Toelichting bij COM(2007)678 - Jaarverslag over het Cohesiefonds (2006)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2007)678 - Jaarverslag over het Cohesiefonds (2006).
bron COM(2007)678 NLEN
datum 06-11-2007
Belangrijke juridische mededeling

|
52007DC0678

Verslag van de Commissie - Jaarverslag over het Cohesiefonds (2006) /* COM/2007/0678 def. */


[afbeelding - zie origineel document] COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

1.

Brussel, 6.11.2007


COM(2007) 678 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

JAARVERSLAG OVER HET COHESIEFONDS (2006)

INHOUDSOPGAVE

VERSLAG VAN DE COMMISSIE JAARVERSLAG OVER HET COHESIEFONDS (2006) 3

2.

1. Uitvoering van de begroting 3


3.

2. Economische situatie en koppeling aan voorwaarden 9


4.

3. Coördinatie met het vervoer- en het milieubeleid 11


5.

3.1. Vervoer 11


6.

3.2. Milieu 11


7.

4. Inspecties 12


8.

5. Onregelmatigheden en schorsing van de steun 13


9.

6. Evaluatie 14


10.

7. Nieuw regelgevend kader voor de periode 2007-2013 15


11.

8. Voorlichting en informatie 15


JAARVERSLAG OVER HET COHESIEFONDS (2006)

Dit verslag wordt voorgelegd overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1164/1994 tot oprichting van een Cohesiefonds. Het heeft betrekking op de activiteiten van het Cohesiefonds in 2006.

12.

1. Uitvoering van de begroting


De in 2006 voor vastleggingen beschikbare middelen van het Cohesiefonds bedroegen 6 032 082 110 euro (lopende prijzen) voor de 13 begunstigde lidstaten. Dit bedrag omvat de kredieten voor technische bijstand (8 100 000 euro). Er zij op gewezen dat Ierland als gevolg van zijn economische groei sinds 1 januari 2004 niet langer voor steun uit het Cohesiefonds in aanmerking komt. Op 1 januari 2007 zijn Roemenië en Bulgarije tot de Europese Unie toegetreden en sindsdien komen zij in aanmerking voor steunverlening uit het Cohesiefonds (dit verslag over 2006 heeft echter geen betrekking op deze twee landen).

De vastleggingskredieten zijn volledig besteed (99,99%) en er zijn geen kredieten naar 2007 overgedragen.

Tabel 1. Uitvoering van de vastleggingen in 2006 (in euro’s)

13.

Van 2005 overgedragen kredieten - - - - - -


Wederopgevoerde kredieten - - - - - -

Terugbetalingen - - - - - -

Van 2005 overgedragen kredieten - - - - - -

Wederopgevoerde kredieten 60 - - - - 60

Terugbetalingen - - - - - -

Griekenland 191 616 38,8% 298 556 60,4% 4 026 494 199 8,4%

Portugal 273 923 55,4% 218 291 44,2% 1 983 494 199 8,2%

Cyprus 15 599 75,5% 5 058 24,5% - 20 658 0,3%

Tsjechië 169 425 46,6% 192 728 53,0% 1 343 363 498 6,0%

Estland 51 641 45,3% 59 936 52,5% 2 505 114 083 1,9%

Hongarije 210 331 49,3% 209 390 49,1% 6 910 426 632 7,1%

Letland 84 648 50,3% 75 472 44,9% 8 112 168 233 2,8%

Litouwen 121 403 53,7% 99 888 44,2% 4 807 226 099 3,7%

Malta 4 305 51,0% 4 075 48,3% 65 8 445 0,1%

Polen 751 359 46,9% 828 944 51,7% 21 905 1 602 210 26,5%

Slowakije 79 712 36,4% 138 255 63,2% 826 218 794 3,6%

Slovenië 27 925 38,6% 44 270 61,2% 165 72 360 1,2%

Tabel 4. Betalingskredieten 2006 (in euro’s) – inclusief technische bijstand

De cijfers voor de nieuwe lidstaten hebben alleen betrekking op de betalingen voor projecten die in het kader van het Cohesiefonds zijn goedgekeurd met ingang van 1 mei 2004 (hierbij is dus geen rekening gehouden met de pretoetredingssteun voor ISPA-projecten). Tabel nr. 5 laat de betalingen zien die in 2006 zijn verricht voor ISPA-projecten die vóór de toetreding waren goedgekeurd.

