EUR.

13.

BIJLAGE


[afbeelding - zie origineel document]