Toelichting bij COM(2007)244 - Meer solidariteit tussen de generaties

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2007)244 - Meer solidariteit tussen de generaties.
bron COM(2007)244 NLEN
datum 10-05-2007
Belangrijke juridische mededeling

|
52007DC0244


[afbeelding - zie origineel document] COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

2.

Brussel, 10.5.2007


COM(2007) 244 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

MEER SOLIDARITEIT TUSSEN DE GENERATIES

INHOUDSOPGAVE

Inleiding

3

3.

2. Overheidsbeleid ter ondersteuning van het gezin: het belang van meer werkgelegenheid en gelijke kansen 3


4.

2.1. Brede koersverschuiving in het gezinsbeleid van de lidstaten 4


5.

2.2. Belang van meer werkgelegenheid en gelijke kansen 5


6.

2.3. Invloed van het werkgelegenheids- en gelijkekansenbeleid van de Europese Unie op de kwaliteit van het gezinsleven 6


7.

2.4. De Lissabonstrategie: een nieuwe impuls voor het combineren van werk, gezin en privéleven 7


8.

3. Europese alliantie voor het gezin 8


9.

3.1. Platform om de uitwisseling van goede praktijken en onderzoek te systematiseren 8


10.

3.2. Gebruikmaking van de Europese structuurfondsen 9


11.

4. Conclusies 10


ANNEX - MAIN EUROPEAN DATA ON FAMILIES AND FAMILY POLICIES

The family as a support network 12

Mean actual and ideal number of children, by country. Women aged 40 to 54 13

Frequency of care and housework by sex, age and country groups (%) 14

12.

Difference of employment rate for women with and without children 15


Provision of childcare in European countries in 2005 16

Social protection benefits targeted at family support in the EU 17

Preferences for family measures 18

At-risk-of-poverty rates by household type, 2005 19

Inhoudsopgave

1.

Inleiding



Met het groenboek van maart 2005 over demografische uitdagingen heeft de Commissie een debat aangezwengeld over de noodzaak om de solidariteit tussen de generaties te versterken. In de mededeling over de demografische toekomst van Europa van 12 oktober 2006 i benadrukte zij vervolgens dat de lidstaten van de Europese Unie een demografische heropleving moeten stimuleren met maatregelen die aansluiten bij de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid en het beleid voor gelijke kansen. Door de voorwaarden voor een gezinsleven te verbeteren, met name door werk en privéleven beter combineerbaar te maken, kunnen zij ertoe bijdragen dat Europeanen hun kinderwens kunnen vervullen (zie bijlage 2).

Vervolgens is in Europa een debat over de vergrijzing ontstaan dat dit gezichtspunt heeft versterkt. Hieruit is naar voren gekomen dat het evenwicht in de Europese samenleving gebaseerd is op diverse uitingen van solidariteit tussen de generaties, die nu complexer zijn dan in het verleden: jonge volwassenen wonen langer bij hun ouders in, zodat zij steeds vaker de zorg voor zorgbehoevende ouderen op zich moeten nemen i. Deze taak komt vooral op de schouders van jongeren en mensen van middelbare leeftijd terecht, en over het algemeen zijn dat vrouwen. Gelijkheid van mannen en vrouwen en gelijke kansen meer in het algemeen zijn dus essentiële voorwaarden voor een nieuwe solidariteit tussen de generaties.

Daarom kan de Unie, ook al hebben de lidstaten exclusieve bevoegdheid op het gebied van gezinsbeleid, indirect bijdragen tot de modernisering en het succes van dit beleid, met name met behulp van de Lissabonstrategie, waarin het accent ligt op de arbeidsparticipatie van vrouwen, versterking van het kader voor het combineren van werk, gezin en privéleven en de werkgelegenheid en integratie van jongeren.

Daarom staat de Commissie positief tegenover het initiatief een Europese alliantie voor het gezin op te richten, zoals de Europese Raad tijdens de voorjaarsbijeenkomst heeft aangekondigd. Na een beschrijving van de recente ontwikkelingen in het nationaal gezinsbeleid wordt in deze mededeling ingegaan op de bijdrage die de Lissabonstrategie aan deze ontwikkeling kan leveren (§2) en worden suggesties gedaan voor instrumenten waarmee de Europese alliantie zich tot een platform voor onderzoek en uitwisseling kan ontwikkelen (§3). Dit is de eerste stap in de richting van een antwoord op de demografische veranderingen.