14.

Lidstaat Milieu Vervoer Technische bijstand TOTAAL


Griekenland 194 069 40,2% 289 132 59,8% - 483 202 17,7%

Ierland 27 991 70,8% 11 521 29,2% - 39 513 1,4%

Portugal 148 750 73,1% 53 874 26,5% 899 203 524 7,5%

Cyprus - 0,0% 6 001 100,0% - 6 001 0,2%

Tsjechië 32 982 26,2% 92 544 73,6% 278 125 804 4,6%

Estland 6 769 17,0% 32 972 82,9% 23 39 765 1,5%

Hongarije 82 157 70,9% 33 767 29,1% - 115 924 4,2%

Letland 14 060 23,4% 42 930 71,5% 3 075 60 066 2,2%

Litouwen 17 587 36,0% 31 243 64,0% - 48 831 1,8%

Malta - 0,0% 2 591 100,0% - 2 591 0,1%

Polen 15 601 6,1% 239 697 93,7% 589 255 888 9,4%

Slowakije 18 811 58,7% 13 218 41,3% - 32 030 1,2%

Slovenië 7 502 24,1% 23 651 75,9% - 31 153 1,1%

Niet-gedefinieerd - 0,0% - 0,0% 965 965 0,0%

Tabel 5. Nieuwe lidstaten – in 2006 verrichte betalingen voor vroegere ISPA-projecten

15.

Lidstaat Milieu Vervoer Technische bijstand TOTAAL


Estland 17 872 55,6% 13 213 41,1% 1 036 32 122 4,7%

Hongarije 42 045 54,0% 34 943 44,9% 856 77 844 11,4%

Letland 12 195 24,8% 33 083 67,3% 3 890 49 169 7,2%

Litouwen 21 227 55,0% 15 421 39,9% 1 955 38 603 5,7%

Polen 136 381 51,4% 126 946 47,9% 1 872 265 200 38,9%

Slowakije 33 197 43,6% 40 809 53,6% 2 120 76 127 11,2%

Slovenië 5 176 73,4% 1 875 26,6% 7 051 1,0%

16.

Griekenland 3 307 420 435 532 467 400 335 157 529 459 535 843 438 083 494 199 3 235 676


Griekenland 2 815 806 1 236 273 1 579 533

Ierland 575 411 517 830 57 580

Portugal 3 128 862 1 467 756 1 661 106

Spanje 11 773 161 7 383 381 4 389 780

TOTAAL EU- 18 293 242 10 605 242 7 688 000

Cyprus 54 014 11 059 42 954

Tsjechië 748 976 141 131 607 845

Estland 242 449 39 765 202 683

Hongarije 812 924 185 512 627 411

Letland 376 863 79 841 297 021

Litouwen 517 642 97 697 419 945

Malta 21 966 2 591 19 374

Polen 3 191 270 255 730 2 935 540

Slowakije 264 254 32 030 232 224

Slovenië 172 654 39 651 133 003

TOTAAL EU- 6 403 017 885 012 5 518 005

TOTAAL 24 696 260 11 490 254 13 206 006

.

17.

Tabel 7.2. Aanvaarde bedragen voor vroegere ISPA-projecten in 2000-2006 (inclusief RAL)


Land Netto vastgelegd Betaald RAL

Tsjechië 479 117 351 044 128 073

Estland 185 251 121 573 63 678

Hongarije 669 677 307 713 361 963

Letland 333 856 183 662 150 193

Litouwen 307 765 161 019 146 745

Polen 2 444 163 1 093 425 1 349 686

Slowakije 501 995 263 375 238 620

Slovenië 83 499 45 820 37 678

TOTAAL 5 005 327 2 527 635 2 476 641

.

18.

Uitvoering van de begroting voor de periode 1993-99


De veranderingen in 2006 in de voor 1993-99 te vereffenen kredieten waren als volgt:

Tabel 8. Vereffening in 2006 van de vastleggingen voor de periode 1993-1999 (in euro’s)

19.

Lidstaat Te vereffenen oorspronkelijk bedrag Annuleringen Betalingen Te vereffenen eindbedrag


Spanje 204 299 17 163 99 864 87 271

Griekenland 82 165 52 585 3 476 26 103

Ierland 29 637 19 17 387 12 231

Portugal 29 514 1 555 15 998 11 960

TOTAAL 345 616 71 324 136 725 137 566

De vastleggingen van het Cohesiefonds worden gedaan op basis van afzonderlijke kredieten. De betalingen volgen met andere woorden de oorspronkelijke vastleggingen van de middelen. Als alle projecten overeenkomstig de besluiten worden uitgevoerd, bestaat er 'automatisch' een te vereffenen krediet wegens de tijdspanne tussen de datum van het besluit en de datum van de betaling van de balans (normaliter 4 à 5 jaar).

Om het niveau van de betalingen voor vastleggingen uit het verleden te vergroten, zijn verder bijzondere inspanningen geleverd om de nog betaalbaar te stellen kredieten voor vóór 2000 begonnen acties af te wikkelen. Ongeveer 40% van de aan het begin van het jaar nog betaalbaar te stellen kredieten is in 2006 betaald of geannuleerd. Eind 2006 waren de nog betaalbaar te stellen kredieten gedaald tot 2,7% van de jaarlijkse begroting van het Cohesiefonds (vergeleken met circa 50% eind 2002, 39% eind 2003, 15% eind 2004 en 6,7% eind 2005). De inspanningen om de nog betaalbaar te stellen kredieten verder af te wikkelen, zijn tot in 2007 voortgezet in partnerschap met de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de projecten en de bijbehorende betalingsaanvragen.

Bijzonderheden over de in 2006 voor elke lidstaat goedgekeurde projecten zijn opgenomen in de bijlage bij dit verslag.

20.

2. Economische situatie en koppeling aan voorwaarden


De verordening van de Raad inzake het Cohesiefonds i koppelt macro-economische voorwaarden aan het gebruik van het Fonds. In de verordening wordt bepaald dat "uit het Fonds geen nieuwe projecten en, in het geval van omvangrijke projecten, geen nieuwe projectstadia in een lidstaat worden gefinancierd indien de Raad, bij gekwalificeerde meerderheid en op aanbeveling van de Commissie, vaststelt dat de lidstaat [zijn stabiliteits- of convergentieprogramma] niet zodanig heeft uitgevoerd dat een buitensporig overheidstekort wordt voorkomen". Dit weerspiegelt de rol van het Cohesiefonds als instrument van begrotingsondersteuning op nationaal niveau om de lidstaten te helpen bij het voeren van een stringent macro-economisch beleid.

Tegen vier lidstaten die steun uit het Cohesiefonds ontvangen (Cyprus, Hongarije, Polen en Portugal) zijn bijkomende stappen in de procedure in verband met het buitensporige tekort ondernomen. Voor geen van deze landen hielden die stappen echter in dat werd overwogen om de financiering uit het fonds op te schorten.

De Raad heeft in juni 2006 besloten om de procedure tegen Cyprus te staken aangezien het zijn buitensporig tekort in 2005 had gecorrigeerd. Wat Portugal betreft, heeft de Commissie in juni 2006 een mededeling gepubliceerd waarin staat dat het land goed op weg is om zijn buitensporig tekort te corrigeren.