13.

2. OVERHEIDSBELEID TER ONDERSTEUNING VAN HET GEZIN: HET BELANG VAN MEER WERKGELEGENHEID EN GELIJKE KANSEN


DE LIDSTATEN HEBBEN TOEGEZEGD DAT ZIJ HUN GEZINSBELEID ZULLEN AFSTEMMEN OP DE VERGRIJZING, DE ONTWIKKELING VAN DE LEVENSOMSTANDIGHEDEN EN DE TOENEMENDE VERSCHEIDENHEID AAN GEZINSSITUATIES i. Ook al blijft de verantwoordelijkheid voor het gezinsbeleid bij de lidstaten liggen, toch kan het beleid van de Europese Unie op het gebied van werkgelegenheid en gelijke kansen een grote impact hebben op de kwaliteit van het gezinsleven.

14.

2.1. Brede koersverschuiving in het gezinsbeleid van de lidstaten


Uit de gegevens van Europese waarnemingsinstrumenten zoals MISSOC blijkt dat het gezinsbeleid in de verschillende EU-landen tegenwoordig drie vaste elementen kent:

- directe en indirecte tegemoetkomingen in de kosten van gezinnen (toelagen of fiscale voordelen gerelateerd aan de verzorging van kinderen of zorgbehoevenden);

- voorzieningen voor ouders op het gebied van de opvoeding en opvang van jonge kinderen, de opvang en begeleiding van grotere kinderen en hulp voor zorgbehoevende ouderen, waarnaar de vraag in de vergrijzende maatschappij stijgt;

- flexibele arbeidsregelingen (in de vorm van arbeidstijden en verlofregelingen die het gemakkelijker maken werk en zorg te combineren) en flexibele regelingen voor het gebruikmaken van plaatselijke hulpverlening.

Aan deze drie zaken is in de verschillende lidstaten op zeer uiteenlopende wijze vormgegeven. Zo bedragen de uitgaven voor gezinstoelagen en kinderopvang in de Unie (EU-25) gemiddeld 2,1%[4], maar schommelen ze per lidstaat tussen 0,7% en 3,9%, waarbij de Zuid-Europese landen waarin voornamelijk op solidariteit binnen de familie wordt gerekend de laagste niveaus vertonen en de hoogste niveaus in de Noordse landen en op het continent.

In het besef dat de maatschappelijke en culturele context volop in ontwikkeling is, hebben de lidstaten hun beleid daarom aangepast, en wel in drie opzichten:

- Voortaan sluit het gezinsbeleid aan op een pakket overheidsmaatregelen die alle van invloed zijn op de situatie van gezinnen, met name het beleid op het gebied van onderwijs, de maatschappelijke en beroepsmatige integratie van jongeren, werkgelegenheid, huisvesting, vervoer, gezondheid en vanzelfsprekend het burgerlijk recht dat de onderlinge verplichtingen van gezinsleden regelt.

- De ondersteuning ontwikkelt zich in de richting van een gedecentraliseerde uitvoering van de maatregelen, individualisering van de rechten en toelagen en 'activerende' uitgaven die bedoeld zijn om mensen te stimuleren te gaan werken en armoede voorgoed achter zich te laten. Deze ontwikkeling komt onder andere tot uiting in het feit dat de afgeleide rechten die aan de gezinssituatie worden ontleend ter discussie worden gesteld en de individuele rechten in de socialezekerheidsstelsels worden aangescherpt. Deze rechten worden aangepast om te voorkomen dat vrouwen, die voorheen een lage arbeidsparticipatie hadden, worden benadeeld en zo te vermijden dat de armoede onder oudere vrouwen toeneemt i.

- Tot slot wordt in het gezinsbeleid steeds meer rekening gehouden met de ontwikkelingen van de ambities en de praktijksituatie wat de rol van mannen en vrouwen in de maatschappij betreft, namelijk dat steeds meer vrouwen werken en mannen in toenemende mate verzorgende en huishoudelijke taken op zich nemen, hetgeen betekent dat de economische onafhankelijkheid van vrouwen de gelijkheid van mannen en vrouwen ten goede komt.