Sinds de inleiding van de procedure in verband met het buitensporige tekort in 2004 is reeds bij twee gelegenheden (in januari 2005 en in november 2005) geconstateerd dat Hongarije geen effectieve actie in reactie op de aanbevelingen van de Raad heeft ondernomen. De Commissie heeft echter bij geen van deze gelegenheden de Raad aanbevolen om de betaling van de verplichtingen uit hoofde van het Cohesiefonds op te schorten. Aangezien Hongarije geen lid van de Eurozone is, geldt voor dit land een specifieke afwijking van de toepassing van verdere stappen in de procedure in verband met het buitensporige tekort. Na de indiening in september 2006 van de bijwerking van het herziene convergentieprogramma voor 2006 kon de Raad Hongarije slechts op grond van een nieuw besluit overeenkomstig artikel 104, lid 7,[3] verdere aanbevelingen doen. Als het land niet aan deze aanbevelingen voldoet, zullen de bepalingen van artikel 104, lid 8, van toepassing zijn, die de mogelijkheid van opschorting van de betaling van de verplichtingen uit hoofde van het Cohesiefonds omvatten.

In november 2006 heeft de Raad in verband met Polen een besluit overeenkomstig artikel 104, lid 8, genomen, waarin wordt bepaald dat de ondernomen acties tot correctie van zijn buitensporig tekort in lijn met de aanbevelingen van de Raad niet adequaat blijken te zijn. Dit besluit is nog genomen op grond van de doelstellingen die zijn vastgesteld in de bijgewerkte versie van het convergentieprogramma in 2005 en de begrotingskennisgeving in het voorjaar van 2006. Overeenkomstig de recente (2006) bijwerking van het convergentieprogramma zal Polen zijn buitensporig tekort tegen 2007 corrigeren, deels omdat het in aanmerking komt voor de bepaling van het hervormde Stabiliteits- en groeipact die het mogelijk maakt dat een deel van de pensioenhervormingskosten in mindering wordt gebracht.

Griekenland lijkt op de goede weg te zijn om zijn buitensporig tekort te corrigeren: in lijn met het besluit van de Raad van februari 2005 overeenkomstig artikel 104, lid 9, heeft het in 2006 zijn tekort teruggebracht tot minder dan 3% van het bbp. In drie onlangs toegetreden lidstaten met een buitensporig tekort in 2004 – Tsjechië, Malta en Slowakije – maakten de budgettaire ontwikkelingen geen verdere stappen in de procedure in verband met het buitensporige tekort meer nodig, aangezien de Commissie in december 2004 heeft geconcludeerd dat al deze landen effectieve actie in reactie op de aanbevelingen van de Raad hadden ondernomen. De procedure in verband met het buitensporige tekort is in 2006 voor deze landen echter niet gestaakt. In lijn met de aanbevelingen van de Raad heeft Malta zijn buitensporig tekort tegen 2006 gecorrigeerd. Slowakije zal zijn tekort terugbrengen tot minder dan 3% van het bbp tegen 2007, terwijl Tsjechië volgens plan dit doel tegen 2010 hoopt te bereiken.

De verordening inzake het Cohesiefonds voor de periode 2007-2013 i heeft enkele onduidelijkheden opgehelderd die in het verleden bestonden in verband met de toepassing van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor het Cohesiefonds. Zij bepaalt dat een besluit overeenkomstig artikel 104, lid 8, de Commissie de mogelijkheid biedt om de opschorting van de steun uit het Cohesiefonds voor te stellen. De Raad mag op zijn beurt besluiten om alle betalingsverplichtingen of een deel daarvan op te schorten met ingang van 1 januari van het jaar volgende op het besluit. Als de Raad later in de context van de procedure in verband met het buitensporige tekort vindt dat de lidstaat de nodige correctieve actie heeft ondernomen, houdt dit automatisch in dat een besluit wordt genomen om de opschorting van de betalingsverplichtingen uit hoofde van de Cohesiefonds op te heffen. Er zijn regels voor de wederopname van de opgeschorte betalingsverplichtingen in de begroting opgesteld.

21.

3. Coördinatie met het vervoer- en het milieubeleid


22.

3.1. Vervoer


In 2006 nam de vervoersector iets minder dan de helft (49,2%) van de totale vastleggingen van het Cohesiefonds voor zijn rekening. Zoals in het verleden heeft de Commissie de lidstaten verzocht zich vooral op projecten voor vervoer per spoor te richten. De in 2006 goedgekeurde projecten per lidstaat staan vermeld in de bijlage bij dit verslag.

In de vervoersector wordt de communautaire steun op gecoördineerde wijze aan de hand van diverse instrumenten verleend: Cohesiefonds, ISPA, EFRO, programma’s voor trans-Europese netwerken en EIB-leningen. De financiële steun uit deze instrumenten wordt hoofdzakelijk gericht op de trans-Europese vervoersnetwerken (TEN-T).

Overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1164/94, als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1264/1999, kan het Cohesiefonds steun verlenen voor vervoersinfrastructuurprojecten van gemeenschappelijk belang, die door de lidstaten worden gefinancierd en in het kader van de richtsnoeren voor de ontwikkeling van de TEN-T worden geïdentificeerd.

De communautaire richtsnoeren voor de TEN-T zijn vastgesteld bij Beschikking nr. 1692/96/EG, als gewijzigd. In deze beschikking worden 30 prioritaire projecten van Europees belang aangegeven en worden de lidstaten opgeroepen om prioriteit te geven aan deze projecten. Artikel 19 bis van Beschikking nr. 1692/96/EG bepaalt dat de lidstaten bij de indiening van projecten in het kader van het Cohesiefonds, overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1164/94, passende prioriteit toekennen aan projecten die van Europees belang zijn verklaard.

23.

3.2. Milieu


In 2006 was de milieusector goed voor iets meer dan de helft (50,8%) van de totale vastleggingen van het Cohesiefonds. De door het Cohesiefonds gesteunde projecten hebben over het algemeen bijgedragen aan de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van het milieubeleid ten aanzien van duurzame ontwikkeling, met name de prioritaire gebieden van het zesde actieprogramma, in het bijzonder het beheer van de natuurlijke hulpbronnen en het afvalbeheer, en ten aanzien van investeringen om de effecten van de klimaatverandering te beperken. De in 2005 en 2006 goedgekeurde zeven thematische strategieën op het gebied van luchtkwaliteit, hulpbronnen, afval en recycling, stedelijk milieu, bodembescherming, marien milieu en bestrijdingsmiddelen zijn relevant voor uit het Cohesiefonds medegefinancierde projecten. De in 2006 goedgekeurde projecten per lidstaat staan vermeld in de bijlage bij dit verslag.

Het Cohesiefonds heeft in 2006 verder bijgedragen tot de tenuitvoerlegging van de milieuregelgeving, niet alleen door rechtstreekse financiering van de infrastructuur, maar ook door stimulansen te geven die ertoe moeten aanzetten de relevante richtlijnen toe te passen. Zo werd de toepassing van bepaalde richtlijnen als een van de voorwaarden voor de toekenning van de steun gesteld. Dit was met name het geval voor thematische steunverlening met een territoriale dimensie, zoals natuurbehoud, afval- en afvalwaterbeheer en milieueffectbeoordeling.

In de toetredingsakten van de nieuwe lidstaten zijn tussentijdse streefdoelen voor investeringen in het milieuacquis vastgesteld. Daarom hebben deze landen water- en afvalbeheer aangemerkt als belangrijke prioriteiten voor hun uitgaven. Voor de belangrijkste richtlijnen op gebieden zoals afvalbeheer en water (vooral de behandeling van stedelijk afvalwater), maar ook op het vlak van de luchtkwaliteit en de inspanningen om industriële vervuiling tegen te gaan (geïntegreerde preventie en bestrijding van vervuiling), is de behoefte aan investeringen en infrastructuur in de meeste gevallen nog steeds groot. De steun uit het Cohesiefonds voor milieu-infrastructuur is voor de nieuwe lidstaten dan ook van cruciaal belang.