Deze ontwikkelingen worden positief ontvangen door de Europeanen, die een groot belang blijven hechten aan het gezinsleven i. In een studie die de Robert Bosch-stichting tussen 1999 en 2003 in twaalf landen heeft uitgevoerd, uitten zij met name de wens dat de collectieve voorzieningen voor de opvang van kinderen en zorgbehoevenden, in de eerste plaats voor ouderen, worden uitgebreid (zie bijlage 7).

15.

2.2. Belang van meer werkgelegenheid en gelijke kansen


Een veel gestelde vraag is wat het meest doeltreffende gezinsbeleid is. Bij het beantwoorden van deze vraag moet rekening worden gehouden met de uiteenlopende doelstellingen die de Europese landen met dit beleid voor ogen hebben. Voor sommige landen is het doel vooral het geboortecijfer te verhogen door de voorwaarden te scheppen waaronder stellen een gezin kunnen stichten. Voor andere landen dient steun aan gezinnen een groter doel, namelijk het welzijn van de burgers, dat door middel van gelijke kansen voor iedereen wordt nagestreefd. Weer andere landen zien de bestrijding van armoede onder gezinnen of het verkleinen van inkomensverschillen als het belangrijkste doel van het gezinsbeleid. Tot slot wordt er – vaak op regionaal of gemeentelijk niveau – geprobeerd gunstige voorwaarden voor een gezinsleven te creëren als een manier om gekwalificeerde arbeidskrachten aan te trekken of te behouden.

Uit een empirische vergelijking blijkt echter dat landen die een overkoepelend beleid voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen hebben gevoerd, geïntegreerde stelsels voor dienstverlening en individuele rechten op ouderschapsverlof voor zowel mannen als vrouwen hebben ontwikkeld, hebben geïnvesteerd in goede kinderopvang i en flexibelere arbeidstijdregelingen hebben gestimuleerd, over het algemeen een hoger geboortecijfer en een hogere arbeidsparticipatie van vrouwen laten zien. Bij deze initiatieven, die van de meest uiteenlopende actoren uitgaan, zijn in de lidstaten de regering, de lokale en regionale overheden en de sociale partners betrokken, soms in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen of in samenwerking met het verenigingsleven en maatschappelijke organisaties.

De Scandinavische landen hebben de hoogste participatiegraad van vrouwen: meer dan 80% van de vrouwen van 25 tot 54 jaar in Zweden en Denemarken heeft een baan (de Middellandse Zeelanden hebben de laagste cijfers). Ook de vruchtbaarheidscijfers liggen hoger dan gemiddeld in landen die al in een vroeg stadium beleid hebben gevoerd om werk en gezin gemakkelijker te kunnen combineren en de gelijkheid van vrouwen en mannen te bevorderen.

Door de voorzieningen die erop gericht zijn werk, gezin en privéleven beter combineerbaar te maken, hoeven vrouwen niet te kiezen tussen een carrière en een goed gezinsleven, kunnen stellen een gezicht stichten en kunnen vrouwen deelnemen aan de arbeidsmarkt. Ook kan door het verkleinen van de beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen worden gezorgd voor een betere verdeling van de gezins- en huishoudelijke taken.

16.

2.3. Invloed van het werkgelegenheids- en gelijkekansenbeleid van de Europese Unie op de kwaliteit van het gezinsleven


Het gezinsbeleid valt onder de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten. Niettemin heeft de Europese Unie altijd getracht in haar eigen beleid rekening te houden met het effect op gezinsbanden en de levenskwaliteit van de gezinsleden. De Lissabonstrategie biedt nu een kader om het gezinsbeleid te moderniseren door gelijke kansen te vorderen en met name door de combinatie werk, gezin en privéleven te vergemakkelijken, zodat meer vrouwen kunnen werken.