24.

4. Inspecties


Wat de vier oorspronkelijke lidstaten betreft, zijn in totaal zeven audits in Spanje, Portugal en Griekenland verricht om de uitvoering van de actieplannen te controleren en te zorgen voor de follow-up van de in 2004-2005 aan een audit onderworpen CF-projecten. In 2006 zijn ook controles van de werkzaamheden van de voor de afsluiting van projecten in het kader van het Cohesiefonds verantwoordelijke organen verricht.

Bovendien zijn in het directoraat-generaal Regionaal beleid in 2006 procedures voor de afsluiting van projecten in het kader van het Cohesiefonds vastgesteld om ervoor te zorgen dat in het afsluitingsproces de nodige informatie van de beheersautoriteit en het afsluitende orgaan wordt verkregen zodat de nodige garanties worden verstrekt wat de wettelijkheid en regelmatigheid van de definitieve kostendeclaratie betreft. Is dit niet het geval, dan worden financiële correcties toegepast.

Voor de in 2004 toegetreden lidstaten hadden de in 2006 uitgevoerde auditwerkzaamheden vooral betrekking op follow-upaudits om na te gaan of de naar aanleiding van de in 2005 verrichte systeemaudits gedane aanbevelingen daadwerkelijk waren uitgevoerd, alsook op audits ter controle van de projectuitgaven. Er is ook bijzondere aandacht besteed aan het onderzoek van de werkzaamheden van de nationale auditorganen. Dit omvatte de controle van de kwaliteit van de systeemaudits, steekproefcontroles en andere kwesties in verband met de opstelling van het auditcertificaat. Er zijn in totaal dertien audits uitgevoerd, waaronder audits in combinatie met de audit van het EFRO.

Gezien de specifieke risico's bij de toepassing van deugdelijke inschrijvings- en gunningsprocedures is in 2005 een specifiek thematisch onderzoek gestart met betrekking tot de na de toetreding in de nieuwe lidstaten gegunde opdrachten. Het doel van het onderzoek was zowel preventief als correctief. In 2006 zijn follow-upaudits uitgevoerd om na te gaan of de op grond van de audits gedane aanbevelingen waren uitgevoerd.

In het jaarverslag 2006 van het directoraat-generaal wordt voor het functioneren van de beheers- en controlesystemen een positief oordeel gegeven over de systemen in vijf lidstaten (Cyprus, Estland, Griekenland, Malta en Slovenië).

Over de resterende lidstaten is een oordeel met voorbehoud gegeven als gevolg van materiële tekortkomingen in belangrijke onderdelen van het systeem (Tsjechië, Hongarije, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Portugal, Slowakije en Spanje). Voor geen van de lidstaten was het oordeel negatief.

25.

5. Onregelmatigheden en schorsing van de steun


Overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1831/94 betreffende onregelmatigheden en de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen, alsmede betreffende de inrichting van een informatiesysteem op dit gebied i hebben acht van de begunstigde lidstaten melding gemaakt van 228 gevallen van onregelmatigheden, waarmee een bedrag van 186 604 797 euro aan communautaire steun gemoeid was. Van deze gevallen is een eerste administratieve of gerechtelijke vaststelling gemaakt.

De meeste van deze gevallen (183) zijn gemeld door de vier oorspronkelijke lidstaten die voor steunverlening uit het Cohesiefonds in aanmerking kwamen, en met name door Griekenland (103); met deze gevallen was een totaal bedrag van 117 856 924 euro aan communautaire steun gemoeid, waarvan 12 698 144 euro nog moet worden teruggevorderd. Het resterende gedeelte is in mindering gebracht van de bij de Commissie ingediende verzoeken om eindbetaling. In 2006 is vooruitgang geboekt bij de toepassing van voornoemde verordening in Spanje, waar 82 gevallen zijn gemeld, waarmee een communautaire bijdrage van 44 472 847 euro was gemoeid waarvan nog 30 179 534 euro moet worden teruggevorderd. Van de 18 door de Portugese autoriteiten gemelde gevallen, waarmee een bedrag van 23 747 904 euro aan communautaire steun was gemoeid, moet nog 14 850 306 euro worden teruggevorderd.