Het Gemeenschapsrecht houdt al sinds lange tijd rekening met de eisen die het gezinsleven stelt en de daarmee samenhangende rechten. Bij de uitvoering van het vrije verkeer van personen en werknemers in Europa heeft dit geleid tot een coördinatie van de rechtsstelsels voor sociale zekerheid i (waaronder gezinstoelagen vallen) en het recht op gezinshereniging van werknemers in de Europese Unie, dat ook voor immigranten uit derde landen geldt, met eigen rechten voor hun echtgenoten en kinderen i. Meer recent heeft de aandacht van de Europese Unie voor de omstandigheden van het kind zich vertaald in maatregelen met betrekking tot het recht van het kind op een gezin en op bescherming i (dit heeft onder andere betrekking op bescherming van beeldmateriaal, programma's ter bestrijding van geweld tegen kinderen, maatregelen voor een veilige omgeving enz.).

Om vrouwen en mannen gelijke kansen op de arbeidsmarkt te bieden, is het combineren van gezin, privéleven en werk een speerpunt van het Europese werkgelegenheidsbeleid geworden. Het acquis communautaire is in 1992 uitgebreid met een wetgevingskader voor de bescherming van zwangere werkneemsters en de invoering van een zwangerschapsverlof i. Ook had een van de allereerste resultaten van de Europese sociale dialoog betrekking op de rechten op het gebied van ouderschapsverlof i. Dat de mogelijkheden om werk en privéleven te combineren cruciaal zijn voor de economische zelfstandigheid van vrouwen en voor de gelijkheid van mannen en vrouwen, blijkt nu weer uit zowel de routekaart voor de gelijkheid van vrouwen en mannen 2006-2010 i van de Commissie als het Europees pact voor gendergelijkheid i dat de lidstaten tijdens de Europese Raad van 23 en 24 maart 2006 hebben aangenomen.

17.

2.4. De Lissabonstrategie: een nieuwe impuls voor het combineren van werk, gezin en privéleven


Om de arbeidsparticipatie van vrouwen te vergroten is het combineren van werk, gezin en privéleven een integrerend onderdeel van de Lissabonstrategie. Dit komt met name tot uiting in de doelstellingen voor kinderopvang die de Europese Raad in 2002 heeft vastgesteld. Het blijkt ook uit de geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid van 2005, waarin gekozen is voor een benadering van de gehele levenscyclus. Het werkgelegenheidsbeleid moet dus beter worden afgestemd op de levensomstandigheden in de verschillende levensfasen. Tot slot is in het kader van de Lissabonstrategie de open coördinatiemethode ontwikkeld op het gebied van de sociale bescherming en sociale integratie. Hierin gaat speciale aandacht uit naar het verbeteren van de situatie van arme kinderen en hun gezinnen, modernisering van de pensioenstelsels om beter rekening te houden met nieuwe arbeidsvormen en loopbaanonderbrekingen, en verbetering van de langdurige zorg voor zorgbehoevenden. Het perspectief van gelijke kansen draagt bij tot de uitvoering van de Lissabonstrategie, zoals blijkt uit verschillende initiatieven die in 2007 en 2008 zullen starten.

- Parallel aan deze mededeling zal de Commissie het startsein geven voor een tweede fase in de raadpleging van de sociale partners, waarbij de Commissie hun verzoekt om een inhoudelijke mening over eventuele voorstellen, al dan niet op wetgevend vlak, die ertoe kunnen bijdragen dat werk, gezin en privéleven beter kunnen worden gecombineerd.

- In 2007 hebben het hele jaar lang activiteiten plaatsgevonden naar aanleiding van het mandaat van de Europese Raad, die de Europese Unie en de lidstaten herhaaldelijk had verzocht zich vooral te richten op de bestrijding van armoede onder kinderen.

- De Commissie zal een discussie in gang zetten over de kwaliteit van de dienstverlening aan zorgbehoevende ouderen, bescherming tegen mishandeling en de maatregelen die op Europees niveau, in samenspraak met de lidstaten, kunnen worden genomen om de ontwikkeling en modernisering van de infrastructuur en de dienstverlening waaraan door de vergrijzing behoefte ontstaat, sneller te laten verlopen.

- Deze raadpleging, die bedoeld is om meer inzicht te krijgen in de sociale realiteit in de Europese samenleving i, zal een nieuw licht werpen op de wijze waarop in het EU-beleid kan worden omgegaan met de behoeften op het gebied van gelijke kansen en toegang tot zorg voor alle generaties.

Om de twee jaar wijdt de Commissie, aan de hand van de nationale verslagen die in het kader van de Lissabonstrategie worden opgesteld, een hoofdstuk van het jaarlijkse voortgangsverslag aan de stand van zaken van de maatregelen die de Europese Unie neemt om in te spelen op de demografische ontwikkelingen i.

18.

3. EUROPESE ALLIANTIE VOOR HET GEZIN


De Europese alliantie voor het gezin – een initiatief van de Europese Raad bij de voorjaarsbijeenkomst – zal in de eerste plaats een platform zijn voor uitwisselingen en kennisoverdracht over gezinsvriendelijk beleid en goede praktijken in de lidstaten die kunnen helpen de demografische problemen het hoofd te bieden. Om dit platform te realiseren zal de Commissie al in 2007 beginnen instrumenten te ontwikkelen om de uitwisseling van goede praktijken en onderzoek te systematiseren (§3.1).

Daarnaast wil de Commissie uit naam van de Europese alliantie voor het gezin samenwerking en partnerschappen tussen alle betrokken actoren stimuleren om een betere combinatie van werk, gezin en privéleven mogelijk te maken. Naast de initiatieven die de sociale partners op het niveau van de Europese Unie hebben genomen, vraagt de Commissie de lidstaten partnerschappen te ontwikkelen die erop gericht zijn het combineren van werk, gezin en privéleven te vergemakkelijken door gebruik te maken van de nieuwe middelen die de structuurfondsen ter beschikking stellen (§3.2).

Op het derde Europees demografieforum in 2010 zal de Commissie verslag uitbrengen over de resultaten die in het kader van de Europese alliantie voor het gezin zijn bereikt.

19.

3.1. Platform om de uitwisseling van goede praktijken en onderzoek te systematiseren


Juist omdat het gezinsbeleid in de lidstaten zo sterk verschilt, biedt de Europese Unie een bijzonder platform voor het uitwisselen van goede praktijken op het gebied van overheidsbeleid en om onderzoek naar de effecten van dit beleid verder uit te diepen. De Commissie zorgt derhalve voor de oprichting van:

20.

1. Een groep op hoog niveau van regeringsdeskundigen voor demografische vraagstukken


Parallel aan deze mededeling richt de Commissie een groep op hoog niveau van regeringsdeskundigen voor demografische vraagstukken op, zoals was aangekondigd in de mededeling over de demografische toekomst van Europa. Deze groep zal de Commissie adviseren bij het opstellen van de verslagen en de tweejaarlijkse demografiefora en haar helpen de hieronder beschreven analyse en uitwisseling van ervaringen in de praktijk te brengen.

21.

2. Europese, nationale, regionale en lokale fora en netwerken


Om de twee jaar zal de Commissie een Europees forum over demografie organiseren om de balans op te maken van de demografische situatie en de uitvoering van de beleidslijnen die in de mededeling over de demografische toekomst van Europa waren voorgesteld. Het eerste forum vindt plaats in oktober 2006 en het daaropvolgende in het najaar van 2008. De oprichting van fora wordt aangemoedigd en ondersteund, zowel op nationaal als op regionaal of lokaal niveau. Het initiatief "Regio’s voor economische verandering" i voorziet uitdrukkelijk in de mogelijkheid om regionale en lokale acties op dit gebied actief te ondersteunen.

22.

3. Waarnemingscentrum voor goede praktijken


De Commissie zal de Europese stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden verzoeken een waarnemingscentrum voor goede praktijken op het gebied van gezinsbeleid in het leven te roepen. De door dit centrum verzamelde informatie zal input leveren voor de Europese en gedecentraliseerde fora.

23.

4. Onderzoeksregelingen


Het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling biedt de mogelijkheid steun te verlenen voor onderzoek over vraagstukken die betrekking hebben op demografie en het gezin, niet alleen door specifieke activiteiten op dit gebied te financieren maar ook door over de gehele linie rekening te houden met de gevolgen van de demografische ontwikkelingen voor de sociale structuren. Dit kaderprogramma kan evenals het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie gezinnen bovendien bijstaan door informatie- en communicatietechnologie aan te wenden om de zelfstandigheid en kwaliteit van leven van ouderen te verbeteren.