Slechts vijf nieuwe lidstaten, namelijk Polen, Tsjechië, Hongarije, Letland en Litouwen, hebben gevallen (respectievelijk 10, 6, 6, 2 en 1) gemeld, waarmee minder grote bedragen dan die hierboven waren gemoeid. Een deel van de desbetreffende bedragen is vóór de indiening van de betalingsverzoeken bij de Commissie in mindering is gebracht.

De andere begunstigde lidstaten hebben de Commissie meegedeeld dat zij in 2006 geen onregelmatigheden hebben geconstateerd. Van een aantal tijdens nationale en/of communautaire audits ontdekte gevallen moet nog overeenkomstig de desbetreffende verordening kennisgeving worden gedaan.

In de meeste gevallen waarvan kennisgeving is gedaan, hebben de onregelmatigheden te maken met de regels voor overheidsopdrachten en in de overige gevallen met de declaratie van niet-subsidiabele uitgaven.

In 2006 is Verordening (EG) nr. 1828/2006 in werking getreden voor de nieuwe programmeringsperiode 2007-2013. Afdeling 4 van deze verordening over onregelmatigheden regelt nu de kennisgeving van onregelmatigheden en is ook van toepassing op het Cohesiefonds voor binnen de nieuwe programmeringsperiode goedgekeurde projecten. Verordening (EG) nr. 1831/94 blijft gelden voor krachtens Verordening (EG) nr. 1164/94 genomen besluiten.

In 2006 heeft het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) drie zaken geopend in verband met de over het Cohesiefonds ontvangen informatie. Een van deze zaken heeft geleid tot de opening van een 'controlezaak' i en de twee andere zaken zijn in afwachting van een evaluatie naar 2007 overgedragen. Er zijn geen controles in verband met Verordening (EG) nr. 2185/96 i uitgevoerd.

26.

6. Evaluatie


In artikel 13 van de herziene Verordening (EG) nr. 1164/94 wordt bepaald dat de Commissie en de lidstaten ervoor moeten zorgen dat de uitvoering van de Cohesiefondsprojecten op efficiënte wijze wordt gemonitord en geëvalueerd. Dit houdt in dat projectbeoordelings-, monitoring- en evaluatiemaatregelen moeten worden genomen, op grond waarvan de projecten zo nodig worden aangepast.

De Commissie en de lidstaten voeren, zo nodig in samenwerking met de Europese Investeringsbank, een beoordeling en evaluatie van alle medegefinancierde projecten uit.

De uit het Fonds te financieren projecten worden door de Commissie in overeenstemming met de begunstigde lidstaat goedgekeurd. Wat de projectbeoordeling betreft, gaat elke aanvraag om steun vergezeld van een kosten-batenanalyse van het project. Uit deze analyse moet blijken dat de sociaaleconomische voordelen op middellange termijn evenredig zijn aan de ingezette financiële middelen. De Commissie bestudeert deze evaluatie op grond van de beginselen die zijn vastgesteld in de handleiding voor kosten-batenanalyses i. Deze in 2003 gepubliceerde handleiding wordt thans bijgewerkt.

Op grond hiervan heeft de Commissie in 2006 belangrijke interne methodologische steun verleend en de lidstaten bijgestaan via capaciteitsopbouwacties, bedoeld om de consistentie van de financiële en economische ex-ante-analyse van de projecten te verbeteren. In oktober 2006 heeft de Commissie een handleiding over de bij de uitvoering van kosten-batenanalyses te gebruiken methodologie goedgekeurd i. Dit werkdocument bevat enkele algemene beginselen voor de uitvoering van kosten-batenanalyses en een stel werkregels en moedigt de lidstaten aan een eigen handleiding voor kosten-batenanalyses op te stellen.