De Commissie zal ook meewerken aan de ontwikkeling van de databank van de OESO over gezinnen en werken aan analyse-instrumenten voor het gezinsbeleid, die zij aan de lidstaten ter beschikking zal stellen. Met deze analyse-instrumenten worden beoordeeld hoe doeltreffend hun beleid is ten opzichte van de doelstellingen (vervulling van de kinderwens, gelijkheid tussen mannen en vrouwen en gelijke kansen in bredere zin, sociale integratie, met name met betrekking tot kinderen). In 2008 zal een Eurobarometer-enquête over de situatie en behoeften van gezinnen worden uitgevoerd.

24.

3.2. Gebruikmaking van de Europese structuurfondsen


Zoals is gebleken uit de ervaringen met het programma Equal i en de conferentie die de Commissie in januari 2007 heeft georganiseerd over de initiatieven van de regio's met betrekking tot de demografische problemen, kunnen veel van de lopende proefprojecten inspiratie bieden voor nieuwe acties, zowel nationaal als lokaal, om gelijke kansen te ondersteunen en de combinatie van werk en gezin te vergemakkelijken. De communautaire strategische richtsnoeren inzake cohesie voor 2007-2013 i bevelen dergelijke innovatieve acties aan, voor zover deze zijn afgestemd op de demografische ontwikkelingen i. De Commissie verzoekt derhalve de lidstaten toe te staan dat de operationele programma's die zij hebben ingediend dergelijke acties ondersteunen. Hiertoe zal zij, in samenwerking met bovengenoemde groep van regeringsdeskundigen, een praktische handleiding voor lokale en regionale actoren opstellen om de lidstaten te helpen bij de concrete uitvoering van de maatregelen die zij willen nemen om het combineren van werk, gezin en privéleven te vergemakkelijken en de levenskwaliteit te verbeteren. Deze gedecentraliseerde activiteiten zullen op het eerstvolgende demografieforum worden besproken.

25.

4. CONCLUSIES


Door te stimuleren dat er beter wordt ingespeeld op de behoeften van gezinnen wat kinderopvang en ouderenzorg betreft en dat de gezins- en huishoudelijke taken beter worden verdeeld, zal het nationale gezinsbeleid de solidariteit tussen de generaties versterken. Dit betekent een betere levenskwaliteit voor iedereen en betere voorwaarden om een gezin te kunnen stichten. De nieuwe koers van het gezinsbeleid zal ook bijdragen tot de groei en de werkgelegenheid, met name doordat meer vrouwen zullen gaan werken.

Doordat het accent ligt op de gelijkheid van mannen en vrouwen en in bredere zin op gelijke kansen, biedt de Lissabonstrategie een relevant kader dat deze ontwikkeling van het nationale gezinsbeleid kan ondersteunen. Het is uiteindelijk echter aan de lidstaten om de noodzakelijke maatregelen te nemen. Met de oprichting van de Europese alliantie voor het gezin, die zich zal bezighouden met uitwisselingen en onderzoek die de Commissie van harte ondersteunt, wordt deze modernisering een kwestie van algemeen belang.

26.

ANNEX - MAIN EUROPEAN DATA ON FAMILIES AND FAMILY POLICIES


The family as a support network 12

Mean actual and ideal number of children, by country. Women aged 40 to 54 13

Frequency of care and housework by sex, age and country groups (%) 14

27.

Difference of employment rate for women with and without children 15


Provision of childcare in European countries in 2005 16

Social protection benefits targeted at family support in the EU 17

Preferences for family measures 18

At-risk-of-poverty rates by household type, 2005 19

The family as a support network

From whom do you get support in the following situations? If you needed help around the house when ill If you needed advice about a serious personal or family member If you were feeling a bit depressed and wanting someone to talk to If you needed to urgently raise an important sum of money to face an emergency

Women aged 18–

Women aged 35–

Women aged 65+

Men aged 18–

Men aged 35–

Men aged 65+

28.