Bovendien verricht de Commissie ex-postevaluaties op steekproeven van uit het Cohesiefonds medegefinancierde projecten. De meest recente evaluatie is gepubliceerd in 2005 en had betrekking op een steekproef van 200 in de periode 1993-2002 uitgevoerde projecten. De volgende ex-postevaluatie zal volgens plan in 2009 worden uitgevoerd.

27.

7. Nieuw regelgevend kader voor de periode 2007-2013


Verordening (EG) nr. 1164/94 inzake het Cohesiefonds stelt de voorschriften voor de uitvoering van het Fonds tot en met 31 december 2006 vast. Met het oog op het begin van de volgende programmeringsperiode (2007-2013) heeft de Commissie een reeks nieuwe verordeningen voor de uitvoering van het Cohesiefonds, het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds opgesteld.

Deze verordeningen zijn in 2006 goedgekeurd. De nieuwe verordeningen betreffende de uitvoering van het Cohesiefonds zijn:

- Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999;

- Verordening (EG) nr. 1084/2006 van de Raad van 11 juli 2006 tot oprichting van het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1164/94;

- Uitvoeringsverordening (EG) nr. 1828/2006 van de Commissie van 8 december 2006 waarin de voorschriften voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad worden vastgesteld.

Alle voor de periode 2007-2013 geldende verordeningen zijn te vinden op de internetsite van INFOREGIO: ec.europa.eu/regional_policy/sources/docoffic

28.

8. Voorlichting en informatie


Op 22 juni en 20 december zijn te Brussel twee voorlichtingsvergaderingen met de 25 lidstaten gehouden. Tijdens de eerste vergadering heeft de Commissie de definitieve toewijzingen voor elke lidstaat in 2006 gepresenteerd. Aangezien 2006 het laatste jaar van de programmeringsperiode is, is benadrukt dat de nog beschikbare vastleggingskredieten vóór 31 december moeten worden besteed. Er is geen overdracht van kredieten uit nadere begrotingsonderdelen gepland. Er is ook een presentatie gedaan van het JASPERS-initiatief (Joint Assistance in Supporting Projects in European Regions). Dit initiatief, dat is opgezet in samenwerking tussen de Commissie en de EIB, heeft tot doel de lidstaten bij te staan bij de technische beoordeling van de toekomstige grote projecten die bij de Commissie zullen worden ingediend. JASPERS zal vanaf 2007 operationeel zijn. Tijdens de vergadering in december heeft de Commissie de ontwerprichtsnoeren voor de sluiting van Cohesiefondsprojecten gepresenteerd. De Commissie heeft op het volgende gewezen: i) voor de sluiting moeten de projecten voldoen aan de bepalingen van de desbetreffende besluiten; ii) de einddatum voor de subsidiabiliteit van de projecten in de periode 2000-2006 blijft 31 december 2010; en iii) de regel 'één wijziging' is van toepassing. Ten slotte heeft de Commissie erop gewezen dat dit de laatste voorlichtingsvergadering in het kader van Verordening (EG) nr. 1164/94 was. De aangelegenheden in verband met het Cohesiefonds zullen vanaf 1 januari 2007 overeenkomstig de nieuwe Verordening (EG) nr. 1083/2006 in het coördinatiecomité van de Fondsen worden behandeld.

De Commissie heeft in 2006 twee vergaderingen voor communicatiemedewerkers van het EFRO en het Cohesiefonds georganiseerd. Deze vonden plaats op 15 juni en 5 december. Er zijn verscheidene communicatiekwesties besproken, er zijn toelichtingen over de uitvoering van de nieuwe verordeningen verstrekt en er zijn enkele casestudies en steekproefproducten gepresenteerd. Deze vergaderingen voor voorlichtingsmedewerkers zullen ook in 2007 worden georganiseerd.
– Evaluation Unit Working Document n. 4", te vinden op ec.europa.eu/regional_policy/sources/docoffic .