NMS-


Women aged 18–

Women aged 35–

Women aged 65+

Men aged 18–

Men aged 35–

Men aged 65+

Q37a, b, c: How often are you involved in any of the following activities outside your paid work: a) Caring for and educating Children; c) Caring for elderly/disabled relatives?Note: the modalities ‘less often’ and ‘never’ are aggregated together.Source: EQLS, 2003; row percentages.

29.

Difference of employment rate for women with and without children*




EU 14.

EU 13.

EU 19.

BE 2.

CZ 39.

DK 3.

DE 26.

EE 30.

EL 3.

ES 7.

FR 10.

IE 18.

IT 6.

CY 3.

LV 18.

LT 2.

LU 7.

HU 35.

MT 17.

NL 9.

AT 14.

PL 11.

PT -3.

SI -1.

SK 34.

Fl 17.

UK 21.

* Difference in employment rates for women with children under 6 and women without children (age group 20-50).Source: EU Labour Force Survey – Spring data, LU 2003, 2004 and 2005: Annual average data. Data not available for SE.

30.

Provision of childcare in European countries in 2005


Children cared for (by formal arrangements other than by the family) up to 30 hours / 30 hours or more per usual week as a proportion of all children of same age group

Country 0 – 2 years 3 years – mandatory school age Mandatory school age – 12 years Admission age to mandatory school

1 – 29h. 30h. or + 1 – 29h. 30h. or + 1 – 29h. 30h. or + (pre-primary included)

31.

EU Member States


BE More and better working part-time opportunities 85. Flexible working hours 80. Lower wage and income taxes 80.

CZ An allowance at the birth of child 90. Lower wage and income taxes 87. Improved parental leave arrangements 86.

EE A substantial decrease in the costs of education 96. A substantial rise in child allowance 94. Improved parental leave arrangements 91.

FI Flexible working hours 82. Lower wage and income taxes 79. Financial support for parents taking care of their children 79.

DE More and better working part-time opportunities 89. Flexible working hours 89. Better day-care facilities for children under 3 years old 88.

HU Better housing for families 94. A substantial decrease in the costs of education 93. A substantial rise in child allowance 92.

IT More and better working part-time opportunities 89. A substantial rise in child allowance 89. Lower wage and income taxes 88.

LT An allowance at the birth of child 95. Financial support for parents taking care of their children 95. Improved parental leave arrangements 94.

NL More and better working part-time opportunities 78. Flexible working hours 72. Improved parental leave arrangements 71.

PL Child allowance dependent on family income 92. An allowance at the birth of child 92. Improved parental leave arrangements 91.

RO Lower wage and income taxes 98. Improved parental leave arrangements 97. Better housing for families 97.

SI Better housing for families 97. Better day-care facilities for children under 3 years old 97. Improved parental leave arrangements 97.

CY Lower wage and income taxes 95. Improved parental leave arrangements 93. Flexible working hours 91.

Respondents up to 50 years old ("very in favour" and 'somewhat in favour').The Demographic Future of Europe – Facts, Figures, Policies: Results of the Population Policy Acceptance Study (PPAS)- Survey with interviews of 34 000 Europeans in 14 countries from 1999 to 2003 – Federal Institute for population research and Robert Bosch Foundation 2006.

32.

At-risk-of-poverty rates by household type, 2005


Single parent with dependent children Two adults with one dependent child Two adults with two dependent children Two adults with three or more dependent children Three or more adults with dependent children

EU 33s 12s 14s 26s 14s

EU 32s 11s 13s 25s 14s

NMS 38s 15s 19s 36s 17s

BE

BG : : : : :

33.

CZ


DK

DE

EE

IE

GR

ES

FR

IT

CY

LV

LT

LU

HU 27p 15p 15p 26p 11p

MT

NL

AT

PL

PT

RO

SI 22p 9p 10p 17p 6p

SK

FI

SE

UK 38p 11p 13p 29p 13p

IS

NO

Source: Eurostat SILC(2005) Income data 2004; except for UK, income year 2005 and for IE moving income reference period (2004-2005); RO National HBS 2005, income data 2005.Notes: Risk-of-poverty defined as income below 60% of the median income.: = Not available.p = Provisional value.s = Eurostat estimation.
Regio’s voor economische verandering – COM(2006) 675 van 8.11.2006.